We proberen de bronnen welke we gebruiken terug te geven bij elk onderwerp, mochten er opmerkingen zijn worden deze aangevuld op aanvraag of worden de publicaties verwijderd.
Het duurde 25 jaar vooraleer de burgerlijke kant van de zaak kon uitgevoerd worden. Na zijn 21 jaar kreeg de dader de toestemming om zich in Milaan te vestigen. Toen hij terug naar België kwam wonen heeft hij met een hypothecaire lening op zijn woning de schade integraal vergoed. Hij is gehuwd met een vrouw die ook Magda noemt en heeft twee kinderen. Jaarlijks werd hij door de familie De Bruyne bedacht met een doodsprentje met de foto van Magda.
De moeder Maria Dorpels met de foto van haar overleden kind.
Op de beeldbank van Kortrijk staat een filmfragment van de begrafenis :
VINKENMAATSCHAPPIJ HOOP IN DE TOEKOMST (1905) - DEEL1/2
In 1905 besloten Gerard Defever en August Vantomme een vinkenmaatschappij op te richten in café “Bloemfontein” aan de Stasegemstraat te Kortrijk. Door allerlei omstandigheden verhuisde de maatschappij diverse keren om in 1946 terecht te komen in café “De Jonge Accordeonisten” bij Gerard Huysentruyt aan de Antoon van Dycklaan te Kortrijk.
Fiere vinkeniers juist voor de tweede wereldoorlog.
1 – Courtens Robert – Runde tientallen jaren de maatschappij.
2 – Huysentruyt Gerard uitbater van de herberg “De Jonge Accordeonisten”
3 – Gerard Lefever – Stichter van de club in 1905.
4 – André, beenhouwer uit de Brugsesteenweg.
5 – Jerome Seys – Vinkenliefhebber uit de Vlasbloemstraat.
6 – Lambert Drossaert, gans zijn leven lid van de maatschappij.
7 – Theophiel Teirlynck.
8 – Marcel Debusschere
9 – August Vantomme - Stichter van de club in 1905.
10 – Goethals Albert.
In 1952 werd de maatschappij binnen de familie overgebracht naar herberg “Villa Sport” aan de Brugsesteenweg 133 te Kortrijk. De uitbater Robert Courtens (Echtgenoot Huysentruyt Wiske) was een fervent vinkenvanger en vinkenliefhebber, welke de vinkenmaatschappij koesterde in zijn lokaal tot in de jaren 1980. Vervolgens gingen ze naar de “Roxy” aan de Watermolenstraat, naar “Faubourg de Bruges” aan de Brugsesteenweg en zijn nu beland aan de Moorseelsestraat, café “De Vlaskapel”.
In 1955 werd de maatschappij “Koninklijk” verklaard voor haar vijftigjarig bestaan. Door de Gouverneur van Brugge werd een medaille en Attest van “Koninklijke verklaring” uitgereikt Wie kan rekenen weet dat ze in 2018 een ouderdom heeft van 113 jaar, en nog steeds bestaat, ondanks de achteruitgang van de vinkensport.
Ieder jaar werd de houder van de beste speelvogel “Koning” verklaard en werd in de bloemen gezet. Hier Robert Courtens en echtgenote in hun herberg Villa Sport.
De winnaar werd ook thuis gefotografeerd met de winnende vogel en zijn trofeeën. Op de foto Jerome Seys uit de Vlasbloemstraat te Kortrijk.
De Koning werd thuis afgehaald met de vlaggen van de maatschappij. Foto genomen in de Vlasbloemstraat met leden van de vereniging , familie en buren. Het was nog een tijd dat mensen wisten wat feesten was.
VINKENMAATSCHAPPIJ HOOP IN DE TOEKOMST (1905) - DEEL2/2
De ganse groep werd ontvangen op het stadhuis. Foto op de pui van het stadhuis met Burgemeester Coussens.
Vervolgens was er een “souper” in het lokaal van de maatschappij. Hier een sfeerfoto tijdens het dessert. Op tafel, koffie, koeken en…bierflessen, let links op de bierfles van brouwerij Malfait van Kuurne.
De volledige groep werd ook telkens in beeld genomen aan het vinkenlokaal.
