Wij hopen u verder te kunnen boeien met dit blog over onze stad! Vergeet ook niet af en toe nog eens te kijken op het voorgaande blog http://blog.seniorennet.be/jp_dendermonde
09-12-2011
Medaille...
Op de jaarorde van de Federatie Europese Narren, uitgereikt in carnavalsmiddens in diverse landen, prijkt dit jaar het stadhuis van Dendermonde. Wellicht heeft de aanwezigheid van enkele stedelingen in het internationaal bestuur en in het bestuur van de afdeling België hier wat mee te maken...
Rechts, het stadhuis.
De ontwerptekening van de medaille, waarop duidelijk het stadhuis te zien is.
Ik denk al genoeg gesproke te hebben over Polleke en denk dat het hoog tijd is eens te denken aan zijn kleinste zoon Gustje die heeft zijn opvoeding gekregen in de maricolen. Susse was de knecht, nen oude man, daardoor wierd hij van oud en jong geeerbiedigt, maar onder de leerlingen, de kleintjes, was het niet hetzelfde. Den ergste was Hector Grison, den doove, ne voorvechter van 1ste klas, iedereen hadt er schrik af behalve ik, de kleinste van de klas. Ik zou wel dikwijls bij Zuster Overste geroepe geweest zijn, doch ik wierdt nog al eens door de vingers gezien, daar ik twee nichtjes hadt, Anna en Esther Mestag die school meesteres waren.
Buiten die slechte gaaf was ik misschien wel een der braafste, zoo niet hadt ik het lam Gods niet mogen dragen en kinneke Jesus mogen vertonen.
Met te veranderen van school was het niet meer t zelfde, ja ik wierdt naar t College gestuurd, met ingang kapel, groote poort voor Supérieur en professors, kleine ingang kleine deur alles kant biestemarkt, andere leerlingen groote poort langs 't Guldenhoofd. De koer was nevens de paardestallen van de stad, waar Janneke pintjes dief kwam uitrusten en nogal eens bedonderd wierd door de leerlingen, niet door mij maar wel door danderen. Daar nevens uiteinde hof van Ramlot, achterkant den Duits en Baro, dit was de koer der pensioneere. Met deze hadden ze nog al last: daar wierd nogal eens gekaatst en den bal vloog nog al eens over de muur; onze kant was slechter, daar hoorde ze nog al eens god ver, of wacht maar vagebonde tot de klas uit is, k zal eer wel vinden. In plaats langs de markt uit te komen, liepen we langs de biestemarkt en Janneke pintjes dief hadt het aan zijn fles.
Die koer heeft altijd noodlottig geweest, daar wierden de boeten uitgedeeld, t is te zeggen in t Collège moest men op de koer frans spreken, wirte betrapt met vlaams, kreegt Ge een boekje dat men de signe noemde en zoo lang ge geen opvolger hadt die ge niet betrapte met vlaams te spreken, vermeerde de boel..
Aan de Gust hadden ze ne slechte kalant, want ik kon geen mouchar spelen en bleef met de signe op zak loopen tot de survaillant zelf moest gaan luisteren. Het gevolg was voor mij, straf schrijven s middags en s avonds een uur langer in t school blijven, alsook bij congé dagen. Ik heb nogtans mijn best gedaan, want ik was vroeg begonnen met misdiener te spelen, ongelukkiglijk 't heeft niet lang geduurd, een teeken aan de fles en ik lag buiten. Zanger in de kapel, ik hadt vroeg een goede stem 't heeft langer geduurd, want na t collège ben ik zanger geworden in de Groote kerk en nog al tot mijn 33 jaren, daar kom ik later op terug. ( )
We gaan voort met onze Pa Polleke Mestag, toen hij bazar hield. t Was de eerste in Dendermonde, toen was er nog geen spraak van bazar Parisien. Hij deedt in Carnaval artikelen, verkoopen en verhuren van costuums ( ). Te dien tijde waren het rijke mensen en goeie burgers die zich kwamen verkleeden en omkleeden, zoo dus moesten onze ouders op blijven tot de laatste buiten was. Ja, de jongste van onze cliek mochten niet zien of weten wie binnen of buiten gingen. Ik was altijd bij de jongste en misschien bij de liefste dat weet ik niet meer, maar op zekere keer zat ik voor de venster slaapkamer van mijn ouders te kijken en zag floere Mie (die woonde in de dijkstraat gangsche nevens den antikeir Bert Lejeune. noes over Pier Vael en Moenaert, marchand in wijnen), binnen en gemaskerd buiten gaan, t was ne kneddel t is te zeggen heel klein en viel daarmee in doogen.
