|
|
|
|
|
|
03-11-2008 |
Naamsverandering Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen |
We vernamen dat het Vlaams Conservatorium van Antwerpen voortaan de titel 'Vlaams' laat vallen. De instelling heet voortaan 'Koninklijk Conservatorium'. Daarom stuurden we volgende brief aan de schooldirectie.
Geachte heer/mevrouw,
Met verbijstering las ik in de media dat uw instelling het predicaat Vlaams laat vallen.
Wat mag daar de reden voor zijn?
Uw stichter Peter Benoit heeft een zware en moedige strijd geleverd om de muziekschool van Antwerpen te verheffen tot een conservatorium en het instituut heette dan Vlaams Conservatorium. Een logische naam voor een school in Vlaanderen die Vlaamse musici wil(de) opleiden. En er is voorwaar een hele Vlaamse school uit dit conservatorium voortgekomen (of mogen we de term Vlaamse school die we in onze muziekgeschiedenislessen leerden, ook niet meer gebruiken?). U kent deze componisten en andere musici beter dan ik: Edward Keurvels, Emile Wambach, Jan Blockx, Flor Alpaerts, Lodewijk Mortelmans, Jef Van Hoof, Lodewijk De Vocht, Marinus De Jong, Renaat Veremans, Emmanuel Durlet, Flor Peeters, Willem Kersters, Vic Nees, Luc Van Hove, Luc Brewaeys, Robert Groslot,
.. Generaties grote musici.
De huidige schoolleiding heeft m.i. de zware verantwoordelijkheid om vandaag bekwame muzikanten te vormen. Maar ze heeft ook de taak om de traditie van het huis in ere te houden.
En zo kom ik terug bij mijn eerste vraag: waarom moet het predicaat Vlaams verdwijnen, net nu Vlaanderen meer en meer autonomie en internationale erkenning krijgt?
Zijn de eerder geciteerde musici minderwaardige vaklui geweest omdat hun school een Vlaamse school was?
Zullen de volgende generaties afgestudeerden betere musici zijn omdat het etiket Vlaams weg is?
Waar is in godsnaam uw fierheid en respect voor uw voorgangers heen? En het respect voor uzelf? Wat denken jullie op deze manier aan constructiefs bij te dragen aan de kwaliteit en identiteit van onze Vlaamse musici?
En kom niet af met het argument van misplaatst nationalisme want dan zou u ook beter het label Koninklijk laten vallen.
Met beleefde groeten
Peter Leys
|
|
|
|
30-10-2008 |
Willem De Meyer |
Dit jaar overleed Frans De Meyer, zoon van de legendarische Vlaamse bard Willem De Meyer.
Frans De Meyer was de enige zoon van Willem De Meyer, stichter van het Vlaams Nationaal Zangfeest. Hij was gekend als promotor van de Vlaamse cultuur. Samen met zijn vader richtte hij de platenfirma Roeland op. Frans De Meyer was eveneens betrokken bij de Europeade, een volksdansfeest.
25 jaar geleden stierf Willem De Meyer (1899-1983). Hij reisde doorheen heel Vlaanderen en ver daarbuiten om de Vlaamse componisten en hun liederen bekend en bemind te maken. Hij stichtte samen met Jef Van Hoof in 1933 het Vlaams Nationaal Zangfeest. Jarenlang was hij er een graaggezien dirigent. Hoeveel radio-uitzendingen (U mijn liefde, u mijn hart) stelde hij niet samen met een grote liefde en een groot hart voor Vlaanderen en de Vlaamse muziek? Een ontelbaar aantal LP's werd door hem volgezongen met Vlaamse traditionals. Nog talrijker zijn de zangbundels die hij samenstelde en de partituren die hij uitgaf met zijn Roelanduitgaven. Met de trekzak aan de zijde en het lied in ziel en mond doorkruiste hij de Vlaamse wegen en deed hij soldaten, moeders en vaders, zonen en dochters zingen over de Noordzee en de purperen hei.
Hopelijk is zijn inzet niet tevergeefs geweest en blijven er zangers en dirigenten opstaan om het Vlaamse lied, oud en nieuw, in ere te houden.
Graag drukken we hier een mooie hulde aan Willem bij zijn overlijden af:
Op achtjarige leeftijd belandde Willem de Meyer met zijn familie in Borgerhout, waar hij tot aan zijn dood bleef wonen. Hij kreeg er een opleiding als onderwijzer en zangleraar en werd vooral bekend als promotor van het Vlaamse lied. Willem de Meyer publiceerde onder meer onder de titel "Zingende jeugd, zingend volk", vier delen liederen: een reeks marsliederen genaamd "Jong Vlaanderen marcheert", liederen voor de lagere scholen, onder meer gebundeld in "O nachtegaaltjes zingt maar dapper voort" en, samen met Clem De Ridder, "Zingen wij ons eigen lied", met honderd liederen uit de "Vlaamse liederenschat". In 1933 organiseerde hij het éérste Vlaams Nationaal Zangfeest en werd de éérste secretaris van het Vlaams Nationaal Zangverbond (VNZ), in 1948 omgedoopt tot het Algemeen Nederlands Zangverbond (ANZ). Dit zangverbond heeft méér dan zijn taak vervuld in de geschiedenis van de Vlaamse bewustwording. Willem de Meyer werd echter vooral bekend door de ontelbare gecommentarieerde volkszangavonden die hij vanaf 1926 gedurende tientallen jaren in gans Vlaanderen en voor heel wat verschillende groepen organiseerde. Hij verspreidde het volkslied zowel bij de jeugd in de schoolklassen en jeugdbewegingen als bij de bejaarden en de militairen in het leger. Daarin ligt trouwens zijn grootste verdienste: dat hij ons volk weer zijn liederen leerde kennen én zingen. De rol die hij vervulde in het bewustwordingsproces van vele Vlamingen kan nauwelijks overschat worden. Om de activiteiten van Willem de Meyer en zijn betekenis te schetsen, citeren we Emiel Hullebroeck, de componist die ook bekend was door zijn vele liederavonden in Vlaanderen én in het buitenland, zelfs tot in Zuid-Afrika. Wij mogen hem zeker als de voorganger van Willem de Meyer vernoemen. Naar aanleiding van Willems zestigste verjaardag schreef Hullebroeck een bijdrage in "De Toerist" van 16 december 1959: Wat het werk van de Meyer heeft betekend al die opeenvolgende jaren is moeilijk te overzien. Toch willen wij beproeven er de lezer een blik in te gunnen. We nemen als voorbeeld het jaar 1959. de Meyer trad zowat 250 maal op (zangmiddagen en -avonden). Daarin zijn betrokken een zestigtal in vakantiekampen van de Kr. Mutualiteiten, voor ruim 12.000 kinderen tussen de 10 en 14 jaar. Verder een groot aantal zangmiddagen in de scholen, de resterende zangavonden in allerlei kringen. de Meyer handelt daarbij a-politiek, zoals ik destijds zelf deed. Wie hem vraagt, ziet hem verschijnen. (
) Niet minder dan 250 Vlaamse liederen heeft de Meyer voorgezongen en verspreid, natuurlijk een overwegend aantal volksliederen, aangezien hij zich hoofdzakelijk tot het volk richt. (
) Het lied moet bezingen alles wat de rijkdom en het geluk, het wel en het wee van het volk uitmaakt: zijn weiden als wiegende zeeën, zijn beierende klokketorens, zijn kunststeden, zijn Noordzee, zijn arbeiders en geleerden, zijn jeugd, zijn familieleven, zijn strijd voor eigen bestaan en taal. Ons volkslied is, goddank, Vlaams gebleven. En Hullebroeck besluit: Zo heeft dan de Meyer in grote mate de weer-bewustwording van ons volk bewerkt en ieder van ons, die het Vlaamse hart op de rechte plaats draagt, moet zich dankbaar over dat reuzewerk verheugen. Het werk dat hier werd beschreven, heeft Willem de Meyer nog vele jaren voortgezet. Hij bleef zingen, maar verlegde wel stilaan zijn werkterrein van de jeugd, de scholen en het leger naar de ouderen waartoe hij stilaan zelf ging behoren. Het gaf hem zeker voldoening dat het Vlaamse lied bij deze groep bekend en geliefd was gebleven. In een huldebrochure naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag werd dit zo samengevat: Wie hij in zijn jonge jaren had leren zingen en begrijpen wat men zong, kende, begreep en doorvoelde nog steeds bij ondergaande levensavond welke waarden hij had bijgebracht. Dat moet voor hem een troost, een kracht geweest zijn zo sterk, dat hij niet op kon geven ook al naderde hij de tachtig die hij thans heeft bereikt.
|
|
|
|
29-10-2008 |
Willem Kersters 20 jaar overleden |
Willem Kersters (1929-1988) studeerde aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Antwerpen en Brussel. In 1961 ontving Willem Kersters de tweede prijs in de Koningin Elisabethwedstrijd voor de compositie van het ballet "Triomf van de Geest". In 1962 werd hij leraar harmonie aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Antwerpen en docent aan het Conservatorium te Maastricht. Zijn werk omvat symfonieën, kamermuziek, orgelwerken, balletten, cantates en een opera.
|
|
|
|
25-10-2008 |
Vlaamse toondichters begraven op het Gentse Campo Santo |
Florimond Van Duyse Jef Tinel Gabriël Verschraegen Jan Douliez Omer Van Puyvelde Isidoor De Vos Franz De Vos Franz Uyttenhove Joseph Mengael
|
|
|
|
21-10-2008 |
Filip Rathé |
Kremerata Baltica brengt Das Utopias van Filip Rathé
De Litouwse componistenvereniging, de festivals van Vilnius en de Litouwse afdeling van ISCM kondigen samen de ISCM World Music Days aan, die plaatsvinden van 24 oktober tot 8 november in de Litouwse hoofdstad Vilnius.
