Hallo beste lezers.
Ik ben Roger Van Goethem, uw gastheer.
Vorig jaar is mijn vierde boek verschenen.
Het boek heeft de veelbelovende tittel
‘Erop en erover’ Het is een verzameling van
ludieke verhalen en kwajongensstreken uit mijn jeugd.
Mijn vorige werken zijn: ‘De trap der wijsheid’, een jeugdroman, ‘Pinkske’ een kinderboekje, en ‘De zevende hemel’ een bikkelharde misdaadroman.
om mijn eigen crematie bij te wonen, wat ik dan met plezier zal doen want ik ben een geboren pyromaan en daarbij zo ongeduldig dat ik niet zal kunnen wachten tot mijn dood, zodat ik aan zelfontbranding zal doen. Alleen nog wachten op de toelating voor een staanplaats op de strooiweide.
Ja, morgen zal hij weer te schitteren staan, onze spar en het stalletje. Ik ben op zoek naar een volwassen, liggende Jezus om in het kribbetje te leggen, het moet vooruit gaan mensen, of moet ik soms wachten tot Pasen voor hij groot is.
De papa van Eliano, mijn jongste zoon Kevin, werkt voor een depanagebedrijf dat naast autos bij verkeersongevallen ook verkeerd geparkeerde autos weg takelt. Daarmee heeft Kevin een taak die nooit populair is bij de overtreders.
Vorige zondag toen de Sint bij ons op bezoek kwam, was Kevin ook aanwezig. Hoe groot was de verbazing van Eliano toen Sinterklaas nadat hij hem op enkele kleine ondeugendheden had gewezen, daarna ook zijn papa eens flink onder handen nam.
Kevin, kom jij eens bij de Sint, begon Sinterklaas.
Kevin wist nergens van, want ik had samen met de Sint een complot gesmeed.
Kevin, ik heb met jou een eitje te pellen jonge man, ging de heilige man verder.
Wat heb jij met mijn paardje gedaan Kevin?
Ik weet het niet Sinterklaas.
Toen ik gisteren met Pieterman van het dak kwam was mijn paard verdwenen. Piet en ik dachten eerst nog dat het ergens was binnen gestapt om een lekkere wortel te halen, maar neen hoor. Wat later kreeg ik te horen dat jij mijn schimmel had weg getakeld.
Was dat uw paard Sinterklaas? Dat wist ik niet,speelde Kevin het spelletje nu mee.
Klein manneke was verstomd van verbazing. Had zijn papa zon streek uitgehaald en het paard van Sinterklaas weggesleept.
Ja, jonge man, dat was mijn paardje men heeft het boven op uw vrachtwagen door de stad zien rijden. Kilometers verder hebben de Pieten het bange dier terug moeten halen en bovendien moest ik ook nog een fikse boete betalen!zei de sint boos.
Was dat uw paard Sinterklaas, dat heb ik niet geweten.
Hum, dat zeiden de Duitsers na de oorlog ook al,grapte de Sint.
Ik zal het nooit meer doen Sinterklaas,beloofde Kevin en het werd hem vergeven.
Vandaag vertelde klein manneke aan iedereen op school dat zijn papa het paard van Sinterklaas had weggesleept.
Bompa, zei hij toen hij vanavond thuis kwam,onze juf lacht niet snel. Neen, zij is geen lachertje. Maar toen ik het vertelde van Sint zijn paard, schoot zij in een lach.
Hij keek mij daarbij aan met een blik waarin ik kon lezen, verwerpelijk toch bompa, leedvermaak.
Bompa,zei Eliano met een zéér ernstig gezichtje, er zijn mamas die zeggen dat Sinterklaas niet bestaat.
Wat is dat voor onzin, en wie zegt dat,was mijn eerste reactie.
De mama van Koen en die van Jessy ook,zei hij met een groot vraagteken in zijn blik.
Intussen had ik tijd gehad om na te denken. Eliano zit in de tweede klas en hij kan niet eeuwig in de Sint geloven maar toch wilde ik hem dat geluk niet helemaal afnemen.
Als die mamas dat zeggen, hebben zij ongelijk,zei ik Een paar honderden jaren geleden deelde Sint-Nicolaas reeds geschenken uit aan de arme kinderen. Ja, de Sint was een groot kindervriend, zo groot zelfs dat men hem heilig verklaarde voor al de goede dingen die hij deed.
Weet jij hoe oud een mens kan worden Eliano?
Max, zon honderd jaar bompa?
Juist, zo verging het ook met de eerste Sint. Hij was een mens en stierf op een dag. Maar in de harten van de kinderen stierf hij nooit, daarom kwamen er helper Sinten die zijn werk verder zetten en zo kan
Sinterklaas nu nog honderden jaren later zijn werk nog steeds verder zetten door zijn hulpsinten die jou binnenkort speelgoed brengen.
Eliano knikte begrijpend.
Dan zijn het domme mamas die zeggen dat de Sint niet bestaat.concludeerde hij.
Inderdaad, echt erg domme mamas,zei ik en trok hem stevig tegen mij aan.
Zo ik heb mijn slag thuis gehaald, en Eliano kan weer eventjes verder, of misschien moet hij zich nooit meer afvragen of de Sint nu echt bestaat. Zijn raadsel is opgelost op een softe mannier.
Trouwens volgens mij bestaat de Sint, ik wil mijn kinderhart niet kwijt.
1986, Tot dan, had ik altijd met tweedehands autos gereden.
Ik kan mij geen merk voorstellen of ik heb het gehad. Van een Lada tot een Mercedes, allemaal zijn zij in mijn bezit geweest., De ene was al wat slechter dan de andere. Hoeveel keer ik mij heb laten bedotten, ik kan het niet meer optellen. Mijn eerste auto-tje was een 2pk. 1960, Ik was net achttien jaar geworden en ik had flink wat gespaard. In garage 2009 aan het Schijnpoort, kocht ik mij voor 25.000bef een geitje.
25.000bef was wel wat geld in die tijd, daarvoor kon je in die categorie wagentjes toch al iets degelijks kopen.
Kom hem morgen maar halen,zei de garagist dan laat ik de olie verversen en alles nog eens goed nakijken.
De volgende dag, ik zo fier als een circuspaard, samen met mijn lief, naar de garage. Daar stond het te lonken mijn wiegje, mijn eerste auto. Lang mocht mijn geluk niet duren. Ik had besloten om naar de kust te rijden. Ik reed de Schelde onderdoor. Toen het in de tunnel bergop ging, begon de motor te protesteren. Onervaren als ik was negerde ik het schurend geluid. Vanaf dan werd het lawaai steeds sterker en toen ik zon 30 kilometer met mijn trots had gereden, begaf hij het.
Een plaatselijke garagist stelde vast dat er geen olie meer in de motor zat, zodat de kleppen verbrand en de zuigers vastgelopen waren, wat het einde van de motor betekende.
Wat was er nu gebeurd, de leerjongen die de auto had nagekeken, had de olie afgelaten, maar vergat er nieuwe olie in te doen.
Toen ik bij de garagist ging reclameren, kreeg ik als antwoord.
Luister eens vriendje, ik verkocht u een auto, geen olie!
Ik was nog een snotneus, mijn pa wilde niet meegaan naar de bedrieger, ik werd de pineut mijn auto-tje en mijn spaarcenten was ik kwijt.
Zo leerde ik dat occasiewagens bijna altijd miserie waren en garagisten meestal niet te vertrouwen zijn. Maar wegens geldgebrek bleef ik tweedehands autos kopen, tot 1986.
Mijn eerste nieuwe wagen was een bordeauxrode Opel.
Heel het gezin was er apentrots op.
Na een paar dagen, vond mijn jongste zoon Kevin dat het tijd werd om onze nieuwe glimmerd eens te poetsen.
Mag ik hem wassen papa,vroeg de zesjarige knaap.
Natuurlijk jongen geef hem maar eens een goede beurt,zei ik.
Even later zag ik hem naar buiten lopen met een emmer boordevol schuim. Hij was al meer dan een uur bezig toen ik tegen mijn vrouw zei.
Hij poetst hem wel grondig.
Ja, dat is nieuw het zal later vlug bekoelen.Antwoordde zij.
Na nog enige tijd ging ik toch maar eens kijken.
Mijn haren rezen te bergen toen ik mijn mooie wagen zag.
Aan de onderkant van het koetswerk was de verf haast helemaal verwijderd. Zoonlief schuurde ijverig met staalwol, die hij in de garage gevonden had, over het lakwerk.
Hiermee gaat al het slijk eraf pa,riep hij en trots hield hij de dot staalwol ik de hoogte.
Onlangs heeft Kevin een nieuwe auto gekocht, toevallig ook een Opel.
Ik ging mee om de auto af te halen, een prachtige wagen.
Kevin,zei ik ernstig toen wij er omheen liepen, mag ik de eerste poetsbeurt komen geven?
Alleen als je staalwol hebt pa,antwoordde hij met een knipoog.
Victor poetste met een vochtige zeemvel het glazen schap achter de tapkast. De herbergier ging een stap achteruit en keek tevreden naar de stofvrije bierglazen die glanzend stonden te wachten op de dorstige klanten.
Victor wandelde naar de buitendeur, schoof de grendel weg en draaide het plaatje van gesloten naar open.
Het was pas 9u30 uur in de voormiddag, rond 11 uur kwamen gewoonlijk de eerste klanten.
Nauwelijks stond Victor terug achter zijn toog of de deur zwaaide open. Een klant die Victor nooit eerder had gezien, kwam de gelagzaal binnen gestapt.
Het was een klein mijnheertje, midden in de vijftig, met een blauwe jeansbroek en een slobbertrui. Hij droeg een groot pak onder de arm en nam plaats op de barkruk vlak voor Victor.
Goede morgen, voor mij een koffie, bestelde de man.
Goede morgen mijnheer,antwoordde Victor en hij schoof een kop onder de koffiemachine.
Vroeg op stap mijnheer, u bent mijn eerste klant vandaag,ging Victor verder.
Ja, ik moet al om 10 uur op het gerecht zijn,zei de man en hij zette voorzichtig het langwerpige pak vertikaal op de tapkast.
O, dat is nooit prettig,zei Victor terwijl hij nieuwsgierig naar het pak keek.
Dat kan je wel zeggen mijnheer en dan nog voor een echtscheiding, Het ergste is, het kost stukken van mensen.
Victor knikte begrijpelijk.
Op een dag, ik kwam thuis van mijn werk, alles, maar dan ook alles was weg. Al mijn meubelen, elektrische toestellen en noem maar op. Alles, behalve mijn kleren en deze vaas had ze laten staan.
De man nam het pak van de toog en deed het papier er af. Er kwam een grote Chinese vaas tevoorschijn.
Deze is ze vergeten, ik heb ze nog van mijn grootmoedertje geërfd.zei de man.
Victor schudde het met op elkaar genepen lippen het hoofd.
Ik ben bijna blut door dat mens. Maar ze moet niet denken dat ik het daar bij laat. Ik zal vechten tot ik de helft van mijn spullen terug krijg. Al koste het mijn laatste cent.
De arme kerel, hij ziet er moedeloos uit,dacht Victor.
De man slurpte van zijn hete koffie.
Mijnheer mag ik u een gunst vragen? Ik kan moeilijk met die vaas in de rechtzaal stappen. Zou u ze voor mij willen bewaren tot ik terug ben?
Natuurlijk,zei Victor, kom geef ze, ik zal ze hier achter, naast de glazen zetten, zo kan er niets mee gebeuren.
O, dat is vriendelijk mijnheer. Het zou erg zijn als er wat aan mocht komen, een erfstuk, en mijn grootmoedertje vertelde mij dat ze ook wel wat waarde heeft.
