De winter, die kille couturier, had met sneeuw de bruid haar kleed gekleurd en tederheid had zich verscholen in een boeketje witte rozen
de pas gepromoveerde bruidegom hulde zich in zwijgen en de sliert van sigarettenrook verbeeldde zich een suite en aan zijn arm een virtuele vrouw
ik schrok en zag hoe de nabije scheiding zich comfortabel installeerde tussen hun stappen en hun handen nog nat van inkt en huwelijksplannen
een beiaard speelde pijnlijk vrolijk de uren aan elkaar de tijd telde triviaal hun witte broodsverlangen hun jonggetrouwde lippen waren reeds vreemden voor mekaar