Het gaat om de eerste internationale bijeenkomst voor hedendaagse muziek in de Baltische regio, en de eerste ISCM World Music Days in dat gedeelte van Europa.
Om de internationale ambities van het festival te onderstrepen, werd de Vlaming Lieven Bertels (Holland Festival) uitgenodigd als curator. Hij zal betrokken zijn bij de realisatie van verschillende projecten in het kader van het festival.
Het festival nodigde componisten uit van heel de wereld om werk in te dienen voor deze gelegenheid. Een internationale jury, met o.a. componisten Jonathan Harvey (GB) en Peter Eötvös (HON), maakte een selectie van werken die het gekozen festivalthema 'InBetween' belichten.
ISCM-Vlaanderen mocht als 'associate member'6 partituren indienen. 'Das Utopias', een compositie voor strijkinstrumenten van Filip Rathé werd geselecteerd en zal uitgevoerd worden op 5 november door de Kremerata Baltica, het kamerorkest dat werd opgericht door de gerenommeerde violist Gidon Kremer.
Filip Rathé studeerde piano en directie aan het Koninklijk Conservatorium van Gent. Hij vervolmaakte zich verder als dirigent bij Laszlo Heltay en Pierre Cao en studeerde compositie bij Lucien Goethals. Aan de Universiteit van Gent behaalde hij een Meestergraad Musicologie bij Professor Herman Sabbe.
Sinds 1993 is Filip Rathé artistiek directeur en dirigent van het SPECTRA Ensemble waarmee hij concerteerde doorheen heel Europa en Zuid-Amerika en meer dan 60 nieuwe werken creëerde. Hij was gastdirigent van o.m. het Symfonieorkest van Vlaanderen, het Vlaams Radio Koor en verschillende ensembles (o.a. I Solisti del Vento, Hermes Ensemble, Aquarius Ensemble (N))
Filip Rathé 's werken werden gecreëerd door o.m. het Vlaams Radio Koor, ASKO (N), SPECTRA Ensemble en Collegium Instrumentale Brugense, en bekroond door ISCM-Vlaanderen.
Filip Rathé is leraar analyse en hedendaagse kamermuziek aan de Conservatoria van Gent en Antwerpen, en werkt aan onderzoeksproject rond de Duitse componist Nicolaus A. Huber.
|
|
|
|
07-10-2008 |
Koorcomponist Raymond Schroyens, 75 ! |
Componist Raymond Schroyens 75 ! Een portret.
Op 14 maart werd de Vlaamse componist Raymond Schroyens 75. Hij is vandaag nog steeds springlevend en actief als componist. Een portret van de jarige.
Op 14 maart 1933 werd Raymond Schroyens in Mechelen geboren. Zijn eerste contacten met de muziekwereld dateren van in 1942. Als negenjarige knaap zong hij in het befaamde St.-Romboutskoor en kwam hij al meteen in contact met twee reuzen uit die tijd: dirigent Mgr. Jules Van Nuffel en organist Flor Peeters. Die ervaringen bij Van Nuffel waren voor Raymond Schroyens bepalend voor zijn verdere muzikale loopbaan. In 1950 startte Schroyens zijn studies aan het Lemmensinstituut in Mechelen. Daar kwam hij weer terecht bij Van Nuffel, maar ook bij Staf Nees en Marinus de Jong. Vanaf 1954 zocht hij in het Antwerpse conservatorium Flor Peeters op voor zijn orgelstudies.
Schroyens startte zijn professionele carrière in Dearborn (Michigan, VS) als kapelmester aan de St.-Alfonsuskerk. Hij verbleef daar van 1958 tot 1960. Van 1963 tot 1993 was hij verbonden aan de klassieke muziekzender van de BRT (Radio 3). Als klavecinist was hij van 1962 tot 1972 verbonden aan het Concertino J.B. Loeillet te Mechelen. Aan het Brusselse conservatorium doceerde hij klavecimbel (1970-1993) en in Mechelen onderwees hij van 1975 tot 1988 klavecimbel aan het Stedelijk Conservatorium. Hij zetelde in verschillende besturen en organisaties als muzikaal adviseur. We vermelden als voorbeelden het Festival van Vlaanderen Mechelen, Ars Organi Mechelen en de Vlaamse Federatie van Jonge Koren in Gent. En zo zijn we bij de koorwereld terechtgekomen.
Behalve werken voor orgel, piano en klavecimbel componeert Schroyens hoofdzakelijk voor de menselijke stem, al dan niet met instrumentale begeleiding. De vroegste composities van Raymond Schroyens zijn een resultaat van een grote bewondering voor Van Nuffel, Peeters en de barokmuziek. We treffen uit die periode liedbewerkingen, koorcomposities en basso-continuo-uitwerkingen aan. Die muziek is gekenmerkt door modaliteit en dat kenmerk zal blijvend zijn. Hij tracht bij het componeren voor koor zo te schrijven dat de zingende muziek evengoed het hart als de ziel van de uitvoerders kan beroeren, wars van ingewikkelde of voor hen niet te vatten technieken. Simpeler gezegd: geen aartsmoeilijk of lelijk dissonant werk afleveren.
Net zoals zijn iets jongere vriend en stadsgenoot Vic Nees kwam hij onder de invloed van de vernieuwende Duitse koorstijl van Hugo Distler, Willi Träder, Karl Marx en Ernst Pepping. Bij hen leerde hij vooral lineair schrijven. Zoals bij de grote polyfonisten was er bij hen de drang om iedere stem een gelijkwaardig en boeiend melodisch verloop mee te geven. Zijn eerste fase van compositorisch koordenken vertrok dus vanuit een Rooms-katholieke kathedraaltraditie (voornamelijk de Mechelse) en evolueerde vervolgens naar een Luthers-protestantse cantorij-esthetiek. De dimensies werden kleiner, de innerlijke drift minder exuberant en apologetisch, het spel van motieven en imitaties belangrijker. Naarmate de jaren verstreken kwam er een sensualisme van klankkleuren te voorschijn en werd het beeld tegelijkertijd meer homofoon. Andere invloeden kwamen erbij, bijvoorbeeld Engelse. Namen opsommen van componisten die zijn wegwijzers en hoefsmeden kunnen geweest zijn is moeilijk, maar de lijst gaat van Perotinus tot Penderecki, schat ik.
Kenmerkend in zijn koormuziek is eveneens de correcte behandeling van het woordaccent. Een beklemtoonde lettergreep wordt ook muzikaal onderstreept. Metrum en prosodie van de tekst bepalen het ritme van de muziek. In dit verband vroegen we hem naar zijn visie op volksmuziek en Vlaamse volksliederen in het bijzonder. Vergeten we niet dat hij talrijke volksliederen bewerkte. We verwijzen hier naar de bundel (uitgeverij De Monte) Als de kerels te gare zijn met 10 liedzettingen voor gemengd koor. Hij componeerde zelf ook nieuwe volksliederen zoals Ik ben door de sneeuw, Tel uw herinneringen, Voorbij de zon en de wind, Toen God de dingen maakte en Treurige kerstleis. In dit verband citeren we graag de jarige toondichter: Het goede volkslied geniet mijn absoluut respect, het Vlaamse maakt daar allerminst uitzondering op. Voor elk volk betekent het eigen volkslied een weerspiegeling van zijn aard en geschiedenis. Bij ons is die aard veelal mystiek gericht, religieus gebonden, vaak contemplatief. De geschiedenis heeft de Vlaming met onderdrukking, berusting en cynisme gebrandmerkt. Dat weerkaatst zich in zijn gezelschapsliederen. Onze oudste volksliederen zijn voortgekomen uit de kerkzang, het latere Gregoriaans. Ze zijn niet zelden beschouwend en wat nostalgisch van aard, wat echter de nonsensachtige vrolijkheid bij sommige onder hen uitsluit noch misprijst. Door mijn opleiding in o.m. de religieuze muziek ben ik steeds nauw verbonden geweest met de lyriek en de uitstralingskracht van het volkslied, zowel van inheemse als van buitenlandse. Daardoor heb ik niet weinig volksliederen bewerkt of verwerkt in eigen composities. Ik deed dat gewoon omdat ik er zin in had, ofwel omdat men er mij om vroeg. Meestal het eerste, bijvoorbeeld in Winterwijding.
