deAls ik aan mijn vader denk, dan denk ik haast spontaan aan een appel. Jaren lang heeft hij nl. appelen en peren gekweekt, eerst de hoogstammen, maar later hoe meer de verfijnde variëteiten en nieuwe rassen. Hij was echt een liefhebber, ook al vroegen de laagstammen heel veel onderhoud, en dit bijna het ganse jaar door. De opbrengst was dan ook meestal overvloedig, zodanig zelfs dat wij, de kinderen, aardappelbakken vol appels konden meenemen naar huis, en dan nog waren er meer dan voldoende om de winter door te komen. Hij had op een gegeven moment zo een tachtig fruitboompjes te verzorgen, te snoeien, te bemesten, op te binden. De grond tussen de boompjes was altijd onkruidvrij en tussen elke bomenrij was er gras aangeplant van een meter breeedte. Alleen al dat gras afrijden en zorgen dat de boorden recht waren, vroeg al gauw een paar uur werk. Tot op hoge leeftijd werden nieuwe soorten aangeplant. Het jaar voor mijn broer plots overleed, kreeg hij van hem nog een speciale boom - een nieuw 'merk'. Het is dan ook met pijn in het hart dat hij afscheid moest nemen van zijn fruittuin. Maar wie weet, gaat hij er volgende zomer terug in werken, want het huis blijft.
Hier een en echte foto van een appel uit de honderden, zeg maar duizenden die hij zelf heeft gekweekt. Ik heb het al eerder gezegd: zijn appels waren zijn lang leven. En pas in her rusthuis wist de diëtiste te vertellen dat vader meer fruit moest eten, zeker appels. Luisteren die mensen dan niet?!
Ik wil zeker niet met de eer gaan lopen, maar dit artikel als hulde aan mijn vader die trouwens vele eerste en ereprijzen haalde voor zijn tuin!

|