Ja waar is den tijd??? Awel achter ons zeker!! Hoewel er ook nog nen tijd voor ons ligt,maar dat we daar ni just den exacte tijd van kennen!! Ja waar is den tijd dat ik nen tutter in mijne mond stak om na te denken!! Waar is dienen tijd dat mijn moeke mijn boterhammen smeerde,en waar ze mijn schoenen dicht deed! Waar is den tijd dat ik een paar lappen op mijn kop kreeg om mij op het rechte pad te houden?? Waar is den tijd dat ik dienen eersten dag zo goed geleerd had in t'school! Waar is dienen tijd dat ik achter mijne bompa in t'café moest,en dat ik telkens een stuk chocolat kreeg! Waar is diene tijd dat ik als misdienaar bijna heilig verklaard werd?? Ja waar zijn al die tijden naartoe??? Moesten we ze op deze dag nog beleven,dan zouden we ons die vraag niet stellen hé!!! Maar t'is omdat we dienen tijd laten gaan hebben,en hem bewust achter ons gelaten voor één of ander reden! Misschien omdat we uit de tijd uitgegroeid zijn en ook niet anders kunnen dan hem los te laten!! Ja ge kunt toch niet tot uw 25 de borst nemen hé!! -Euh......hoewel da nu just een slecht voorbeeld is ))))) Ik bedoel dat ge niet tot uw 25 met nen tutter kunt rondlopen om na te denken hé! Er zijn momenten die ons verlaten,en dan als nostalgie achterblijven. Maar als we ons de vraag stellen,is het dat we er nog aan terugdenken! Vaak hebben we het over die mooie tijd van toen! Wel ik kan deze mensen maar bijtreden,want ik vond dat ook een fantastische tijd!! Ik zie mijn kousen nog roken tegen de leuvense stoof! Ik zie nog dienen boer achter mij zitten omdat ik aan zijn pruimen zat,terwijl we thuis zelf nen boom staan hadden. Ik zie mijn grootmoeder nog aan haar naaimachien zitten om weer een gat in mijn broek te stoppen. Toen ik bij tante Marie ging,moest ik altijd iets doen om te lachen,en dan kreeg ik ne cent om mij nen boek van Jommeke te gaan kopen! Ik zie mij nog zitten op de pikdorser om wa in de weg te lopen van die da serieus aan het werk waren! Ik zie......ik zie........ Ik zie niks meer,want ik ben verplicht met een traan achter mij te kijken naar zaken die nooit meer terugkomen!!!!!
Toen ik de eerste keer met mijne vélo tegen ne boom was gereden hier in de gemeente, was het mij opgevallen dat er daar een klein kapelletje tegen hing.
Ik lag aan de voet van de boom tussen het oud ijzer van mijne fiets, terwijl een Mariabeeld op mij neerkeek.
Ge staat er als jonge snotter niet bij stil, hoeveel geloof er boven uwe kop hangt.
Maar als ge daar als kleine gast vol met builen en blauw plekken ligt, zijt ge content van gezelschap te hebben om niet direct te beginnen bleiten.
Heiligen beelden, stonden op uitkijk in een mooi geschilderd kapelletje die ze tegen een boom gehangen hadden, maar ook in nissen in één of andere muur van huis of boerderij.
Regelmatig werden ze versierd met een bloem of een palm takje.
Sommige nissen hadden beelden als bewoners, en anderen dan weer een muurschildering.
Maar men had ook de grotere kapellen, waar er stoelen instonden .
Sommigen hadden vooraan een klein altaar en in vroegere tijden werd er gebeevoard.
Als kleine snotter vond ik zon kapel iets mysterieus.
We gingen er alleen binnen, als ook pa en ma er binnen gingen.
Soms waren de deuren van de kapel gesloten, en uit nieuwsgierigheid gingen we op onze tippen staan om door het kleine venster naar binnen te gluren.
Het was er stil, en het heiligenbeeld leek je wel aan te kijken.
Telkens we in of rond een kapelletje kwamen, leek het stil te worden.
In sommige kapellen hoorden we zelfs de vlammen op het ritme van het sissend kaarsvet dansen.
Geknield of zittend in gebedshouding genoten we van de rust.
De kapellen lagen er proper en versierd bij.
Het was nog de tijd waar men het geloof onderhield.
Vandaag zijn de poetsengelen verdwenen, en kapelletjes hangen scheef aan hun boom.
Sommige van de grotere modellen zijn nog onderhouden, zoals in Hemelveerdegem, Gemeldorp, St-Martens-Lierde.
Maar anderen staan dan weer op invallen.
De nissen zijn overwoekerd, en het onkruid sluipt tot aan de voet van het heiligenbeeld.
De kaarsen zijn gedoofd, en het is een mirakel dat sommige beelden nog blijven rechtstaan in plaatsen die op instorten staan.
De muurschilderingen pelden af, en het eens zo heilig tafereel lag als schilfers op de grond.
Daar waar de kapel vroeger de gids op onze weg was, moet men nu al eens zoeken.
Maar af en toe kom ik er op mijn weg nog eentje tegen.
Ik moet vandaag niet meer van mijne vélo vallen om er even bij stil te staan.
En hoewel ze vaak in vervallen staat zijn, geniet ik van de tijd die ze overbrugd hebben.
Even stilstaan, en kijken naar de erosie die de tijd heeft nagelaten als aandenken.
De voegen zijn uitgesleten, de verf afgeschilderd en ruiten gebroken.
Maar sommige heiligenbeelden staan er nog maagdelijk bij.
De tijd tikt verder, en het geloof brokkelt verder af.
We mogen niet blijven stilstaan bij het verleden, maar we kunnen het wel in ere houden.
Ik las onlangs, dat Lierde in voorbije eeuwen een arm volk was.
De mensen gingen al bedelen door de straat, en met het geloof zijn hier ook de eerste scholen opgedoken.
Ja, door de weelde en de rijkdom schijnen we het verleden wel te vergeten.
Maar wie weet bouwde één van onze voorouders wel mee aan één of ander kapelletje.
Wie weet, bouwden ze wel aan dat geloof waar ze hun aan vasthielden in moeilijke tijden.
Wie weet gingen ze wel op bedevaart, of stapten ze in processies uit dank.
Het is een verleden uit boeken en horen vertellen.
En vandaag houden de laatste gebinten kranig stand om het Mariabeeld te vrijwaren.
Maar wat zal er morgen staan?
Hopelijk zien we vroeg of laat terug een fietser onder nen boom liggen.
Een fietser die de kapelletjesroute aan het rijden is.
Ja, waarom niet?
Het zou een prachtig parcours zijn, ook voor niet gelovigen.
Op het blinkend ros door het verleden fietsen.
De zweetdruppels als wijwater over het voorhoofd laten druppelen.
Ik weet dat in elke tekst, veel fantasie te vinden is.
Maar als je ooit op wandel gaat door onze gemeente, kijk dan goed in het rond, en je zal verstelt staan hoeveel realiteit er in de vorm van een kapelletje te vinden is.
Ne mens denkt soms dat het maar juist de grote mensen zijn die problemen rond hunne kop hebben, en dat de kleine snotters er juist bij lopen om een beetje in de weg te lopen tijdens hunne groei.
Awel, ik kan u vertellen dat ik vroeger alle dagen wreed in t zweet stond van wat ik allemaal moest doen.
Mijn grootvader werkte in de schrijnwerkerij, en deze lag dan weer op de boerderij van tante Amandine.
Te Roelses noemden ze dat.
De schrijnwerkerij lag op zon 400m van ons huis, en telkens er iets moest gedragen of gezegd worden, was het aan mij om bode te spelen.
Amai mijn voeten!
-Chauffeurke draag ne keer den bompa zijn trippen die hij bij zijnen boterham vergeten is.