Met enige terechte fierheid verwijst Raymond Schroyens naar de groep jonge toondichters die een 40-tal jaren geleden in navolging van eerbiedwaardige voorbeelden en onder toezicht van geëerde specialisten nieuwe eigentijdse volksliederen trachtten te schrijven. Er ontstonden toen enkele zeer verdienstelijke nieuwe volksliederen die helaas té weinig- in het repertoire van nationale volksliederen terechtkwamen. We denken hier naast Schroyens ook aan componisten als Vic Nees, Paul Schollaert, Hans Dirken, Stan Van Vaerenbergh, Ward De Beer
.. van wie enkele liederen prijken in de bekende rode bundel Lied om Lied. Wat zijn de kenmerken van een goed volkslied, vroegen we hem dan. Een goed volkslied bestrijkt volgens mij een beperkte melodische uitgestrektheid, het liefst binnen het octaaf en in het medium van de stem. Het gebruikt zelden grote, laat staan buitenissige toonafstanden en zeker geen intellectuele toonveranderingen of modulaties. Niets in een zuiver volkslied is tegennatuurlijk, de modulatie niet, de uitgestrektheid niet, de toonaard niet en de tekst niet. Het metrum en het ritme passen zich spontaan aan de woorden aan, zonder tegendraadse ingrepen. En een koorbewerking van een volkslied? Een passende koorbewerking van zo een lied volgt dezelfde premissen: de toonaard (modaal/tonaal) zij met respect en goede smaak toegepast. De stembewegingen wezen sierlijk en natuurlijk. Een zachte harmonische dissonant hier en daar kan pit geven aan het toonbeeld. Het strikt volgen van het woord- en zinsaccent leidt soms tot heel wat maatwisselingen.
Harmonisch schrijft Raymond Schroyens in een vrije tonaliteit. Hij baseert zich enerzijds op de oude kerkmodi maar verrijkt die met welgekozen dissonanten. In Nunc dimittis wordt het geheel doorweven met gregoriaanse citaten. We moeten toegeven dat de koormuziek van Schroyens niet altijd gemakkelijk uit te voeren is voor een doorsnee koor. Hij richt zich naar eigen zeggen tot de getrainde amateurs of de toegeeflijke professionals. Vaak hoor je beweren dat het Nederlands in vergelijking met andere talen een uiterst moeilijk zingbare taal is. Raymond Schroyens kan als geen ander vergelijken en nuanceert deze visie. Volgens hem is het Nederlands even zingbaar als het Italiaans, Frans, Duits of Engels. Je moet als componist uiteraard rekening houden met het klankvermogen van de taal, maar dat geldt voor alle talen. Weg dus met die ongerijmde vooroordelen. Raymond Schroyens verblijft vaak in de States. Volgens hem is er ginder zeker interesse voor de Vlaamse muziek maar de promotie ervoor vanwege de officiële Belgische kanalen is te beperkt of onbestaande.
Ondanks de 75 jaren zijn de dagen van Raymond Schroyens nog zeer gevuld. Hij speelt nog geregeld Bach, Händel, Scarlatti,
., componeert met korte tussenpozen, schrijft gedichten, teksten, e-mails. Hij leest graag, ergert zich aan sport, windt zich op aan politiek, verkneukelt zich in lichte handarbeid en kijkt dagelijks DVDs uit eigen ruime collectie. Hij is bezig aan de compositie van een liedcyclus, aan een kamermuziekwerk en straks aan een koorcompositie. Het moge hem nog vele jaren voor de wind gaan!
|
|
|
|
05-10-2008 |
Naast de film, de musical ook een cantate: DAENS |
Octaaf Boone - Daenscantate
De Aalsterse componist Octaaf Boone (1923-2002), leerling van Gaston Feremans, was vooral actief in de lichte muziek, maar in 1993 schreef hij zijn klassiek meesterwerk: de Daenscantate. Julien Librecht schreef het libretto als een Grieks drama. Niet het hele levensverhaal, maar de gemoedstoestand van Daens tijdens 5 cruciale momenten in zijn leven staat centraal. Deze dubbel-cd is een live-opname van een uitvoering op 3 juli 2007 in de Sint-Cordulakerk in Schoten. |
|
Uitvoerders: Kamerorkest Divertimento, Harmonie Amicitia, Gemengd Koor Alamire, Mannenkoor De Welgezinden, Koor Cantate, Wilfried Haesen en Hugo Janssens (spreekstem), Johan Uytterschaut (basbariton) o.l.v. William Spittael
Uitgave: FVV
Referentie: ANZ 099
Prijs: 16 Euro
|
|
Titel |
Componist |
1 |
Ouverture (8:40)
|
Octaaf Boone |
2 |
Deel 1 Rerum Novarum - Het duel (19:43)
|
Julien Librecht / Octaaf Boone |
3 |
Intermezzo (1:46)
|
Octaaf Boone |
4 |
Deel 2 De confrontatie (21:56)
|
Julien Librecht / Octaaf Boone |
5 |
Deel 3 Rome (11:58)
|
Julien Librecht / Octaaf Boone |
6 |
Intermezzo (1:47)
|
Octaaf Boone |
7 |
Deel 4 Degradatie (16:56)
|
Julien Librecht / Octaaf Boone |
8 |
Intermezzo (1:40)
|
Octaaf Boone |
9 |
Deel 5 De laatste ronde (24:41)
|
Julien Librecht / Octaaf Boone |
|
|
|
|
29-09-2008 |
Proficiat en bedankt ANZ ! |
ANZ redt graf Emile Wambach
Het Schoonselhof is zowat de Père Lachaise van Antwerpen. Op het ereperk liggen heel wat prominenten begraven, waaronder politici, schrijvers en componisten. Maar dood is iedereen gelijk voor de wet en dus worden ieder jaar graven, waarvan niemand de concessie verlengt, verwijderd om plaats te maken voor nieuwe. Een jaar op voorhand wordt naast het graf een plakkaat geplaatst om familie en toevallige passanten te informeren dat de concessie vervallen is en binnen het jaar verlengd moet worden, zoniet verdwijnt het graf. Sinds bijna een jaar staat zo een bord bij het graf van Emile Wambach (1854-1924), componist, leerling van Peter Benoit, dirigent van de opera, kapelmeester van de kathedraal, directeur van het conservatorium,
Wambach componeerde o.a. een prachtig oratorium Blanchefloor, het schitterende koorwerk 'Salve Regina' (opgenomen in het Vlaams Romantisch Koorboek), orkestwerken, .... Emile Wambach speelde zondermeer een vooraanstaande rol in het Antwerpse muziekleven en hoewel van Waalse afkomst, was hij een groot verdediger van de Vlaamse School. Hij kreeg dan ook een stadsbegrafenis en een prominente plaats op het Schoonselhof. 85 jaar later weet niemand aan de Stad nog wie Emile Wambach is en ondanks oproepen van onder meer Prof. Guido Persoons heeft tot nog toe geen enkele instantie iets ondernomen. Aangezien de hernieuwingstermijn binnenkort verstrijkt, heeft het ANZ de koe bij de hoorns gevat en de concessie overgenomen zodat het graf ook de 50 volgende jaren te bewonderen zal zijn op het Schoonselhof.
|
|
|
|
|
Frans De Meyer |
Wij vernemen het overlijden van Frans DE MEYER (18 augustus 1922 - 26 september 2008).
Frans was zoon van de Vlaamse bard Willem De Meyer, beheerder van de uitgeverij Roeland en deelgenoot van het ANZ.
De afscheidsliturgie heeft plaats op zaterdag 4 oktober 2008 om 11 uur in de Xaveriuskerk, Collegelaan 32 te Borgerhout.
Rouwadres: William Woodstraat 12, 2140 Borgerhout
|
|
|
|
18-09-2008 |
Componisten en Rene Declercq |
Woorden worden klanken Liederen op gedichten van René De Clercq Hugo De Backer, André Van Ryckeghem
Korte inhoud: Voor heel wat componisten was René De Clercq (1877-1932) een gedroomde tekstdichter. "Hij droeg het ritme in zich" aldus Emiel Hullebroeck en samen met hem 143 andere componisten die dankbaar gebruik maakten van zijn gedichten: Hemelhuis, De blauwvoet, Tineke van Heule, Moederke alleen, De gilde viert,... Het boek geeft een korte levensschets van al deze componisten en vertelt ons over hun relatie met de dichter. Er is een handige index van de in totaal 737 liederen, alsook een bibliografie en een discografie. Van 41 liederen werd de partituur opgenomen. Tot slot gaan de auteurs dieper in op de late roeping van De Clercq om als autodidact zelf muziek te schrijven op zijn gedichten. Uitgeverij: Stichting René De Clercq Referentie: ANZ 509 Prijs: 15 Euro Te bestellen via www.anz.be
|
|
|
|
17-09-2008 |
Proficiat! |
Hasseltse beiaardier wint Fabiolawedstrijd |
|
Het Belang van Limburg, 16/09/2008, p.64, 232w. |
|
Hasselt De Hasseltse stadsbeiaardier Kenneth Theunissen heeft zondagnacht de zesde editie van de Koningin Fabiolawedstrijd voor beiaard in Mechelen gewonnen. Die wedstrijd is vergelijkbaar met de beter bekende Koningin Elisabethwedstrijd. "Dit is de moeilijkste en zwaarste beiaardwedstrijd, omdat elke laureaat een zéér uitgebreid repertorium moet kunnen voorleggen aan een internationaal samengestelde jury", zegt Kenneth Theunissen, die het in de finale haalde van één Japanse, één Amerikaanse ... |
|
|
|
|
16-09-2008 |
Guy Duijck |
Componist-dirigent Guy Duijck overleden
Op 26 juli overleed Guy Duijck, de vader van dirigent en pianist Johan Duijck. Hij werd geboren te Gent op 28 april 1927. Guy Duijck componeerde een behoorlijk aantal werken in een vrij toegankelijke stijl.