“Eduard Stillatus” alias “Natus Beurze” in de volksmond ”Nanten Buzze”
Eduard Stillatus werd geboren in Kortrijk op 23.06.1844. Het was een excentrieke Kortrijkse figuur en werd aanzien als de straatkoning van de stad. Hij was gedomicilieerd in het "logementje" in de Sionstraat van Henri Leclercq , maar was bijna dag en nacht op straat. Al dan niet daartoe aangezocht bewees hij kleine diensten aan zijn stadsgenoten en wist ze ook te verblijden door zijn liederen. Het lied van "De Brand van Sint Maartens toren" (Deze brand vond plaats op 7.8.1862) kon hij met bijzonder veel gevoel vertolken. Zijn liederenrepertorium was vrij uitgebreid. Hij zong als een Tiroler : La-la-oe, Lala-oe, La-lala-oetil. Werd iemand gehuldigd, dan vond hij het zijn plicht het feest met zijn aanwezigheid op te luisteren. Met zijn klaroen stond hij aan het huis van de feesteling en af en toe blies hij erop. Hij dook overal op, het liefst aan de kop van stoeten en zo. Hij was een van die bekende volksfiguren. Hij was steeds in het bezit van zijn onafscheidelijke lange stok, droeg een afgedragen soldatenpet, een veel te grote broek en een slodderige jas. Op feesten droeg hij een bolhoed. Hij liep op pantoffels om 's nachts niet gehoord te worden. Van Natus werd gezegd dat hij de geheimen van de nacht naspeurde. Hij was bijzonder goed op de hoogte van het reilen en zeilen van het volkse leven. Er wordt vermeld dat hij huisdokters soms vergezelde wanneer die 's nachts opgeroepen werden. Wie Natus een frank drinkgeld gaf kreeg te horen "Dank U om de fooi, maar weet dat het niet on drinkgeld gaat want ik drink niet" inderdaad Natus was geen dronkaard.
Hieronder, Natus op een studiofoto. Met de onafscheidelijke stok, de te grote broek, streeptrui en een strik. In de hand zijn klaroen, op de stoel zijn soldatenpet met enkele attributen. Let op de tattoo op zijn arm , twee gekruiste degens. In zijn jonge jaren had Natus bij de Nederlandse troepen in Indonesië gediend. De drie puntjes eronder betekenen “Mort au Vaches” (Deze relatief oude Franse uitdrukking -einde van de 19e eeuw- werd door de Fransen gemaakt om hun vijandigheid jegens de Duitsers aan te duiden). Hij was gepensioneerd in het leger en daardoor kon men hem niet als landloper aanzien, en mocht de politie hem niet zonder reden lastig vallen.
Processies en lijkstoeten ging hij devotelijk vooraf, al schreiend in een rode zakdoek zijn pet in de ene hand, een grote rozenkrans in de andere. De ordedienst was dan veelal genoodzaakt de luidkeels protesterende Natus naar 't Zwaantje in de Leiestraat op te brengen, waar hij tot na afloop van de stoet werd vastgehouden. Wanneer een student zijn laatste examens had afgelegd en een titel van dokter in de medicijnen of rechten bekwam stond Natus deze op te wachten aan het station. Natus gaf een groet met zijn hoed tot tegen de grond en driemaal diep buigend haalde hij zijn beste frans uit om komplimentjes te geven. Daarna vergezelde hij als een beschermengel de gediplomeerde tot aan zijn woonst waar hem een geschenk of een stuk van vijf frank geboden werd.
Hieronder, Natus een tweetal jaar voor zijn dood. De oprichting van het Groeninge-monument in 1906. “De Maagd van Vlaanderen” staat klaar om op de sokkel geplaatst te worden.
Hij was veel te vinden in de omgeving van het station waar hij de reizigers hielp met de bagage en hen wegwijs maakte in Kortrijk. De Grote Markt kende ook veel zijn aanwezigheid en was hij o.m. de trouwe bewaker van het Monseigneur De Haerne-monument op de Botermarkt. Bij valavond ging hij op de Grote Markt de vensterluiken sluiten van het huis van vrederechter De Blauwe.
Zijn niet te stuiten dienstbaarheid is Natus eens noodlottig geweest. Op 19 augustus 1895 werd op de Grote Markt, vlak voor Patria, het De Haerne-standbeeld onthuld. Dag en nacht hield Natus er de wacht. Op een avond in september naderde een groep van vijf dronken Overleienaars het standbeeld en dat vond Natus niet goed. Hij kreeg van een van de mannen een stoot en er ontstond een gevecht in regel, waarbij Natus de top van zijn neus werd afgebeten. Hij bleef nog de hele nacht ter plekke, bloedend en met de afgebroken brok van zijn neus in de hand. In het hospitaal werd hij verpleegd.