-Ja maraine(Dat was de naam die ik aan mijn meter gaf)
-Chauffeurke ga ne keer achter ne nagel.
-Ja maraine
-Chauffeurke ga ne keer achter botermelk te Nuzes.
Chauffeurke dit en chauffeurke dat, t was precies of ik hier aan het trainen was voor den Deftingse marathon ppffffffff.
Die botermelk was zo lekker, dat ik onderweg al de helft van dat zinken kanneken had uitgedronken.
Toen ze dat deksel naar omhoog tilden, zagen ze dat er al de helft uit was, en kon ik direct terug.
Ondertussen waren ze thuis aan het koken en aan het kuisen, en was het voor ons ten strengste verboden van binnen te spelen.
Ja, de playstation was nog niet uitgevonden, en er waren nog niet zoveel posten op tv hé.
Dus moesten we buiten spelen, zonder ons vuil te maken!
Awel dat moet ge ne keer proberen zie.
Het was daarom dat ze ons meestal in korte broek lieten rondlopen, zo konden we die broekspijpen al niet vuil maken hé.
Maar het was vooral, omdat we maar één keer in de week in bad gingen.
Dat kwam mij in feite goed uit, want ik had in dienen tijd nog niet leren zwemmen, en ik had wreed schrik van water.
Het was meestal de vrijdag dat we in bad gingen.
Ja, dan was het werk van de week gedaan, en stond het weekend voor de deur hé.
Elk op toer kropen we dan in een zinken kuip, in volgorde van de hiërarchie van de familie.
Ne ketel warm water in de zinken badkuip, en het wassen kon beginnen. Jawadde, omdat ik de jongste van de familie was,kon ik als laatste in dat bad kruipen.
En omdat de rest van de familie het zware en vuile werk deed, die kunt ge u al inbeelden in wat voor water ik daar nen duik moest nemen.
Hoe meer er tijdens de week gewerkt was in de familie, hoe vuiler ik uit dat bad kwam.
Om nog maar te zwijgen van de reglementen die er daar allemaal aan te pas kwamen om juist mijne neus te wassen.
-Chauffeurke haast u wat, dat het water niet koud is.
Ja, dat zeiden ze omdat ze met dat water ook nog ons pleintje moesten schuren.
Ja ja, er ging niks verloren.
-Chauffeurke vergeet uw oren niet te wassen, en uw voeten en uwe rug en onder uw armen en ..en ..
Amai mijn voete, ik wist zelfs niet dat er zoveel stukken aan mijn lijf hingen die konden gewassen worden.
Op vrijdag werd ook de visdag nog in ere gehouden.
Meestal geen vlees op tafel, maar een ei met tutjespap.
Of een stuk vis, waar ik achter ne graat zocht om hem niet te moeten opeten.
De zondag gingen we naar de mis, en na de mis gingen we naar huis, terwijl mijnen bompa nog even in het café binnen moest om over zaken te klappen.
Maar het waren vaak ingewikkelde zaken, want rond de middag stuurde mijn maraine mij naar het café om hem te gaan halen voor het eten.
Dat vond ik altijd plezant, want ik mocht dan van die groene limonade drinken.
In feite kreeg ik van mijnen bompa alles.
Als er al eens een ander familielid aanwezig was, dan was het meestal:
-Chauffeurke ge moet niet staan bedelen, dat is niet schoon.
En dat terwijl ik nog niks gevraagd had.
Maar bij mijnen bompa kreeg ik alles wat ik wou.
Hij kwam dan dikwijls het café buiten met zijn donker kostuum dat een beetje spande rond zijnen buik.
En ik kwam buiten met nen dikke buik van die groen limonade, en van de zes droge saucissen die ik in mijn kas geslagen had.
Om nog maar te zwijgen van al die stukken chocolat die ik meegekregen had van de mannen die thuis niet wilden laten zien hoeveel tournees er daar gegeven waren.
Ja, het was een periode waar de kinderen nog buiten speelden.
Er waren ook minder autos, en de fiets was het vervoermiddel in die tijd.
Daarom dat er zoveel goeie coureurs in de streek waren.
Hoewel deze dan waarschijnlijk niet zo katholiek zullen geweest zijn dan ik.
Ja, als ik met de fiets vertrok en mijn tante Amandine was juist op bezoek, dan gaf zij mij den uitleg hoe ik moest rijden
En vooral, dat ik ne weesgegroet moest lezen als ik voorbij een kapelletje reed.
Ja, vroeger kreeg je niet voor niets hé.
Potverdekke, ik was nog maar 400m ver als er daar al een kapelletje was.
En 500m verder kon ik terug afstappen voor ne weesgegroet.
Jawadde, toen ik met mijne vélo terug thuis was begon ik te twijfelen of ik nu coureur of pastoor zou worden.
Ja, om de zoveel meter stond er wel ergens een kapelletje verscholen hé.
In feite waren we in die tijd ook dikwijls aan het zagen, hoewel het dan wel om andere dingen ging.
Maar nu ik achter mij kijk zou ik willen beginnen zagen achter de tijd van toen.
Mijn grootouders waren mijn helden, en deze zijn verdwenen.
Maar blijkbaar hebben ze ook de tijd van vroeger meegenomen, want deze mis ik nu ook.
De school is ondertussen bijna een maand bezig. Ik zie de schoolgaande jeugd voorbij mijn deur fietsen, en vaak denk ik terug aan die periode. Ja, waar is den tijd dat ik mijn studie's begon in de universitaire kleuterschool van Deftinge. Vanachter op de fiets bij mijn bomma,reden we tot voor de kleine kleuterschool. Ze hadden mij al moed ingesproken,door te zeggen dat ik nu eindelijk bij de grote jongens mocht gaan zitten en dat ik een schoon juffrouw zou krijgen die mij veel zou leren. De mensen konden toch nogal liegen in den tijd hé. Dat juffrouw Magda een schoon juffrouw was, daar hadden ze gelijk in, maar al den overschot was wreed gelogen. Die andere snotters waren niet groter dan mezelf, en dat de juffrouw mij toen veel bijgeleerd heeft weet ik ook zo niet. In de kleuterklas van Gemeldorp, stond een zandbak in de klas en daar wou ik mijn studies van architekt aanvangen. Maar de jaren vlogen zo vlug voorbij, dat mijn zandkasteel verre van af was. Na de kleuterschool in Gemeldorp verhuisde ik met al mijn schoolmateriaal naar Brussel. Ik mocht mijn intrede doen in het St-Denijsinstituut. Amai mijne frak, dat ging er daar nogal wat serieuzer aan toe dan op den boerenbuiten zenne. We werden ontvangen door broeders,gekleed in een lang zwart kleed. De zachte stem van juffrouw Magda was verdwenen, en de harde hand van de broeders deden hun intrede. Op zes jarige leeftijd, was ik nog niet te groot voor mijnen ouderdom, en daarom hielpen de broeders mij een beetje met het groeien. Ze trokken aan mijn haar en aan mijn oren,en af en toe kreeg ik ne schup tegen mijn g.t. Ja, ik ben daar in die school afgezwaaid met lang haar en grote oren, maar of ik er veel slimmer ben geworden betwijfel ik. Mijne pa had mij verwittigd, dat als ik niet beter zou studeren, dat ik dan in de koolmijnen,aan de vuilkar of aan de staat zou moeten gaan werken. Awel ik had geluk, de koolmijnen gingen dicht, en ze deden containerparken open,zodat de mensen zelf met hunnen brol konden sleuren. Dus ben ik maar aan de staat begonnen. Maar onlangs stelde ik mij zoveel vragen over vroeger, en ik was nieuwsgierig hoe het er nu zou aan toegaan in 't school. Ik ging naar de St-vincentius school in Deftinge, en vroeg of ik er een paar foto's mocht nemen, en tevens een kijkje nemen hoe de klassen er nu uitzien. Awel merci, ik kan zeggen dat de