Ik zal er goed op passen mijnheer,beloofde Victor.
Dat is vriendelijk mijnheer, Ik moet er nu vandoor, tot straks.
Ik hoop het beste voor u beste man,zei Victor en hij keek het heertje medelijdend na.
Enkele minuten later kwam er een andere klant het café binnen.
Een deftige heer, gekleed in een blauw maatpak, zette zich met zijn krant aan een tafeltje.
Goede morgen wat zal het zijn voor u mijnheer?vroeg Victor beleefd.
Een koffie en een cognac,bestelde de man.
Zijn blik dwaalde de herberg rond. Plots viel zijn oog op de vaas.
Mijnheer die vaas, bent u gek dat u die hier zo maar in uw café zet!
De man stond recht en liep naar de vaas toe.
Wat een pracht exemplaar, Mijnheer, dit is een echte Ming, dat weet u toch?
Victor trok de schouders op en keek naar de kerel als een kalf dat van de kar gevallen was.
Mijnheer, ik ben antiquair, verkoopt u die vaas niet?
Die vaas is niet te koop.
Niet te koop, niet te koop, alles is te koop. Ik geef er u 10.000 euro voor.
Victor schrok.
Mijnheer ik zei u toch die vaas is niet te koop.
20.000 euro handje contantje.zei de antiquair.
Neen mijnheer, die vaas is nu niet te koop. Ik moet er eerst met mijn vrouw over praten. Hebt u een naamkaartje dan zal ik u nog bellen,zei Victor die een duivelse ingeving kreeg.
De man viste een visitekaartje uit zijn portefeuille, betaalde zijn consumptie en vroeg nogmaals. Mijnheer kunt u echt nu niet beslissen? 25.500 en dit is mijn laatste bod
Neen mijnheer, ik bel u nog wel.
Victor bekeek het met bladgoud omkaderde kaartje, Vermeulen antiquair, las hij.
Tien minuten, nadat de antiquair vertrokken was kwam de eigenaar van de vaas terug binnen. Hij zag bleek.
Jongens, ik ben geruïneerd, ik heb haast geen rotte cent meer en ik zou naar een goede advocaat moeten stappen, of dat wijf stroopt mij het vel van de knoken. Klaagde de man.
Misschien kan ik u helpen mijnheer.zei Victor.
Mijn echtgenote heeft uw vaas gezien, zij vindt ze zeer mooi ik wil ze wel van u kopen, zo doe ik tegelijk nog een goede daad.zei Victor schijnheilig.
Het is een erfenis mijnheer, ik ben er zo aan gehecht.
Ik geef er u 1.000 euro voor.zei Victor genereus.
Neen, daar spring ik niet ver mee, en mijn grootmoedertje zei dat ze wel wat waarde had, 2.500 euro cash en het is de uwe.
Goed, omdat ik zo met u begaan ben. Ik ga achter het geld halen.zei Victor gretig
Even later gaf Victor de man 2.500 euro.
Bedankt mijnheer, u hebt een groot hart,zei de man nog voor hij de zaak verliet.
Victor wreef zich in de handen, wat een winst.
Nauwelijks was zijn bedrogen klant verdwenen of hij nam het kaartje en belde naar het nummer van de antiquair.
Dit nummer werd niet toegekend,klonk een metalen stem aan de telefoon.
Maar weer vertelde de stem in zijn gsm nummer niet toegekend
Victor kreeg het warm en koud tegelijk. Er begon iets tot hem door te dringen. Hij nam de vaas van het schap en bekeek ze aan alle kanten, tot hij aan de onderkant Made in Tai wang zag staan, toen viel het gedrocht in duizend stukken tegen de grond.
1945, de oorlog was voorbij en dat moest gevierd worden.
Het leek wel of de mensen niet meer konden stoppen met feesten. De vijf eerste jaren na de oorlog en ook nog begin de jaren vijftig was elke gelegenheid goed genoeg om uitbundig te fuiven. Sint-Niklaas, Kerstmis en nieuwjaar werd nadien nimmer zo intens meer gevierd.
Met de feestdagen was Hartje Antwerpen een lichtfestijn. Alle straten van de Grote Markt, tot de Dambruggestraat, kilometers lang, fonkelde in het donker de kerst verlichting. Honderden flikkerende kerstbomen veranderden de straten in een elektrisch imitatie bos. Half Antwerpen was op de been om al dat moois te bewonderen. Op de Groenplaats stond een lichtfontein dat danste op de tonen van vrolijke kerstliederen.
Ik als knaap werd vooral gefascineerd door de etalages van het grootwarenhuis GB. Ieder jaar met Sint-Niklaas werden een drietal grote uitstalramen omgetoverd in een waar sprookjesland, telkens in een ander thema. Het waren toverachtige taferelen, waarbij met behulp van mechanische poppen, het laatste nieuwe speelgoed werd tentoon gesteld. In het midden van die wondere kleurenpracht, zat statig op zijn majestueuze troon de Sint, met naast hem zijn trouwe zwarte knecht. Rond hem dartelden frêle en zacht groene voile geklede elfjes. Minuten lang stond ik met open mond naar al die magie te kijken.
Ik heb nooit begrepen hoe Sint-Niklaas het klaarspeelde, om mij even later, op de tweede verdieping op zijn schoot te zetten. Nu ja een heilige kan toveren stelde ik mijzelf gerust.
Met de belofte van het mooie speelgoed dat hij mij nog ging brengen, stuurde Klaas mij, net als de andere kinderen met een appelsien en een blikken knippertje het warenhuis in. De kakofonie van de tientallen lawaaierige speeltjes vulden het magazijn met een oorverdovend klepperend geluid.
Maar geen mens stoorde er zich aan. Niemand, want iedereen leefde toen in een eindeloze feeststemming.
Eerst was ik verliefd op het standbeeld van een naakt jong meisje, in het Middelheimpark te Wilrijk. Maar omdat zij bij nader inzicht steenkoud bleek te zijn maakte ik het af. Daarna werd ik smoor op een glanzende foto van Brigitte Bardot, maar toen zij scheurde viel ook die liefde aan stukken.
Tenslotte vond ik mij een echt lief.
Ik was toen zestien jaar. Ivette heette zij.
Ik ontmoete haar op een zonnige, frisse middag in april. Het was tijdens het verjaardagsfeestje van een vriend. Er werd flink gevierd, de ouders van de jarige, ver op hun tijd vooruit, hadden hun zoon carte blance gegeven en waren er die middag op uit getrokken, zodat zoonlief gans het huis voor hem alleen had. Ronny had enkele jongens en meisjes uitgenodigd, er werd gedanst, gerookt en limonade gedronken. Sommige jongens waagden zich zelfs aan een pilsje. Ik had zo iets nog nooit meegemaakt en zat stilletjes op een bank toe te kijken naar een paar koppeltjes die wang tegen wang over en weer wiegden bij de zweemzoete stem van Pat Boone.
Yvette, stond aan de andere kant van het vertrek te dromen. Het was een klein, aardig, pittig meisje. Onze blikken kruisten elkaar. Het was alsof ik door de bliksem getroffen werd. Ik werd iets raars gewaar, later begreep ik dat het vlindertjes waren die in mijn buik fladderden.
Meer dan een uur lang zaten wij elkaar aan te staren. Telkens ik merkte, dat zij doorhad dat ik naar haar keek, wendde ik schuchter mijn ogen af. Ik was te bleu om verder iets te ondernemen.
Tenslotte vroeg zij haar jasje en vertrok. Hoewel zij een jaartje jonger was dan ik, had zij meer lef in haar kleine teen dan ik in mijn hele lijf, want zie, daar kwam de gastheer, die haar buiten liet, terug naar binnen.
Roger, Yvette wil je iets vragen,zei hij.
Ik ging naar de gang. Het meisje was klein van gestalte slechts 1,58 vertelde zij mij later. Zij wachtte even, zag dan dat er toch niets zou gebeuren als het van mij afhing, dus nam toen zelf het initiatief. Zij sloeg haar armen om mijn hals richtte zich hoog op haar tenen en kuste mij hevig. Een tongkus, ik had er al veel over gehoord maar het nog nooit eerder gedaan en het lukte zonder vooropleiding.
Wij voegden ons daarna terug bij de anderen. De rest van de middag plakten wij tegen elkaar bij het gekreun van Pat Boone, Niele Sedaka en de Paul Anka.
Ivette en ik bleven ongeveer een jaar met elkaar. Wij hebben nooit echt gevreeën, maar het was mooie en pure April love.
Door een dom ongeval was mijn achillespees afgescheurd.
Toen die terug gehecht werd moest ik voor een paar dagen in het ziekenhuis blijven. Zo leerde ik Swa kennen.
Vroeg in de morgen, reed men zijn bed in mijn kamer, schuin tegenover mijn slaapstonde. Ik schrok even van Swas uiterlijk, zijn matte ogen diep in hun paarse kassen, zijn ingevallen slapen en wangen, zijn uitstekende haast ontvleesde jukbeenderen, zijn mond zonder lippen, zijn grauw bleke huid, het leek wel of de dood ongeduldig om zijn aangezicht zweefde.
Swa werd begeleid door zijn zoon en schoondochter.
Eerst dacht ik dat Swa sliep, tot hij zijn klep opentrok, en het was een klep!
De verpleegster vertelde hem waarvoor al de knoppen van de afstandsbediening dienden om zijn bed in alle mogelijke standen te zetten. Swa luisterde nauwelijks, terecht trouwens, want bij iedere beweging kreunde hij van de pijn.
Op welk knopje moet ik drukken om u te roepen suske? vroeg hij met zijn stem van 10 beaufort.
Het rode mijnheer,zei de verpleegster.
Swa hield de afstandsbediening vlak tegen zijn neus.
Wijs het mij nog eens schatteke, ik zie niet zo goed meer!riep hij want met zijn gehoor was het ook niet al te best gesteld.
Ja, ons va ziet heel slecht, thuis leest hij met een bril die op een verrekijker lijkt,bevestigde zijn schoondochter.
Het is het bovenste knopje, zo kunt u zich nooit vergissen mijnheer,besloot de verpleegster slim.
De zoon die veel belangstelling had voor de kontjes van de stagiaires die in en uit liepen, was de aandacht voor zijn vader al lang vergeten.
Hoe hebt u die heup gebroken mijnheertje?vroeg de zuster die zich over Swa ontfermd had .
Met mijn kloten van mijne velo gevallen maske!
Ja, vader is 87 jaar en hij rijdt nog iedere dag met zijn fiets naar zijn jongste zuster toch zon drie kilometers verder,zei de schoondochter.
Zeg Marie, ge moet niet blijven zenne, mijne velo is daar blijven liggen, ga die maar zoeken, hij is misschien al gerat!
Maak je daar maar geen zorgen over va. De Loe heeft die meegenomen, jouw fiets staat bij hem in zijn werkhuis.zei Marie.
De Loe, de Loe, houdt die maar in de gaten die vuile dief!
Allee va, wat zeg je nu weer allemaal, de Loe is je vriend.
Marieke kinneke, als het om oe gerief gaat hedde geen vrienden.
Wanneer gaan ze hem opereren zuster?
Dat zal pas in de namiddag zijn mevrouw, de dokters zijn allemaal bezig.
De zoon die genoeg kontjes bekeken had reageerde onmiddellijk.
Kom Marie wij zijn er mee weg. Va, ik zal eens naar uwe velo gaan zien.
Das goed jongen, dan zen ik gerust.
De zoon was blij dat hij er zich zo vanaf gemaakt had. Het afscheid was koel en onverschillig.
