Geraardsbergen het literair Wielrennerslandschap door De Pelsemaeker Karel.
Land van hard labeurende Flandriens. De Muur van Geraardsbergen,
Het Giesbaargs Muurken, de Mattetoarten, de Mastellen, de Marbol, de Matches, en ons Manneken-Pisj !
22-12-2012
Vrolijk Kerstmis en een Gelukkig Nieuwjaar...Vrolijk Kerstmis en een Gelukkig Nieuwjaar!......Vrolijk Kerstmis en een Gelukkig Nieuwjaar....
Ofschoon
Stel je voor dat vuurbergen staken,
Moeder Natuur stopt met aard-
en zeebevingen op te wekken,
stormen en orkanen hoogstens
strakke winden worden, al de
legerbasissen het wapen staken.
We hebben het nog nooit gekend,
dus niemand weet of zoiets
niet bestaat?
Ik ben een verbeeldingsrijke dichter, wees welkom in mijn
Op 11 november is het Sint-Maarten, en dan is het kermis in DEux-Acren.
Afval en dorre bladeren
Vorige week kreeg ik het boek Afval en dorre bladeren van Gabriel Garcia Márquez in mijn handen,een boek dat ik ooit las.
Terwijl ik de titel las, dacht ik opeens aan le village Deux-Acren of in het Nederlands, het dorp Twee-Akren. Op Signalisatieborden wordt Twee-Akren soms ook als Twee-Akeren,Twee-Acren of Twee-Akkers vermeld.In de taal van Molière wordt de naam van dit dorp, vooral op landkaarten, soms ook als Les Deux-Acres geschreven.Het is een deelgemeente van het Henegouwse stadje Lessines. Het dorp is ook nog een provinciegrensgemeente en een taalgrensgemeente. De aanpalende Oost-Vlaamse dorpen Overboelare, Zarlardinge en Viane en de voor de Franstalige gemeenschap faciliteiten gemeente Bever in de provincie Vlaams-Brabant, zijn er buurtgemeenten van. Deux-Acren is ook de thuishaven van wereldkampioen wielrennen Claude Criquielion. Deze gemeente staat ook wijd en zijd bekend als het dorp van de geneeskundige planten.
Deux-Acren is ook het dorp van mijn grootouders en van mijn tantes en nonkels langs mijn moeders kant.Mijn ouderlijk huis grensde op 150m na aan Deux-Acren. Grensde, want hoewel de grens er nog steeds ligt is het huis allang afgebroken.Het was een landhuis dat zijn elektriciteit kreeg van de elektriciteitsleidingen uit Deux-Acren. We waren als het ware het staartje van het gehucht Boureng, een van de grootste gehuchten van Deux-Acren. Doch ons huis stond op Overboelare. Deze situatie had veel nadelen.Ene ervan was, bijvoorbeeld, dat in de donkere perioden van het jaar, als het in de late namiddag al donker werd, en de boeren van het gehucht hun bietenmolens in werking zetten om het veevoer te malen, bij ons de verlichting zwakker werd. Als we in 1960 onze eerste televisie kregen ging op dit pikmoment het beeld steeds van vanonder naar boven wippen. Hier door wisten we dat onze naaste buurman Willy Matthijs, die wat verder in Deux-Acren woonde, bieten aan het malen was.
Op 11 november of op de feestdag van Saint-Martin is het kermis of ducasse in Deux-Acren: Sint-Maarten is daar namelijk de patroonheilige. Het is door deze festiviteit dat ik zoveel herinneringen en eigenaardigheden over Acren heb onthouden. Jarenlang trokken we te voet bij onze familie aldaar naar La Kermesse de Saint-Martin. Het was, langs boerenstraten en veldpaden, ongeveer driekwart uur stappen pour arriver au village, dans la Rue de la Station, waar de familie woonde. We stapten langs Boureng aan de kant van het Leanderbos, waar in dit tijdstip van het jaar hopen dorre bladeren op de straat lagen en een logge bosgeur zich steeds opdrong. Meestal was het mistig of miezerig en waren ze op de boerderijen de douche aan het koken. Een douche was een gemetselde stoof waarin een grote ijzeren kuip paste en waarin het veevoer werd gekookt. Meestal kleine patatten in hun schil waarop nog eens rapen en patattenschillen lagen. De douche werd met dikke takken van gekopte wilgen of populieren gestookt. Ik kan me nu nog, meer dan een halve eeuw later, de geur van brandend hout vermengd met de geur van kokende rapen en patatten herinneren. Het was een scherpe geur die zich opdrong. Langs de veldwegen lagen er dikwijl bieten, bietenloof en rapen die van de schokkende en wankelende houten karren waren gevallen. Deze afval werd dan gauw opgeraapt door de konijnenboeren, alleen de kapot gereden exemplaren bleven op de straten tussen de paardendrollen en de koestronten verder vergaan tot slijk en stof. Verder naar het dorp toe troffen we velden aan met hopen valeriaanwortels, dat zijn planten die er talrijk geteeld werden voor de herboristen een herborist is (groot)handelaar in geneeskrachtige planten. Deze velden hadden een heel specifieke geur, een geur van kattenpis! Ook hopen stalmest die op de akkers verspreid lagen waren een ingrediënt van de novemberlucht.Langs ons parcours passeerden we ook vers omgeploegde akkers, waar de malse miezel zich vermengde met de vers geploegde aarde. Deze oergeur, die ik soms aantref als ik een fles oude wijn ontkurk, leidt me danin gedachten naar Acren terug.