Hieronder Natus voor het station te Kortrijk op de “Place des Eperons d’Or” ofte Guldensporenplein zoals het toen noemde. Steeds met de onafscheidelijke stok. Reizigers op de achtergrond staan Nantus verwonderd aan te kijken.
Hij stelde zich ongevraagd ten dienste. Daar mocht in de stad geen optocht en geen cavalcade, geen bruiloft en geen gelag plaats hebben of Natus Beurze stapte trots vooraan, zijn jas behangen met allerlei soorten medailles van heiligen, van paardenfeesten en veeprijskampen. Aan de kop van de stoet, voor het muziekkorps, ontpopte hij zich tot een ernstig tamboer-majoor. Rondom had hij telkens een zwerm uitgelaten jongens die plezier hadden met zijn zotte manieren. Werken deed hij niet; alleen nu en dan een karwei of wat boodschappen doen om een fooi te verdienen. Hij fungeerde ook als ‘brandwacht’ die met de slogan ‘Brand! Menschen! Brand!’ het volk inlichtte over een noodsituatie. Al was Natus een zonderling, hij had een goed karakter en hij was bij de Kortrijkzanen graag gezien.
Hieronder op een niet gekende plaats.
Natus Buzze, door wellicht iedereen graag gezien, en nog het meest door de kinderen, had een broer, Adolf Stillatus, die meer in de gevangenis heeft gezeten dan erbuiten. Enkele welmenende Kortrijkzanen bezorgden Natus een menswaardige begrafenis en zorgden voor een bidprentje met verzen door de Kortrijkse volksdichter Jules Laigneil. Hij kreeg een bidprentje met foto wat toen erg zeldzaam was, de titel onder de foto maakte hem tot een groot man “LE ROI DU PAVE COURTRAISIEN”.
Anekdotes over Natus Beurze werden lang na zijn overlijden nog mondeling doorgegeven, terwijl zijn bijnaam een algemeen verspreide sympathieke spotnaam werd.
De Groeningebrug overspant de rivier de Leie en verbindt de Burgemeester Vercruysselaan met de Minister Liebaertlaan. Tussen de jaren 1800 en nu lag er een veerdienst en een vijftal (?) bruggen.
Ongeveer op de plaats van de Groeningebrug was er tot 1895 een veerpont. De dienst werd verzekerd door Ferdinand Hilaire Simoens (1835-1909). Voor de prijs van 1 cent zette hij de Kortrijkzanen over van de “Gentsche wijk” naar de Damkaai en terug. Deze figuur die bekend stond onder de bijnaam 'Kromme Laire” had een gebrek. Zijn ene been was een ferm stuk korter dan het andere. Daardoor kreeg de latere brug de naam “Kromme Leirensbrug”. Overigens was hij een ondernemende figuur die ook actief was als afvalbeheerder op de “Vettekaai” (toenmalig stort) die aan zijn woning lag en trok met zijn paarden ook nog boten voor langs de Leie. Hij vervoerde alles wat met de schepen werd aangebracht zowel zavel als steenkool met paard en kar, bezigheden welke hem geen windeieren legden. In 1918 werd het huis vernield.
In 1872 bouwde Kromme Leire Onderstaande huizen met paardenstallen en loodsen waarin hij zich vestigde als entrepreneur cabaretier. Hij won in hetzelfde jaar de concessie van de stad Kortrijk voor de vuilkar. In 1890 had hij 32 mensen in dienst en noteerde men 23 trekpaarden voor zijn diverse activiteiten: logement, café, veerdienst, het trekken van sleepboten en het ophalen van huisvuil. In die tijd kende men geen vuilniszakken en ook geen vuilbakken. De vuilnis werd gewoon voor elk zijn huis op een hoopje geworpen. Om de week kwam dan de dienst van Kromme Laire langs, bestaande uit een driewielkar, toen “snakkar” genaamd, met “nen boever” (chauffeur van toen) die met een grote schop de vette oplaadde. Er was altijd een kind of vrouw bij die met een rakel en een borstel die de resten verwijderden. Dan werd alles naar de Vettekaye gevoerd (Boeren konden er vrij mest komen halen). Deze stortplaats was gelegen waar nu het Albertpark is en was in gebruik van ca 1855 tot 1910. Door het aanleggen van de Groeningebrug verloor Kromme Laire zijn veerdienst, maar verving dit door actief deel te nemen als voerman bij het aanleggen van deze brug. Foto dateert van rond 1890.