De verpleegster gaf Swa een hospitaalschortje. Trek dat maar aan, alleen uw onderbroek aanhouden.commandeerde zij.
Allee schatteke, ik kan mij bijna niet bewegen, hoe zou ik dat moeten doen?
De zuster begon aan de arm van Swa te trekken.
Au, me de Godverdomme!brulde de man van de pijn.
Kom, Kom, niet vloeken hé mijnheer.
Niet vloeken, gij weet niet hoeveel pijn dat doet zeker?
Dan zullen ze u beneden wel uitkleden als u al wat verdoofd bent,besloot de verpleegster op bitsige toon.
Een kwartiertje later kwam zij terug met een lintmeter. Zij trok de dekens opzij.
Ik kom uw maten nemen,zei ze
Toch niet van mijn kist zeker?
Neen voor uw kousen.
Ik moet ekik geen kousen hebben, ik heb sokken aan!
Dat zijn speciale kousen tegen het flubiet.
Dat is niet nodig, ik heb ekik geen flubiet!
Maar u kunt dat krijgen na de operatie.
Swa haalde de schouders op en schudde het hoofd.
Kort nadien kwam een andere verpleegkundige naar het bed van Swa.
Als u de fles of de pan moet hebben moet u maar bellen hoor mijnheer,zei zij vriendelijk.
Swa had blijkbaar iets gans anders verstaan want hij antwoordde.
Och vriendeke, voor mij is dat allemaal goed, ik eet alles manneke!
Dan kwam de verpleegster terug met de lange witte kousen.
Amaai, zijn die nu al af!zei Swa hoogst verwonderd
Die kunnen wij nu al aantrekken dat gaat geen pijn doen,zei de zuster.
Maar maske toch, ge hebt verkeerd gemeten, die spannen ik weet niet hoe hard.
Dat is de bedoeling mijnheer.
Zie mij hier nu liggen ik ben precies ne communicant!
Wij lagen nu alleen in het vertrek, Swa keek in mijn richting en begon opnieuw zijn verhaal over zijn val me de fiets. Ik luisterde geduldig en dat viel best in zijn smaak.
Hij vertelde honderd uit over zijn verleden, over zijn vrouw waarmee hij 66 jaar getrouwd was geweest en die na een lange periode Alzheimer vorig jaar gestorven was.
En hier ligt Swa nu een sukkelaar helemaal alleen en verlaten.
Je hebt toch kinderen Swa,zei ik troostend.
Ja, twee zonen, maar die zijn alleen op mijn geld uit en zeker hun wijven. Ons Marie die hier daar juist was, dat is juist een ekster. Alles wat blinkt, moet zij hebben. Mijn vrouwke was maar net gestorven of ze moest al haar juwelen hebben. Die van mijnen oudste, is met 10.400 euro van mij weg die heb ik uit mij kot gesmeten. Neen, kinderen bedankt zenne!
Om drie uur kwamen ze Swa halen voor de operatie. Hij had mij zowat de helft van zijn lang leven verteld.
Toen men zijn bed naar de gang reed Keken zijn doffe ogen nog even in mijn richting.
Jongen, als ik niet meer terug mocht komen zeg dan tegen mijn kinderen dat ik ze graag zag,zei hij voor een keer met een stille stem, en ik zag een traan over zijn perkamenten wang lopen.
Omdat ik aan die peer van toen dacht, kreeg ik zon enorme trek in een lekkere peer. Een sappige Doyenne of een harde zoete conference kan ik met veel smaak naar binnen smikkelen. Vandaag ging mijn voorkeur naar de conference.
Eliano, nu jij toch zon flinke kerel bent, die al alleen boodschappen kan doen, wil jij voor bompa eens een kilogram peren halen bij Maes,
Of hij dat wou!
Natuurlijk bompa,antwoordde hij blij.
Eén kilogram conference,zei ik.
Wacht ik zal het op een briefje schrijven,zei bomma.
Door zijn gretigheid vergat klein manneke het briefje op de tafel.
Je hebt je briefje vergeten!riep bomma aan het raam.
Niet nodig bomma, een kilogram conference peren,riep hij snugger terug.
In een oogwenk was hij terug. Ik hoorde de deur opengaan en dacht dat hij de boodschap vergeten was, maar neen hoor hij overhandigde mij de papieren zak met de smakelijke vruchten.
Dat heb je goed onthouden Yano,zei ik prijzend.
Eigenlijk, was ik verkeerd in de winkel, bompa,biechtte hij eerlijk op.
Hoezo?
Ja, ik dacht dat ik Toscaanse peren moest vragen.
Toscaanse, het leek wel of hij op vakantie met premier Verhofstadt was geweest, die gaat ieder jaar naar die streek. Maar ja, Toscaanse en Conference het lijkt wel een beetje op elkaar. En dan?Vroeg ik
Bart wist dat het de deze moesten zijn, dus hier zijn je peertjes bompi, zei hij.
Bompi zegt hij alleen als hij mij voor de gek houdt, dus...
Je wist het nog wel hé deugniet.
Conference was het hé bompi.
Foei, foei, foei, zo klein en een grijsaard voor de gek houden, wacht maar klein manneke, bompi is nu aan zet!!!
Deze morgen, ik stond met mijn rolstoel in de badkamer om mij wat te verfrissen, toen ik bomma hoorde zeggen:
Eliano, bomma heeft twee broden en veertien broodjes bestelt, bij de bakker zou jij die al alleen kunnen halen?
Ja,ja, bomma dat kan ik!!!hoorde ik klein manneke enthousiast roepen.
De bakker is amper honderd meter van ons vandaan, maar Eliano was nog nooit alleen naar buiten geweest.
Als je beloofd aan het zebrapad over te steken en als het mag van bompa, mag jij alleen naar de bakker.beloofde bomma.
Ik had al lang besloten dat hij mocht gaan.
Ik herinner mij nog de eerste keer dat ik naar de winkel mocht gaan.
Ik moest naar Den Dooreen kruidenierwinkeltje achter onze hoek, om een doosje sterretjes voor in de soep. Door, de winkelier, kende de kunst om zijn fruit op een aanlokkelijke mannier voor zijn winkel te exposeren. Het waren vooral de heerlijke grote Flippen die mij deden watertanden.
Door, voor mij een doosje sterretjes en die peer,wees ik het dikste exemplaar aan.
Blij als een konijn op een klavertjesveld rende ik naar huis.
Toen ik thuis kwam was de blijheid vlug over.
Wie heeft jou gezegd om een peer te kopen?vroeg ma streng.
Zij zag er zo heerlijk uit makezei ik, want ik voelde dat er wat ging zwaaien.
Ik kreeg een ferme draai om mijn oren en moest de peer onmiddellijk terug brengen.
Diep vernedert, met mas rode vingers op mijn wang, gaf ik de vrucht terug aan Door.
Hier je krijgt ze van mij,zei de winkelier medelijdend.
Neen, schudde ik.
Ik keek aan het raam. Trots als een koetspaard zag ik Eliano naar de bakker paraderen. Fier kwam hij terug met zijn bestelling.
Zelfs al mocht hij een koffiekoek voor zichzelf gekocht hebben, had hij geen ruzie maar een dikke knuffel van bomma gekregen. Gelukkig zijn de tijden veranderd. Mijn moeder zal het toen ook wel goed bedoeld hebben.
Deze morgen, ik stond met mijn rolstoel in de badkamer om mij wat te verfrissen, toen ik bomma hoorde zeggen:
Eliano, bomma heeft twee broden en veertien broodjes bestelt, bij de bakker zou jij die al alleen kunnen halen?
Ja,ja, bomma dat kan ik!!!hoorde ik klein manneke enthousiast roepen.
De bakker is amper honderd meter van ons vandaan, maar Eliano was nog nooit alleen naar buiten geweest.
Als je beloofd aan het zebrapad over te steken en als het mag van bompa, mag jij alleen naar de bakker.beloofde bomma.
Ik had al lang besloten dat hij mocht gaan.
Ik herinner mij nog de eerste keer dat ik naar de winkel mocht gaan.
Ik moest naar Den Dooreen kruidenierwinkeltje achter onze hoek, om een doosje sterretjes voor in de soep. Door, de winkelier, kende de kunst om zijn fruit op een aanlokkelijke mannier voor zijn winkel te exposeren. Het waren vooral de heerlijke grote Flippen die mij deden watertanden.
Door, voor mij een doosje sterretjes en die peer,wees ik het dikste exemplaar aan.
Blij als een konijn op een klavertjesveld rende ik naar huis.
Toen ik thuis kwam was de blijheid vlug over.
Wie heeft jou gezegd om een peer te kopen?vroeg ma streng.
Zij zag er zo heerlijk uit makezei ik, want ik voelde dat er wat ging zwaaien.
Ik kreeg een ferme draai om mijn oren en moest de peer onmiddellijk terug brengen.
Diep vernedert, met mas rode vingers op mijn wang, gaf ik de vrucht terug aan Door.
Hier je krijgt ze van mij,zei de winkelier medelijdend.
Neen, schudde ik.
Ik keek aan het raam. Trots als een koetspaard zag ik Eliano naar de bakker paraderen. Fier kwam hij terug met zijn bestelling.
Zelfs al mocht hij een koffiekoek voor zichzelf gekocht hebben, had hij geen ruzie maar een dikke knuffel van bomma gekregen. Gelukkig zijn de tijden veranderd. Mijn moeder zal het toen ook wel goed bedoeld hebben.
Hij stopt de lange kaarsenaansteker onder het papier.
De vlam likt de verfomfaaide krant.
Het vuur grijpt om zich heen.
De dorre takken schieten aan.
Twee kleine handjes wrijven zich in elkaar van plezier.
Glinsterende oogjes kijken naar het openstaande
deurtje van mijn houtkacheltje.
Mag ik er nu de kastanjes inwerpen bompa?
Ja, maar dan moet het deurtje dicht want die gaan ploffen.
Neen, dan wacht ik nog eventjes
Mijn keteltje op d hete plaat, begint te pruttelen.
Thee Eliano?
Met vier klontjes bompa.
Het zal mijn gedacht wel zijn maar ik vind thee, gemaakt met water uit mijn koperen keteltje, toch net iets lekkerder.
Wij slurpen van het heerlijke hete nat.
Hij werpt een handvol kastanjes op de gloeiende takken.
Ik sluit het deurtje. Kleine explosies volgn in mijn gietijzeren kacheltje.
Ik zet mij op de sofa, hij klimt op mijn schoot en vleit zich tegen mij aan. Ik hoor zijn regelmatige ademhaling. Hij slaapt, moe van het sprokkelen, loom van de kachelwarmte.
Zalig denk ik. Ik sluit mijn ogen en samen dwalen wij heerlijk door dromenland.
Vannacht verschrikkelijk gedroomd, opeenvolgende nachtmerries vol overleden mensen. Mensen die ik lief heb gehad, maar die mij deze nacht in mijn slaap kwamen kwellen.
Daarom ben ik vanmorgen met een zware kop opgestaan en blijven mijn gedachten in het verleden hangen. Kortom ik ben in een nostalgische bui.
Nu echter bewust, en ik tracht de goede herinneringen uit mijn jeugd op te roepen. En kijk, ik ben terug zeven jaar. Het is december kersvakantie1949. Ik ontwaak in mijn slaapkamer. Ik beslaap het grote twee persoonsbed, alleen, want mijn zus die veertien jaar ouder dan ik, is onlangs getrouwd. Dus nu is het grote bed voor mij alleen. Ik kijk rond in het vertrek en zie de oude vertrouwde dingen terug. Vlak voor mij zie ik in de geslepen spiegel van de kleerkast, waarin ik graag grote regenboog gekleurde speekselbellen in blaas. Rechts tegen de lange muur staat een lavabokast met een grote spiegel in het midden en twee smallere uitklapbare spiegels aan de zijkant, waarin men zijn achterhoofd kan bekijken.