Bij 't huren der kostuums moest er ne pand betaald worden en zooveel dagen na den tijd de huursom betaald worden. Carnaval liep voorbij en wie niet af kwam was floere Mie. Ja aan t eten kwam dit aleens tepas en wierdt er gesproken van t achter blijve van dit kleintje en kostuum. Ik wist te zeggen wie dit meisje was, hoe ik dat wist en waar ze woonde. Ik ging er op af, maar ze was nooit thuis natuurlijk volgens 't zegge van de moeder. Opeens hadt ik vernomen dat ze werkzaam was in de fabriek 't lammeke en Gust trapte het af naar Grembergen. t was 12 uur, schoftijd alleman kwam naar buiten alsook floere Mie, ik hadt ze rap te pakke en hadt nog maar uitgesproke ik zal de Gèle, dit was den direkteur van de fabriek, op dhoogte brengen of t was al: ik breng na t sluiten alles naar huis en betaal alles en floere Mie hield woord, maar Polleke was de clieent kwijt. Men zegt altijd ééne verlore is 2 gewonne en zoo was het met schèle Cavez, koper slager Korenart rechtover de paterskerk. Hij was hem komen maskeeren met de ganse clik. Ja, Pol hadt op zijn rug een teeken gezet, ik ben Cavez, en hijmoest den eerste in de cafés binnen gaan, hij was maar aan t schennen gegaan of t was al, gaat alras naar de koornaart bij Cavez. Dit liedje wierdt elders herhaald, want de vóórwacht hadt het reeds gesignaleert en Désiré, dit was zijn voornaam, weg om te veranderen van kostuum. Pol, ze kennen me overal, zet me rap een ander masker op, alsook een aardig costuum, en dat het teeken mee veranderde kan men wel raden; hij was maar terug bij de klik of het spel herbegon bij zoo ver dat hij vol colère naar de costumier vloog. Geef me rap mijn kleeren terug, ik ben overal herkend en dit is niet plezierig. Rap de kleeren uitgedaan, zorg draagende het teeken weg te smokkelen en t is langen tijd nadien dat Cavez maar eerst heeft geweten waardoor hij zoo snel is herkend geworden.
'k Was mè van de wéik on 't ambetéire en ik begost manne zolder op te kouise... 'k Em d'r nog 't iën en 't ander gevonne... Faitelaik zat d'r niks spèsjoël tisse, zènne.
(Naar eigen zeggen trad Gustje Mestag op als clown - soms alleen, soms met twee als "Robertos en Gustos" - en werkte hij zelfs bij de gekende circussen Libot en Semay.)
Gustje Mestag en Robert De Smet alias 'Gustos en Robertos' of 'De Duettisten'
( ) Ik ben terug op mijn alleentje gegaan en me bij Libot aangesloten en later bij Semay. bij alle twee als clown en den gevaarlijksten toer uitgeoefend die niemand in de cirk dierf aannemen, namelijk met een auto over twee balken rijden waaronder een vrouwpersoon lag ( ).
Het zwaartste wat ik ben tegen gekomen op de foor, was toen ik la femme sans tête heb nagebootst, zelf niet wetende hoe ik dit in malkaar stak. ( ) Ne geweldige succes heb ik gekrege, maar waar ik meest genot van had gekregen, dat was de omhaling voor onze weesjes. Het zelve heb ik nog eens verniewd op de foor in Zele recht over de balans. Het volk stroomde er binne en daar wierd ik bedankt ( ) voor mijn koelbloedigheid en mijn antwoord was: nu hebt Ge mijn kop afgedaan, maar ne volgende keer moogt ge armen en beene af zetten, ik zal bereidt zijn de proef te onderstaan zooals nu. Hier hadden ze mij gezien zonder kop, maar in Dendermonde rechtover Juul den trip (Groote Markt) hebben ze gans mijn geraamte gezien en ik was nog niet verlege. ( )
Waar we meest onze peere hebben mée gezien, was het drama afgespeeld in de barak poppespel (maar levende) voor de paterskerk. Den titel was: op het strafbanksche. Betichte waren Gustos en Berthos, schrijver en Advokaat Franske Van De Voorde, openbaar ministerie Theo Van De Voorde. Inhoud van het drama: stele van de joconde en t verbrijzele van de leeuw aan de peron van t stadhuis. Kostuumering: huis Gustje Mestag (vagebondachtig, vuil smerig, gescheurd, heel grof gesteld om te lijde). Scène verbeeld tribunaal , bank met de twee betichte, in de fond advokaat en openbaar ministerie. De gordijn gaat open, t openbaar ministerie begint de fijten voor te leggen, de andere acteurs treden op. Ze (Gustjes vrienden van het gezelschap De Ton)zaten alle op den eerste rang. primo Julien Legat (bazar parisien, leveransier van het gekend niespoeier en stinkstof), zijn helpers Georges De Pauw, Gustaaf Callebaut, Xavier Janssens. Pas is de advokaat Frans de replik aan t geven of uit vier hande te gelijk vliegt het niespoeier over de scène, men hoorde niets anders meer dan atch, atchi, atchi. Tot daar waren we er van gespaard, maar voor niet lang, want het duurde niet lang of het regende stinkbomme voor de voeten van Gustos en Berthos bij zoo ver dat we verplicht waren de barak te ontruimen en dat t publiek in de barak riep: Ge moet niet vragen of bazar (bijnaam van Julien Legat)hier binnen zit. Het heeft lang geduurd eer we het drama hebben kunnen voortdoen.