De groottante die ons op la kermesse inviteerde was een stevige matrone met bloezende wangen en groenblauwe ogen. Ze had altijd een winkel gehad van manshemden en voorschoten voor vrouwen, die ze zelf maakte.Voor wie het wou maakte ze deze kledingstukken ook op maat. Daarnaast had haar man een magazijn van des moteurs electrique! Ze hadden ook een grote groetentuin waarop ze hun eigen groenten en aardappelen teelden. Daarachter lag er nog een stuk land waar meestal rogge of tarwe en nog patatten op geteeld werden. Hierdoor konden ze voor hun viertallig gezin hun eigen varken, kippen en konijnen kweken. Voor de 11 november-kermis werd er ieder jaar geslacht. Als we s middags bij cher tante arriveerden, stond steeds de tafel gedekt met een plateau mattentaarten en glazen voetstukken waarop semoule taarten, al dan niet met rozijnen in, gepresenteerd werden. Ook het koffieservice stond op de tafel, en op de salontafel stonden druppelglaasjes en enige flessen korte drank. De keuze, die er gemaakt kon worden, was steeds dezelfde: één fles elixir d Anvers, één fles vijf sterren cognac van Brugmans en een fles bruine rhum van Negrita; op deze fles stond een mooie jonge zwarte vrouw afgebeeld, die ik veel mooier vond dan de dochter des huizes. Marthe heette onze tweetalige nicht uit Deux-Acren. Marthe had ook een dochter die Murielle heette, maar doordat Marthe gescheiden was kregen we nooit haar man te zien.
De glazen werden gevuld en voor m n zus en voor een snotneus, zoals ik toen, werd er rode limonade geschonken. Daarna volgde de koffiekrans en werden de taarten, die Tante Bobone zelf had gebakken, aangevallen. Terwijl werd er gebabbeld en verteld over de opbrengst van de velden met geneeskrachtige planten, zoals: kamille, witte heemst en goudsbloemen. Alsook over de opbrengst van het engelwortelzaad. Deze bloemen en zaden werden tijdens de zomermaanden geplukt en verkocht aan de herboristen. Er bestonden in 1962 nog zeven herboristeries in Deux-Acren: Een herboristerie is een huis dat een droogvloer, of een eest, heeft waarop bloemen, planten of zaden kunnen gedroogd worden.De gedroogde en verpakte planten worden dan op hun beurt aan de geneeskundige industrie of aan stokerijen verkocht.
Rond 5 uur werd er gegeten; ik was gek op de gezoete in grove julienne gesneden worteltjes en op de fantastische in witte saus klaargemaakte schorseneren. Daarbij werden er altijd zelfgemaakte aardappelkroketten en vlees van het varkenshaasje opgediend.De tweede vleesronde was rosbief, waarbij Tante Bobone steeds vermelde dat het gebraad geleverd was door de beste slagerij van het dorp. Dit klonk dan als een ware luxe, een beetje als het tonen van haar status. Ook de flessen kruidige rode, en kalkdroge witte wijnen, uit Chateau-Neuf du Pape, die er geschonken werden moesten aantonen dat ze een welstellende familie waren.
Rond 10 uur s avonds werd er dan bij het afscheid flink gekust en konden we terug langs slecht verlichte, beslijkte en met Afval en dorre bladeren bedekte straten en piekdonkere veldwegen huiswaarts keren.
Bij mij zijn, tot op vandaag, de aromas van de wijn en de kermisdis, evenals de oergeuren opstijgend uit de geploegde akkers, of de scherpe geur van brandend hout vermengd met kokende rapen in m n geheugen gebleven. Wellicht zijn ze in het diepste van mijn ziel geënt, en als ik zal sterven, morgen misschien, of binnen veertig dagen of binnen twintig jaar?
Dan zal Sint-Pieter me met moderne spitstechnologie checken. Op zijn codedetector zal hij zien dat ik was opgegroeid in de buurt van de naar geneeskundige plantenriekende gemeente Deux-Acren. De as van mijn verdorde lichaam zal men dan uitstrooien en de wind zal er voor zorgen dat ze terechtkomt tussen de het Afval en dorre bladeren die aldaar op de wegen verspreid liggen.