Tot 1895 maakte de Leie ter hoogte van het Koning Albertpark een ruime bocht. Het aanleggen van de Groeningebrug (eerste brug) gebeurde op land. Nadien werd de Leie rechtgetrokken onder de brug door. Op de gedempte Leiebocht kwam een park dat aanvankelijk de naam 'Leiepark' kreeg. De allereerste Groeningebrug dateert uit 1895 en was een sierlijke stalen boogbrug. De brug werd op 15.10.1918 opgeblazen bij de terugtocht van de Duitsers en na de oorlog terug opgebouwd (= tweede brug).
Woning van Kromme Leire en de nieuw aangelegde brug, welke nog niet in gebruik was. Bemerk de sierlijke lantaarns aan weerszijden van de brug.
Opening van de brug in 1895. Boven de brug hangt een tekst van Guido Gezelle :“O Groening brug uw Yzer spant nu vreedzaam over het vrye land dat eens vol gulden sporen blonk en bloed by volle beken dronk 1302 – 1895”
Zicht op de sierlijke ijzeren Groeningebrug, centraal achteraan merkt men de hoeve van boer Callens. Het Jaagpad betreft een gezellige aardewegel. Opvallend terug de mooie verlichtingspalen
Foto vanop de Groeningebrug in de richting van het centrum, de centrale woning achteraan is de herberg “Estaminet” die de naam droeg tot in de jaren 1980. De woning is nu nog steeds bestaande. Recht er over werd de St Maartenskliniek later gebouwd. De personen met steekkar en de schop en borstel tegen de reling, zijn mogelijk het personeel van de vuilkar van Kromme Leire.
Op 23.5.1940 werd de tweede ijzeren boogbrug opnieuw opgeblazen, nu door de geallieerden en vervangen door een houten noodbrug (Vierde brug) buiten de as van de weg. Het verkeer, komende van de Gentse poort, moest dan met een kleine brug over het sas van het kanaal Kortrijk-Bossuit dwars door de Wikings rijden om zo in de Leopold III-laan terecht te komen. Deze doortocht werd steeds door een Duitse schildwacht bewaakt, te meer er op de terreinen van de Wikings veel munitie (gevonden langs de Leie na de slag) gestapeld werd. Wanneer de scheepvaart weer op gang kwam moest deze brug verdwijnen na de bouw van een houten brug op de normale plaats, die op 6 september 1944 andermaal in de lucht werd geblazen.
Pas in 1955 werd begonnen met de bouw van een nieuwe brug welke openging in 1957. Een betonnen brug die weinig sierlijk was. Op de foto stand op 24.05.1956, de bekisting voor het gieten van de beton. Zicht in de richting van de Gentsepoort met links het kanaal Kortrijk-Bossuit
Zijaanzicht van de brug in opbouw.
Aan de ene zijde kon met onder de brug met de fiets doorrijden, aan de kant kon met via een trap te voet onderdoor gaan. Links onder de brug zicht op de Wikings.
Vanaf het Jaagpad gezien in richting van Kuurne in 1957. Rechtsachter de Wikings.
Zicht op de brug en het Albertpark met het Leiemonument ingehuldigd in 1957.
De huidige brug vormt een nieuwe brug die in het kader van de verbreding en rechttrekking van de Leie, de Leiewerken, werd opgetrokken om schepen met 2 gestapelde containers doorgang te bieden. Bij het ontwerp van de nieuwe brug werd ook het nabijgelegen Koning Albertpark in het concept opgenomen waarbij de oevers langs beide zijden van de brug nu naar het water hellen en het park zo visueel een geheel vormt langs beide zijden van het water, waarbij de Groeningebrug de fysieke link vormt tussen beide.
De aanleg van de brug. De twee oevers, bovenaan het Abertpark en het Leiemonument. Rechtsonder de Wikings. De Leie wordt ferm verbreed.
Na de bevrijding tussen november 1944 en mei 1947 fungeerde het terrein van de Wikings als interneringskamp voor collaborateurs. De Wikings opgericht in 1924 door Baldewijn Steverlynck bestond uit tennispleinen, voetbalveld, looppiste en een openluchtschouwburg. Tijdens de oorlog hadden de Duitsers er hun intrek genomen. Door de strijd waren er veel vernielingen aangebracht. In oktober 44 werd de opdracht gegeven er een interneringskamp op te richten. De firma De Coene kreeg de opdracht diverse barakken te bouwen voor een aantal gevangenen tussen de 60 en 120 man, verder wasplaatsen, wc’s en andere voorzieningen. Er was een capaciteit van 1500 gevangenen. Het werd destijds aanzien als een “Modelkamp”.