Daar we hier nu toch over Staaf Callebaut spreken, wil ik nu toch aanhale wat me is voor komen met Madame Rosa, een waarzegster die rechtover mijn huis stond. Staaf zijn vraa zoo gaarne eens bij een waarzegster gaan, zoo vertelde ze aan Gust. Mme Rosa die ne goeie kalant van mij was, rap op dhoogte gebracht. Ik deed de kleeren aan, perruk en grimage en ik speelde kaartelegster. En of Mme tevreden was, moet ge niet vragen, want met een supplement te betalen wist ze wat meer. Bij terug in de café van Gustje te komen wist ze aan Nancy (Gustjes tweede vrouw) te zegge: die waarzegster is een die alles weet en het is juist wat ze zegt. En het is langen tijd nadien dat ze maar geweten heeft dat Gust die kunst bezat en dien rol had afgespeeld. Hier ben ik aan t einde van mijn fooremansleven en vraag me nog af: Waarom ben ik geen forein geworden? t was op ne kermis dinsdag, venetiaans feest op t vestje met de bootjes en concert op t brugske, dus niets te doen voor de foreins. We spreken ondereen: da we nu eens ne molen huurde voor vandaag, wat zoo de daar van denken ( ) ik moest natuurlijk t woord doen, ik was toch eerelid der foreins. De Munter binne geroepe, den eigenaar van de molen, en t was rap geklonken, hij vroeg niet beter er was voor hem toch niets te doen en we betaalde hem 1300 fr maar hij moest de chauffeur mecanicien geven. Ja, we moeste de eigenaars kenbaars maken en de reklaams; rap bij den drukker en ziehier den text: alleenlijk voor éen dag overname van de Molen De Munter: eigenaars De Groote Jean, Cadron Lucien, Steppé Gabriel, Gustje Mestag, opening om 6 uur. Twee affichen geplekt op de molen. en twee op den auto van Jean De Groote. 2 eemers met een lange koord op de grond en zoo de stad rond. De 4 vrouwen moesten dienst doen op de molen en de mans, in geval geen volk, buiten halen uit de cafés, t geen niet noodig geweest heeft, want onze molen was al volop aan t draaien, toen we terug kwamen. T was 11.30 uren toen we stopte. We hadde genoeg voor ne soepé voor gansch ons personneel, nog drinkgeld voor onze mecanicien die al betaald was door zijn baas, al de cafés af te doen van de markt en nog wat over voor s Woensdags want het was nog kermis. En zóo eindigde mijn fooremansleven.
De Sint is alweer voor een jaar vertrokken... Hij maakt plaats voor de Kerstman!
Sinterkloës éid'em stillekes ouit de voete gemokt en is nor Spojne vertrokke... Ik pèis dâ'k èm zien vertrèkken èm, mor 'k bènt ni zéiker. A mokt in alle geval ploitsj vèr 't Kèstmanneke. Naa-j-ist den dië zannen toer vèr nen uëp kadaukes te komme bringe...
Eerder dit jaar publiceerden wij al een foto van het 'Kamp Dendermonde' (Camp de Termonde), met de vraag of iemand ons daarover enige informatie kon bezorgen. Tot vandaag kregen we er geen reactie op. Wij publiceren nog een andere foto van het kamp...