Zijn studies deed hij vrijwel alle aan het Koninklijke Conservatorium te Gent. Hij studeerde daar hobo, althobo, kamermuziek, harmonieleer, muziekgeschiedenis en contrapunt. Daar waren zijn leraren harmonie bij Martin Lanssens en contrapunt bij Prosper Eechaute. Het studium van de fuga deed hij gedurende een negenjarig verblijf in Duitsland parallel aan het Koninklijk Conservatorium te Luik bij Josef Leroy. Ter gelijkertijd deed hij ook nog een studie voor compositie bij Francis de Bourguignon.
In 1947 werd hij solo hoboïst bij de Koninklijke Muziekkapel van de Zeemacht te Oostende. Eveneens was hij ook hoboïst bij het orkest van de Opera van Gent en het orkest van de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel. Ook als docent aan het Koninklijke Conservatorium in Gent was hij werkzam. In 1948 werd hij als docent voor hobo aan het conservatorium te Brugge benoemd.
In 1951 werd hij dirigent van het muziekkorps van de 1e Infanteriebrigade, die in Duitsland gevestigd was en van de zestiende Pantserdivisie. In 1960 werd hij opvolger van Jos Hanniken als dirigent van de Muziekkapel van de Zeemacht in Oostende. In 1963 werd hij directeur van de stedelijke muziekacademie in Ronse. In 1968 werd hij directeur van het conservatorium te Brugge.
Guy Duyck was van 1963 tot 1992 ook directeur van de muziekacademie te Ronse. Hij was de zesde dirigent van de Koninklijke Harmonie "Ypriana", van 7 maart 1963 tot 15 november 1966. Voor zijn composities kreeg hij talrijke internationale en nationale prijzen en onderscheidingen.
Guy Duyck componeerde kamermuziek, liederen en vooral marsen. Voor de Koninklijke Harmonie "Ypriana" schreef hij de mars Ypriana. Hij componeerde diverse suites van Vlaamse (soldaten)liederen van o.a. J. Tinel, M. Veremans, G. Feremans, A. Preud'homme, L. Dieltiens en J. Mertens voor koor en harmonie-orkest. Hij schreef ook enkele andere vocale werken:
- 1954 Avondbloemen, voor bariton en orkest
- 1954 In het Atrium der Vestalinen, voor mezzosopraan en orkest
- 1955 Wijding aan mijn Vader, voor mezzosopraan en orkest
|
|
|
|
09-09-2008 |
Eredoctoraat |
René Jacobs krijgt eredoctoraat
De Universiteit Gent zal tijdens het Internationaal Festival van Vlaanderen Gent een institutioneel eredoctoraat uitreiken aan dirigent René Jacobs.
Dit eredoctoraat kadert in de jarenlange relatie tussen de UGent en het Festival van Vlaanderen, en in de inspanningen van de universiteit om het (Gentse)cultuurleven mee te ondersteunen en te stimuleren. Met het eredoctoraat voor René Jacobs kan de UGent haar waardering uitdrukken voor de inspanningen van haar alumnus om op een eigenzinnige en kwaliteitsvolle wijze de klassieke muziek te bestuderen en te vertolken. René Jacobs heeft ook sterk bijgedragen tot de internationale reputatie van een belangrijke generatie Vlaamse topdirigenten.
René Jacobs zal het eredoctoraat in ontvangst nemen op donderdag 25 september 2008, 20u, in de Sint-Baafskathedraal. Op die avond vindt het concert van de Junge Deutsche Philharmonie o.l.v. GeorgeBenjamin plaats, in het kadervan het Internationaal Festival van Vlaanderen Gent. Sopraan Elizabeth Connell zal er als solist optreden. Op het programma staat werk van O. Messiaen, R. Wagner en G. Benjamin zelf.
|
|
|
|
19-08-2008 |
Edgar Tinel in Nederland ....... |
Nederlandse koren halen oratoria Edgar Tinel vanonder het stof
Weinig Vlaamse componisten hebben zoveel succes gekend in het buitenland als Edgar Tinel (1854-1912). Zijn meest bekende werk, het oratorium Franciscus (1888, opus 36), werd naar verluidt meer dan 1.000 keer uitgevoerd, behaalde triomfen in onder meer Parijs, Londen, Berlijn, Milaan en New York en stond op het repertoire van alle grote koren in binnen- en buitenland. Gesteund door dit succes schreef Tinel nog twee grote vocale werken: Godelieve (1897, opus 43), dat algemeen als zijn beste werk beschouwd wordt, en Katharina (1908, opus 44). Met WO I kwam ook een einde aan de hoogdagen van de grote romantische oratoria, zo kenmerkend voor het oeuvre van Tinel en Benoit. Tot op vandaag halen heel wat koren, dirigenten en cultuurbeleidsmakers in Vlaanderen hun neus op voor dit repertoire. Ten onrechte, zo meent alvast de Nederlandse dirigent Paul van Gulick, die de werken inkeek en concludeerde dat het hoog tijd wordt dat ze opnieuw hun plaats innemen tussen de grote vocale werken van buitenlandse tijdgenoten. Het Tinel-comité dat hier al jaren vruchteloos aan de kar trekt, vond in het kritische, maar onbevooroordeelde Nederland wel de nodige partners voor een groots en uniek project: de uitvoering van de drie oratoria ( maart 2009: "Godelieve", 2010: "Katharina" en 2012, precies 100 jaar na het overlijden van Tinel: "Franciscus") op telkens 5 plaatsen + de opname van 3 cd's. Het Nederlandse publiek zal dus ruim de gelegenheid krijgen het werk van Tinel te leren kennen. Het zou een gemiste kans zijn, mocht geen enkel concert in Vlaanderen plaatsvinden. Voor een degelijke uitvoering zijn minstens 200 zangers nodig. Hiervoor zorgen onder meer Princenhages Mannenkoor Breda, Jeroen Boschkoor Den Bosch, Residentiekoor Den Haag, Kamerkoor BonTon en Toonkunstkoor Breda. Interessant is dat individuele koorzangers, ook Vlaamse, nog kunnen aansluiten. Inschrijven voor de eerste concerten en de 20 voorafgaande repetities kan tot medio oktober. Meer info via het ANZ-secretariaat ( www.anz.be) of bij het Tinelcomité in Sinaai. We brengen hier graag hulde aan de bezielende kracht van het Tinelcomité, nl. Jo De Vos, die kosten noch moeite spaart om het werk van Tinel in de aandacht te houden. Hij onderhoudt bovendien uitstekende relaties met nakomelingen van de grote componist. Hij is vaak meer een Tinel dan vele Tinels of aanverwanten. Terloops verwijzen we naar de schitterende CD van het Brussels kathedraalkoor met werken voor koor en orgel van Edgar Tinel. U hoort er o.a. het Te Deum, de 3 Motets de la Ste. Vièrge, De Lourdesmis, de Lijkstoet uit Franciscus, ......
|
|
|
|
14-08-2008 |
Een kennismaking waard .... |
Limbrant
Limbrant is een ensemble dat vooral gespecialiseerd is in traditionele Vlaamse/Belgische volksmuziek. Aan de basis van het unieke repertoire ligt het jarenlange opzoekingswerk van Hubert Boone, stichter van het ensemble. Het instrumentale gedeelte bestaat uit dansmuziek uit onze gewesten: polka, mazurka, redova, wals, schottisch en interessante vergeten nummers, zoals contradans en menuet. Deze dansen zijn ook elders in Europa bekend, maar Limbrant brengt typische voorbeelden uit ons land. Het vokaal programma bestaat eveneens uit traditionele nummers: liefdesliederen, komische en satirische liederen, balladen en voorbeelden in vergeten toonaarden die teruggaan tot in de Middeleeuwen.
Limbrant - Wereldmuziek uit uw achtertuin.
Limbrant is vooral gespecialiseerd in traditionele Vlaamse / Belgische volksmuziek. De eigenheid van dat repertoire en de daaraan verbonden speelstijl voerden het ensemble naar verschillende internationale podia, zoals het World Music Institute in New York, het festival van Vitebsk (Belarus), het Balkan Youth Festival van Gabrovo (Bulgarije), het Festival della Zampogna van Scapoli (Italië), het hoofdpodium van Saint-Chartier (Frankrijk), e.a. Limbrant gaf rechtstreekse concerten voor de Nederlandse VPRO, voor Radio France, en de nationale omroepen van Belarus en de Russische deelrepubliek Mari El.
Aan de basis van het unieke repertoire ligt het jarenlange opzoekingswerk van Hubert Boone, stichter van het ensemble. Het instrumentale gedeelte bestaat uit dansmuziek uit onze gewesten: polka, mazurka, redova, wals, schottisch en interessante vergeten nummers, zoals contradans en menuet. Deze dansen zijn ook elders in Europa bekend, maar Limbrant brengt typische voorbeelden uit onze gewesten. Ongetwijfeld zijn er melodieën bij uit uw eigen streek.