Op het marmeren blad staat een zandkleurige lampetkom die al jaren niet meer gebruikt is. Links daarvan, rijdt op een kunstig gehaakt lapje, een porseleinen koets met een op de bok een fier koetsiertje en in de karos een weelderige freule die mij glimlachend aankijkt en waarop ik eigenlijk een beetje verliefd ben. Dat beeldje heb ik voor moederdag gekocht, omdat ik het zelf zo mooi vond mocht ik het op mijn kamer zetten.
Ik ga op mijn hoofd staan en kijk zo naar het, met schakeringen ingelegde, kersenhouten juwelenkistje van mijn vader.
Pas spaarcenten zitten erin en ook zijn gouden uurwerk, dat hij alleen maar s zondags draagt.
Ik ging er dikwijls in kijken en soms zat er veel geld in, maar nooit kwam het bij mij op om er ook maar één cent uit te nemen. Als er geld genoeg geld in zat, zei pa dat hij de bank liet springen, dan kleedde hij zich op en ging voor een paar dagen op kroegentocht, tot hij blut weer thuis kwam. Zijn gouden armbanduurwerk heb ik geërfd, maar zon twintig jaar geleden ben ik ze door het stokken werpen, bij het spel met de hond, in de duinen verloren. Het spijt mij pa, want ik had het graag doorgegeven aan mijn kleinzoontje.
Ik hoor vreemde klanken op de straat, geluiden die zo anders lijken. De klepperende hoeven van het bakkerspaard klinken holler en meer gedempt. Ik hoor geschraap van blik tegen de straatstenen. Ik vermoed wat dit betekend. Ik spoed mij naar het raam. Schuif snel de gordijnen opzij. Ik word even verblind door het felle licht dat de verduisterde kamer induikt. Mijn mondhoeken krullen zich naar boven in een lach. Ik wrijf de ijskristallen van de ruit. Het sneeuwt, het sneeuwt, giert het in mij!. Ik zie sommige van mijn vriendjes die een grote sneeuwbol rollen, klaar om er een sneeuwman van te maken. Sneeuwballen vliegen over en weer. Charlotje ligt op haar rug en maakt met haar armen een engeltje in het midden van de straat.
Hé, luilak het is al tien uur, maak je vlug klaar, de straat op, het sneeuwt.zegt mijn moeder blij.
Zij geeft mij een dikke zoen, en zie ze leeft niet dood zoals deze nacht.
Dagdromen zijn veel mooier, die kun je zelf manipuleren.
Nu heb ik je vuile Arabier gierde het door hem heen.
Op de grond, zijn kleren doorweekt met het bloed van gedode burgers en soldaten, keek een jonge Irakees recht in de loop van zijn geweer.
Twee kastanjebruine ogen keken Sonny vragend aan.
Alstublieft laat mij leven,smeekte de Irakees
Sonny zag dat er geen soldaat maar een kind voor hem lag.
Hoeveel van mijn Amerikaanse vrienden heb jij al gedood?vroeg Sonny vertwijfeld.
Ik doodde nog nooit een mens, ik zoek mijn vader, hij is hier waarschijnlijk ergens in de buurt, misschien wel omgekomen.
Sonny kreeg medelijden met de knaap en liet zijn wapen zakken. De vuile Arabier was plots een kind, een jongen ongeveer zo oud als zijn jongste broertje.
Sta recht en ga verder je pa zoeken young man,
Moge Allah u beschermen Amerikaan.
Plots ging er een kogel door het hoofd van de jongeling. Sonny zag zijn schedel uit elkaar barsten en zijn hersenen in het rond spatten.
Achter hem stond zijn vriend.
Ik kwam net op tijd makker,lachte Sam zonder enige emotie.
Het was een jongen Sam, die zijn vader zocht. Jij vermoorde hem Sam, een kind nog!
Sam haalde zijn schouders op.
Sorry, Ik dacht dat hij je bedreigde Sonny. That is war man, that is war.
Toen ik vorige week dinsdag opstond en de kussens onder zijn ogen eens flink opschudde en mijn bril opzette, merkte ik tot mijn schrik, dat mijn neus minstens drie centimeter was gegroeid.
Ik weet maar al te goed dat de oren en neus op een bepaalde leeftijd als maar groter worden, maar drie centimeter op een nacht, dat ging er een beetje over.
Toen ik voor een tweede keer keek, schrok ik mij een hoedje, want ook mijn oren waren een stuk langer geworden dan de dag tevoren. Ik vond trouwens dat het geschrokken paarse hoedje, helemaal niet bij de kleur van mijn pyjama paste.
Schat, zie je iets aan mij, vroeg ik bang aan mijn vrouw. Buiten het hoedje zag zij geen verandering.
Maar kijk dan toch naar mijn neus en mijn oren, kijk eens hoe groot, panikeerde ik.
Zij haalde de schouders op en zette verder de ontbijttafel klaar.
In de badkamer keek ik in de hoge spiegel waar ik een totaal beeld van mijn persoontje kon zien.
Mijn piemel, God zij geloofd, hij had terug de afmetingen van tien jaar geleden gekregen, neen hij was zelfs groter.
Ik kneep in mijn wang om zeker te weten dat ik wel wakker was.
Liefje, liefje, kom vlug kijken, ik heb iets geweldig voor jou, riep ik beloftevol.
Kijk eens wat een kanjer, toonde ik verheugd mijn jongeheer.
Vrouwtje lief bekeek mij vertwijfeld van onder tot boven aan. Toen merkte zij de reden.
Oh ja, ik je hebt hem nog maar van gisteren. Manlief, zet je nieuwe bril eens af, dan wordt je terug de oude,zei zij melancholiek.
Vriendschap en haat kunnen soms zeer dicht bij elkaar liggen, daar waren Jef en Robert, twee mannen op middelbare leeftijd, het levende bewijs van.
Zij hadden elkaar leren kennen in het ziekenhuis. Waar hun beider echtgenotes aan kanker overleden. Dat maakte hun lotgenoten en tenslotte vrienden.
Dagelijks kwamen zij na hun werk samen. Meestal kwamen zij samen bij Robert thuis, hij was de kok van de twee. Iedere dag kookte hij een potje voor hen beide. Jef was niet zon keukenprins, maar hij droeg dan weer zijn steentje bij door af te ruimen, de vaat te doen en alles weer terug in de kasten te zetten.
Robert was een kort dik, kaal mannetje. De tien haren die hij nog had liet hij aan de rechterkant van zijn hoofd lang groeien en kamde die horizontaal over zijn glimmende naakte schedel. Als kind had Robert polio opgelopen, waardoor zijn rechterbeen niet voldoende meegegroeid was en verlamd bleef, tot net boven de knie, daarom droeg hij dit been in een vernuftig, scharnierende stalen en lederen systeem. Met behulp van een wandelstok kon hij behoorlijk lopen.
Jef echter, was een spierde kerel, die voor zijn leeftijd, zeker mocht gezien worden.
Het tweetal kon elkaar niet missen en toch ging er geen dag voorbij of ze hadden gekibbeld. Gekibbeld is veel te zacht uitgedrukt, zij hadden hoogoplopende discussies, net geen slaande ruzies omdat Jef , - nochtans een licht ontvlambare knaap- zijn gehandicapte vriend niet wilde slaan en omdat Robert te laf was om meer dan woorden te avonturen.
Wanneer de heren op café gingen lokte Robert, wel steeds met de ene of andere klant een geschil uit. Hij wist zijn slachtoffers zo uit te kiezen en te bewerken zodat ze hem zouden slaan. Dan riep hij de hulp van Jef in die de chosen onemet zijn mokervuisten bewerkte.
Jef en Robert waren twee workaholics. Jef was scheepshersteller en repareerde scheepsmotoren, Robert was diamantslijper.
Dat waren dan ook de dagelijkse themas, waarover gesnoefd en geruzied werd.
Er voer geen schip uit of Jef had het onderhanden genomen en de prachtigste diamanten die Antwerpen verlieten werden door Robert geslepen. De ene kon alles beter dan de andere. Er werd op de duur geredetwist over zaken waarover zij niets afwisten. Kortom tijdens de debatten kende Jef meer van diamantslijpen en Robert dan weer meer van scheepsmotoren.
Te vaak moest Jef op zijn tanden bijten om zijn vriend niet rond de oren te slaan. Om zijn ingehouden woede te koelen en Robert toch te pesten, bedacht Jef zich een list. Ongezien kleefde hij de halflege verpakking van een Brussels kaasje - in Antwerpen beter gekend als een stikkende kaas- onder het blad van Roberts keukentafel.
Na enkele dagen begon het onding geweldig te stinken.
Ruik jij dat ook?vroeg Robert;
Wat bedoel je?zei Jef schijnheilig.
Zon sterke kaaslucht.
Maar man toch, zo ruikt het hier altijd, dat zijn jouw vieze sokken.
Robert deed daarna twee maal zoveel wasverzachter in de machine, doch de reuk bleef de keuken bezwangeren.
Toen viel het hem op dat het alleen daar was. Als een jachthond, met de neus in de hoogte speurde hij de ganse keuken af. Uiteindelijk vond hij het schuldige papiertje met het rottende kaasrestje.
De smeerlap,dacht hij en hij zinde op wraak, het kon voor hem niet erg genoeg zijn.
Bij toeval erfde hij een jonge amazonepapegaai.
Die avond toen Jef bij Robert thuis kwam, stond de vogel in zijn prachtige kooi te pronken.
Oh, wat een mooie vogel, kan hij praten?
Neen, nog niet, hij is nog te jong, antwoordde Robert.
Dan kunnen wij hem nog alles leren, hoe heet hij.
Ik heb hem Jefje genoemd, zei Robert sarcastisch.
Jef? Wie heet er nu zon vogel Jef? dat ging totaal erover dacht Jef.
Kom Jefje, kopje krabbengrijnsde Robert.
De naam was gegeven, het kwaad was geschied. Jef bedacht zich wraak.
Een paar weken later moest Robert voor drie dagen weg om een paar zaken te regelen.
Jef kan jij even bij mij logeren tot ik terug ben en Jefje verzorgen?
Natuurlijk kon dat.
Jef was niet boos, neen hij was pist off, spinnijdig, woedend.
Zijn ijdelheid, zijn eigen naam was doorRobert door het slijk gehaald.
Ondanks dat, gaf hij de vogel dagelijks zijn eten en drinken.
Maar ondertussen trachtte hij de papegaai wat woordjes te leren.
Robert, klootzak, Robert, klootzak, herhaalde hij voortdurend, met de ijdele hoop dat de vogel het zou nazeggen. Toen kwam het onwaarschijnlijke.
Jef, klootzak, Jef, klootzak,zei de papegaai.
Dat was de druppel, de apotheose, het summum, de kroon op Roberts werk.
Jef was ziedend, in een vlaag van zinsverbijstering opende hij de kooi. Nog voor hij het goed en wel besefte was Jefje dood.
Mijn God wat heb ik gedaan, gierde het door jefs hoofd.
Toen Robert later terug thuis kwam zat er een dwergpapegaaitje in de grote kooi.
Waar is Jefje? vroeg hij ontredderd.
Wel daar,wees Jef.
Maar neen,zei Robert vertwijfeld.
Sorry Robert, te warm gewassen,sloot Jef af.
Hij keerde zich om sloeg de deur achter zich dicht en verdween voor goed uit het leven van Robert.
