Ni dieu, ni maître
Met snijdende accuratesse pelt hij de rokken van een ui, kweekt hij, bijna achteloos, een adder onder het nobele gras.
Enkel voor wie de semantiek ontsluiert, de AI van zijn geproclameerde eruditie, summa cum laude boven de kast, dr. Etalagist, in de vitrine van de wetenschap.
En op de straat paradeert de parodie, de heraldiek van de kritiek, het carnaval van dure zinnen, hermetisch, bijna krenterig, gesloten voor het poëtisch proletariaat.
Met het dedain van een varkenshoeder strooit hij nooit parlemoeren verzen voor de luie lezer, slechts een bekroond boeketje voor de fine fleur. Ni dieu, ni maître, maar wel Narcissus zet zich op de troon.
Pp
|