"Uit de ronde van Frankrijk van 1980 Joop Zoetemelk met TJ Raleigh-petje en Rudy Pevenage met Ijsboerke-pet."
Ook in 1980 bleef het weer slecht tot in augustus
Het natte weer van de laatste maanden weekte bij mij herinneringen los over de zomer van 1980. Wij hadden toen, aangezien onze dochters Nele en Katrien nog niet schoolplichtig waren, onze vakantie in juni gepland. Het werden 18 dagen in een huisje aan zee in Klemskerke. Wat voor onze kinderen, Katrien was toen 10 maanden en Nele was in haar derde levensjaar, een zonnige zeevakantie moest worden verwaterde in dagelijkse buien, stortregens en miezelweer. Alleen s avonds na 18u kwam de zon erdoor. Ik ben toen meermaals van zee naar huis gereden om de tuin in toom te houden, het onkruid en de grasmat groeiden uit zotte dat jaar.
In 1980 passeerde de Ronde van Frankrijk ook in Luik. Ze ging van start met een proloog in het Duitse Frankfurt op 26 juni. Op 28 juni was er een zware rit van 276 km van Frankfurt naar Metz. Deze rit werd legendarisch want Rudy Pevenage, die kind aan huis was in Viane en Moerbeke, won deze rit en veroverde de gele trui. Deze Tour de France begon met de Fransman Bernard Hinault als belangrijkste kanshebber op de eindwinst. Hij won meteen de proloog en had al enige jaren de Tour gedomineerd. Het leek erop dat de Nederlander Joop Zoetemelk opnieuw van een Fransman zou verliezen. In het begin van de Tour ging het heel slecht met Zoetemelk. Hij had ook het hele voorjaar nog niet goed gereden en de eerste anderhalve week van de Tour reed hij ook slecht. Tijdens die bewuste rit over 276 kilometer van Frankfurt naar Metz reden drie man weg en die pakten bijna een kwartier voorsprong. Ook Hinault en zijn ploeg moesten hier het onderspit delven. Hinault had zich waarschijnlijk op deze dag geforceerd. Uiteindelijk slonk de voorsprong tot negen minuten en pakte de Geraardsbergse Rudy Pevenage de gele trui. De dag erop won Henk Lubberding de etappe van Metz naar Luik. In de tijdrit van Spa naar Francorchamps verloor Joop Zoetemelk meer dan één minuut op Hinault, en in de verschrikkelijke kasseienrit door de Hel van het Noorden van Luik naar Lille verloor Joop drie minuten op Bernard Hinault. In die rit heeft vooral Hennie Kuiper als een beest gereden, maar ook Hinault, Thurau en Ludo Delcroix. Het was een rit, waarin de Hel werkelijk al haar poorten had geopend want het regende pijpenstelen. Op de zevende dag was er opnieuw een ploegentijdrit en kwam de ommezwaai, de Raleigh-ploeg van Zoetmelk pakte anderhalve minuut terug op Hinault. s Middags won Jan Raas de rit over honderd kilometer. Bert Oosterbosch won de etappe naar Saint-Malo en Cees Priem de tiende rit naar Bordeaux.
Rudy Pevenage schakelde tijdens die Ronde van de gele trui over naar de groene. De plaatselijke zanger Marcellino had intussen al een liedje gecomponeerd over de wieleravonturen van Rudy. Marcellino had Onze Rudy wint de gele trui geschreven en op band opgenomen. Dagelijks reed hij met een geel autootje in de Geraardsbergse dorpen rond terwijl het liedje vanuit een luidspreker vanaf het dak van zijn wagen weerklonk.
De grote tijdrit van Damazan naar La Plume won Joop Zoetmelk, hij reed Hinault op anderhalve minuut. Het was meteen het begin van het einde voor Bernard Hinault. Hij blesseerde ook nog zijn knie en stapte af toen Pyreneeën in zicht kwamen.
In de Pyreneeën en de Alpen heeft de hele Raleigh-ploeg toen voor Zoetemelk gereden. Het geel kwam voor de Nederlander eigenlijk nooit meer in gevaar, maar het werdtoch nog spannend: Joop was in de laatste beklimming van de Tour in de finale betrokken bij een spectaculaire valpartij. Johan van de Velde viel bijna en maakte daardoor een zwaai. Hij bleef zelf overeind, maar Zoetemelk viel. Na zijn val kwam hij als een pijl uit een boog terug en wist de gele trui te behouden. Joop Zoetemelk zelf zag deze valpartij niet als het gevaarlijkste moment in deze Tour. Het meest kritieke moment voor zijn tourzege was de ontsnapping van Raymond Martin op de Galibier. Zoetemelk had daar een enorm slechte start en moest al snel een minuut of vier toegeven. Gelukkig heeft hij hem in de afdaling nog weten in te halen. Het is legendarisch geworden hoe Joop Zoetemelk de Ronde van Frankrijk in de natte maand juli van1980 heeft gewonnen. Rudy Pevenage won dat jaar het puntenklassement en bouwde hiermee zijn legendarische loopbaan op in de keiharde wereld van de wielersport.