Limbrant komt het best tot zijn recht bij luisterconcerten, maar uiteraard heeft het ensemble veel meer te bieden. Zo speelt het in op de groeiende belangstelling voor folkbals. Hiervoor werd een speciaal programma samengesteld, met ook een aantal buitenlandse dansen die tegenwoordig op deze bals in trek zijn, zoals bourrée, jig, tovercirkel en andro. En als u dat wilt dan zorgen wij voor een dansinitiatie. De groep heeft ook specifieke programmas voor scholen, culturele, heemkundige en andere verenigingen. Seminaries, trouwfeesten en recepties behoren ook tot de mogelijkheden. Limbrant staat open voor projecten met andere Vlaamse, Waalse en buitenlandse groepen.
De muzikanten van het ensemble zijn Veerle Houdart (klarinet), Katia Verheyen (dwarsfluit), Greet Verhulst (contrabas), Andries Boone (viool & mandoline), Rony Deprins (chromatisch accordeon) en Hubert Boone (viool & doedelzak).
De groep heeft een meertalige website www.Limbrant.be. Daar kunt u met reacties terecht, of uw appreciatie kwijt van onze cds die verschenen op het ETNA label van PMP:
|
|
|
|
04-08-2008 |
Verplichte lectuur ! |
F. ROQUET: Lexicon Vlaamse componisten na 1800
Vorig jaar werd het Lexicon Vlaamse componisten na 1800 voorgesteld. Het betreft een bijzonder lijvig en uitgebreid boek (960 bladzijden met informatie over meer dan 2000 componisten) dat op een uitzonderlijk korte termijn door Flavie Roquet werd samengesteld en uitgegeven is bij Roularta Books. Kleine, minder bekende of quasi vergeten componisten van wie de biografische gegevens doorgaans besloten blijven binnen de lokale geschiedschrijving, figureren hier - dankzij de niet aflatende opzoekingen van Flavie Roquet - tussen de grote namen van de canon der Vlaamse componisten. Van elke componist is een korte biografie opgenomen, gevolgd door een selectieve werkenlijst en een summiere bibliografie. Soms wordt ook de bewaarplaats van belangrijk archiefmateriaal vermeld. Indexen volgens plaats en datum van geboorte of overlijden en de lijst met vrouwelijke componisten vormen bruikbare/ handige hulpmiddelen. Met de medewerking van velen heeft Flavie Roquet met dit opus magnum een uitgesproken bijdrage geleverd aan de studie van de Vlaamse muziekgeschiedenis Lexicon Vlaamse componisten geboren na 1800 Flavie Roquet Uitgegeven bij Roularta books .
|
|
|
|
08-05-2008 |
Jef Tinel: een Vlaams toondichter |
JEF TINEL : EEN GEËNGAGEERD MUSICUS IN DIENST VAN ZIJN VOLK
Leven en werk
Voor haar eindwerk kon Gaëlle Deldime enkele jaren geleden aan de faculteit musicologie van de ULB een beroep doen op heel wat archiefstukken (krantenartikels, brieven, partituren, recensies, programmabrochures, fotos) die hoofdzakelijk in familiebezit zijn. Daarnaast kon ze gesprekken voeren met enkele naaste familieleden en vrienden van Tinel. Ze bracht dan ook heel wat informatie samen die nergens anders te vinden is en maakte op die manier een zeer interessante status quaestionis van alle biografische, bibliografische en discografische gegevens rond de figuur van Jef Tinel. De familie vroeg haar om vooral de nadruk te leggen op de muziek. De auteur verkoos echter zowel de daden als de muziek te belichten omdat ze vaststelde dat Tinel leefde voor zijn muziek en zijn ideeën in zijn muziek verwerkte. De scriptie bestaat uit een zestal grote onderdelen.
We kunnen eerst een uitgebreide levensbeschrijving lezen. Daarin leren we o.a. dat hij geboren werd op 11 mei 1885 in het Waalse Lessen waar zijn vader Oscar onderwijzer was. Al vrij vlug (1891) keerde het gezin naar de thuisbasis in Maldegem terug omdat vader Tinel er koster organist werd. Jef kreeg muziek en orgellessen van zijn vader en kon als achtjarige knaap reeds zijn vader en andere organisten vervangen. Hij schreef toen ook al zijn eerste liederen. Na zijn studies aan het college van Eeklo trok hij naar de Normaalschool in St. Niklaas om er onderwijzer en organist te worden. Van 1903 tot 1907 studeerde hij (o.a. samen met Arthur Meulemans)aan het Lemmensgesticht in Mechelen waar hij laureaat orgel, harmonie, contrapunt en fuga werd. Zijn leraar was er o.a. zijn eigen oom Edgar Tinel. Jef Tinel zelf getuigde over zijn oom : » Ik zal u zelfs zeggen dat hij in den beginne mijn muzikale loopbaan niet bijster heeft aangemoedigd
Zijn onderwijs is wellicht te streng en te persoonlijk
..Zo was hij immers opvliegend, stijfhoofdig en fel autocratisch inzake onderwijs. Bij momenten kon hij ook heel zacht en mild zijn. » Nadien vervolmaakte hij zich nog in compositie bij Leo Moeremans in Gent (samen met o.a. Robert Herberigs) .
Vanaf 1908 startte zijn carrière als organist, dirigent van koren en harmonieën en als muziekleraar.
In 1924 publiceerde Alfons Moortgat voor het eerst werk van Jef Tinel, nl. het lied O Blijft. Moortgat schreef in zijn inleiding: Ik beschouw het als een voorrecht dat ik deze begaafde leerling van E. Tinel in mijn bundel Orgelmuziek voor t eerst aan het publiek heb mogen voorstellen als een moderne volgeling van Schumann voor het Vlaamse lied. In deze lof kan enige overdrijving zijn wanneer men hem toepast op zijn kunst in globo; maar zeker is het dat zijn beste liederen het intieme en gemoedelijke van Schumann nabijkomen. Ook de geestelijke liederen van zijn hand (
) hebben reeds de aandacht op hem gevestigd en Muziekwarande mag dan ook terecht schrijven dat hij er onder de jongeren ongetwijfeld de kroon spant.
Jef Tinel componeerde een ontelbaar aantal kunst - en volksliederen. In februari 1922 schreef Moortgat reeds aan Tinel: De kunst zit in het bloed, en geen wonder! Uw liederen zijn waarlijk een openbaring voor mij geweest. Ook Emiel Hullebroeck wist zijn liederen te waarderen : Ik heb uw liederen gelezen en rechtuit gesproken daar steekt veel goed in. Hij raadde hem aan enkele liederen naar Arthur Wilford te sturen ter publicatie. Wilford verklaarde zich erg tevreden over zijn liederen en was bereid om er uit te geven (brief van januari 1923). Op 26 augustus 1926 schreef De Standaard over hem: We moeten terecht de aandacht trekken op het werk dat we van deze componist in de laatste tijden ter bespreking ontvingen. Er is daar iemand aan het woord die er zijn mag.
Op vraag van Hullebroeck (Ik houd aan de naam Tinel op onze lijsten) werd hij één van de eerste leden van de auteursvereniging NAVEA.
Na een verblijf in Tielt (1929 1936) werd Tinel directeur van de muziekschool in Maldegem. Hij hechtte als pedagoog veel belang aan de rol van het lied in het muziekonderwijs: Men overlaadt de leerprogrammas met allerlei vakken, maar voor het gezonde, ontspannende, opvoedende lied blijft er geen tijd
Van de juiste intonatie blijft niets over, vooral als men van in het lager onderwijs niet leert zingen en een soort liedcultus in ere houdt. (Interview uit 1955) . Tinel bleef directeur tot aan de bevrijding in 1944. Gedurende 13 maanden werd hij geïnterneerd en uit Maldegem verbannen: hij was immers een tijd kapelmeester van het Verdinaso geweest, dirigeerde op de Ijzerbedevaart en componeerde Vlaamse strijd- en stapliederen (o.a. Wij zijn bereid). In 1953 werd hij van alle schuld gezuiverd. Hij vestigde zich in Gent en bespeelde het orgel van de Augustijnen. Hij dirigeerde nog op de Vlaams Nationale Zangfeesten, Vlaamse liederavonden en Ijzerbedevaarten. Hij trad op in de radioconcerten van Willem De Meyer en werd gehuldigd voor zijn 70ste, 75ste, 80ste en 85ste verjaardag. Bij de jaarlijkse bijeenkomsten van kunstenaars op het kasteel van Beervelde bij gravin dHespel was Jef Tinel een graag geziene en gewaardeerde gast en kwam hij in contact met koningin Elisabeth. Voor de rest bleef het stil rond hem. Hij overleed in Gent op 25 mei 1972.