leerlingen met hun g.t in de boter gevallen zijn. Daar waar ik vroeger nen directeur had, waar iedereen blauw van schrik van was, daar stond nu een directrice met zachte stem achter een bureel. Toen ik de kleuterklas binnenstapte,stond ik plots meer dan 40j terug in de tijd. Tekeningen hingen er aan de muur,en kleine stoeltjes sierden de klas. Daar waar we vroeger een kleine kruiwagen en zandbak hadden, stond nu een kleine pc op een tafeltje. De kleuters konden zo de tijd van ons modernisme binnen stappen. De klas ernaast was het 2e studiejaar. Ik stapte binnen en de leerlingen zaten schoon en braaf achter hun lessennaar. Een knapogende en zeer jonge juffrouw ontfermde zich over de leerlingen. Over hun schouder keek ze mee of ze de oefeningen van op het bord goed in hun schrift aan het uitvoeren waren. Af en toe keek er een leerling in mijn richting, en dat zou ik vroeger ook wel gedaan hebben. Ik stond er als volwassen loebas, en de meesten zullen zich wel afgevraagd hebben wat ik daar kwam zoeken. Maar ze zullen er waarschijnlijk niet bij stil gestaan hebben dat ik ook ooit op die banken heb gezeten. Soms haalt een mens herinneringen boven, maar het beste kan je het doen door naar de plaatsen van vroeger terug te keren. Je kan dan beter de tijd van vroeger vergelijken met deze van nu. Daar, waar vroeger de hoeken volzet waren met gestrafte leerlingen, daar waren ze nu leeg. De ezelsoren die we op onze kop kregen waren ook verdwenen. En de broeders met zwarte lange rokken hadden hun jaren gedaan, en knapogende juffrouwen in modern tenue stonden er in de plaats. Potverdekke, ne mens zou weer goesting hebben om naar school te gaan. Ik denk dat ik mijn boekentas nog ergens moet liggen hebben. Een zwarte boekentas, in echt ezelsleder. Ja, naar het schijnt heb ik er iets van overgehouden van die boekentas. Maar ook deze zou hier niet meer passen tussen het kleurig schoolmateriaal. Ja, waar is den tijd? Hij is vervlogen en voorbij, en we kunnen maar terugdenken aan onze jeugd, door naar de jeugd van vandaag te kijken. We stellen ons even in de plaats van de schoolgaande jeugd van vandaag, en hopen dat ook zij vroeg of laat even terugdenken aan vroeger. Binnen 40j zullen ze misschien ook ouder zijn, en zullen hun kinderen ook achter een lessenaar zitten.
Hoewel? Zouden er dan nog wel lessenaars en boekentassen bestaan? Zouden er nog scholen en juffrouwen zijn? Wie weet volgen ze wel les achter een pc scherm bij hun thuis. Mensen, we kunnen maar hopen dat de tijden niet te snel veranderen, dat ook de ouders en grootouders nog kunnen volgen bij de opvoeding van hun kinderen. Dat ook de kinderen van de toekomst nog enig gevoel hebben, om met heimwee en nostalgie terug te denken aan de tijd van vroeger.
't Was in augustus, en de boeren zaten uit te kijken naar een paar droge dagen. Het goudgele koren in de velden was al beginnen zwart uit te slaan. Het was dus hoog tijd om het graanveld te betreden. Op een dag was het zover, en ik zag enorme pikdorsers voorbij de deur rijden. Daar waar de boer vroeger op de kar zat met de teugels in de hand, daar zat hij nu hoog in zijn cabine met airco. Ja, de tijden zijn verandert. Vroeger maaide men het koren met de hand, en de volgelingen op het veld zetten de schoven recht. Het leven was toen in feite een schilderij, zoals er in een paar huiskamers een paar hangen. Paard en kar, en het zweetgedruppel van de noeste arbeid zijn verdwenen. Daar waar er vroeger één of twee paarden over het land stapten, daar zitten er nu meer dan honderd onder de motorkap van die moderne pikdorsers. Bij de eerste pikdeskers vulden ze de zakken op de machiene zelf, en deze die de zak mocht vullen en lossen, was zwart van het stof. Ook dat is verdwenen. Een tractor komt aangereden,en het graan wordt in een grote remorque gepompt. Ja, 't is gedaan om met de vlegel te staan kloppen. De boeren zijn nog boer, "mor wried gemoderniseerd". Ze klappen nimeer van de kouter, mor van 't land. Ze klappen over de boerderije,mor nimeer van de doeninge. Ze goan slijpen mor nimeer wetten. En toch is het nog " 't hofgat " dat ze oprijden. Ja, sommige zijn zelfs anders beginnen klappen. Hoewel, af en toe betrap ik er nog iemand op, die de streektaal in ere houd. Vroeger stond er veel volk op de kouter, en dan was 't er nog ne klap. Maar vandaag zit de moderne boer alleen op zijne pikdorser,en wie weet spreekt hij wel in het a.b.n tegen zijn eigen. Zijn instructies moeten niet meer al roepen worden doorgegeven, maar gewoon even de gsm aan het oor zetten. 't Was ne schonen tijd, waar we maar kunnen over vertellen, maar waar onze kinderen maar een beeld van krijgen in de geschiedenisboeken. Het ritme van het hoefgetrappel verdwijnt in de verte, daar waar ronkende motoren op ons afkomen. Nostalgie en heimwee zijn de woorden die me nu het eerste bijkomen als ik naar de kouter kijk. Met de hoop dat.........
Het was in den tijd dat ik als jonge snotter niet veel te zeggen had.
We gingen naar de kerk omdat het moest, en omdat het paste in onze katholieke opvoeding.
Alles was schoon georganiseerd, de vrouwen links, en de mannen rechts in de kerk.
Als kleine snotter had ge niet veel te kiezen waar ge ging zitten.
De persoon die het langst je hand vasthield bij het binnenlopen van de kerk, daar ging je naast zitten.
Het was vooral stilzitten en zwijgen.
Niet teveel hoesten of niezen, je moest zo onopvallend mogelijk blijven zitten dat je onopgemerkt de mis kon bijwonen.
Het was maar bij de uitgang dat iedereen ging groeten om toch te tonen dat we aanwezig waren in het huis van God.
Het was in die tijd een eer van een kerkelijke titel te dragen.
Misschien had je wel een priester in de familie, en was het aangewezen om vooraan in de kerk te zitten.
Of je had een tante nonneke of ne nonkel pater in de Kongo.
Of misschien woonde een deel van je familie wel in een klooster of een abdij.
Bij ons waren er niet teveel met kerkelijke titels, en dus werd er direct naar mij gekeken om als jongste van de familie toch nog mijn bijdrage te leveren.
Ik ging naar de St-Denijsschool in Vorst, en daar wisten ze aan mijn moeder te zeggen dat ze misdienaars tekort hadden in de St-Denijskerk en in de St-Antoniuskerk.
Ja, dat konden we niet refuseren hé.
Drie jaar vond ik een heilig onderdak als misdienaar in die twee kerken.
Ik was gekleed van de firma, en mocht achter het altaar zitten in een lang wit kleed.
Dat was de periode dat ik in het Brusselse woonde.
Maar in Deftinge hadden ze mij daar ook eens liggen omdat ik er zo heilig uitzag.
Er was ooit een inhuldiging van een pastoor, en toen ging er nog een processie uit.
Ik kreeg twee vleugels op mijne rug geplakt, om er nog heiliger uit te zien dan dat ik al was.
Het verwelkomen van een priester was een hele ceremonie, het was in feite één groot feest.
Maar de jaren gingen voorbij, en in Brussel werd er minder en minder naar de kerk gegaan.