We zijn in t begin van den oorlog 14-18. De kanoniers met hun kanonnen vluchten uit Lebbeke, ze zeggen hier in Dendermonde wel, tis Lembeek dat beschoten wordt, maar de soldaten wisten het beter. De Staf, met aan thoofd géneral Michel en deze der garde civiek, waren vereenigd op het stadhuis, ik zien nog den adjudant der garde civiek (die zijn bakkerij had recht over mijn atelier) al wenend naar huis loopen, de muit van zijn canari vogel open zetten, laten vliegen en bijna zoo snel mogelijk loopen als dat beestje vliegen om over de veerbrug te gerake, want t was de vlucht naar Grembergen, Zele, Lokeren enz.
Ik stond aan mijn deur, toen ik het laatste commandement van Michel hoorde, retourné, retourné, vous nentendez pas ce sont nos canons qui tonnent, maar ten duurde niet lang of pak en zak den auto in en generaal was weg.
T was juist een uur geleden dat de facteur me nen brief bezorgde van mijn vriend Jozef De Leije, gestuurd uit de Congo. en ik ben bijna zeker dat ik een der laatste ben die over de veerbrug zijn geweest, toen de brug door onze soldaten was gesprongen, wel te verstaan ne meter vierkant. want t zijn de duitsers zelf die dachten dat het gros van t leger den overkant van t schelde zaten diede brug hebben doen springen, want t was ne klop.
Ik kwam van Lokeren waar we gevlucht waren, was juist in Zele op weg om naar Dendermonde te komen, toen de duitsers de brug deden springen. Ik vergeet te zegge dat bij den eersten inval de plundering reeds begonnen was, zoowel door duitsers dan door burgers. ( ) Mijn atelier was gespaard gebleven, iknam aanstonds materiaal en begon de deur van mijn broer Cesar toe te nagelen en tebezette met planken, t zelfde bij Trientje Gijssels, een snoepwinkel, bij de Piscordé, bij De Munck (oud huis Pero), bij Janneke Verlaekt waar nog een kat ingesloten zat in de kelder ( ) en dan moest ik zelf gaan loopen om over de veerbrug te geraken, want de Duitsers waren al over de koornaert. Na t springe van de brug is de staf terug bij de stad gekomen, tis te zeggen bij den brouwer Wapenaer te Gremberge, alwaer ik zelf verscheidene malen om een bewijs heb moeten gaan om in de stad te geraken, want ge moest kunnen bewijzen dat uw huis nog bestond, dus niet afgebrand was, en ge moest op uur over en terug met de boot overgezet worden en dit heb ik kunnen doen tot de 3de inneming van de stad en toen zijn we versukkeld naar Blankenberghe en Holland Breskens.
Hopelijk zijn alle brieven voor de Sint klaar. De heilige man is nog volop aan het werk om de lijsten aan te vullen, zodat hij vannacht zijn ronde feilloos kan afwerken.
( ) De major was Permantier, wonende op de bistemert nevens den boer Ruissing, hof uitgaande poort t is te zeggen gangske leidend naar de katholieke school, wie toen bestuurder was Van Der Veken of De Maerschalk weet ik niet, maar waar ik zeker van ben is, dat de leeraar Boer DHondt was. Die woonde op de schelstraat eenige huizen voorbij kozijntjes ( ).
Op zekeren dag dat er langs de straten getrommeld wierd, wist men dat er exersisie was. Hij (Gustjes vader, 1ste soldaat)was altijd een der eerste en altijd in de 1ste rijen. En avant marche en de manne waren weg, Commandant was vergete halt te zeggen en Pol stond met zijn mannen met de neus tegen de muren. Al met eens wierd er geroepen pleton halte. Ja ze konnen niet verder, demi tour à droit of à gauche weet ik niet meer, maar ze keerde toch om.
Ne andere keer was ne marche naar den buiten, commandement wierd nog al eens vergeten te commandeere de mannen stonden voor nen drogen gracht, Pol met zijn charels wierpen er zich over en de groep was in twee alvoor er halte geroepen wierdt. Gelukiglijk dat Pol niet veel opvolgers heeft gehadt: wij waren met vijf jongens, ik was den eenigste die geen garde civik ben geweest. Ik heb mijn plan zelf getrokken, doch mijn broer Juul telde voor twee, er zullen er wel in de stad zijn die zijn heldendaden zich zullen herinneren.