Toen op zondag 20 juli de Tour eindigde, wouden er mensen uit Moerbeke en Viane Rudy Pevenage vieren. Aan het begin van de Heuvelstraat in Moerbeke waren toen nog 2 cafés: Den Bascule en De heuvelhoek, er werd overeengekomen om hem daar te ontvangen. Op het terrein rond café Den Bascule werd er een tent opgetrokken om iedereen een onderdak te bieden. Dat was nodig want het was nog iedere dag slecht weer, die zondagavond van 20 juli, was het echt herfst. Rudy Pevenage is uiteindelijk rond 1 u s nachts gearriveerd, er was zelfs wateroverlast doordat er grachten langs de Heuvelstraat overliepen. Op maandag 21 juli is het in de namiddag gaan beteren en is hetuiteindelijk zomer geworden. Ook augustus en het najaar van 1980 waren prachtig. Laat dit voor ons een troost wezen, er is nog hoop!
- Joop Zoetemelk is een naam die de Franse journalisten nooit goed hebben kunnen uitspreken. Vooral Luk Varenne niet, hij was in de Zoetemelkperode sportjournalist voor de RTBF en afkomstig van Doornik. Ik vraag me nu ook af hoe onze huidige premier Zoetemelk zou uitspreken? -
Pajotternijen in Galmaarden: een jaarmarkt met streekproducten uit Brabant maar vooral uit het Pajottenland.
Op zondag 29 april had in Galmaarden in het Baljuwhuis het evenment 'Pajotternijen', een jaarmarkt met streekproducten, plaats. Hierbij werd er een gedicht, over Pajotternijen en geschreven door de Dorpsdichter van 2012 , aan de muur van het Baljuwhuis op doek opgehangen. In de tuin van het Baljuwhuis werd een gedicht op plaat vereeuwigd van dichteres Marleen De Smet, zij was vorig jaar Dorpsdichter van Galmaarden.
Er klinkt muziek in tuin het Pajottenland
Ik wil wandelen onder de hemel van een zonnige lentemorgen
om te genieten van de geur van bloeiende kriekenbomen,
om te luisteren naar de hemelse liederen van leeuweriken.
In mijn gedachten zal ik dan veldboeketten schilderen.
Al wat materialistisch is zal me voorbijgaan en de heimwee
die diep in mij heerst zal verkleinen, mijn gemoed verblijden.
Met de drift van een kunstenaar wil ik midden in de velden staan
verenigd met de natuur en de muzen die me leiden:
Fricandon met kriekjes en aardappelkroketten, aardbeien
bedruipt met honing, geuze die de geheimen van eikenhout en de
kelder kent. En wat dacht je van plattekaas op een snede brood dat
gebakken is in een oven gestookt met een bussel wilgenhout?
De rijkdom van eigen bodem geeft waren van de bovenste plank!
Asperges met versgeroerde mayonaise en Brabantse paardenbiefstuk.
Een jonge dame met een zonnejurk aan en muziek in de aprilgroene tuin
Parijs-Roubais 2012 ...Tom de Tornado wint solo...
En Tom kust voor de vierde keer de Pavé van Parijs-Roubaux !
Het is zondagmorgen 8 april, 6u 45, en paaszondag. Terwijl ik de tafel dek voor het ontbijt sijpelt het koffieapparaat heet water op de koffie waardoor er een aangename koffiegeur in de keuken hangt. In plaats van een halve pompelmoes en een sinaasappel te persen, zoals gewoonlijk, breek ik een chocoladen paasei en stop enige brokjes in mijn mond. Het smaakt me heerlijk en het brengt me in een aangename sfeer van Pasen. Terwijl ik van een tas koffie geniet denk ik aan vroeger, aan toen we nuchter naar de mis van 8u 30 trokken. Iedereen ging toen nuchter naar de mis want zijn Pasen houden was toen nog verplicht om later in de hemel te kunnen komen.
Tot voor het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, dat van 1962 tot 1965 geleid werd door Paus Johannes XXIII, was te communie gaan nog een bijzonder moment, je mocht 4 uur voor het communiceren niet gegeten hebben. We moesten toen op de trede van de communiebank op beide knieën neergeknield zitten en met beide handen die onder het kleed, waarmee de communiebank bekleed was, een dienblad vormen. Boven het maagdelijke witte kleed werd de mond geopend waarbij de priester een hostie op je tong legde en zacht Dit is het lichaam van Christus prevelde. Terwijl de communicant ( dat is hij die deelneemt aan de communie) terug zijn plaats in de kerk innam werd de hostie voorzichtig naar binnengewerkt; je mocht niet bijten om de hostie te nuttigen. Een hostie wordt trouwens niet gegeten maar ontvangen. Ook nu nog, hoewel nu de hostie in je hand wordt gelegd, en je zelf het lichaam van Christus in je mond stopt, ontvangje de eucharistie.