Toen ik vijf jaar geleden terug naar Deftinge kwam, was het ook niet in mij opgekomen van naar de kerk te gaan.
Ik ging er wel voor trouwfeesten en begrafenissen, maar dat was ook al.
En toch hebben kerken en kapellen mij steeds aangetrokken.
Ook op de kerkhoven was ik een regelmatige bezoeker.
Het was een plaats waar men tot rust kon komen.
De stilte vond afwisseling tussen de warmte van het hout en de kilte van marmer.
Maar, daar waar vroeger de deur van het huis Gods steeds open stond, sta ik nu vaak voor een gesloten deur als er geen misviering is.
De pastoor droeg zijn titel, en als gewone man in de straat ging je hem begroeten met een waardige knik van het hoofd, en vaak niet meer dan de woorden dag meneer pastoor.
Enige tijd geleden stond ik met vrienden te praten, toen een man met een brilletje ons kwam begroeten.
In jeans en sweater leek hij de mensen te kennen.
Iedereen leek ook hem te kennen aan de begroeting te zien.
Ja, curieus als ik was vroeg ik aan één van de vrienden wie hij was.
-Dat is de pastoor chauffeurke.
-Oei .serieus?
Ik wist niet goed wat zeggen, want in den tijd gingen we tot bij de pastoor met een zending, en dat was dan de enige keer dat hij ook aan huis kwam om de zegen te geven en nen druppel te drinken.
Plots keek hij in mijn richting:
-En wie ben jij?
-Euh .ik ben chauffeurke.
-Ben je van Deftinge?
-Ja meneer pastoor.
-Ik ben priester.
-Euh .is er dan een verschil tussen pastoor en priester?
-Ja, de pastoor is de geestelijke aan het hoofd van een parochie, en een priester is de geestelijke die van de bisschop een priesterwijding heeft ontvangen.
-Awel ik heb weer iets bijgeleerd.
-Elke dag is er om te leren chauffeurke.
-Euh .ja dat zal wel zekerst.
Ik stond hier wat onwennig, en wou toch vertellen dat ik misdienaar geweest was om diene mens op zijn gemak te stellen.
-Euh .ik ben drie jaar misdienaar geweest meneer euh de priester.
-Zeg maar André chauffeurke.
-Euh .zeker priester André.
-André, uw kruiske op uw vest hangt ondersteboven.
-Andréas is ook ondersteboven gekruisigd geweest hé.
Ondertussen had hij het loshangend kruisje weer recht gezet.
Amai dat was nu ne keer ne toffe mens zie.
In feite sprak hij de woorden van iedereen.
Hij wist ons door de simpele dingen zoveel te begrijpen en bij te brengen.
Het was niet preken, maar verstaanbare woorden brengen waar ieder van ons zich in herkende.
Toen hij afscheid nam, had ik gezegd dat ik wel ne keer naar de mis zou komen.
Hij knikte met een glimlach, en vertrok.
Op een dag liep ik hem terug tegen het lijf met mijn zoon.
We wilden niet storen, maar hij bleek tijd te nemen om zijn schapen te leren kennen.
We hebben gepraat, zoals we zelfs nog nooit in de familie gepraat hebben.
Over ons en over hem, over Lierde en Hamme.
Over actuele zaken en over het verleden.
Maar ook over het geloof van vroeger en nu.
Ik had op korte tijd een priester leren kennen die vriend geworden was.
Hij was niet alleen in Lierde om het woord van God te verkondigen, hij was er ook als mens.
En dat mens zijn, dat is zo voornaam de dag van tegenwoordig.
Het was niet in de mis zitten en gaan biechten achter het gordijntje al fluisteren.
Nee, ik kon vrijuit praten over mijn zonden, zonder er speciaal te moeten uitvinden zoals in de tijd waar we moesten gaan biechten, en waar ik just niks uitgestoken had op diene moment.
En hadden ze mij vroeger gevraagd wat de priester gezegd had in de kerk, dan kon ik u wel zeggen wat de persoon op de stoel voor mij had gedaan tijdens de mis, maar de tekst van de priester zelf zou verwatert zijn.
Nu ik de priester als mens heb leren kennen, hebben zijn woorden plots waarde gekregen.
Ja, hij had als mens de titel van priester gekregen, maar ik had de priester als mens ontdekt.
Ik keek er naar uit om een gesprek aan te gaan met hem, want het was leerrijk.
Ieder had zijn menig, en dat werd gerespecteerd .
Maar het was op die dag, dat ik tijdens één van onze gesprekken kreeg te horen dat hij Lierde zou verlaten.
-Ja chauffeurke, ik ga weg.
-Hoe weg .gaat ge op vakantie?
-Nee chauffeurke, ik ga terug naar mijn geboorteplaats.
-Euh .jamaar, is dat dan voor altijd, en gaat ge hier nog de mis doen en .en ..
-Er zijn verschuivingen, en ik krijg de kans om terug naar Hamme te gaan.
En ik heb die kans aangenomen.
-Jamaar, ge zijt hier nog maar van 27 oktober 2002.
Ik had goesting om te vloeken, maar de krop in mijn keel hield mij tegen.
Als volwassen mensen zit ge daar met uwe mond vol tanden, en bijna de tranen in uw ogen.
Met zijn hand op mijn schouder probeerde hij mij een troostend woord te brengen, door te zeggen dat er wel een opvolger zou komen.
Het zou iemand uit Nederland zijn, en Hollander op de koop toe.
Potverdekke, komt dat tegen!
Er was naar het schijnt al een artikel verschenen in De Beiaard over de nieuwe priester.
Ik haaste mij naar de krantenwinkel, en las het artikel over onze nieuwe priester.
Maarten Pijnacker nieuwe pastoor voor Lierde
Geboren tussen de tulpen, en sportief aangelegd.
Maar vooral de laatste zinnen van het artikel bleven me bij.
Ik vind het heel belangrijk dat de mensen de kans krijgen mij te ontmoeten.
Ik zal naar hen toegaan en zeker niet wachten tot ze bij mij komen.
Awel daar houden we u aan.
André is een priester zoals een priester moet zijn.
De herder voor zijn schapen.
Maar vooral de mens onder de mensen.
André,ik wil je danken voor wat je gedaan hebt, en dit in naam van alle Lierdenaren die je gaan missen.
Tot weldra André, welkom priester Maarten.
Groetjes chauffeurke
Ps
André, er zal altijd ergens een bord tutjespap voor je klaarstaan.
Gisteren dacht ik te gaan gordelen in de rand rond Brussel,maar het is anders uitgevallen. Toen ik 's morgens de kinderen ging oproepen om hun klaar te maken om er een gordeldag van te maken,hadden ze zich vol enthousiasme omgedraaid en terug de ogen gesloten.
-Allé mannkes, 't is tijd om op te staan. -Voor wa nu pa? -Awel om te gaan gordelen hé. -Zeg pa, ge zegt zelf dat het hier de schoonste streek is om te wandelen en te fietsen, waarom moeten we dan naar Brussel rijden. -Euh.....ja zeg als ge geen goesting hebt, blijf dan liggen hé.
Maar na enige tijd stonden ze toch beneden.
-Pa, we zouden liever hier fietsen dan tussen al dat volk. -Allé....'t is goed, we zullen hier een toerke maken.