(Bronnen : Archief Turbo – Joost Ballegeer)
Zoals we de Wikings kenden tot in 2007.
Beelden van voor en rond de oorlogsjaren, de Wikings op de achtergrond. Onderaan de Wikings achter de Groeningebrug (Kromme Leire’s brug) opgeblazen tijdens de oorlog.
Wandelgang tussen de barakken en de afspanningsdraad – Links toiletten – Achteraan een mirador. De afspanning bestond uit dubbele afrastering met prikkeldraad. Er waren vier miradors aanwezig. De gewapende bewaking werd gevormd door Rijkswachters. Dagelijks werd er dril gegeven door oud Gendarm Catry.
Zicht op de barakken, achteraan centraal een mirador. De Leie trad meermaals uit haar oevers waarbij de kleine barakken onder water kwamen te staan.
De kleine barakken van A tot E waren bestemd voor elk ongeveer 50 man, goed geïsoleerd met twee tralievensters. In de barakken A –B en C zaten de zware gevallen Zivilfahnder – Hilfsfelgendarmen - leden Vlaams legioen – Waffen SS… De barakken D en E waren bestemd voor zieken – Barak D was ingericht voor doktersonderzoek. Barakken F tot O voor 130 à 150 personen waren paardebarakken van goedkope constructie waar veel kou werd geleden. Er was slechts één kachel per barak gestookt met “spriet” (Kolengruis met hout in). De gevangenen sliepen in stapelbedden met strozakken. De administratie werd ondergebracht in de clubgebouwen, de keuken in de aangrenzende kanoclub en de gebouwen van de Ruitersclub deden dienst als voorraadplaatsen.
In het kamp werden vier incivieken terechtgesteld aan de schietstand, bovenaan rechts het grondplan. Urbain Lodewyck, Gustave Tuyttens, Gabriël Maes en Triphon Dewaele werden veroordeeld tot de dood met de kogel. Deze daad maakte veel indruk op de medegevangenen. Tweehonderd personen mochten de terechtstelling bijwonen.
Tekening gemaakt door een gevangene, de ingang van het kamp.
Tekening gemaakt door een gevangene, wandelgang, prikkeldraad en mirador.
Tekening gemaakt door een gevangene, Zicht op de toiletten.
Barak H was een kapel met een altaar in oranje-Wit-blauw.
Ontsnappingspoging uit de krant “Belgie vrij” zondag 05.08.1945. Een andere ontsnapping liep faliekant af en de vluchter verdronk in het slijk. Via de rioleringen was er ook een mislukte poging.
Een gezellige avond – tekening door een gevangene. Er waren diverse ontspanningsmogelijkheden zoals schilderen, houtsnijden, boekbinden, kalligrafie, er waren ook taalcursussen een zangkoor, optredens enz…
DE HALLE OP DE VEEMARKT 1956 - 1986. (Deel 1/5 DE OPBOUW)
Op 19 maart 1956 besloot de gemeenteraad een handelshal op te richten voor de vee-, fruit- en groentemarkt op de Veemarkt. Het werk werd op 8 augustus 1956 aangevat en was op 30 maart 1957 voltooid. Het houten geraamte bestond uit gelammeleerde (verlijmde) houten spanten van de Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders De Coene. In deze halle werden voornamelijk groenten- en fruitmarkten gehouden. De halle was opgebouwd uit een houten geraamte dat 133 meter lang, 20 meter breed en 13,5 meter hoog was. Ze stond aan vier zijden open voor weer en wind. Werd in 1986 terug afgebroken, toen de Kortrijkse Groothandelsmarkt verhuisde naar de stadsrand. De bouw bestond uit 22 spanten -2 sierspanten en 4 gevelstaanders. Gelijmde houten spaanders kunnen grote ruimtes overspannen, zo zijn ook de Kortrijkse Hallen opgebouwd. De Coene was uitvinder van triplex en ook van dergelijke spanten. Het bouwen zelf werd uitgevoerd door de firma Vandekerckhove uit Ingelmunster. De toenmalige prijs voor het bouwwerk bedroeg 9.300.000 Belgische franken.
De opbouw - Burgemeester Jules Coussens (3e van links – altijd met strik) op het open plein voor de aanvang van de bouw. Verder het toenmalige gemeentebestuur en De Coene van de gelijknamige firma. Rechts, de eerste spanten worden geplaatst. Bemerk rechts de oude fabrieksschouwen.
