Gebroken wit
Ze dronken gulzig
uit hun lippen
bedrogen woorden.
De geur van het geheugen
hing hoog nog
in de bloesemende bomen.
Toen zij roekeloos
reeds een ander
in de ogen keek.
De kerselaren hingen breed
als een verrimpeld bruidskleed
over vervlogen dagen.
Nog even leken
haar armen te aarzelen
voor zij in de spiegel staarde.
Gebroken wit
en rood van kersen
was alles wat haar ogen zagen.
Pp