Ik trok mijn koerskleren aan, die zeker al 5j niet meer uit de kast geweest waren. Een koerstruitje waar ze met twee moesten zijn om het over mijne kop te trekken. Niet dat ik dikker geworden was, maar waarschijnlijk wat te warm gewassen de laatste keer. Ja, ne goeie koereur moet af en toe nen uitvlucht zoeken om zijn lichamelijk verval te vrantwoorden. De koersbroek paste beter, omdat ik die van mijne pa gepakt had. De banden werden opgepompt, en voor het vertrek stak ik ne verse biefstuk in mijn broek. Ja,er doen zo van die legende's of andere waarheden de ronde, die men dan ook beter blijft in ere houden hé. Ik moet zeggen dat het wel helpt bij warm weer, vooral als diene biefstuk uit den diepvriezer komt. We reden de watermolenstraat af richting Martens-Lierde. Hoewel we regelmatig wielertoeristen tegenkwamen, was het toch veel kalmer dan op de gordel. Maar het was vooral genieten van dit landschap die jaren aan mij was voorbijgegaan. We reden Martens-Lierde door naar Parike,waar we door de velden richting Brakel reden. In feite reden we op gevoel en volgden de natuurlijk schoonheid van kleine wegen. In Brakel reden er ons plots tientallen fietsers voorbij. En na enige tijd, werd het duidelijk dat de gordel ook hier langskwam. Ja, dat noem ik al de rand van Brussel niet meer zenne. Maar ik kan best verstaan dat de gordel misschien een beetje jaloers is op een deel van het ronde van vlaanderen parcours. We hadden er niet beter op gevonden van de gordelaars te volgen. Na een paar kilometers in hun zog te hebben gereden, staan we daar aan de voet van de valkenberg in Brakel.
-Moeten we hier naar boven pa? -Ja, doe maar op uw gemak, als we boven zijn is het weer plat!
Mijn oudste zoon zette het tempo in,en na een paar pedaalslagen op het kleinste verzet begon mijne kleine snotter en ikzelf het moeilijk te krijgen. Het zweet parelde op mijn voorhoofd, en het bloed liep van mijn benen. Ja, dat bloed kwam van diene biefstuk die ontdooit was hé. Boven stond mijne zoon te wachten, terwijl ik met de jongste voet aan grons had moeten zetten. Zelfs tevoet deden mijn kuiten pijn. Af en toe spurten de gordelaars ons voorbij met een grijns op hun gezicht. Maar ik verwees dan telkens met een verbittert gezicht naar de techische problemen aan mijne fiets. Ja, ze hoefden niet te weten dat ik van de streek was, en het moeilijk had bepaalde heuvels te beklimmen. Waarschijnlijk zaten ze regelmatig op hun blinkend ros, terwijl ik het stof moest meesleuren die zich vijf jaar had opgestapeld. Boven ging het richting Elst en Michelbeke. In volle vaart reden we naar Michelbeke centrum, waar we nog juist een glimp konden opvangen van het huis van de eerste burger van het land. We hadden het gordelparcour verlaten, en er stond ons al een nieuwe uitdaging te wachten. De berendries lag onder de zon te schitteren. Waarschijnlijk door de massageolie van de verschillende wielertoeristen die er al waren naar boven gereden. Mijne oudste zoon was halverwege al uit het zicht verdwenen, en ik besloot dan maar op mijne kleine snotter te wachten, en tevens wat te rusten. Mijn tong plakte aan mijn gehemelte, en diene biefstuk in mijn broek was bijna gebakken. Boven reden we richting Zottegem,maar sloegen al vlug af naar St-Martens -Lierde. De kuiten begonnen te zwellen, en de aankomst zou zich best aan een café bevinden waar ik zonder stoppen tot aan den toog zou rijden. Toen we de laatste kilometer inzetten,begonnen we naar elkaar te kijken. Het was precies echt! Mijn oudste zoon nam de kop, en ik zette mij uit de wind. Af en toe keek ik achter mij, en zag mijne kleine snotter de koers van zijn leven rijden. De kleine beentjes draaiden op volle toeren, en met zijn zweetdruppels kon men aan ganse drinkbus vullen. Nog juist de watermolenstraat terug naar boven spurten, en over de ingebeelde aankomstmeet spurten, die bij toeval aan mijn deur lag, en tevens rechtover café molenhof. Terwijl mijn oudste zoon de armen in de lucht stak, en verder uitbolde op zoek naar de ingebeelde pers, was ik al vollop in de remmen gegaan om een frisse pint te betsellen, omdat ik toch geen pap meer kon zeggen. De fiets werd tegen de muur gezet, en met bibberende benen begaf ik mij onder vragende blikken van de klanten tot aan den toog. Na een paar zwelgen, kon ik mijn verhaal doen. De klanten kregen met mij te doen, en ze bestelden mij een paar pintjes om er terug bovenop te komen. Awel, hoe meer ik mijn dorst zat te lessen, hoe meer mijn verhaal op de ronde van Vlaanderen begon te lijken. Potverdekke ik begon er zelfs spijt van te krijgen dat Van Petegem mij niet had bezig gezien. Maar bon, de tijd was gekomen om een douche te nemen en terug het innerlijke van de mens te versterken. De biefstuk was al half gebakken, en dus had ik daar ook niet veel werk meer aan. Maar het was vooral met de kinderen napraten, over hoe mooi de streek van Lierde en omgeving is.
De zon tikte met haar stralen op het raam van mijn slaapkamer,en de haan kraaide drie maal om me te doen verrijzen in een nieuwe dag. Mijn benen en mijn armen rekten zich nog eens op mijn korte lichaam,en langzaam opende ik mijn ogen. Zoals elke dag keek ik door het raam om te zien welk weer het zou worden. Door een nevelgordijn zag ik de maisvelden. De zon begon haar opmars te maken naar wat een zonnige dag zou moeten worden. Ik liep naar de badkamer, en keek met benevelde ogen in de spiegel. Ik zag er chauffeurke staan die een nachtelijke veldslag achter de rug had. Zakken onder mijn ogen, en mijn haar ontploft. Vroeger moest ik naar de stallingen om de badkamer op te zoeken, en tegen dat men dan blootvoets over de koude tegels of blauwe steen was gewandeld, was men klaarwakker toen men voor de spiegel verscheen. Het modernisme bracht laminaat onder mijn zweetvoeten, en dat geeft een warmer gevoel, waardoor het ontwaken ook wat langer duurt. Beneden zijn het meestal dezelfde rituelen. Het eerste werk is de pc aanzetten, en vervolgens de verandadeur openen die mij zicht geeft over mijn dorp. De nevel had een tapijt van druppels gelegd over het gazon, en ook de spinnewebben waren beter zichtbaar door de beneveling. De donkergroene maisvelden verstopten nog de gele kolven waar fazanten hun thuis hadden. In de verte zag ik tussen het nevelgordijn het klooster van Deftinge. Van bij mij gezien vergelijk ik het een beetje met de "Mont St-Michel" in Frankrijk. Een imposant gebouw die als achtergrond dient,voor al het landelijke die ervoor ligt. Het gebouw aan de straatkant staat er al sinds 1889 stevig en stoer. De jaren vervlogen maar het klooster staat er nog steeds. Terwijl ik mij nog eens uitrek, en de geur van vers bemeste velden opsnuif, zijn de boeren al druk in de weer. De tractoren hebben het boerenpaard vervangen,en het motorgeronk nam de plaats van het hoefgetrappel in. Maar de boer is boer gebleven, en zwaait nu van op zijn stalen ros om goeiemorgend te wensen. Een nieuwe dag is begonnen, en het leven gaat terug van start. Het is tijd om naar binnen te gaan en het ontbijt te nemen. Het boerenbrood ligt er vandaag ingepakt en gesneden bij, daar waar vroeger dikke sneden werden gesneden tegen moeders buik. Nen boterham met gekapt, ne witte of zwarte trip en een klein mattetaart om uwen dag mee te beginnen. Ja,tijden zijn vervlogen en soms ontwaakt men met enige nostalgie. Maar de smaken zijn nog dezelfde gebleven, en daar begin ik mijn dag ook mee.
Awel het feest is nog niet bezig of ik heb er al van gedroomd.
Ne mens kan toch wat tegen komen in zijn dromen hé.
Ik moest als druïde meelopen in diene stoet.