De opbouw - Detail van het “planten” van een spant. Op de achtergrond kleine winkel en beenhouwerij. Bemerk in de gevel van de beenhouwerij het heiligenbeeld, dit was later de gevel van de gekende frituur “Frans”. Op de rechterfoto krijgt het geraamte van de Halle reeds vorm.
De opbouw - De dak-elementen worden geplaatst. Op de achtergrond op de hoek met de Slachthuisstraat café Orta. In de rij de herbergen Au Boeuf d’ Or – A la belle promenade. Rechts werfkeet van de firma De Coene met opschrift “Houten gelijmde spanten”.
De opbouw - Zijkant van de Halle. Glaswerk wordt geplaatst, er waren nog geen werkliften, een ladder volstond. Rolluiken zijn eveneens reeds aanwezig. Aan de andere zijde zijn alle rolluiken naar beneden. Rechts persfotografen bij de opening, links van de groep Noël Samaille.
De opbouw - Burgemeester Jules Coussens inspecteert het gebouw. In het midden de verwijderbare metalen hekken, dienende om het vee aan vast te binden. De ruimte is goed verlicht door de glazen luiken in het dak. Rechts staan een aantal personen aan de ingang van het slachthuis. Op de rechterfoto de officiële opening van de Halle. Burgemeester Jules Coussens knipt het lint door. Centraal de latere Burgemeester Lambrecht. Op de achtergrond café de Glacière
DE HALLE OP DE VEEMARKT 1956 - 1986. (Deel 2/5 BUITENZICHTEN)
Buitenzicht - Kant Wandelingstraat. Veewagens van vleesvervoer voor de maandagse Veemarkt. Stapeling van de metalen hekken. Zicht op het glasraam. Onder het glasraam ontworpen door Raf Scheers destijds leraar aan de academie. In het glasraam o.a. wapenschilden van de provincie West-Vlaanderen en stad Kortrijk (Fotomoment mei 1974). Daarboven het uurwerk welke aan beide zijden binnenin de hal hing. Na de afbraak werd het glasraam bewaard.
Buitenzicht - Zicht vanuit de Wandelingstraat. Onder zicht vanuit de Halle naar de Wijngaardstraat toe. Bemerk de toren van de voormalige Kredietbank. Rechts gestapelde hekkens.
De Halle werd eveneens gebruikt als parking. Kinderen speelden er, voornamelijk bij regenweer. Rechts café “Orta” en “Het nieuw slachthuis”. Onder de steekkarren gebruikt op de groentemarkt. Een groot deel ervan vond onderkomen op de koer van café “De Globe” . Het klein manneke moet nu tussen de 50 en de 60 zijn.
Buitenzicht - Panorama van de Veemarkt. Onder de halle, centraal het slachthuis.
DE HALLE OP DE VEEMARKT 1956 - 1986. (Deel 3/5 GROENTEN FRUIT EN VEE )
Woensdag en vrijdag, groente- en fruitmarkt. Er heerste een gezellige drukte, de voertuigen parkeerden waar ze konden zonder er opgetreden werd door politie, Parko bestond toen niet. Voorbijrijdend verkeer moest slalommen tussen de handelaars. Het stond er overvol van groente- en fruitbakken. Bemerk de vrachtwagen van Jean Callens, destijds een gekend en populair persoon. Verder Medard Holvoet, Guido en Debal. De hoekherberg “Benny’s” was de vroegere “Glacière”, uiteraard opengehouden boor Benny, eveneens goed gekend.
Onder de drukte binnenin de halle, je hoorde ze roepen, bieden, vloeken en afspreken waar ze er een gingen gaan drinken.
Maandagochtend veemarkt. Vele dieren staan gebonden aan de hekkens. Magere dieren maar ook dikbillen. De handelaars beslechten de verkoop door in elkanders hand te slaan. Kopers lopen rond gekleed in zwarte kiel en rubberen laarzen. Soms gebeurde het dat een vergeten rund er in de namiddag nog achterbleef toen de groentemarkt begon. Op de foto passeert een fanfare.
DE HALLE OP DE VEEMARKT 1956 - 1986. (Deel 4/5 GELEGENHEDEN )
De halle werd voor alles gebruikt. Hier bij een betoging van de vlassers voor meer werk. Toespraak werd gehouden in de hoek van de halle, uit de wind. Rondom de halle waren rolluiken voorzien, Deze kon in feite volledig afgesloten worden, wat nooit gebeurde, welke rolluiken op of of neer waren hing af van de gelegenheid die er plaatsvond. Let op het spreekpodium, waarschijnlijk een oude preekstoel uit een kerk! Op de linker foto heeft iedereen…een pet aan.
