de dag erna is er de melancholie van overvloed als gevoelens zijn uitgeput door veelheid in nuance
lijkt de de ziel beboet door de aangereikte kansen van woorden die nu rusten in de geest of een enkel hart van vaak gesloten ogen
de dag erna roep je in de leegte van een woestijn met vergane glorie
terwijl in het bloed nog wat chocolade drijft die nu puur en soms ongewild bitter smaakt totdat het heden zich weer met morgen beklijft en hoop aan verwachting raakt
we hebben het warme zomerse rijpen en plukken nagenoeg achter ons gelaten we mochten de zon in druiven vastgrijpen
opdat zij in hout en met veel geduld al gistend tot een nobele drank kan geraken en op een zeker moment het glas naar eigen geaardheid toont en vult
zo laten de bomen hun blaren gaan nadat de stam iets is uitgedijd een ring heeft toegevoegd aan zijn bestaan en naar natuurlijke rust wordt geleid
de mens trekt allengs naar binnen het voelt immers buiten al wat killer aan genieten na van vakantie in gedachten of vertelt ze in mooie verwoorde zinnen
terwijl het buitenlicht zich laat dimmen, ons innerlijk zich wil gaan verschonen maken wij ons op om met elkaar wat meer onder een dak te gaan wonen
ergens diep van binnen draag ik genegenheid zoiets zeg ik niet in zinnen, raak dan in het aardse verleid
en zal je niet puur kunnen beminnen, woorden botsen klinken als klanken het is slaken uit diverse flanken
ook van uit ergens diep van binnen
en als de stilte mij zegt het voelt zoals is bedoeld vloeit warmte als een teder gerecht door mijn poriën heen, kleuren lippen roder groeien ogen naar oprecht,
ergens diep van binnen zal ik dan zingen in frêle zielentaal
zonder aanraken heb je weet van een schenkend onthaal
het glas is nader de mist die hij ziet zijn oog in staar voelt wat hij verliet of bedenkt het gebaar een grijze vloed te stoppen die mondhoeken sluit en het hart op de tong laat drogen achter een beslagen ruit
de aarde voor hem ligt al ver achter zijn tijd groeven graven nog dieper de vlakte lijkt zich al uitgespreid terwijl zijn wereld immens oogt zie je zijn stervend spiegelbeeld dat aan de liefde heeft gezoogd en met splinters heeft gedeeld
het glas is nader dan de mist als gedachten denken door de eeuwigheid heen steeds meer zal zijn ziel wenken en daarna, veel later rusten zonder geween
als van zelve kom ik dichterbij zonder voorbedachte rade
ben ook arm aan woorden als ik in stilte nader zonder een stap te zetten voel ik me zo alsmaar meer aan je zij
het is je ziel die ik ervaar oprecht naar buiten gericht kwetsbaar, zwak in het aardse maar krachtig tussen jou en mij een tederheid wonderlijk van gewicht.
wie wil niet in zo iets verblijven ook al ben ik mens genoeg om je schouder te raken
ogen kruisen kan volstaan om juist het echte te bewaken