De fanfare
Aan gene kant stond een rij trompetten te schitteren in het gele zonlicht.
Zij braakten schetterende klanken uit hun glanzende koperen muilen.
Over de groskest heen zag zij hem stralen met trillende tot het uiterste opgeblazen wangen.
Op zijn bezwete voorhoofd klopte een blauwe ader centimeter dik telkens hij zijn longen leeg blies in het van speeksel verzadigde mondstuk, zodat een straal spuug van zijn kin afdroop.
Wat is hij knap dacht de spitse griet en zij tikte gedoseerde pings uit haar zilveren triangel.
Onder aanzwellend geroffel als bij de inleiding voor de dodensprong ontmoetten hun blikken elkaar.
Toen gebeurde het ongelooflijke, zijn testosteron schoot de hoogte in,
zijn gelaat bolde zich nog meer op, maar dat konden zijn opgezette wangen en slapen niet meer aan.
Het was verschrikkelijk, zijn kop spatte uit elkaar, evenals de stoet.
Bloed en hersenen vlogen in het rond.
De leden van de fanfare zagen met afschuw hoe een prille liefde in hun midden, vroegtijdig explodeerde.
|