Gelegenheden - Allerlei optredens kwamen aan de orde, schoolfeesten, betogingen, sportwedstrijden waaronder basket- en volleybal. de Kortrijkse stoeten vertrokken er, enz…Men kon uit de wind en uit regen en sneeuw zitten. Tijdens de zomer was er schaduw en lekker fris. Onderaan, majorettes op de Veemarkt in 1973. Op de bovenste foto achteraan het slachthuis en links café “De Hoeve”.
Fruitkoningin op de weegschaal, kreeg bij haar overwinning haar gewicht in fruit. De weegschaal kende een vaste opstelling onder de halle. Onderaan volkstoeloop bij een of andere gelegenheid.
Personaliteiten bij een bloemencorso men bemerkt op de foto Burgemeester Lambrecht, schepen Byttebier – Schepen Sansen – Advocaat Julien Mathys. Links zijn alle rolluiken dicht.
DE HALLE OP DE VEEMARKT 1956 - 1986. (Deel 5/5 - afbraak)
Na bijna 30 jaar dienst werd de halle afgebroken in 1986. Haar beste jaren waren weg. De zijramen waren reeds meerdere jaren verwijderd wegens gevaar voor glasbreuk, Sommige spanten waren vermolmd. De rolluiken liepen vast. De groentemarkt vertrok naar Heule Vier Linden. De halle had haar haar nodige diensten geleverd en was vele jaren erg nuttig geweest, een waarde vertrok uit Kortrijk en een gekend zicht verdween. Een deel van de constructie ging naar een particulier voor het oprichten van een paardemanège.
LEIESTRAAT - CAFE DE LEIEBRUG - AU PONT DE LA LYS (DEEL 1/5)
De herberg gelegen op de hoek van de Leiestraat en de Handboogstraat werd geopend in 1866. Sinds de zestiende eeuw was er de brouwerij en herberg “De Werelt” gevestigd (Op de wijk Pamele). De gewelven van het gebouw rustten op blauwstenen Romaanse zuilen. Achter dit gebouw liep de bebouwing die rechtstreeks aan de Leie paalde nog verder door. Vele verenigingen hadden er in al die eeuwen hun zetel. Au Pont de la Lys was verbonden met de brouwerij Tack (De groten Tack genoemd), die er vlak achter lag, in de Handboogstraat. De stichter was Pierre Tack (1818-1910), een advocaat en katholiek politicus. In 1870 was hij een tijdje minister van Financiën van België.
Eerste WO : In 1914 werd de herberg uitgebaat door Emma Tyberghien en haar man Octave Debaere. Tijdens een bepaalde nacht gebeurde er een schietpartij tussen twee dronken Duitse officieren, waarbij een dode viel welke in een plas bloed lag naar de biljarttafel. Tijdens WO I bood het prachtige pand onderkomen aan Duitse officieren en wachters bij de Leiebrug. Het diende ook een tijdje als badhuis voor soldaten. In oktober 1918 ontplofte de Leiebrug, wat aanzienlijke schade toebracht aan de herberg. Ze werd hersteld tijdens het interbellum (1921).
Interbellum : In het café vergaderde tijdens het Interbellum onder meer de Kortrijkse middenstand en er vonden tevens diverse politieke vergaderingen plaats in de aanloop van de Tweede Wereldoorlog. Na afloop van de oorlog werd het pand hersteld en in 1921 was er de SM Burgerbelangen gevestigd, om vervolgens de Kortrijkse afdeling van Burgerstrijd (1935) en het volksfront Rex (1936-1939) te huisvesten.
Tweede WO : De Leiebrug, de herberg zelf en de omliggende woningen werd bij het opblazen van de brug door de terugtrekkende Engelse troepen zwaar beschadigd. Ze gebruikten danig veel dynamiet dat vele omliggende huizen werden vernietigd. Het stadsbestuur maakte er na de oorlog gebruik van om ook de huizen die aangebouwd werden aan de Leie af te breken en de Verzetskaai aan te leggen.
Foto waarschijnlijk begin eerste WO met Duitse soldaten voor de herberg er hangen echter nog geen Duitse opschriften van de badinstallatie aan de gevel. Het gebouw moet reeds bezet geweest zijn door de bezetter, zie de twee mannen aan het bovenvenster. Aan de ingang hangt een bord “Arbeidsambt” verder nog een bord met “Flandern Kortrijk”. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd de stad Kortrijk bezet door de Duitse troepen omwille van haar strategische ligging vlakbij het front en een drukke spoorweglijn. De stad voorzag onder meer in de inkwartiering, de verzorging en het onderhoud van Duitse soldaten die naar het front trokken en terugkeerden. De burgers werden onderworpen aan een streng bezettingsregime, gekenmerkt door voedselschaarste, opeisingen en dwangmaatregelen.