Tot wanneer het ter communie gaan nog in de omgangsvorm van voor het concilie gebeurde, sloeg de communicant, wanneer hij terug op zijn kerkstoel zat, een ogenblik de handen voor zijn ogen. Dit om diep te kunnen bezinnen. Je mocht terwijl ook een wens doen: dat het bijvoorbeeld nooit meer oorlog zou worden, of dat iedereen op deze wereld dagelijks zou te eten hebben.
Terwijl ik met mijn gedachten in de 60-tiger jaren van vorige eeuw verdwaald was, vertelde de radio, heel duidelijk, dat het al 8u was en tijd is voor het ochtendnieuws: Vandaag gaat straks in Parijs de 110de editie van Parijs - Roubaix van start. Tom Boonen, die al een opvallend voorseizoen fietste, wordt vandaag het meest getipt als overwinnaar. Vertelde de verslaggeefster verder. Natuurlijk gaat Tom winnen, zei ik luidop tot mezelf.
Nog geen halfuur later belt m n gsm: het is mijn schoonbroer Bertrand. Zeg kun je om 1u klaarstaan? Ik kom je ophalen voor de koers! Omdat het een jaarlijkse gewoonte is om naar de Hel van het Noorden te gaan kijken in Camphin-en-Pévèle, dat juist voor Carrefour d Albre en op 20 km voor de aankomst ligt, wist ik heel goed wat hij bedoelde. Ja, ja, k zal gereed zijn antwoordde ik.
Zoals de traditie het wil reden we langs Lessen, lahamaide, Doornik en zo Frankrijk binnen.
Vanaf Doornik is het nog 15km rijden om het stille grensdorpje Camphin-en-Pévèle te bereiken. Het anders zo verlaten dorp in het zuiden van regio le Nord en Pas-de-Calais is vandaag een drukbezocht oord. Een parkeerplaats vinden blijkt een hele kunst te zijn. Uiteindelijk vinden we toch even buiten de dorpskom een plaats, na 10 minuten stappen komen we aan de kerk, waar een bestelwagen, met Belgische nummerplaat, uitgerust als frituur frieten verkoopt. Aan de andere kant van de kerk ligt Café Jupiler, een dorpscafé met een feestzaal aan. Dat is elk jaar, gedurende het Parijs-roubaix-gebeuren, de plaats waar we naartoe gaan. Je kunt daar, in de zaal samen met wielrennersupporters van over heel Europa op een groot tv-scherm de vreugde van de koers delen. Wanneer de koers dan de kasseien van het nabijgelegen dorp oprijdt, spoedt iedereen zich naar buiten om 300m verderop de koers in levende lijve te zien voorbijtrekken:het niet te evenaren spektakel, dat iedereen in beweging brengt en waarbij je in verschillende talen allerlei supporterskreten hoort. Dit jaar werd in alle talen Tom Boonen! geroepen. En wanneer Tom Tornado, alleen en met 1 en 30 voorsprong voorbijtrok wist iedereen dat er een nieuwe Monsieur Paris-Roubais geboren was!
We haasten ons naar het tv-scherm, niet alleen om onze vermoedens bevestigd te zien, maar vooral om samen met mensen van overal het jolijt van onze grote Flandrien te delen. Het werdde zaligste Pasen die ik ooit beleefde!
Alles rust op het platteland. De gevoelige planten houden hun bladeren nog toegevouwen; de bloemen hun kelken nog gesloten, en schijnen als bezielde wezens, die met gesloten ogen, in vergetelheid gedompeld liggen.
Het is geen nacht meer en nog geen dag. Donker is de westenkim, ondoordringbaar. De oostenkim, als een doorschijnende waterplas, kleurt zich met een twijfelachtig licht. Van alle sterren blinkt er nog een enkele: haar naam is Lucifer, ze is de voorbode van de opkomende zon. Op de boorden van het bos, op de Oudenberg, hangt een mistgordijn. Maar ze klimt in de hoogte en heeft nu reeds de toppen van de bomen bereikt; weldra zal ze opstijgen en zichtbaar aan de hemel schijnen.
Als een ootmoedige dienstmeid, die stilzwijgend op het ontwaken van haar meesteres wacht, zo onthult de aarde zich met stilte, totdat haar meesteres komt. Een rode tint verft nu de lichtpoort, de morgenster verbleekt!
