Rond 10 uur deed den Duitsche bevelhebber mijn man naar het stadhuis komen:toen hij daar aankwam werd hij aangesproken met "schwetnhund" "n zoo brutaal mogelijk eischten zij,dat hij de vaderlandsche vlag zou intrekken:dan moest hij in het Duitsch de verorderingen vertalen,die hij in de stad had doen aanplakken,om de wapens in te leveren en de bevolking tot kalmte aan te manen.Ondertusschen kwamen officieren bij mij inkwartiering eischen;ze waren met drie:een generaal en zijn twee adjudanten;zij werden naar hun vertrekken geleid;hun kamers gaven uit op den Groote Markt.Van uit hun venster konden zij de troepen die er waren opgesteld,goed in t oog houden.Kort daarop zijn zij buiten gegaan;het kamermeisje heeft mij geroepen,om te zien hoe de kamers er uit zagen; de gemeenste inbreker zou de meubels niet hebben overhoop gegooid zoals de Duitschers 't gedaan hebben;geen lade of ze was doorsnuffeld ,geen papier was ongedeerd gebleven.Later kreeg ik hiervan den uitleg.De generaal vroeg mij de naam van den Belgischen kolonel,dien ik den dag te voren had gelogeerd,en vroeg met aandrang tot welke leger afdeeling hij behoorde,enz,enz.Ik heb hem geantwoord:"zijn naam weet ik evenmin als den uwen;ik weet niet, waar hij vandaan kwam noch waar hij geengegaan is,evenmin als ik weet waar hij geengaat." Voortdurend trokken Duitsche troepen voorbij.De mannen werden aangehouden.Rond 16uur kwam mijn man thuis."tot nu toe gaat het goed",zei hij,"maar ik ben ongerust". Hij nam sigaren om ze te geven aan de schildwachten,die het huis bewaakten.De buitendeur in den tuin is zoo geplaatst,dat wij den generaal op het balkon konden zien.Ik deed mijn man opmerken,dat wat hij deed de overheden mogelijk niet zou bevallen. Toen ik weer binnenging, zag ik naar den Grooten Markt en zeer duidelijk merkte ik twee rookwolken en aanstonds daarop hoorde ik een groot aantal geweerschoten.Onmiddelijk was mijn koer vol paarden en soldaten die als wilden in de lucht schoten.Mijn man,mijn kinderen, het dienstpersoneel en ikzelf hadden maar juist den tijd om in den kelder te vluchten,voortgestuwd door soldaten,welke al schietenbij ons een schuilplaats zochten.Na eenige oogenblikken van onzeggelijken angst,kwam een der adjudanten al schreeuwend naar beneden:"De generaal is dood .Ik moest den burgemeester hebben,"De generaal was door een Duitschen kogel getroffen geworden,toen hij op het balkon stond.Mijn man zei mij:"Dat wordt ernstig voor mij."ik drukte hem de hand en zei hem:"MOED?" De kapitein leverde mijn man over aan de soldaten,die hem onder stooten meerukten.Ik liep naar de kapitein toe en sprak:"Mijnheer,hij kunt vaststellen,dat mijn man niet geschoten heeft,evenmin als mijn zoon,daar zij hier ongewapend waren". wordt vervolgd
|