Eliano is een slimme jongen, die bovendien flink meewerkt in de klas,zei juffrouw Ingrid, toen ik met trots het schitterende rapport van mijn kleinzoontje in ontvangst nam. 98,5 op honderd voor wiskunde, ik wist al lang dat Eliano een bijzondere rekenknobbel had maar toch stond ik nog versteld van zijn cijfers. Eliano zelf stond er pretentieloos bij, of acteerde hij zijn nonchalance? Met klein manneke weet je nooit.
Gisteren zei u nog dat ik de grootste deugniet van de klas ben juffrouw.
Ingrid werd een beetje rood.
Dat is waar, maar een lieve deugniet,herpakte zij zich.
Zo, zijn eerste schooljaar zat op, wat was dat vlug gegaan. Voor bompa veel te snel, voor Eliano kan het niet snel genoeg.
Maar nu komt onze leuke periode, het verlof. Iedere dag op avontuur naar het zwembad, of naar het bos.
Deze morgen gingen wij stenen zoeken aan de haven. Binnenschepen lossen er bergen keien in alle soorten, vormen en kleuren. Sinds kort verzamelt klein mannekestenen. Van halfedelstenen tot doodgewoon grint. Een tijdje geleden leerde ik hem uit welke keien er vonkjes springen als je ze tegen elkaar slaat, dus wist ik wat mij te wachten stond als wij thuis kwamen.
Kom bompa, kom mee naar de badkamer ik heb veel vuurstenen geraapt, vlug dan kunnen wij vuur maken.
In de badkamer zijn er geen ramen en met de deur gesloten is het er aardedonker.
In zijn ene handje een zakje steentjes in zijn ander handje neemt hij mijn hand beet en sleurt mij mee.
Ik zie geen steek, dan klinkt het getik van de keien op elkaar. Minuscule vonkjes schieten in alle richtingen, niet de moeite, voor Eliano echter is dat als het jaarlijkse vuurwerk op de feestmarkt.
Kijk bompa, kijk, deze steen geeft het meeste gensters.
En heel even ontsteekt hij het licht om mij de bijzondere steen te tonen.
Jongens, wat een kanjer van een vuursteen speel ik mee.
Je moet eens aan die steen ruiken Eliano.
Klein manneke ruikt en haalt zijn neusje op.
Dat stinkt naar hondenpoep.
Maar neen zotteke, dat ruikt naar zwavel.
Hondenpoep.
zwavel.
Ik ruik nog eens om mij er van te vergewissen of er toevallig geen hondje tegen gepoept heeft, Eliano merkt mijn twijfel.
Ik heb je beet hé bompa, giert hij .
Ik zit hem achterna. Bij de bank heb ik hem te pakken. Ik werp hem op de kussens en begin hem te kittelen, tot hij zich overgeeft.
Dan is het etenstijd, rond zijn bord frietjes en steak heeft Eliano zijn keien geëtaleerd. Want als hij zijn laatste stukje vlees heeft naar binnengewerkt, zal het gensterfeest doorgaan.
Ik heb mijn grotmoeder nauwelijks gekend. Zij is geboren in 1859 op haar 44ste werd mijn vader, haar jongste zoon geboren. Pa was dan weer 39 jaar toen ik het daglicht zag en ik was er 40 toen mijn jongste zoon Kevin, de vader van Eliano werd geboren.
Mijn grootmoeder stierf op haar 92 jaar in ouderlingen tehuis. Een klooster op de Antwerpse Paardenmarkt.
Ik heb haar nauwelijks gekend. Zij mij ook niet, of beter zij herkende mij niet.
Een keer per maand ging mijn vader haar bezoeken, meestal nam hij mij mee. Ik vreesde die bezoekjes en ik vond ze verschrikkelijk. Het stonk er als in een onverzorgd toilet in de zaal waar moe zat, neen in feite stonk het er nog erger.
Moe zat in een lange smalle zaal. Over de breedte ervan, stonden lange tafels met aan weerskanten houten banken waaraan in het totaal zon dertigtal tandloze oude dames zaten allemaal in het zwart gekleed. Het leek wel of zij voortijdig voor zichzelf in de rouw waren. Ik veronderstel dat minstens de helft van hen in hun broek deed en dat zij door de nonnen zeker niet tijdig ververst werden.
Voor elk oudje stond er een witgelakte broodtrommel. Nu en dan haalde een van de vrouwtjes er een boterham uit en kauwde hem tussen onderlip en snor, waarbij hun kin meestal het topje van hun neus raakte. De bezoeken duurden er veel te lang want ik hoopte steeds dat ik gedurende gans de tijd mijn adem zou kunnen inhouden, maar dat lukte mij nooit.
Als contrast van alles wat ik er lelijk en vies vond, adoreerde ik het levensgrote felgekleurde Christusbeeld dat in het midden van de zaal tegen de wand hing en er al de aanwezige vervallen schoonheid zegende.
Van moe zag ik alleen haar grauwe gelaat met de vele zwarte ouderdomsvlekken, de rest van haar gedaante was gehuld in een zwarte glimmende lange jurk die tot aan de grond reikte, op haar hoofd prijkte een zwart voile kapje dat vanboven zoals bij een worst bij elkaar was geknoopt.
Het pijnlijkste van het bezoek was de kus aan moe die pa mij verplichtte. Tussen de donkere vlekken zocht ik dan een onvindbaar ongeschonden stukje huid om mijn jeugdige lippen te plaatsen.
Jef, wie is dat ventje?vroeg ze dan steeds opnieuw.
Dat is onze Roger, mijn zoontje.
O, ik wist niet dat gij nog een zoontje had,antwoordde zij dan telkens
.
Als zij mij niet kent, waarom moet ik haar dan kussen? dacht ik
Jef, hij heeft gevraagd om bij hem te komen wonen, zei moe de laatste keer dat ik haar levend zag en zij wees naar MIJN Christusbeeld.
Moe je vertelt onzin, zei mijn vader boos.
Dat zal wel zijn. Hoe zou zon knappe kerel aan haar vragen om bij hem te komen wonen, die kon wel andere vrouwen krijgen,dacht ik.
Een week later woonde moe bij hem.
Ik was net tien jaar geworden.
Zij lag opgebaard op een arduinen steen in de rouwkapel van het klooster. Haar handen lagen gevouwen als in een gebed. De enige wat ik merkte was dat haar vingernagels zwart waren en de vlekken in haar krijtwitte gezicht leken mij nu nog groter.
Geef moe nog een zoentje, zei mijn vader.
Ik deinsde een stap achteruit.
Allee, vooruit een laatste kus. herhaalde hij streng.
Als ik er aan terugdenk ervaar ik nog altijd die koude huid van de dood tegen mijn jonge lippen. Die laatste kus zal ik nooit vergeten.
Toen ik nog werkte, heeste er op het kantoor een eeuwig geschil tussen de dames en de heren over de stand van de bril.
Neen, niet van de bril op onze neus, maar over die van het toilet.
Het waren vooral de vrouwen die het moeilijk hadden met de stand van hun ovale zetel.
Volgens hen moest de bril omlaag staan wanneer zij het toilet bezochten.
Ik vond dat je reinste discriminatie.
Uit respect voor de dames, en omdat ik nogal wat fijne lekjes in de zijkant van mijn penis heb en dus verschrikkelijk spetter, zette ik de bril steeds omhoog, zodat de vrouwtjes geen natte billen zouden krijgen wanneer zij zich lozend op de pot vleiden. Het was van mij een handeling uit respect en beleefdheid, dat tot daartoe.
Maar daar begint de discriminatie. Na mijn verlossend plasfestijn, welk ik minstens één seconde had moeten uitstellen om de bril op te lichten, verlangden die egoïstische meiden van mij ook nog een tweede handeling; de bril neerlaten, zodat zij zichzelf zonder ook maar één inspanning, konden laten neerploffen op hun luie kont. Zeg nu zelf, dat gaat erover.
Ook mijn mannelijke collegas waren het roerend met mij eens. Zo werd er door de beide seksen urenlang gediscuteerd over pipi or not pipi dat is the question. Zelfs de vakbond werd er bij betrokken.
Er werden van de twee kanten voorstellen gedaan: van plakband of gips om de fitten te dichten bij de mannen en vloeipapier of gehurkte plasoefeningen voor de vrouwen. De gips vond ik een redelijke oplossing omdat het de stevigheid ook nog bevorderde, maar tot een werkelijk afdoend vergelijk kwamen wij niet.
Jaak, wiens vrouw in een kliniek werkte wist de uitkomst.
Op een morgen vonden wij op de zes toiletten een waterfles met een toepasselijk kaartje erboven only for men.
Geen brillen gedoe meer, de opossing; maar dan hadden wij niet gerekend op Edward, de snoever van het kantoor.
Ik krijg de mijne niet in de hals van die fles pochte hij.
Maar kom nu Ward, niet overdrijven.
Zelfs mijn eikel niet,hield hij ernstig vol.
Mag ik eens komen kijken?vroeg ik ongelovig.
Dat is een te gewichtige zaak.vond Edward.
Dat dacht ik ook.
Dit conflict heeft nu lang genoeg geduurd. Ik zal de knoop doorhakken, zei Kiekens, onze vakbondsafgevaardigde.
De mannen huiverden, knoop doorhakken? Wij hoopten niet direct achter de zak.
Kiekens haalde zes bordjes te voorschijn, drie met een mannetje en drie met een vrouwtje.
Ik wil dat de eerste drie toiletten voor de vrouwen zijn!eiste Jenny
Ha, neen, voor de mannen, want met mijn prostaat kan ik zo ver niet lopen.opperde Leo de senior op de werkvloer.
Geboren in hartje oorlog op 24 maart 1942. Als echte Antwerpenaar hou ik van mijn stad. Ik ben op rust gesteld verzekeringsinspecteur, docent verzekeringen en vul mijn tijd nu met schrijverij.
Mijn hobby's zijn Kortverhalen en gedichten schrijven en de opvoeding van mijn kleinzoontje Eliano.
Ik ben gehuwd met een prachtige vrouw, mijn schatje, Christiane. Samen hebben wij vier zonen. Sonny, Grigori, Dimitri en Kevin. Uit mijn eerste huwelijk heb ik nog een fijne zoon Yves.
*** Op 1 juli 2007 rolt mijn boek 'De zevende hemel' van de drukpers. U kan het nu bestellen via mijn e-mail adres, of rechtstreeks van de uitgeverij De free muketeers.
Wil je een origineel rijmpje of een gedicht voor de ene of andere gelegenheid.
Jubileum, geboorte, huwelijk, enz
Stuur mij een mailtje.
Donker.
Toen hij de zon voor haar gestolen had.
En hij haar s nachts de sterren schonk.
Bleef hij alleen achter in het donker
Terwijl zijn vriend met haar in het licht verdronk
Elianos oom heeft vorige week een konijntje gekocht. Het heet Snuffeltje.
O! Bompa, wat een lief klein konijntje, zei klein manneke.
Het is zon klein pluizig ding. Ik vind het zelf ook schattig.
Woensdagavond was het zover.
Bompa, mag ik ook een konijntje?
Ik keek hem nietszeggend aan, hoewel ik op dat moment al wist dat er een konijntje zou komen.
Please bompa?
De bomma die aan de andere kant van de zetel zat knikte achter zijn rug naar mij.
Ik had niet anders verwacht, want wat zou zij haar zonnetje weigeren. Daarom zei ik:
Elianoke, dat moet je aan de bomma vragen. Wetende wat het antwoord zou zijn.
Het mag van bomma!
Dan zal ik er eens over nadenken,plaagde ik.