Toen we daar boven op de muur van Geraardsbergen stonden, werd in diene kelk een viske gesmeten om uit te drinken.
Al meer dan 900 jaar is dat hier de gewoonte.
Ik stond daar tussen de genodigden met ne sikkel in mijn hand, en wat laurierblaren achter mijn oren.
Gekleed in zo een wit kleed dat ik aan het zuidstation gekocht had.
In mijnen droom was ik nen echte druïde.
Toen het aan mijnen toer was om zo een viske te drinken, schept diene visboer daar toch wel gans vanonder met zijne pollepel zekerst!!
Da was ne vis die daar al bijna 200 jaar inzat peis ik.
Hij was zo groot als ne forel.
Diene vis lag daar half uit diene kelk met visogen naar mij te kijken.
Er liep een levertraan uit zijn ogen, en hij probeerde nog al het gebeuren van zich af te schubben.
Persoonlijk zag ik er echt geen graten in om dat beest in te slikken, maar mijn keelgat was er niet voor voorzien om ne vis van 200j naar binnen te spelen.
We stonden daar te treuzelen, en ik dacht nog dat mijnen droom visserspraat was omdat dat ook altijd overdreven is.
Maar diene vis krimpte geen vin!
Ondertussen hadden zetonnekken brand al aangestoken en laaiden de vredesvuren al hoog op.
Ik begon er in mijnen droom zodanig van te zweten dat diene vis uit mijn handen schoof.
Jawadde, recht de vijver van den oudenberg in.
Dienen opperdruide had dat toch wel gezien zekerst!!
Als straf moest ik dan de komende dagen op de markt de plaats innemen van manneken pis.
Ppffffffff jawadde, ik ben wakker geworden zo nat als ik k weet ni wa.
Ne mens kan toch nogal van die onnozele dromen hebben hé.
Euh ..maar als iemand naar de krakelingen moest gaan, kijk dan eens of ge geen manneken pis op de markt van Geraardsbergen ziet die op mij trekt.
En of er druïden in de stoet lopen.
En of ge in de vijver op den oudenberg geene vis ziet zwemmen.
Ja, t is dat ik altijd zit te twijfelen aan mijn dromen!!
Kermissen zijn er altijd geweest, de één al wat groter dan de andere. Maar in feite moet het niet de Brusselse of de sinkse foor zijn om zich te amuseren. Toen ik zelf nog ne kleine snotter was, hadden ze in Deftinge ook ne kermis. Er stond op de parking Bij de buren een molen, en aan de kerk stond de rest van molens en kraampjes. Stel u daar nu niet teveel bij voor als je dat met vandaag vergelijkt op de moderne kermissen hé. Er stond in feite twee keer niks, maar het was de dag waar familie op bezoek kwam. De tantes en nonkels kwamen op visite, en het was dan koffie drinken en taart eten. Als jonge snotter moest ik dan mijn zondags kostuumeke aantrekken voor het zicht van de mensen. De anderen mochten buiten ravotten, en ik mocht mee, met de uitzondering dat ik mij niet vuil mocht maken. Ja, dat moet ge eens proberen, als kleine snotter u niet vuil te maken. Als de tantes en de nonkels dik zaten van de taart, gingen we al wandelen naar het dorp waar de meeste molens stonden. De botsautotjes en een kindermolen. Een schietkraam en een kraam om eendjes te vissen. Dat was het dan, want veel meer plaats was er ook niet om nog meer molens te zetten ) Toen we aan de kerk kwamen en al begonnen te zagen om eens op de molen te mogen, moesten we eerst bewijzen dat we braaf konden zijn. Dat wou zeggen dat we schoon en braaf aan de tafel moesten zitten in het café waar iedereen was binnen gestapt. De tantes dronken koffie dat ze er bijna zwart van zagen, en de nonkels en andere mannelijke leden dronken pintjes. Bij den eerste tourné genéral vroegen ze aan de kinderen wat wij wilden. En omdat het kermis was, mochten we kiezen tussen een limonade of een stuk chocolat. De limonade mochten we uitdrinken, omdat het glas in 't café moest blijven ) Maar de chocolat moest mee naar huis, omdat we er anders zouden mee smossen op ons schoon kostuum. Thuis werd de chocolat in een kast gelegd, en meestal opgeten door pa of bompa. Om de vijf minuten werd er daar nen tourné gegeven, omdat het ook maar ééne keer kermis was hé. Maar ge moet niet denken dat ze aan ons vroegen of we elke keer een limonade of een stuk chocolat wilden zenne. Nee nee, als we wat teveel durfden zagen, werd er direkt gedreigd dat als we niet braaf waren, de kermis eens vlug afgelopen zou kunnen zijn ). Toen het moment aangebroken was, stapte iedereen naar buiten om nar de molens te gaan. Meestal moest ik dan een hand geven, en dat kwam dan weer zo kinderachtig over tegenover mijn vrienden hé. Dat was precies of ik mij niet kon rechthouden, terwijl het die anderen waren die teveel pintjes op hadden ) Bij elke molen of elk kraam begonnen we te zagen om zeker te zijn van iets te hebben hé. Maar we gingen eerst eens rond om te zien wat er allemaal stond. Ppfffffff potverdekke er stonden maar vier molens! Aan de botsauto's gingen ze achter kaartjes, en ik moest dan met mijne pa mee omdat ik nog geen rijbewijs had. Hij amuseerde zich ferm, en ik vloog er telkens bijna uit als we daar om de twee minuten een wreed accident hadden. Nadat hij zijn ritten had uitgereden, moesten we uitstappen, en zien dat we daar niet door de één of den ander omvergereden werden. Ik begon dan al te zagen om naar de andere molen te mogen, waar ik graag ne keer alleen zou opzitten, maar ik moest niet teveel willen, want ik kwam just van de molen. Aan het kraam waar men de eendjes kon vissen, kocht mijnen bompa dan ook maar een kaartje. Ik mocht 10 eendjes vissen. Gans de familie stond dan rond mij te roepen en te tieren dat ik de verkeerde aan het vissen was. En toen de punten van de geviste eendjes werden opgeteld, kwam ik telkens een paar punten tekort om ne schone prijs te hebben. Maar genoeg was genoeg, en ik moest maar content zijn met wat ik kreeg. Mijn vrienden liepen daar over 't straat met nen beer waar ze niet konden overkijken, of ne kamion waar ze konden opzitten. En ik kon dan naar huis met een waterpistool, waar thuis zeker geen water in mocht om gans ons huis niet onder water te zetten. Aan het schietkraam was ik dan weer aan het zagen, en er werden loodjes gekocht. Het eerste mocht ik schieten, en daarna mocht ik het geweer aan de familie doorgeven omdat ik te klein was en niet kon schieten. Het was te gevaarlijk, en de nonkels en tantes gingen het eens tonen hoe het wel moest. Mijne pa den diene kon wreed goed schieten, want hij mikte en schoot recht in het glas van ne wekker die daar hing. Ja, dat wou zeggen dat we ons hier het volgende jaar niet meer moesten laten zien ) Na de vermoeiende wandeling tussen de twee molens en evenveel kramen gingen we weer naar het café. Daar bleven we een groot deel van de dag, waarna we weer naar huis gingen om 's avonds pistolets en sandwiches te eten. Het was dan ook de balans opmaken van de verlopen dag. Altijd met dezelfde vraag:
-En chauffeurke hebt ge u geamuseerd vandaag? 't Was zeker plezant op de molen? En ge hebt nogal ne schone prijs gewonnen. En nu nog lekkere pistolets met gekapt mogen eten, ge zijt toch nogal verwend hé. -Ja tante Amandine!