Het pand omvatte een unieke gevel die net als het interieur ontworpen was in Lodewijk XVI-stijl. Het pand wordt beschouwd als een Cultuurhistorisch Waardevol Gebouw. De gevel van het gebouw is uitgewerkt als een grootse halsgevel die aansluit tegen het mansardedak. De gevel beslaat vier traveeën, waarbij de twee middelste traveeën van de bovenverdieping in de zolderverdieping opgaan en met een segmentbogig gevelveld bekroond zijn. De bekroning wordt hierbij gedragen door twee Ionische pilasters, waarvan de sokkels op een klassieke lijst boven de benedenverdieping rusten. Op de middelste muurdam prijkt een karakteristieke wapentrofee en helemaal bovenaan staat in de oculus een borstbeeld.
Foto van begin eerste WO. Het pand in zijn volle glorie wist nog niet wat de beide oorlogen hem gingen brengen. Links de Broelkaai met het grasperkje waar het beeld van Nepomucenus staat. Daarvoor de graanzuiger met aanmerende schepen aan de Kapucijnenstraat van Ernest Devos en Charles Vande Venne. “De Molens” vervaardigen bakkersbloem. Er kon dagelijks 40.000 Kg graan aangevoerd worden. De graanzuiger bleef bestaan tot 1962. Het betrof een stenen zuil en ijzeren zuigarm, welke ondergronds naar de Molens liep. Daarachter ligt de Olieslagerij Devos, later de meubelfabriek Degezelle. In de Leiestraat is er een drukke passage. We merken reeds enkele militairen van het bezettend leger. Links vooraan loopt langs de Leie een persoon in brouwerskiel, waarschijnlijk een werknemer van de brouwerij Tack. Bemerk de gietijzeren urinoir die er tientallen jaren stond. Daarvoor stond soms het pannenkoekenkraam (hetekoeken) van Wardje Flut. Er zijn nog geen Duitse opschriften aan het gebouw. Links naast de herberg is een kleine koer waar steekkarren gestald staan.
Foto van ongeveer dezelfde periode als op bovenstaande foto met een andere bezetting van personen. Veel vrouwen en kinderen poseren voor de fotograaf. Rechts op de gevel naast e naam van de herberg “Billards”, moet waarschijnlijk “Billiarts” zijn. Biljarten was destijds een favoriete bezigheid.
LEIESTRAAT - CAFE DE LEIEBRUG - AU PONT DE LA LYS (DEEL 2/5)
Foto van voor de eerste WO, rechts van de herberg de Handboogstraat. Op de hoek van de Handboogstraat en de Leiestraat herberg-bakkerij Nys, nu bakkerij Hoornaert. Er liggen nog geen tramsporen in de Leiestraat. Vele personen zijn nog drager van klompen. Iedereen is drager van een hoofddeksel. Op straat liggen paardenvijgen. De glazen overkapping van de herberg komt hier goed tot zijn recht. Het straatnaambord aan de gevel in de Handboogstraat is in beide landstalen. Ernaast de loodgieter (Plombier-Zinqueur) Moerman-Wallays. De madam van de loodgieter zit bovenaan het vensterraam)
Achter de herberg liggen de gebouwen van Brouwerij Tack. Pieter Frans Ignatius Tack begon in 1760 met het brouwen van bier, maar het was onder zijn beide zonen dat het bedrijf opgesplitst werd in twee vestigingen. Pieter Frans vestigde zich in Handboogstraat en werd de grootste van de twee (de groten Tack). Het was echter Den Kleinen Tack die het langst en tot eind 1962 bleef brouwen. De huidige Tacktoren op Buda is daar nog een overblijfsel van. Er was achteraan een verbinding tussen de herberg en de brouwerij. Let op een volgende foto met de boot onder de brug, het scheepvaartverkeer voer eronderdoor met weinig speelruimte.
Afbeelding van “De Groten Tack”, brouwerij gelegen achter de herberg Brasserie aan de Rue de l’Arc à main, Handboogstraat.
Afbeelding met een dieptezicht in de Handboogstraat. Er komen enkel militairen en één vrouw voor op de foto. Links van de herberg staat een wachthokje voor de bewaker van de brug.