Goed, je krijgt een konijntje zei ik onmiddellijk daarna.
Joepie, gaan wij er eentje kopen, waar oom Grigori Snuffeltje gekocht heeft?
Neen, want hij heeft er 15 euro voor betaald en dat vind ik te veel, en daarbij, ik wil een hangoor konijntje.
Dus wij op het net, zoeken bij kapaza. Wat een keuze!
Slachtkonijnen las klein manneke bij een aanbieding.
Wat bedoelt men daarmee? vroeg hij.
Niets van aantrekken dat zijn niet die welke wij zoeken, ontweek ik
O! Kijk hier wat snoezige,wees hij.
Inderdaad het waren dotjes, hangoortjes voor 5 euro.
Vlug de verkoper gebeld.
Het was wel een adres op een 40 km van mijn huis.
Het was een vriendelijke dame die ons de fotos van
Het hele nestje doormailde, waaruit wij dan het
mooiste mochten kiezen. Bovendien werkt de mevrouw in Antwerpen waar wij dan ergens afspreken om de diertjes te halen.
Klein manneke koos een grijs en de bomma, jaloers als ze was koos er een tweede, een bonte angora net een lapjeskatje.
Tegen het einde van volgende week mogen de kleintjes pas van de moeder weg. Zolang moet klein manneke nog geduld hebben en dat is moeilijk. Wel tien keer per dag vraagt hij waarom de konijntjes nu nog niet kunnen komen.
Zeg bompa, zei hij gisteren avond, Als wij dat moedertje nu eens mee kochten, dan moesten wij toch niet langer wachten.
En die andere vijf kleintjes dan?
Die kunnen wij toch ook kopen bompa.
Gisteren nacht had ik een verschrikkelijk nachtmerrie. Ik was een gigantische wortel, honderden konijnen met vlijmscherpe tanden zaten mij na. Telkens verschanste ik mij achter een dikke deur. Maar de hongerige monsters knaagden er telkens weer een gat in.
Klein manneke riep altijd maar.
Zie je wel bompa dat ze al van hun moeder weg mogen!
Na ons stevig middagmaal vertrokken wij met de bus naar t Sint-Anneke .
De donkere tunnel konijnenpijp door. De konijnenpijp werd gegraven eind jaren dertig. Zijn naam heeft deze tunnel te danken omdat hij zo smal en lang is en werkelijk het enge gevoel geeft alsof je in een konijnenhol zit. Hij heeft maar twee rijvakken. Hij is af te raden aan mensen met claustrofobie.
Zitten wij nu echt helemaal onder de Schelde bompa?
Ja, pluisje.
Dan zwemmen er nu haaien boven ons hoofd, zoals in aquatopië.
Neen, zotteke, in de Schelde zitten er geen haaien.
En octopussen, en piranhas, of pijlstaartroggen?
Hij begon nu alle gevaarlijke vissoorten die hij kende op te noemen.
Toen ik het beu werd om telkens neen te knikken zei ik:
Neen Eliano, enkel kabouters te paard met melkflessen op hun hoofd.
Gekke bompa, paarden hebben geen vinnen,zei hij lachend.
Uiteindelijk waren wij de tunnel uit. Wat later stopte de bus aan het strand van t Sint Anneke
Wij kuierden samen langs het ongeveer één kilometer lange strand. Beneden aan de waterskant was het slip zwart en vies van de geloosde olie. Enkele zeilscheepjes tekenden hun witte zeilen in het donkere water. Aan de overkant van de rivier schilderde, de kathedraal, de trots van de Antwerpenaar, zijn rijzige gestalte in de azuurblauwe lucht. Antwerpen is pittoreske van op de linker Schelde oever, ik ben nog altijd verliefd op mijn stad met haar rijke verleden. Wij zitten naast elkaar in het zand, klein manneke en ik. Ik vertel hem over Antwerpse geschiedenis, uren lang als het mag, en Eliano is een aandachtige luisteraar, met honderden vragen. Die mij steeds weer op een nieuw verhaal brengen.
Kom ik had beloofd dat je mocht mini golven,zei ik ten slotte.
Tof in den hof! riep hij, met een uitroep die ik hem geleerd had.
Aan het golfterreintje is een gezellige taverne verbonden. Ik zat rustig met een drankje aan de kant, terwijl klein manneke er met zijn golfstick op los sloeg. Hij was de enige speler op het terrein, dus hij had tijd en plaats genoeg vond hij
Eliano, het is geen baseball hoor, zei ik omdat ik bang werd voor de glazen en de hoofden van de andere consumenten, die bang zaten toe te kijken naar het jong geweld.
Kijk jongen, bompa zal het nog eens voordoen.
Ik sloeg voorzichtig tegen het golfballetje, niet hard genoeg om voorbij de hindernis te geraken.
Zie je nu wel bompa, zo gaat dat immers niet vooruit. Kijk je moet niet door maar over die molen meppen.
Hij voerde daad bij het woord en gaf het balletje zon dreun dat het ver weg buiten het golfterrein ergens tussen het gras terecht kwam.
Ga het nu maar zoeken, want als het verloren is moet bompa vijftig euro boete betalen. Loog ik.
Vijftig euro, o my God, daar moeten wij een week eten mee kopen,riep hij naar een paar mensen die van het lenteweer genoten en mij hierna medelijdend aankeken.
O my God, had hij op tv gehoord, het is weer de grote mode bij de jeugd.
Ga maar vlug zoeken kom, of bompa zal nog van honger omkomen,antwoordde ik schaapachtig naar de zonnekloppers kijkend.
Het duurde heel lang voor hij zijn balletje terug had gevonden, met als gevolg dat hij het nu wat rustiger aan ging doen.
Telkens hij een hole geput had, kwam hij met zijn scorekaart naar mij opscheppen.
Kijk eens bompa, slechts in drie keer,blufte hij, maar hij vergat er bij te zeggen dat hij daarvoor zeker vijftig keer geoefend had.
Een mevrouw die de taverne verliet, kwam klein manneke het koekje van bij haar koffie brengen.
Zeker een dame die van die vijftig euro had gehoord dacht ik.
Toen wij terug naar huis terug keerden heb ik klein manneke verteld dat hij zo van die vijftig euro niet meer mag roepen.
Mogen de mensen dat niet weten bompa is dat dan te veel soms?
Nadat wij van De oude landen terug thuis waren, stond de bomma klaar om samen naar de markt te gaan. Iedere woensdag is het bij ons in Ekeren markt en daar gaan wij altijd Markten. Vooral de groenten en het fruit is er voordelig en daar ons bomma nog iedere dag verse groenten op de tafel tovert, mogen wij die marktdag niet missen. Stel je voor, drie kg spinazie voor 2 en 3 kg stoofprei voor 3.
Ja lieve Hollandse freakjes, bij ons stooft men prei en dient die op in een bechamelsaus. Met een lekker Koteletje erbij en bruine saus, keilekker.
Lang geleden kocht ik mijn prei over de grens bij een boer uit Ossendrecht, die man was er verwonderd over dat wij Belgen, prei stoofden, en hij zei dat men er in Nederland enkel soep van kookte.
Wij deden onze inkopen en flaneerde verder de markt af.
De grote attractie was een marktventer die een nieuw soort sladroger demonstreerde. De man was zon spraakwater dat het wemelde van het volk om zijn kraam. Hij wist zijn klanten te bespelen als een stand- up comedian.
Ik zelf had geen behoefte aan zijn product, want ik wikkel mijn gewassen sla in een keukenhanddoek en stophem in de centrifuge van mijn wasmachine, zeer efficiënt.
Klein manneke gaat niet voorbij het Marokkaans kraampje, voor hij van het ene en het andere geproefd heeft. Vooral zoetigheden, behalve dadels en vijgen, daar griezelt hij van. Noten daar is hij helemaal gek op. Zeker de Braziliaanse, wij kopen er iedere week ½ kilogram van en die worden steeds weer verslonden.
Mij krijg je niet voorbij het viskraam, ofwel koop ik ongepelde garnalen, waarvan ik enkel de kop en de staart aftrek, of een gerookte haring met kuit. Ik ben gek op de kuit, de rest van de vis werp ik weg.
Voor wij naar huis gaan, drinken wij nog wat op het plein. Ik twee trappisten, de bomma een koffie, Eliano drinkt Fanta of ice-thea.
Na ons middagmaal stonden klein manneke en ik klaar om naar Het sint Anneke te gaan.
Geboren in hartje oorlog op 24 maart 1942. Als echte Antwerpenaar hou ik van mijn stad. Ik ben op rust gesteld verzekeringsinspecteur, docent verzekeringen en vul mijn tijd nu met schrijverij.
Mijn hobby's zijn Kortverhalen en gedichten schrijven en de opvoeding van mijn kleinzoontje Eliano.
Ik ben gehuwd met een prachtige vrouw, mijn schatje, Christiane. Samen hebben wij vier zonen. Sonny, Grigori, Dimitri en Kevin. Uit mijn eerste huwelijk heb ik nog een fijne zoon Yves.
***
Wil je een origineel rijmpje of een gedicht voor de ene of andere gelegenheid.
Op de veertjes van jouw engelenvleugels Valentijntje
Wil ik deze kussen naar mijn liefste dragen.
Zoals jouw eindeloos, tijdloos leven Valentijntje
Wil ik van haar houden tot het einde van de dagen.
Met de zachtheid van je engelenhuid Valentijntje
Wil ik haar met mijn vingertoppen teer beroeren.
In jouw liefdes hemel mijn lief Valentijntje.
Wil ik haar naar de verste hoogten van extase voeren.
Ik wil kussen zoals je het altijd op de film ziet.
Heeft Brad Pitt zijn kus dan zoveel meer muziek?
Als ik kus, hoor ik die honderden violen niet.
k Krijg er complexen van ik word melancholiek.
Als Richard Gere maar even naar een meisje kijkt,
begint een groot orkest ergens zacht te spelen.
Het enige wat ik met mijn stom gekijk bereik.
Is dat het meisje zich verschrikkelijk gaat vervelen .
Dus geen muziek voor mij, och God t kan me niet schelen.
Ik ga naar mijn dvd, stop er een romantische cd in.
Ik pak je vast mijn schat en ik zal zo je passie stelen.
Dan kunnen Pitt en Gere met hun orkest de boom in.
Seks zoals bij hem thuis.
Ze hadden heel de nacht geflirt van dezevenen tot de vijven.
Met de moraal was 't al gedaan alleen tweekleffe lijven.
En op de stoep vlak voor haar deur stonden zij fel te kussen.
Zij vroeg of hij mee naar boven kwam, zij zou het vuur wel blussen.
Een krüner kreunde op de plaat t vertrek door zweet bezwangerd.
Het vreemd gaan ging hem niet zo goed de dorpshengst werd een bangerd.
Maar zij begerig naar t vervolgwas brandend van verlangen.
Dat ding dat zo belovend was bleef zo ontgoochelend hangen.
Kom hier mijn schat en geef het mij ik kan niet lang meer wachten.
Ik sta in vuur en vlam voor jou waar zijn toch je gedachten.
Kom doe zoalsthuis, als bij je vrouw en sta daar niet te leuteren.
Hij lieteen scheet, viel op de bank en begon zijn neus te peuteren.
Herinneringen
Dank je lieve Cobie, ik vond het toch zo fijn.
Dankzij die melodietjes terug even jong te zijn.
Dat waren eens mijn jaren van levenslust en jeugd.
Dat even weer te horen, doet een oude man soms deugd.
Wij lachten en wij dansten, wij gingen uit de bol.
Met al die leuke dingen, de tijd van rock en roll.
Dat waren andere tijden geen messen of geen shit.