Ja, ik was best van daar een kort antwoordt op te geven om beleefd te blijven hé )
Vroeger werden beesten gevet en geslacht voor eigen gebruik. Het was nog den tijd waar men niet speciaal bij den beenhouwer moest lopen, maar waar men zelf een dier had gekweekt om het te slachten. Dat slachten gebeurde meestal op de plaats waar het dier gekweekt was. Dat kon op een boerderij zijn, maar ook thuis. Het kon gaan van een kieken of een konijn, maar ook koeien en varkens werden vetgemest om op het bord te belanden. Bij mijn Tante Amandine was het een boerderij. Een grote vierkantshoeve waar enerzijds de woning was, en aan de andere kant een schrijnwerkerij en de schuren. In het midden van de koer was ne mestpoel of mesthoop. De kiekens liepen er op rond, en alles wat verging werd er opgesmeten. Van patateschillen tot een karkas van een dood kieken. Het zou later dienen om het veld te bemesten. Hoewel velen de neus ophalen bij een vers bemest veld, moet ik zeggen dat ik deze geur niet als stank beschouw, maar terug een beetje nostalgie opsnuif. Een kieken of een konijn slachten hield niet veel in. Doden, pluimen of villen en het was gebeurd. Maar voor een varken kwam er heel wat bij kijken. Er was ook veel meer volk op de been dan voor een kieken dat de nek werd omgewrongen. Het varken werd in een houten kist geduwd, waar de kop uitstak. De slachter ging op de kist staan, en met een zware hamer werd het varken naar de eeuwige cottelettevelden gebracht. Het was een precisiewerk om het varken juist op de kop te treffen, want dat was niet altijd van de eerste keer het geval. Als het varken dood was, werd het op stro gelegd en het stro werd in brand gestoken. Men deed ook het varken bloeden, en dat waren de eerste stappen die telkens werden herhaald. Het was een speciale sfeer en ook een speciale geur. Ja, vandaag is dat niet meer denkbaar. Men gaat nu naar het slachthuis, en zonder het te weten hoe het varken sterft ligt het enige tijd later op ons bord. Och..... ik hoor het al zeggen, wat was het een gruwelijke tijd vroeger. Ja, dat was de tijd van toen hé! Hoewel ik mij soms vragen stel bij al ons modernisme. Vandaag gaat alles via slachthuis en beenhouwer en niemand weet nog van waar het vlees komt. We spelen dioxine kiekens binnen, en we fretten ons dik aan hormoonvarkens. Maar allé, ze zijn dan toch proper gestorven en geslacht hé ). Ik moet zeggen dat de beenhouwer vroeger ook zijn werk kende hoor. Het varken werd opgehangen en gescheiden. Er werden pensen en gekapt (gehakt) gemaakt. Potten werden gevuld, en in de kelder stonden stenen potten met smout. Het vlees werd gezouten, en verdeeld. Vroeger waren er ook geen diepvriezers en de mensen moesten ergens heen met hun vlees hé. Awel daar komen we bij de titel van het verhaal. "De zending" Het was een stuk vlees die vroeger bij de notabelen van het dorp werden gedragen, maar ik heb maar juist geweten dat ik het bij de pastoor moest dragen. Ge ging dan op stap met een stuk vlees die in een schoon papierke was ingepakt, en bij de pastorij moest ge dan op zoek naar de pastoor. Het was dan vooral als jonge snotter uwen tekst niet vergeten die ze u thuis hadden ingepeperd. Zeggen dat het één van de beste stukken van het varken was voor mijnheer pastoor. Vooral niet vergeten te zeggen van wie het kwam. Dus bij ons kwam het van "te roelses". Ja mijn grootvader noemde Roels hé. De pastoor kwam als dank dan ne keer het huis zegenen, terwijl hij een halve fles jenever naar binnen speelde. En de zondag in de kerk dopte hij zijne kwispel (wijwaterborstel) nog eens diep in zijnen emmer om dan in de richting van de gulle gever te zwaaien. We zaten daar dan gelukkig dat iedereen gezien had, dat de pastoor bij ons wat meer water gebruikt had. Het wijwater droop van mijn bomma hare permanant en ik zat 's anderdaags met een valling van al dat wijwater die van mijne rug gelopen was. Ja, in dienen tijd waren er ook niet veel mager pastoors hé ) Als hij van elke slachter een zending kreeg, was zijn jaar goed. Maar niet alleen bij de pastoor werden er zendingen gedaan. Ook bij de geburen. Ja, deze gaven dan wel iets in de plaats hé. Zo bracht ik een kieken te "koertes" om met een konijn terug te keren. Ook de groenten deelden in de ruilhandel. Ja, het was een mooie tijd. Zo simpel als het vroeger was, zo moeilijk is het soms om ons in ons modernisme een nostalgisch beeld te vormen van vroeger. Ik ruik niet alleen de nostalgie, maar ook de heimwee van vroeger.
Het was den tijd dat ik als kleine snotter in mijn korte broek door de straten liep. Het verkeer was niet zoals vandaag, en het ging er ook anders aan toe. Op vaste dagen kwam de visboer luidkeels aangereden. Luidsprekers boven op het dak kondigden zijn komst aan. Wat hij juist riep was bijna onverstaanbaar, maar iedereen wist dat het de visboer was. Dit was ook het geval met de groentenboer en de voddenmarchand. De crémekar, dat was een ander verhaal. Een klein karretje getrokken door een paard. Het had geen luidspreker, maar een bel. Meestal op hetzelfde uur kwam ze langs. Mensen stonden voor de deur te wachten, en op de kruispunten troepten soms een paar man met kinderen samen. Als men in huis de bel hoorde, was het dat de kar al dichtbij was. Het was dan rap lopen bij mémé of pépé om ne cent te krijgen uit de zwarte portemené ) Hijgend kwamen we dan aan het karretje om nen toeter (hoorntje) of een galet (wafeltje) te vragen. Het was nog den tijd dat we niet gulzig mochten zijn, en dat we ons tevreden stelden met één of twee bollen. Al lekken liepen we dan naar huis, en onder de stralende zon smolt het ijs en liep het tot aan onze ellebogen. Thuis kregen we dan te horen dat we weer de grootste hadden uitgekozen en dat we de volgende keer een bolleke minder mochten nemen, omdat het ijs toch maar langs onze armen liep. Hoewel we niet vrij waren van deugenietenstreken, was het ijsje aanzien als beloning. En de dag dat er geen ijsje aan onze lippen kon worden gezet, en we de ijskar in de verte zagen verdwijnen was het een straf voor menige snotter. Maar niet alleen de kinderen stonden aan te schuiven, ook mémé en pépé hielden van een ijsje. Als zij stonden aan te schuiven, stonden de kinderen bij het paard. Vandaag is paard en kar verdwenen, maar komt er een moderne camionette voorbij. Met op het dak een luidspreker, waar steeds hetzelde deuntje de straten wordt ingestuurd. Hoewel de mensen nog een ijsje gaan kopen, is het toch anders. Het modernisme is in de plaats gekomen van paard en kar. En wie weet moet ik ook maar eens de camionette doen stoppen voor een ijsje, al was het maar om te proeven of de smaak van vroeger dezelfde is gebleven. Ja, soms kijk ik met heimwee terug naar mijn plakkende ellebogen en naar die smaak van vroeger.