Daar schudt een zanglijstermannetje de dauwdruppels van zijn vederkleed. Hij verlaat zijn rusttak, wipt zich het luchtruim in en zet zich op de hoogste boom van de Oudenberg. Hij kijkt met een vreugdevolle blik naar het oosten en welhaast schijnt een deel van de zonneschijf hem in het oog, zijn keel ontsluit zich en hij zingt, in hoge en dan weer in lage tonen en met zilveren galmen, het daglicht tegemoet.
Gelukkige vogel, die de hemelfakkel eerder ziet dan wij! Het teken is gegeven; tientallen gevleugelde toonkunstenaars ontwaken, en honderden lofzangen verheerlijken de schepping. Zie de leeuweriken klimmen, klimmen steeds hoger, zij willen hun dankende stem dichter bij de goden doen klinken.
En daar verheft de zon zich boven de heuvel. Haar stralen glijden als een onmeetbare toverroede over het platteland: alles wat de stralen raken ontvangt leven en glans. Hoor hoe de zwaluwen kwetteren en de vinken hun morgengebed naar de Heer toesturen! Zie hoe de paasbloemen de ogen ontsluiten, hun kelken en kransen opendoen, alsof zij een straal van de zonnewarmte in hun hart willen vangen. En opeens klinkt er vanuit de kerktorens weer klokkengelui: Gegroet, o lenteland en een zalig Pasen!
Het Krakelingenfeest, Tonnekensbrand en Walmkenbrand in Geraardbergen
Krakelingen en Tonnekensbrandin Geraardsbergen
Op één en dezelfde dag viert Geraardsbergen tweemaal feest : Krakelingen en Tonnekensbrand. De oudst bewaarde stadsrekening (1393) vermeldt reeds de onkosten voor het vuurfeest Tonnekensbrand, dat toen ook al door het stadsbestuur georganiseerd werd, en toen reeds een oud gebruik genoemd werd. Sindsdien vinden we de bewijzen van zowel Krakelingen als Tonnekensbrand ononderbroken terug in de stadsrekeningen, met uitzondering van de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw en de Eerste en Tweede Wereldoorlog. In oorsprong zouden deze feesten Keltisch zijn.
Naar aanleiding van het Geraardsbergse Krakelingenfeest, schreef ik dit gedicht naar een Keltische mythe waarin Ker, een Keltische godin, in hoedanigheid van een witte zwaan over een duistere en mistige vijver vaart. Haar verschijning is zo verblindend mooi en innemend waardoor de Keltische hoogpriesters heel wat riviernamen verzonnen waarin Ker (Korè = meisje maagd), Cher of Jer voorkomen. Ook Geraardsbergen zou volgens keltologen van Ker, die bij de Germanen Gert of Geertrui werd en bij de Franken Gerard afkomstig zijn.
Ik ben verkozen als Dorpsdichter 2012 van ' Het Schone Galmaarden'.
Geachte heer De Pelsemaeker,
Beste Karel,
Ik mag u bij deze feliciteren met uw aanstelling tot zesde dorpsdichter van Galmaarden! We laten daar geen gras over groeien, omdat de tijd tussen de uiterste inzenddatum en de officiële voorstelling aan het Galmaardse publiek erg kort is dit jaar. En ook: zodra er een dorpsdichter bekend is, wordt die meestal aangezocht om "iets"
te doen op de jaarlijkse Pauwelviering (dit jaar:
29 januari) en op die manier krijgt onze kersverse dorpspoëet - u dus - wat meer tijd om iets uit zijn dichterlijke mouw te schudden.
Wij verwachten u alleszins op de uitreiking van de cultuurprijs van de gemeente, die jaarlijks de gelegenheid vormt waarop de nieuwe dorpsdichter officieel aan "zijn" gemeenschap wordt voorgesteld. Die uitreiking vindt plaats op zaterdag 21 januari ek., om 20 uur in het Baljuwhuis. Binnenkort krijgt u net als alle andere actoren een beknopt soort draaiboekje met het verloop van de uitreiking, zodat u weet wanneer u het ambt mag overnemen van Marleen De Smet. Op dat moment wordt van u beiden verwacht een kort gesprek te voeren over dichtkunst, over redenen om dorpsdichter te willen worden, over de gemeente enz. enz., u ziet maar; u wordt dan ook uitgenodigd om uw winnend gedicht voor te dragen.