Naast een uitgebreide biografie geeft Gaëlle Deldime een uiteenzetting over de muziek en de Vlaamse Beweging en publiceert ze de volledige opuslijst van liederen, koorwerken, religieuze muziek, volksliederen, toneelspelen, orgel- en pianomuziek, kamermuziek, muziek voor harmonieën en fanfares en symfonische stukken. Hieruit blijkt dat Tinel een gigantisch oeuvre bijeenschreef gaande van orkestsuites en cantates tot alle vormen van vocale muziek. Vooral zijn liederen, missen, motetten en profane koorwerken kenden enkele uitvoeringen.
De analyse die Deldime van het werk maakt is jammer genoeg zeer kort en algemeen. Ze plaatst het werk in de laat - romantische stroming. Er zijn wel enkele nieuwe sonoriteiten in zijn werk, maar hij was zeker geen vernieuwer en experimenteerde niet. Zijn harmonieën zijn eenvoudig en fris en plaatsen Tinel naast Van Hoof. Zijn werken zijn zeer evenwichtig gestructureerd met een duidelijke doorzichtige constructie. De muziek klinkt sober en vaak melancholisch en dromerig. Zijn orgelwerken en religieuze werken ademen de sfeer van het Lemmensinstituut.
Tinel had een enorme bewondering voor Benoit, maar als componist bleef hij veel klassieker en classicistischer. Bach was voor hem de basis van de muziek. De muziek van Tinel combineert dan ook het sobere classicisme met de romantiek. Vandaar de gelijkenissen met Schumann.
Het eindwerk beschrijft verder nog Tinel als geëngageerd musicus en somt alle (gekende) uitvoeringen van werken van de toondichter op.
Koorcomponist
Voor de koorliefhebber willen we toch in het kort enkele interessante koorwerken voorstellen. Hij schreef zowel voor mannenkoren als gemengde koren.
In het nummer 3 van de jaargang 1999 van Even Aanzoemen gaven we een bespreking van de 6 Gezelleliederen voor gemengd koor. Een bundeltje dat zeer geschikt is voor het concertpodium of voor in eucharistievieringen. Het zijn 6 innige en intieme koorwerken met een serene devotie waarin ruimte gelaten wordt voor een eigen interpretatie. In nummer 3 van 2001 verscheen een korte bespreking van de Missa in honorem sacratissimi Sacramenti voor 4 stemmig koor met orgelbegeleiding. Een zeer rijke en religieuze compositie waar koor en orgel perfect in elkaar verstrengeld zijn. Soberder maar niet minder muzikaal en rijk is de Missa Salve Regina (op Nederlandse tekst) voor 4 stemmig koor en orgel. Deze missen vallen op door hun tekstgetrouwe compositie. De muziek beeldt de tekstinhoud getrouw uit. Zo is het Kyrie telkens een nederig smeekgebed en biedt het Gloria plaats voor uitbundigheid. De muziek is zeer sfeervol en afwisselend. Tinel gebruikt geregeld fugatische figuren waardoor de muziek kan aanzwellen en indrukwekkend wordt, meteen gevolgd door een contrasterend pianissimo. Typisch zijn ook de leidmotieven: de tekst miserere nobis in de Gloria en het Agnus Dei verwijzen duidelijk naar elkaar. Het bewijst de doordachte structuur van de werken. Deze missen passen perfect in de misvieringen. Het Gloria van de eerstgenoemde mis is ook georkestreerd, en kan zeker gebruikt worden tijdens een concert. Een pareltje van religieuze muziek is O salutaris hostia voor 4 stemmig koor en orgel: strofisch, eenvoudig en stemmig. Een eenvoudige melodie wordt ondersteund door een mooi ineengestrengelde polyfonie Het geheel vormt als het ware één grote boog van een op en neergaande golf. Keer dine oghen is een a - capellakoorwerk dat een zekere grandeur bezit. Het enkele keren weerkerend hoofdthema in een 5/2 maat en de verbredende triolen geven het werk een plechtstatigheid en verhevenheid. Ook hier weer zijn er contrasten tussen verstilde innige passages en crescendos. Modulaties en maatwisselingen geven het werk een afwisselend karakter. Dit koorstuk is zeer beheerst en degelijk gestructureerd. Er is een soort omfalische structuur: het einde is een herinnering aan het beginthema. Elke stem heeft wel eens het hoofdthema en elke stem dient eens als begeleiding zodat het zowel voor de zangers als de toehoorders boeiend en afwisselend is. Het betere koor kan dit werk aan. Op het concertpodium verdient dit werk zeker en vast een plaats. Tinel bewerkte ook enkele kerstliederen (Het viel eens hemels dauwe; Stil nu t kindje slapen wil; Herders, Hij is geboren; Maria die zoude;
) vol respect voor het karakter van de oorspronkelijke melodie.
Bij de profane koorwerken is Fantasia meer dan het vermelden waard. Op een tekst van Rodenbach bezingt Tinel een jongeling die naar de wolken kijkt en droomt. Zeer dromerig. Dit koorwerk is niet zo moeilijk van noten maar vraagt een sterke discipline van ademhaling, concentratie en intonatie. Vaak komen lange begeleidingsnoten voor waardoor het gevaar van detoneren bestaat. Modulaties verrijken de harmonie en klankkleur. Hoewel ze zeer natuurlijk klinken, zijn ze niet altijd eenvoudig te zingen. Fantasia is een prachtig sfeerstuk dat ruimte biedt voor persoonlijke interpretatie. Het klinkt romantisch, maar door de flarden van droombeelden doet het ook wat impressionistisch aan.
Leg op mijn hart uw voorhoofd (tekst van Pol De Mont) is een doorgecomponeerd koorwerk van lange adem (lettterlijk en figuurlijk). Typisch voor de muziek van Tinel zijn de verschillende modulaties en wisselingen van tempo en karakter. Polyfone en homofone passages wisselen elkaar af en we treffen ook hier weer lange begeleidingsnoten aan. Het stuk wemelt van wijzigings en herstellingstekens. Schitterend is de tekstuitbeelding; zo wordt de tekst zo eindloos lang werkelijk zeer lang en langzaam wegstervend uitgebeeld waarna zeer contrasterend en levendig de nieuwe zin Ik zoek die hemelse ogen wordt ingezet. We voelen in de muziek de opwinding en verrukking door wervelende vocalisen, versnellingen en crescendos. Het stuk eindigt weer verstild met een reminiscentie aan het begin van het werk.
Met Fijn liefje, En s avonds is het goed en Truiken over t deurken bewees Tinel dat hij zelf volksliederen kon schrijven en bewerken voor koor. Pittig, fris, eenvoudig en toch muzikaal af.
Het meisje van Scheveningen, Wel Annemarieke en Rosemarie zijn prettige en eenvoudige bewerkingen van bestaande volksliederen. Ook hier weer dient en ondersteunt de bewerking de stijl en het karakter van het oorspronkelijke volkslied.
Op tekst van René Declercq componeerde Tinel Als t bruine veld voor 4-stemmig koor en strijkers. Voor de strijkers een aardig stuk muziek en tegelijk een rijke koorpartituur. Een wervelende en meeslepende beschrijving van het bruine veld dat openzwelt, de leeuwerik en de lachende zon. Via tekstherhalingen, een levendiger wordende melodie en opgedreven begeleiding bereikt de muziek een grootse climax.
De meeste van deze vermelde en andere koorwerken zijn te raadplegen in de bibliotheek van het CVM. Via internet (http://icking-music-archive.sunsite.dk) kan je ook enkele van deze besproken koorwerken beluisteren en afdrukken. Via de redactie van EA kan je inzage krijgen in de partituren van alle werken van Tinel.
Besluit
Jef Tinel was een musicus die leefde van en vooral voor de muziek. Hij speelde orgel, componeerde, dirigeerde en gaf les. Zijn muziek weerspiegelt zijn engagement als gelovige en als Vlaming. Zijn muziek en hijzelf stonden ten dienste van de Kerk en de Vlaamse Beweging. Roem en rijkdom streefde hij niet na, enkel schoonheid, waardigheid en verhevenheid. Zijn werken bewijzen stuk voor stuk zijn natuurlijk talent en zijn grondige vakkennis opgedaan in Lemmens en bij Leo Moeremans. Maar wegens zijn naar rust zoekende natuur en bescheidenheid en wegens miskenning door de officiële instanties (na 1944) bleven de meeste van zijn werken onuitgegeven en onuitgevoerd. Daarom is het ook te betreuren dat het Vlaams - Romantisch Koorboek geen werk van hem publiceerde. Hij zou er zeker op zijn plaats geweest zijn want veel van zijn koorwerken overtreffen in kwaliteit bepaalde wel gepubliceerde koorstukken. Componist Lieven Duvosel schreef in 1954 over de koorwerken van Tinel: Het zijn pereltjes ! In 1926 schreef Mgr. Van Nuffel aan Jef Tinel na het bekijken van enkele van zijn koorwerken : Er zijn er waarlijk zeer goede bij die hoe eenvoudig ook een fijn gevoel veropenbaren. Ik hoop dat u de gelegenheid zult vinden om er enige te laten drukken. Hopelijk krijgt zijn werk nu toch nog de interesse en waardering die het verdient. Mogen het proefschrift van Gaëlle Deldime en dit artikel daartoe een eerste aanzet zijn.
