Hoe kan een ochtend ontwaken zonder de glimlach van een gedicht. Ik houd een schrijver onder 't licht, hij ligt blauwziek in m'n iele handen.
Te verdampen. Als de regen op een hete zomerdag. Zijn zinnen nevelen in m'n ogen, krinkelen als een druivelaar naar boven. In mijn hoofd hangen ze de vlag
boven de kantelen van de bellettrie. En zie, de woorden wapperen aan de waslijn, witter dan de lentebloesem in een aanbeden schrijn. Ik klap de ochtend dicht. Als een heilig relikwie.