Vriendelijke groet (en welkom in de DD-club),
Jan Heyvaert, ondervoorzitter cultuurraad Galmaarden en dorpsdichter 2009
De abstracte schilderkunst is op 18 november een eeuw oud
De vader van de abstracte kunst is Wassily Kandinsky, in 1909 stichtte hij met zijn vriend alexej von Jawlensky de " Neue Künstlervereinnigung München". Na een jaar verliet hij deze groep en richtte in 1911 met Franz Marc kunstenaarsvereniging " Der Baue Reiter" op. Deze tentoonstelling werd genoemd naar een eerder schilderij met ruiter (een blauw paard) van Kandinsky en naar de voorliefde voor paarden van Franz Marc, van het kleur blauw hielden ze allebei. Der Blaue Reiter werd ook de naam van een door deze groep uitgegeven almanak
In 1912 verscheen, van kandinsky, in twee opeenvolgende edities zijn belangrijke essay Über das Geistige in der Kunst. Op 18 december 1911 echter, werd de legendarische eerste tentoonstelling van de groep gelijkgestemde kunstenaars Der Blaue Reiter geopend, met werken van onder andere Franz Marc, Rousseau, Delaunay, Schönberg en Kandinsky zelf. Aan de bezoekers van de tentoonstelling werd een ietwat verwarrend beeld van de nieuwe schilderkunst aangeboden. Iedere schilder had namelijk een heel andere eigen stijl. Zelfs de welwillendste criticus had moeite om hun sprongen te volgen. Kandinsky en zijn vrienden hadden een genezing door de kunst voor ogen, en wel door diep ingrijpende, nieuwe en spirituele kunst, die ze in veel verschillende kunstvormen meenden te herkennen. Volgens Kandinsky drukte er op de moderne ziel, van toen, een angstaanjagende last, een opvatting die door vele denkers en kunstenaars uit die tijd werd gedeeld.
De abstracte kunst verwerp elke voorstelling van de zichtbare wereld. Deze benaming voor niet figuratieve kunst is geen stijl. Abstracte vormgeving bestond al eeuwen in de decoratieve kunst, maar verscheen pas in het begin van de 20ste eeuw in de schilder- en beeldhouwkunst en op verscheidene plaatsen en haast gelijktijdig.
De abstracte kunst ontstaat op twee mogelijke manieren. De eerste manier komt voort uit het vereenvoudigen van vormen uit de natuur en de oervorm. Dit soort abstractie is waar te nemen bij een aantal kunstenaars zoals Wassily Kandinsky, Robert Delaunay, Piet Mondriaan en kazimir Malevitch die rond 1910 de figuratieve kunst verlieten.
Een tweede manier is het samenbrengen van vormen, kleuren, lijnen en materialen in een compositie. Men gaat er dan van uit dat die elementen een eigen esthetische waarde hebben. Dit vormt de basis voor de meeste stromingen in de abstracte kunst.
Natuurlijk is er in de jaren 2000, of in de eeuw waar we nu in leven, niet opeens een totale breuk met het verleden opgetreden. Alle stromingen binnen schilderkunst van de 20ste eeuw die tot de actuele kunst behoren vinden gewoon hun voortzetting in de 21ste eeuw. Op de kunstmarkt bestaat daarnaast weer grote belangstelling voor jonge figuratieve schilderkunst; hoewel de van oorsprong Duitse schilderes Tomma Abts in 2006de Engelse Turnerprize wint met abstract geometrische schilderijen.
Michaël Borremans
Voor figuratieve kunst is er, in deze eeuw, een grote belangstelling voor Geraardsbergenaar Michaël Borremans, hij rekent de Spaanse hofschilder Diego Velàzquez, tot zijn grote voorbeeld. Velàzquez werd geboren in Sevilla, op 6 juni 1599 en stierf in Madrid op 6 augustus 1660. Hij was een Spaanse kunstschildersdie werkte als hofschilder van de Spaanse koning Filips IV, voor wie hij veel portretten van de koninklijke familie, evenals enkele religieuze schilderijen maakte.
Diego Velàzquez zijn werken zijn heel sterk gebaseerd op observatie, waardoor hij veel gemeen heeft met de Hollandse schildersschool van barok kunstschilders. Veder interesseerde hij zich voor alle facetten van het bestaan: voor het licht dat op een kruik, op een stuk stof of op een karaf met water valt, voor kleurnuances en schaduwen - maar vooral voor de blik in de ogen van mensen, voor de kleine trekjes rond hun mond, voor de lijnen in hun gezicht.
Karel De Pelsemaeker.
" Uit Knack van 20 juli2010: Paleis stelt schilderijen Borremans voor
Vanaf nu behoort ook het werk van de Gentse kunstenaar Michaël Borremans tot de vaste collectie. Zijn zes schilderijen en videowerk kregen een plaatsje in de drie gerenoveerde salons tussen de Troonzaal en de Empirezaal. Aangezien Borremans de opdracht zon vijf jaar geleden kreeg, had hij voldoende tijd om met zijn schilderijen in te spelen op de omgeving en de historiek van het Koninklijk Paleis. De kunstenaar kreeg volledig carte blanche.