"De inhoud van deze pagina is beschikbaar onder CC-BY-SA/GFDL".
|
|
|
|
23-04-2008 |
Muzikale verjaardagen in 2008 ! |
VOOR HEN WORDT 2008 EEN FEEST- OF EEN JUBELJAAR
In 2008 zijn er weer heel wat Vlaamse componisten die een ronde verjaardag vieren of zouden gevierd hebben.
We stellen er u in deze bijdrage graag enkele voor met de suggestie om van deze toondichters eens iets te programmeren in de loop van dit kalenderjaar. Allen hebben ze immers voor, door en met koren gewerkt.
Precies een eeuw geleden ontviel ons F. A. Gevaert (1828-1908). In Huise (bij Oudenaarde) geboren kreeg hij zijn eerste muziekonderricht van J.B. Christiaens, de plaatselijke organist. Vanaf 1841 studeerde hij aan het Gentse conservatorium piano, harmonie en compositie bij o.a. de toondichter Mengal.
Als jong musicus componeerde hij cantates op Nederlandse teksten: België (1847), De nationale verjaerdag (1855) en Jacob Van Artevelde (1863). Uit deze laatste cantate komt zijn bekende Arteveldelied (Wie herbracht hier de rust op een teken van zijn hand..?) dat op zangfeesten en liederenavonden nog steeds een vaste waarde is. Gevaert werkte mee aan het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond en het Vlaemsch - Duitsch Zangfeest van 1847 in Gent. Duitse koren zongen er onder de leiding van F. Weber zijn psalm Super flumina Babylonis.
De Vlaamse koorbeweging die nog in haar kinderschoenen stond werd door Gevaert ondersteund met composities zoals Grafkrans voor Willems, De maagd van Gent en de bundels Zes choors en verzameling van oude Vlaemsche liederen. Samen met Peter Benoit ontving hij in 1856 een erepenning van het Willemsfonds voor zijn composities in de volkstaal.
Hij componeerde echter ook op Franse teksten. Zo onder andere het dubbelkorige Jérusalem ou le départ des Croisés.
In 1847 won hij de Prijs van Rome met zijn cantate Le Roi Lear. Hij reisde daarna door Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland en werd in 1867 muziekdirecteur van de Grand Opéra van Parijs. Daar startte zijn carrière als operacomponist.
Na de dood van Fétis werd Gevaert in 1871 directeur van het Brussels conservatorium. Geleidelijk aan keerde hij zich meer en meer af van de Vlaamse muziekbeweging. Hij werd zelfs een felle bestrijder van de nationalistische muziekprincipes van Benoit en diens muziekschool. Zo verzette hij zich o.a. tegen een cursus Vlaamse zang aan het Gentse conservatorium. Hij ijverde voor een Belgische muziekkunst die een conglomeraat moest zijn van de Germaanse en Romaanse strekkingen. Gevaert wilde in zijn conservatorium vooral virtuozen vormen in tegenstelling tot Benoit die denkende mannen en vrouwen wou vormen.
Toegegeven moet zeker zijn dat Gevaert zijn conservatorium uitbouwde tot een tempel van grote muziekkunst met leraars zoals Edgar Tinel, Arthur De Greef, Eugène Ysaye, Paul Gilson en vele anderen.
Gevaert componeerde naast operas en cantates nog liederen, religieuze muziek, orgel- en orkestwerken. Volgens kenners getuigen zijn werken van een degelijke vakkennis maar missen ze originaliteit en directheid. Dat zou de reden zijn dat er zelden werk van hem te horen is.
In het Vlaams Romantisch Koorboek werd zijn Adoro Te (5 stemmig; de tenoren zijn ontdubbeld) opgenomen.
Hij pleegde enkele muziektheoretische werken over orkestratie en harmonieleer.
Als muziekhistoricus concentreerde Gevaert zich op de oude muziek en publiceerde hij muziek van Bach en Glück. Maar zijn versies wijken sterk af van de originele versies.
Benoemd tot kapelmeester van Leopold II componeerde hij het bekende lied Naar wijd en zijd en werd hij tot baron uitgeroepen.
50 jaren geleden overleed Arhur Verhoeven (1889-1958).
Geboren in Zandhoven genoot hij zijn muziekonderricht aan het Antwerps conservatorium bij niemand minder dan o.a. Arthur De Hovre (orgel), August De Boeck (harmonie), Lodewijk Mortelmans (contrapunt en fuga) en Paul Gilson (compositie).
In 1911 werd hij door bemiddeling van zijn vriend en dichter Jozef Simons organist in Schoten aan de St.-Cordulakerk. Hij zou dit ambt vervullen tot aan zijn dood en werd alom geprezen als orgelimprovisator.
Op teksten van diezelfde Jozef Simons componeerde Verhoeven een schitterende liedbundel Bloei voor zang en piano. Vermeldenswaard is zijn Ring om het jaar. Voor koor vermelden we graag zijn motetten voor koor en orgel (bv. O salutaris hostia, O quam suavis est Tantum ergo, Ave Maria en Tota pulchra es), 5 missen, het kerstlied Vlokkige sneeuw, volksliedbewerkingen en het innig mooie Al op de purperen heide dat opgenomen werd in het Vlaams Romantisch Koorboek.
Daarnaast schreef hij cantates (Gezellecantate, Sniederscantate) voor koor en orkest. Voor kinderkoren schreef hij de cantates De zingende vogels en De Lange wapper.
Ten slotte schreef deze laat-romanticus ook een triomfantelijk preludium en fuga voor orgel, kamermuziek (vioolsonate, strijkkwartet, pianotrios
.) en werken voor symfonie- en harmonieorkest.
Verhoeven was een toondichter die componeerde met veel vakkennis en een grote liefde voor de stem en het Vlaamse volk. Hij werd tijdens zijn leven bekroond met bijnamen als de nieuwe Tinel en de Vlaamse Schumann. Wegens zijn bescheidenheid bleef hij echter al te vaak in de schaduw.
5 jaren geleden, in 2003, verloor de Vlaamse muziekwereld Peter Welffens (1924-2003). Als zoon van een professioneel musicus kwam hij al vlug in contact met muziek. Tijdens zijn schooltijd aan het St.-Jan-Berchmanscollege zong hij in het Antwerpse kathedraalkoor onder leiding van kanunnik Striels. Nadien studeerde hij aan het Antwerps conservatorium bij de groten van die tijd zoals daar waren Jef Van Hoof (harmonie), Marinus De Jong (piano) en Karel Candael (contrapunt). Tijdens zomercursussen aan het Salzburgse Mozarteum volgde hij lessen compositie bij Wolfgang Fortner en cursussen orkestdirectie bij Igor Markevitsj.
In 1945 werd Welffens muziekdirecteur van het Koninklijk Jeugdtheater in Antwerpen en vanaf 1981 doceerde hij harmonie aan het conservatorium van Antwerpen.
De eerste werken van Welffens (1940-1952) zijn sterk beïnvloed door de laat-romantische Vlaamse traditie met een brede lyriek, zware orkestraties en consequent vasthouden aan de tonaliteit. Onder invloed van zijn verblijf aan het Mozarteum kreeg zijn werk een modernere inslag met invloeden van Bartok en Stravinsky. Dissonanten, heftige ritmes, maatwisselingen en een grote aandacht voor kopers en slagwerk worden schering en inslag in zijn composities. Zelfs de dodecafonie doet zijn intrede. Vanaf 1970 treedt dan meer het cerebrale in in zijn werk. Polytonaliteit is een typisch kenmerk.
Bekend werd Welffens vooral om zijn ballet- en toneelmuziek.
Hij componeerde ook 2 operas, kamermuziek en symfonieën.
Voor de menselijke stem schreef hij liederen en koorwerken. Opvallend is dat de muziek trouw de sfeer van de teksten volgt. Zijn liederen munten uit door een rijke verbeeldingskracht en suggestieve begeleiding.
Voor gemengd koor, hobo en strijkers schreef hij een vierstemmig Stabat Mater en diverse bewerkingen. Voor kinderkoor en piano zijn er zijn 8 kinderliederen. Plezierige dieren schreef hij voor kinderkoor en orkest.
Een merkwaardig werk is het muzikale sprookje Hoe de slakken hun huisje kregen voor recitanten, solostemmen, kinderkoor en orkest. Het fantasierijke verhaal is van niemand minder dan koningin Fabiola. De compositorische uitwerking klinkt zeer harmonieus, beeldend en melodieus en is dus zeer toegankelijk voor kinderen.
Gelukkig kunnen we in 2008 ook enkele levende componisten in de bloemetjes zetten.
We vieren de 50ste verjaardag van Danielle Baas. Baas is een Belgische van Nederlandse afkomst en kreeg haar muzikale opleiding aan de muziekacademie van Jette en het Brussels conservatorium.
In de VS kreeg ze al enkele prijzen voor haar composities. Ook in Frankrijk, Nederland, Italië, Bosnië, Spanje, Duitsland en Tunesië worden haar werken met veel succes uitgevoerd. Daarnaast is ze koordirigente en stichtte ze het ensemble Yolande Uyttenhove met als doel Belgische composities te promoten in binnen- en buitenland.