Toen ik als jonge snotter bij mijn bomma en bompa woonde,hield ik mij vooral bezig met ravotten. De natuur was mijn thuis en de hemel mijn dak. Maar vaak keek ik naar boven met de vraag wat er daar allemaal boven mijne kop hing. Ik zag de zon schitteren, en de sterren blinken. Soms zag ik er af en toe ééntje van plaats verhuizen met een lange staart achter zich heen. Ook de maan hing daar te bengelen. Soms was ze vol, en dan weer half. In dienen tijd had iedereen er zijnen uitleg over, en de wildste verhalen deden de ronde. Maar mijn grootouders hadden ook al een paar jaar een tv in huis, en daar mocht ik ook af en toe naar kijken. Op nen dag zaten we allemaal voor de buis. Het was in juli 1969! Ze vlogen met een raket (Apollo 11 ) naar de maan, en ginder boven ging er toch wel ééne uitstappen zekerst! Gespannen zaten we te kijken. Bompa zat languitgezakt in zijne zetel, en bomma zat voorovergebogen te kijken naar het scherm. De presentator gaf comentaar, en curieus werd er af en toe een vraag gesteld in onze salon. Maar het was maar mijnen bompa die er kon op antwoorden. Ja, hij was de man met de meeste ervaring.
-Bompa. -Ja manneke. -Wat gaan ze daar doen op de maan? -Ze gaan daar landen gelijk op Zaventem hé manneke. -Jamaar, ginder woont toch niemand? -Ha...dat weten ze niet hé, 't is daarom dat ze ne keer gaan kijken hé. -Jamaar, moeten die kosmolauters daar dan uitstappen? -Ja ja, en 't kan goed zijn als ze uitstappen, dat dienen bol naar beneden stuikt! -Euh.....oei e oei, en wat gebeurt er dan bompa? -Awel dan is 't hier gedaan met ons. Als dienen bol in onze logtink (groententuin) valt, dan is alles kapot en ontploft de wereld.
Hij kon alles zo serieus en geloofwaardig vertellen, dat mijn bomma rap naar boven gelopen was om de dakvenster te sluiten voor vallende brokken, en ik was voor alle zekerheid al bibberen onder tafel gekropen. De raket stond daar op dienen bol boven onze kop, en plots gaat dat raketdeurtje open. Ne kosmolauter kroop een ladder af met ne viskom op zijne kop, en van op de voorlaatste trede springt hij daar in het maanstof. Mijnen bompa riep nog ne keer om zeker te zijn dat we allemaal de schrik van ons leven zouden hebben.
-JAAAAAAA 't is van dadde, ik heb de maan zien bougeren, nu hebben we 't zitten!
Het kwam zo geloofwaardig over dat ik er bijna begon van te bleiten. Maar ik wist niet of het emotie van blijdschap of van schrik was. Ja, als kleine snotter kent ge dat verschil niet hé ) Toen de reportage afgelopen was, bestookten we mijnen bompa met allerhande geleerde vragen. Maar bompa zei dat we 's avonds maar ne keer moesten gaan zien of de maan nog steeds op zijn gewone plaats hing. En 's avonds nam bompa zijne kleine snotter bij de hand, en stapten we den hof in. Hand in hand keken we naar de maan.
-En chauffeurke, hangt ze nog op dezelfde plaats? -Euh....ik peis het bompa. -Kijk ne keer goed, misschien ziet ge diene kosmonaut nog lopen.
Ik keek de ogen uit mijne kop, op zoek naar waar die raket kon staan. Maar ik zag niks.
-Ik zie niks bompa. -Misschien is ze eraf gevallen. -Euh....en dan? -Dan ligt ze morgen misschien in onzen hof en kunt ge er mee spelen.
Ik hield strak zijn hand vast! Uit schrik, maar ook omdat ik zo van de verhalen van mijnen bompa hield. Hij kwam mij onderdekken in bed, en maakte een kruiske op mijn voorhoofd zodat ik mij niet ongerust moest maken. Awel ik heb toch onrustig geslapen diene nacht! En 's morgens liep ik mijn havervlokkenpap voorbij, om eerst te gaan kijken of er geen stuk oud ijzer van ginder boven naar beneden gedonderd was. Maar nee, het hing nog allemaal goed op zijn plaats.
Dat was 1969! Maar vandaag kijk ik nog regelmatig naar boven. Ik denk nog vaak aan mijnen bompa, en stel mij soms de vraag of hij ginder niet ergens rondzweeft tussen de engelkes en de andere kosmolauten )
Traag stapte het boerenpaard de eeuwen door. En plots was het gedaan. Geen hoefgetrappel meer, en geen metalen velgen die men van verre hoorde komen. 't Was nog den tijd waar ze achter het paard liepen met nen bollekeszakdoek rond de hals voor de mannen, en op het hoofd voor de vrouwen. En moeder de vrouw bracht een mand naar het veld met de nodige boterhammen. Een kan koffie tegen de koude, of een fris kanneke botermelk in de zomer. Ik was gene koffiedrinker, maar ik kon wel de ganse kan botermelk aan mijne mond zetten, tot ze tot achter mijn oren liep. Ik was nog te klein voor het zware werk op het veld, en het enige wat ik goed kon, was in de weg lopen. Meestal kreeg ik dan een plaats op de kar, of zelfs op de rug van het paard. Ik keek al jaren naar kapitein zeppos en naar zorro, en er ontbrak mij nog juist een zwart kostuum om zorro te spelen op dat paard. Ja, mijn paard was wel niet zo elegant, maar het trok toch maar de zware kar over het hobbelige veld. Ik moest serieus mijn benen spreiden over de brede rug. En zoals de indianen moest ik mij aan de manen van het paard houden. Een zadel was er niet, en het was mijne nonkel die de teugels in de hand had. Op een zeker ritme werden de bussels stro geladen. Steeds hoger en hoger. En ik, ik klom tot op de hoogste bussel stro. Ik was dicht bij de zevende hemel als kleine snotter! Vandaag zie ik geen paarden meer op het veld. En ook de houten karren zijn vervangen. Traktoren waar alleen het woordje pk, aan paardekracht doet denken en aan dat paard met de afgeknotte staart.Ze rijden nu heen en terug. De brede sporen van de banden hebben het hoefspoor vervangen. Daar waar ik vroeger als kleine snotter op de brede rug van het paard zat, zit nu het kind op de tractor. Verblind door het modernisme, en het verleden achter zich latend. Het paard en de kar zijn geschiedenis geworden voor hem. Maar voor mij zijn het herinneringen. Ik zie de tractor, maar hoor het paard hinniken in mensentaal. Soms ziet men er nog ééntje in de weide staan. En dan groeten we elkaar. Het paard die voor altijd op pensioen is gegaan!
Waar is den tijd dat men de wasdraden zag hangen van boom tot boom. De grote onderbroeken en onderlijvekes zwierden als vogelverschrikkers in de wind. Grootmoeder had zitten wassen en plassen om toch maar die grasvlekken uit mijn broek te krijgen. De wasdraad was een soort modeshow geworden, waar elke voorbijganger kon ontdekken welk ondergoed de vrouwe des huizes droeg. Tijdens de dag zat het verstopt onder de lange zwarte rokken, maar eens gewassen hing menige onderbroek nat te druppen aan de wasdraad. Wasmachienes of droogkasten waren nog niet in de mode. En vaak werd de was geweekt in een zinken bad, waar ook wij één maal in de week lagen te weken. De was werd met waspoeder bestrooid, en onze rug werd ingewreven met ne blok sunlicht zeep. Volgens anciëniteit namen we plaats in het bad. De grootouders, ouders en kinderen. Tegen dat het aan mij was, zat ik in troebel en koud water. Een reden om er niet te lang in te zitten. Als iedereen gewassen was, werd het water gebruikt om de veranda te schuren of het pad rond het huis te shuren. Ja, er ging in dienen tijd geene druppel verloren.
De tijden zijn veranderd Wasmachienes en droogkasten verstoren de stilte. De wasdraad hangt er verlaten bij, en ook het zinken bad is uit de mode. Af en toe is het zinken bad verhuisd naar een weide om er als drinkbak te dienen voor koe of paard. Maar het heeft ook zijn charmes, hoewel ik ook daar al af en toe een modern bad zie opduiken. De vraag is, of bij de volgende stap in het modernisme de koe een douchecel zal krijgen.