Rechtzetting: Michaël Borremans is in Geraardsbergen geboren en opgegroeid. De man schildert het liefst in een net pak ( in za kostum).Dat is een ritueel: Ja,in vuile kleren kan ik geen goed werk maken - hoe netter het kostuum, hoe beter het schilderij.
De Muur van Geraardsergen uit de Ronde van Vlaanderen
Escape escapisme escapist en de Muur van Geraardsbergen
De woorden escape en scapism komen uit de Engelse taal. Ze werden vooraan in de 50-tiger jaren van de 20ste eeuw algemeen gebruikt in psychologische en in psychiatrische teksten. Dat heb ik onthouden van toen ik in het begin van de jaren 90 computerlessen ging volgen:
Linksboven het toetsenbord, of het keyboard, zit de Escapetoets: (Esc), met deze toets kun je het scherm, dat je voor je ziet, afsluiten; bijvoorbeeld bij computerspelletjes. Soms kom je via de escapetoets ook op een vorig scherm terecht.
Escape betekent: verlaten, vluchten, ontvluchten, ontsnappen. Van escape zijn ook de woorden escapisme en escapist afgeleid. Wie er voor het eerst escapisme gebruikte om aan te duiden dat iemand die de feiten in het leven niet wil aanvaarden en de werkelijkheid wil ontvluchten, heb ik echter niet kunnen achterhalen. Een escapist is dus iemand die aan vluchtzucht lijdt, die voor iedere vorm van verantwoordelijkheid op de vlucht slaat. Door de zaak eenvoudig te verzaken. Door uit te wijken naar een eigengemaakte wereld van fantasie en zelfbegoocheling. Door wat Alfred Adler Flucht in die Krankheid noemde. Ook het grijpen naar nicotine, alcohol, of naar drugs; het zich overgeven aan dagdromen kunnen verschijnselen zijn van het ziektebeeld escapisme. In een literaire en toch wel dubbelzinnige toepassing gebruikte de Engelse romanschrijver en criticus Cyril Vernon Connolly het woord al in 1939, in zijn autobiografie Enemies of Promise: Bijna zijn wij allemaal ten gronde gericht door de eerste escapist: Eva, en gered door de tweede, die de Ark van de Verbondsakte bouwde. Tegen het einde van WO II werd dit werk veel gelezen. Door Connolly is de psychiatrische term toen een literair modewoord geworden. Het Engelse escapism and escapist drong, met de vloedgolf van de Engelse literatuur die na de oorlog de rest van Europa overspoelde ook op het vaste land door o. a. in Duitsland, dat toen zijn Jahr Null beleefde, zoals die dramatische tijd in de herinnering van de Duitsers heet. Angelsaksische wederopvoeders verlangden van de Duitsers dat ze zich nu met hart en ziel aan de democratie zouden wijden, maar daarbij stuitten ze bij velen op wantrouwen en moeheid ten opzichte van alle ideologieën. Dat was eveneens het geval bij de meeste kunstenaars, voor wie in sommige gevallen abstracte kunst het mijden van ieder politieke of geestelijk engagement betekende en een vlucht uit de troosteloze werkelijkheid.Zo ontstond het verwijt van Eskapismus, een verduitsing van het Engelse escapism, tegen die kunstenaars die hun werk niet in dienst van een nieuwe maatschappij wilden stellen, maar er een goede toevlucht in zochten.
Bij ons gingen escapism en escapist spoedig tot modewoorden in literaire en kunstkritiek behoren. Tegenover de goddelijke deugd van het engagement stond de duivelse ondeugd van het escapisme. Wie niet zijn engagement bewees door een gedicht te schrijven over Vietnamese kindertjes of een lofzang aan te heffen op Che Guevara, werd als een burgerlijk escapist met de vinger nagewezen. Maar zo een vaart loopt het nu niet meer. De jaren 60 zijn al bijna een halve eeuw voorbij en escapisme heeft nog nauwelijks een ernstige betekenis. Behalve in Geraardsbergen!...
Daar ontsnapte er dikwijls op de wereldbekende Muur, tijdens de Ronde Van Vlaanderen, een renner uit het peloton. In 2010 nog verliet de Zwitserse Spartacus, Fabian Cancellara, onze nationale held Tom Boonen bij het beklimmen van deze kuitenbijter.
Ecapism en escapisten zijn woorden vanuit mijn tienertijd die de laatste weken terug door mijn geest spoken. Vooral wanneer ik aan die gasten uit Oudenaarde denk. Dat zijn mensen die de werkelijkheid ontvluchten, gedrogeerd door hun eigen visioenen waarin ze veel geld zien liggen, gaan ze in hun eigen fantasiewereld op. Ze zijn in der Flucht in die Krankheid beland en lijden aan Eskapismus, zou Alfred Adler vaststellen. Ziezo dit is mijn verhaal over The escaping of the Wall of Grammont.