Voor koor schreef ze Ave Maria en voor gemengd koor en strijkers componeerde ze Ave Sancta Maria. Daarnaast treffen we van haar een hele reeks werken aan voor solostem (vooral sopraan) met instrumentale begeleiding in diverse bezettingen (piano; cello en piano; klarinet en 2 pianos; ..). Voorts zijn er werken voor piano, orgel, beiaard, gitaar, koperensemble, klarinetten, accordeon en piano,
.
Ook Robert Casteels wordt dit jaar 50. Qie Yu is een werk voor spreekkoor en orkest. Voor koor en orkest schreef hij een 24 minuten durende Symphony nr. 2 'Warum ist das Licht is een compositie voor sopraan, orgel en blaasinstrumenten. Verder telt zijn opuslijst nog een symfonie, een Sonata profana voor 3 orkesten en werken voor slagwerk.
Bekender in de koormiddens is zeker Roland Coryn die dit jaar 70 kaarsjes mag uitblazen.
Geboren in Kortrijk ging hij in de leer te Harelbeke en aan het Gents conservatorium. Hij behaalde eerste prijzen altviool en compositie.
Hij was lange tijd uitvoerend musicus (o.a. als altist in het Belgisch Kamerorkest van Georges Maes en als leider van het Vlaams Pianokwartet en het Nieuw Conservatoriumensemble in Gent) en leraar compositie. In Harelbeke werd hij directeur van de muziekacademie.
Als componist schrijft Coryn hoofdzakelijk symfonische muziek die abstract en absoluut is. Hij schrijft zeer veel kamermuziek omdat hij daar een groter contact tussen componist en uitvoerder kan bewerken. Toch zien we in zijn repertoire - overzicht ook een vioolconcerto, een concerto grosso voor strijkorkest, een concerto voor vibrafoon, marimba, xylofoon en orkest.
Ritme en tempo zijn belangrijke kenmerken van zijn composities. Zijn werken zitten vol polyritmie of ritmepolyfonie. Ritmische kernen evolueren haast vanzelf tot nieuwe ritmische motieven en ook de tempi wisselen voortdurend af.
Voor koor vermelden we zijn Ave Maria, 3 kerstliedbewerkingen, Due Cantici, Landschappen en stillevens, Maria Vasalistriptiek, There s another sky, 3 volksliederen, Pain, A letter to the World of 5 Dickinsonliederen, 4 ernstige gezangen, Triptiek der deernis, Van Theo voor Theo en Sotto Voce.
Beeldspraak is een werkje voor kinderkoor. Nog voor kinderkoor en piano of orkest componeerde hij 3 eenstemmige kinderliederen en Merel Miranda.
De Mens is een groots oratorium voor 2 vocale solisten, koor en orkest. Dit werk straalt een optimisme uit. Een ware bekroning (voorlopig) van zijn vocaal werk is Deux mille regretz voor koor en renaissance-instrumenten gebaseerd op het bekende madrigaal van Josquin maar met een treffende confrontatie met de eigentijd.
Winds of Down (Missa Da Pacem) is een avondvullend werk voor sopraan, tenor, bariton, gemengd koor, kinderkoor en groot orkest.
Ernest Van der Eyken is met zijn 95 lentes wellicht wel de ouderdomsdeken van de Vlaamse toondichters. Ook de koorzanger kan bij deze muzikale duizendpoot (jurylid van Canzonssima; beheerder van Sabam,
..) terecht. . De kinderen van de Soetewey is een compositie voor 3 gelijke stemmen en instrumenten. Voor gemengd koor en piano bewerkte hij Three Negro spirituals.
In 1998 ontviel ons Willem Kersters (1929-1998). Deze grootmeester hoeft niet meer voorgesteld te worden. Zijn leermeesters in Antwerpen en Brussel waren o.a. Marcel Poot, Jean Louël, Jean Absil, Marcel Quinet en René Defossez.
Componisten zoals Marc Verhaegen, Luc Van Hove, Koen Dejonghe, Jan De Maeyer en Wim Henderickx leerden bij hem hun stiel.
Zijn composities kregen en kennen internationale bijval en werden meermaals bekroond.
Naast een massa orkestwerken of composities voor instrumentale ensembles schreef Kersters ook heel wat koormuziek. Een kleine greep uit het rijke oeuvre: Adoramus Te (tweestemmig), Angst-een dans (voor tenor, recitante, gemengd koor, harp, piano en percussieorkest), Barbaarse dans (voor vrouwenkoor, alt, tenor en instrumentaal ensemble), De feesten van angst en pijn (voor tenor, alt, recitant, koor, harp, piano, strijkers en slagwerk), De koekoek, Defecerunt, Duo psalterii cantica, Geishaliedjes Het zonnelied (koor en orkest), Lenamorat li deia, Lentesuite (Avond-De wolkenschaapjes-In het woud), Melopee, Oud-Vlaamse liederen (koor en piano), Pater Noster , Reuzegom, Salve Regina, Tristis est anima mea, Zeven volksliederen en 4 Oud-Vlaamse liederen (koor en orkest).
Circuscapriolen en Kinderwereld zijn frisse en verkwikkende werken voor kinderkoor en instrumentale begeleiding.
We gaan stilaan naar het einde van deze bijdrage met enkele wellicht totaal onbekenden. In 1968 overleed Jozef Brandt (1880-1968). Hij studeerde aan het Lemmensinstituut en was 50 jaar lang koordirigent en organist in Turnhout. Voor zijn mannenkoor componeerde hij allerlei zettingen. Jozef Nuyts (1894-1958) was onderpastoor in Turnhout en stichtte er zowel een mannen- als een vrouwenkoor. Voor beide koren componeerde hij. Voor 4-stemmig koor componeerde hij Naar Scherpenheuvel.
Hij verzamelde en bestudeerde volksliederen.
Tweehonderd jaar geleden werd in Antwerpen Albert Grisar (1808-1869) geboren. In 1830 week hij uit naar Frankrijk en in Napels volgde hij les bij Mercadante. Hij componeerde meer dan 30 komische operas.
We vermelden nog de Antwerpse componist en dirigent Karel Candael (1883-1948). Als leerling van Jan Blockx, Emile Wambach en Lodewijk Mortelmans was hij eerst actief als trompettist. Maar ook de koor- en liedbeweging boeide hem uitermate. Hij stichtte het koor De zangkapel en leidde in Antwerpen de Liederavonden voor het Volk. Hij was ook de dirigent van het socialistische mannenkoor Lasallekring.
Tevens werd hij dirigent in de Koninklijke Vlaamse Opera en de Koninklijke Nederlandse Schouwburg. Naast werken van Bizet voerde hij ook werken van Benoit en Keurvels uit. Op de Vlaams - Nationale Zangfeesten dirigeerde hij meermaals de koren en de massa.
Aan het Antwerps conservatorium doceerde hij fuga en contrapunt en legde er mee de basis van componisten zoals Frans DHaeyer, Karel De Brabander, Karel De Schrijver (die precies 100 jaren geleden geboren werd), Jef Maes en de hier eerder besproken Peter Welffens.
Als componist liet hij ons typische lyrische voordrachtstukken na (declamatie met begeleiding) op teksten van Gezelle, Rodenbach en Sabbe. Het Marialeven is een oratorium vol ingekeerdheid en mystiek.
Zijn composities kan men onderverdelen in 3 fases: aanvankelijk was er een grote invloed van Wagner die evolueerde tot een brede volkse stijl in de traditie van Benoit. In het interbellum kwam hij onder Rusische invloed (Rimsky-Korsakov, Moessorgsky, Skriabin en zelfs Stravinsky) met dynamische en rijk georkestreerde werken. Ten slotte kwam er een verinnerlijking mede veroorzaakt door persoonlijke en professionele tegenslagen en tegenwerkingen na de bevrijding van 1944.
Voor liefhebbers van het Vlaamse lied vermelden we tot slot dat de Vlaamse bard Willem De Meyer (1899-1983) - de trekzak aan de zijde, het lied in ziel en mond - precies 25 jaren geleden stierf na een lang leven van rondreizen met Vlaamse liederen. Talloze bundels volksliederen werden via zijn Roelanduitgaven in Borgerhout de wereld ingstuurd. Samen met Jef Van Hoof richtte hij in 1933 de Vlaams Nationale Zangfeesten op.
Eén van zijn naaste medewerkers en vrienden was de Gentse componist Emiel Hullebroeck (1878-1965) die 130 jaren geleden geboren werd. Zijn naam en reputatie als gedreven zanger, causeur, dirigent en bevlogen lied- en operettecomponist reikte ver tot buiten de Vlaamse landsgrenzen tot in Zuid-Afrika en Maleisië. Titels van liederen zoals De Blauwvoet, Tineke Van Heule, Hoge Vrouwe in de Hemel, Marleentje, Hij die gen liedje zingen kan, en De gilde viert klinken velen nog bekend in de oren.
Zo ziet u maar dat de feestelingen van 2008 een veelzijdig koorprogramma kunnen vullen gaande van bescheiden en melodieuze volksliedjes over kunstige koorbewerkingen tot laat-romantische motetten en hedendaagse oratoria, cantates en gedegen koorstukken.
Voor elk wat wils dus.
|
|
|
|
|
|
Beste bezoeker |
indien u een vraag of opmerking hebt, kan u die hier formuleren.
|
Interessante sites op het net |
|
|
|
|