Wij hadden dat niet nodig, wij zelf wel pit.
Als ik weer aan die tijd denk, dan krijg ik kippenvel.
De liefdes van die jaren verdwenen vaak te snel.
Ik zit nu in mijn zetel, kijk stil naar mijn tv.
k Denk aan de jaren zestig, en maak ze nog eens mee.
Valentijn knuffeltjes
Een kusje op je neusje.
Een likje in je hals.
Zo verder naar beneden..
Ronddraaiend als een wals.
Want zo maak ik je wakker
Wij vrijen gans de dag.
Je giechelt vind het fijn.
Want het wordt weer bijzonder
De hete dag van Valentijn.
Lekker stout.
Ik heb vandaag iets erg stout gedaan.
En ik heb één uur in het straf gestaan.
Ik heb met verf op de muur geschreven.
Het helemaal in het rond gewreven.
De juf was boos, ze noemde mij kapoen.
Ik heb beloofd om het nooit meer te doen.
Ik vond het toch grappig en het was zo fijn.
Wat is het prettig een klein kleutertje te zijn.
Aan mijn zoon Dimitri (negenentwintig)
Hij braakt zijn onzin uit, een doos vol fantasie.
Verwaande woorden in een vlaag van euforie.
Vage beloften die hij over zijn toekomst spuit.
Hij liegt, belooft, hij kraamt enkel onzin uit.
Hij leeft immers in andere sferen, snap hij dat dan niet.
Zijn schijnleven, hij geniet van wiet, en coke en spied.
Dus meisje, als jij eens voor seks bij hem wilt komen.
Ben jij een meid, gepakt, vlug zonder liefde meegenomen.
Hij kent geen echte vrienden geen geluk en geen verdriet
Alleen bedwelming van cannabis, en foute energie van spied
Hij houdt zijn ouders, zijn familie, zijn omgeving voor de zot.
Maar vooral zichzelf want hij rookt en slikt zich helemaal kapot.
Ik hoor hem zeggen lul niet man, dan moet het zo maar zijn.
Ik wil graag sterven bij een zalig, lange witte lijn.
Moeder baarde je niet om je in die waanzin te zien leven.Zij gaf jou alles en nog meer, wil jij voor haar die troep opgeven
Erotische fantasieën
Ik koop voor jou een slip van blauw satijn.
Een blinddoek en ideetjes fijn.
Jouw kontje lekkerder dan marsepein.
Ik vreet je op met Valentijn.
Vertrouw geen krokodil.
Een leeuw die niet van zwemmen hield, vroeg aan een krokodil.
Breng mij hierover, waar die zebra staat, t is daarheen dat ik wil.
De krokodil die honger had, bekeek de leeuw en zei toen Kameraad,
Ik breng je over als jij belooft, dat je mij de helft van de zebra laat.
De leeuw die nogal gulzig was vond de helft veel en zei: Je krijgt een bil.
Ze knikte, maar dacht ik krijg je wel, het is veel meer wat ik wil.
Kom stap maar op, mijn goede vriend, zij schoot met volle kracht vooruit.
Maar plots wierp ze de leeuw eraf, verslond hem toen met haar en huid.
En de moraal van het verhaal, luister goed en houdt het stil.
Leer zwemmen als je graag zebras lust, vertrouw geen krokodil.
Woorden.
Woorden dwarrelen om je heen.
Je wilt ze allemaal begrijpen.
Vaak honderdduizend, dan weer geen.
Je moet ze langzaam laten rijpen.
Soms gevuld met liefde, dan weer koud.
Je moet ze van elkander onderscheiden.
Eerst zijn ze braaf en dan weer stout.
Ze maken blij, of ze doen je lijden.
Want woorden kunnen zoveel zeggen.
Eens zijn ze helend, dan weer vol pijn.
Je kunt ze beter naast jou leggen.
Omdat het toch maar woorden zijn.
Mijn draak
Diep in het bos hier achter mijn huis, daar woont voorwaar een draak.
Om zeven uur spuwt het monster vuur.
En iedere dag gebruik ik hem als ik de haard aanmaak.
Maandagmorgen
Wassen beelden, mensen zonder gezicht
Slepen zich verder door een natte maandagmorgen.
Gebogen hoofden in het vale ochtend licht.
Gedwongen slaven van de fabriek om voor het dagelijks brood te zorgen.
De appelaar.
Ik heb emmers mest onder de appelaar gelegd, wat zal die jongen groeien. Ik heb mijn vader uitgelegd geen klimtakken te snoeien.
Wanneer hij straks de hemel reikt, dat zal hem zeker lukken Dan klim ik boven in zijn kruin en ga ik sterren plukken.
Dan zoek ik mama op een wolk, k zal haar die sterren schenken Dan lacht ze zeker want zij ziet dat ik aan haar bleef denken.
Politici
Ik heb vandaag de wereld veranderd, een steen in de rivier gelegd
Ik heb twee vliegen dood geslagen en een kikker opgedregd.
Ik heb een wijsheidstand verloren en mijn haar wat uitgedund.
Ja, je hebt zo van die dagen dat je werkelijk alles kunt.
HET MERELTJE.
Zeg mereltje hoe mooi is het lied dat jij fluit. Zijn t woordjes of doe j het alleen voor t geluid. Je huppelt zo vrolijk en zingt zo spontaan. En toch heeft men jou een zwart pak aangedaan.
Ik hoorde je zingen toen iedereen nog sliep. Was t regen, was t regen waarop je zo riep? Maar neen t was de zon die jij hielp op te staan. En toch heeft men jou een zwart pak aangedaan.
De lorelij
t was op een mooie lentedag vroeg in de maand van mei. Een mooie vogel in mijn tuin, zong als een Lorelij. En aangetrokken door zijn zang, liep ik op de vogel toe. Ik verstond de woorden van zijn lied, hij was het leven moe.
k begrijp je niet zon prachtig weer je vliegt en je bent vrij. Wat maakt die vlucht wat maakt dat weer zo zong de Lorelij. Er hoort geen vogel naar mijn lied, k verkwijn van eenzaamheid. Ik heb geen lief en heb geen vriend, ik mis genegenheid.
Ik heb een kooi van goud kom blijf, ik wil je vriend wel zijn. Kom er maar in, ik verzorg je graag, ik vind je gezang zo fijn. Maar na een tijd geen noot geen lied, hij zong niet meer de lieve Lorelij. Een vogel hoort niet in een kooi, daarom liet ik hem vrij.
Hij vloog toen in mijn kerselaar en zong zijn een liedje fijn. En toen vanachter in de tuin, daar zong een vogel ook t refrein. Hij is het leven niet meer moe, is dat geen grote troost. Want samen met zijn Lorelij zorgt hij nu voor zijn kroost.
Schaatsen
Hij had de scheve schaats gereden en raakte even van de baan.
Zij dacht wat is daarvan de reden, zij kon dat onrecht echt niet aan.
Zij is dan ook maar scheef gaan schaatsen, hoewel zij zeer goed schaatsen kon.
Dan weer hij en dan weer zij, maar hij was t die er mee begon.
Ik heb de schuld bekende hij verloren ik schaatste als de eerste fout.
Maar zij hield nu van t schuine schaatsen en de rest dat liet haar koud.
Eenzaamheid.
Als de maan straks door de kieren gluurt. En het daglicht is verdwenen. Als het donker weer zijn geesten stuurt. En de angst mij doet verstenen.
Als de kille hand van d eenzaamheid, weer om mijn hals zal grijpen. En t gevoel van non-geborgenheid, mijn keel weer dicht zal knijpen.
Dan denk ik weer dat jij daar bent. En jij LIEVELING fluistert. Weet dan dat het nog steeds nier went. Als ik roep en jij niet luistert.
Geboren in hartje oorlog, 24 maart 1942. Als echte Antwerpenaar hou ik van mijn stad. Ik ben op rust gesteld verzekeringsinspecteur, docent verzekeringen en vul mijn tijd nu met schrijverij.
Mijn hobby's zijn Kortverhalen en gedichten schrijven en de opvoeding van mijn kleinzoontje Eliano.
Ik ben gehuwd met een prachtige vrouw, mijn schatje, Christiane. Samen hebben wij vier zonen. Sonny, Grigori, Dimitri en Kevin. Uit mijn eerste huwelijk heb ik nog een fijne zoon Yves.
***
Eliano
Een pienter en kranig baasje geboren op 2-1-2000 net geen milenium kindje.
Hij is de lieveling van bomma en bompa.
Eliano is een braaf kind dat nooit problemen geeft, integendeel ja krijgt er enkel liefde en vriendschap van.
Sinds september zit hij in het eerste klasje van de lagere school. Onlangs kreeg hij zijn eerste rapport, het was schitterend. Zij cijfers alemaal praktisch tienen en het laagste cijfer was een negen.
Niet alleen op school blinkt Eliano uit. Ook op sportief vlak mag hij er zijn. Voor hij de grote school, ging hij haast elke dag met bompa zwemmen. Hij was net vijf jaar toen hij zijn zwembrevet van 25m behaalde. Voor hij zes jaar was haalde hij zijn diploma van 400m en ook op zijn vijfde zwom hij een school marathon en zwom maar eventjes 28 lengtes. Hij kreeg een beker want hij was de enige vijfjarige die deelnam. Nu heeft hij zijn brevet van 1.000m.
Eliano is ook aangesloten bij een voetbalclub. Daar is hij doelman en lang geen slechte. Dus een sportief jongentje. Het zwemmen is de afdeling van bompa. Maar bij het voetbal is bomma zijn grootste supporter. Zowel op de training als bij een match is ze erbij en zij die nooit van voetbal hield, schreeuwd nu de longen uit haar lijf voor Eliano. Ik vrees dat zij ooit nog een hooligan wordt.
Hierna volgen een reeks gedichten die ik voor mijn hartediefje schreef.
Voor Eliano.
Als ik mijn ogen sluit en kijk naar t beeld dat dan verschijnt. Is t of een god de beiaard luidt en alle zorg en pijn verdwijnt.
Als ik in jouw blauwe oogjes kijk met lichtjes van plezier. Is t of de hemel opengaat en het paradijs ligt hier.
Als ik jouw blije kirren hoor, jouw schateren van geluk. Is t of de tijd mag stille staan tien eeuwen aan een stuk.
Als ik jou in mijn armen houd je hoofd tegen mijn wang. Dan wilde ik dat het duren kon mijn hele leven lang.
Als ik jou in je neusje knijp en daarbij teut moet doen. Is t zoentje dat je mij dan geeft meer waard dan tien miljoen.
Als ik jouw roze wangetjes zie met kuiltjes van de pret. Is t of men hier voor mij speciaal een engel heeft gezet.
Als ik jouw gekke pasjes zie jouw bang zijn voor t gevaar. Is t of ik altijd daar zal zijn om je te steunen maar.
Als ik er later niet meer ben en jij bent sterk en groot, vergeet dan nooit dat beeld van mij zo gaat bompa nooit dood. Februari 2002
Een zonnetje.
Een zoentje een knuffeltje een neusje een snuffeltje. Een velletje fijn als satijn. Een hoofdje een krulletje een kuiltje een billetje. Een mondje zo rood als karmijn.
Een klein wiggelwaggeltje een aaike een lachetje Een stemmetje helder en fijn. Een simpel zigzaggetje de zon in mijn daggetje. Een kindje dat liefde moet zijn.
Feb 2002
Update door Eliano
Mijn laatste gedicht wordt voor jou mijn jongen.
Want als de dichter stoppen moet.
Als hij zijn lied heeft uitgezongen.
En hij zijn oude kaars uitdoet.
Ik wil je nog zo veel vertellen.
Maar was druipt snel en tijd is kort.
Ik zie de jaren steeds versnellen.
Ik Schrik als het straks reeds Kerstmis wordt.
Mijn liefde heb ik jou gegeven.
Ik heb jou mijn normen bijgebracht.
Ik zal nog jaren verder leven
Want ik krijg een update als jij lacht.
Foto van Eliano
Het is zes uur jij ligt nog lekker in je bedje.
Voor mij staat jou foto, zij lacht naar mij.
Ik lach terug en krijg een binnenpretje.
Want zelfs die foto maakt mij warm en blij.
Eliano werd verliefd op de trein.
Woensdag reden samen met de trein van Antwerpen naar de Panne aan zee.
Ik samen met mijn Eliano, hij nam zijn liefste knuffels mee.
Het was gewoon voor de ervaring zo ver te rijden met de trein
Al werd het op het laatst eentonig, toch vond Eliano het wel fijn
Het weer was ons niet goed gezind er was wel zon maar zoveel wind
Te scherp aan t strand, zelfs voor mijn blije en vrolijke kind.
Dus trokken wij met schop en vlieger de hoge duinen in.
Uit de felle wind was het veel beter en zeer naar onze zin.
De Hoge Blekker de hoogste duin van heel ons land hebben wij beklommen.
Na zwoegen, ploeteren, hebben wij die trotse berg overwonnen.
Eliano groef mij in, ik kreeg kilos zand tussen mijn tanden.
Wij groeven tunnels in de mulle duin met onze blote handen.
De avond viel, het graafwerk en het feest gedaan.
Het was weer tijd om terug naar het station te gaan.
Nog even voor onze trein huiswaarts was vertrokken.
Hadden twee meisje van een jaar of twaalf ook onze coupé betrokken.
Wat deed Eliano flink zijn best om de meisjes te behagen.
Hij deelde zijn knuffeltjes en zijn snoep zij mochten alles vragen.
Wat is deze bompa toch blind, zo geweldig dom en zo naïef,
zeker als het gaat over zijn onschuldige kleine hartendief.
Want het was mij helemaal ontgaan, ik vond Eliano nog te klein.
Om even als bij toverslag op een meid van twaalf jaar verliefd te zijn.
De trein hield halt, de reis voorbij, wij liepen samen op het perron.
Ik kreeg Eliano in het oog, het ventje keek voortdurend om.
Ik slikte een lach in toen hij zei: Bompa, kan je wat trager stappen misschien.
Dan kan ik dat knappe meisje met die lange donkere haren nog eens zien.
Zeven jaar, reeds het gevoel verlieft? Dan zegt in mij een bange stem.
Dat ik mijn prille kinderjaren, waarschijnlijk toch vergeten ben.
Kinderpraat.
Deze morgen, de lentezon stond te blinken aan de azuurblauwe hemel. De roep van de natuur lokte, dus besloot ik dat wij onze eerste boswandeling gingen maken van dit jaar.
Wij zouden wel onze laarzen aantrekken, want bomma verwittigde ons dat het nog wel drassig zou zijn.
Bompa, zouden er al kikkervisjes zijn? vroeg Eliano.
Ik denk dat het nog een beetje vroeg is voor dikkopjes. Nu ja, met die opwarming van de aarde, je weet maar nooit, misschien zijn de kikkers ook wel in de war. Wij zullen voor alle zekerheid een bokaaltje meenemen.
Bomma had gelijk, het was nog modderig, maar met onze laarzen aan was dat eens zo prettig. Wij kozen de smerigste modderhopen uit om er door te ploeteren. Zowel Eliano als ik hadden leut in het zompende geluid van onze wegzinkende laarzen en het dretsen van de opvliegende slijkspetters in onze gezichten. Na een poosje zagen wij eruit als twee zwaar gecamoufleerde paras.
Ondertussen vertelde ik mijn kleine soldaatje van alles en nog wat over de ontluikende natuur.
Aan de stand van de zon merkte ik dat het tijd was om huiswaarts te keren. Elianos buikje vertelde trouwens hetzelfde verhaal. Wij sneden nog vlug wat takken wilgenkatjes af voor bomma.
Nu was het zijn beurt om te vertellen. Hoe hij erop kwam weet ik niet maar zo ging zijn verhaal.
Weet je bompa?
Zo begint hij altijd als hij nogal veel kwijt wil en hij in zijn hoofd nog het een en ander aan het samenvatten is.
Wat moet ik weten jongen?
Weet je dat er iemand is die zo rijk is dat hij iedere mens op aarde één euro kan geven?
Ik heb daarover gelezen in de krant.
Hoeveel moet die man dan bezitten bompa?
Zon goede zeven miljard euro.
Weet je bompa, die kan alles kopen wat hij wilt. Huizen met honderd verdiepingen, villas een vliegdekschip.
Ik knik, hij kijkt zoekend rond.
Neem nu die boom.
Hij wijst mij naar een enorme beuk.
Die boom, dat is voor hem een fluitje van één cent.
Ik bekijk de boom, denk aan de rijkaard en de beeldspraak, maar ik zie de kerel nog niet direct op de woudreus blazen. Eliano merkte dat ik lachte.
Neen bompa, ik meen het hoor. Die man komt hier en zegt, ik wil die boom, en hij koopt hem. Veel geld is niet altijd praktisch. Als je heel rijk was, zou je dan veel antiek kopen bompa?
Ja, ik hou wel van antiek.
Zie je wel, dat is dom. Hoe oud is antiek?
Heel oud, meer dan honderd jaar.
Meer dan honderd jaar? soms wel duizend jaar. Neem je koopt een boekenkast. Je steekt er je boeken in, dan valt die in elkaar.Waarom, omdat die oud en versleten is en van oude bomen van meer dan honderd jaar is gemaakt. Het zou zelfs kunnen dat ze al ineen zakt voor je er boeken inzet. Dan moet je er een nieuwe kopen, en nog eens, en weer eens, tenslotte is al je geld op en dan kun je geen euro meer geven aan al de mensen van de wereld.
Daar had hij wel een punt.
Wij waren thuis. Ik zette de katjes in een antiek vaasje dat ik nog van mijn moeder erfde. Ik deed het zeer voorzichtig, omdat het oude ding niet zou in elkaar storten.
Den Bompa.
Voor Eliano, mijn kleinzoontje.
Als ik mijn ogen sluit en kijk naar t beeld dat dan verschijnt,
Is t ofeen god de beiaard luid en alle zorg en pijn verdwijnt.
Ik weet echt en vast en zeker, ik ben opnieuw, opnieuw verliefd
Den bompa
Eliano heeft de griep.
Een tuiltje bont van crêpepapier.
En purperen rozen op de kast.
Geknipt, geplakt met veel plezier.
Gemeten tot het allemaal in elkander past
Neen, bompa zo moet je dat doen.
ik krijg weer mijn knutselles.
Van mijn zieke betweter kapoen.
Ik leer nu ook al tellen, want vier plus twee is zes .
Straks is zijn griep genezen.
Dan ben ik weer een tijd alleen.
Zit dan droef in mijn krant te lezen.
En eenzaam te genieten van de stilte om mij heen
Eliano, mijn jeugd mijn zegen.
Eliano heeft mij helemaal opgeslokt hij heeft mij opgegeten.
Hij houdt een stukje in zijn hart om mij niet te vergeten.
Een deel bewaart hij in zijn bloed daar zitten al mijn genen.
De slechte spuwt hij maar beter uit, de goede mag hij lenen.
Ik moet bekennen, ook op mijn beurt, heb ik Eliano opgegeten
Vooral het deeltje kind en jeugd, daar was is door bezeten.
Eliano is geen egoïst ik heb van hem een schat gekregen.
Hij houdt mij nu al jaren jong, zijn jeugd is ook mijn zegen.
Kusjes geven aan Eliano.
Trippel, trappel, in de kamer.
Trippel, trappel, in mijn hart.
Tikke, tikke, tikt je hamer.
Tikke, tikke, tikt mijn hart.
Snikke, snikke, dikke tranen.
Snikke, snikke, ween jij hard.
Snikke, snikke, stoute hamer.
Snikke, snikke, weent mijn hart.
Kusjes, kusjes, bompa geven.
Kusjes, kusjes, honderd kusjes,duizend kusjes voor mijn part.
Kusjes, kusjes, voel hem beven.
Kusjes, kusjes, toe nog even
en van liefde beeft mijn hart.
Mijn kleine manneke
Het kleine manneke dat naast mij op de sofa zit, kijk onschuldig voor zich uit
Ik ken die blik van t kleine manneke ik weet wat dat beduidt.
Dan plots als getroffen door de bliksem vliegt t kleine manneke op mij af.
Hij slaat zijn armpjes op mijn nek, ik roep. das onverwacht, hé kleine manneke dat is laf.
Maar t kleine manneke luistert niet hij worstelt en hij grijpt mij bij de oren.
Pasop maar kleine manneke, want bompa geeft zich lang nog niet verloren.
Wij vallen vechtend van de bank, ik rol met t kleine manneke op de grond
Ons bomma kijft en tiert. Kleine manneke, bompa, jongens, jullie maken het weer bont!
Dan even later, is de vechtpartij voorbij en t kleine manneke zit hijgend aan mijn zij.
Hij kijkt onschuldig voor zich uit, ik ken die blik daar gaan wij weer, ik en t kleine manneke van mij.
Den bompa
Zware ruzie met Eliano.
Wij zitten koppig voor ons uit te staren.
Hij kijkt naar mij, ik wend mij af.
Ik wil van toegeven niet gebaren.
Dat is nu zijn verdiende straf.
En zeg nu zelf heb ik geen gelijk
Hij vindt van niet maar ik weet het zeker.
Dat ik het er toch het meest op lijk.
Ik wacht wel af hij wordt wel weker.
De klok tikt traag het blijft maar duren.
Ik houd mij sterk ik geef niet toe.
Ik zit boos naar het plafond te turen.
Maar hij wordt het uiteindelijk moe.
Kom bompa laat ons verder spelen.
Ik vind die ruzie echt niet fijn.
Ik zit mij hier vreselijk te vervelen.
Bompa t is goed, jij mag nu Zorro zijn.
en bompa.
Flaneren met Eliano
Wij gingen weer eens wandelen.
Samen naar de Scheldestad.
Het bruiste er van t lenteleven.
Weer een fijne voorjaarsdag gehad.
Lekker langs de Meir flaneren.
Jij rent rond t standbeeld van, Van Dijk.
Ik zie een oude buur passeren.
Hij wuift, ik knik hij loopt voorbij.
Dan op de markt een massa volk
t Is ook een vroege lentedag.
De vogels, kippen en konijnen.
Jij aait een eendje en ik lach.
t Zijn allemaal van die simpele dingen.
Die een mens normaal niet ziet.
In een drukke straat samen een liedje zingen.
Simpele dingen; waarvan ik nog het meest geniet.
Den Bompa.
Ik was er enkel voor jou Eliano
Wat gaat het toch snel, nu jij steeds groter wordt
Straks ga jij alweer naar de eerste klas.
Jou weken te lang de mijne te kort.
Mijn leven is bijna voorbij het jouwe begint pas.
Elke tik dat mijn hart tikt, tikt het voor jou.
Het leven raast als een storm voorbij.
Ik ben de zonsondergang jij de ochtenddauw.
Kom geniet mee van elke najaarsdagdag met mij.
Als de nacht komt en de zon machteloos sterven moet.
Maar door vruchtbare dauw er nieuw leven ontstaat.
Weet ik zeker, mijn leven had zin en was goed.
Daar het door jou, lieve schat onverwijld verder gaat.