Nog een oudje, even wat opgefrist, voor een goede vriendin en haar dochtertje.
jij mooie felle met je blauwe jeans en je blonde dochter huppelpasje 'k zag je goud en gele krullen borstelen in de wentel-wind van de laatste frisse dagen met jouw speelse lentekind
de zon verscheurde even zalig mijn grauwe wolkendek opzij ze lachte met haar gouden kralen
ik hoorde in de verte ijl haar wijsje tot 'k zelf niks meer kon zien maar gisteren zag ik ze nog wandelen zij had haar zwarte hondje bij ze liep ----
het rulle zand waar ik mijn stappen zet schuift onderuit en stroomt als water het golft alleen wat trager dan de zee die meer meeslepend neigt en keert
visioenen heb ik wel gehad en huiver in het gore duister waar zintuigen zinloos zijn
de woede heeft mij overleefd want hulpeloosheid is nooit mijn sterkste kant geweest
klaarheid moet ik scheppen met handenvol uit zwarte waters en waar moet ik er dan mee blijven?
soms zie ik ook een eindeloze rij van vaders voor mij staan steeds vager ben ik, de allerlaatste zoon slechts de namen blijven hangen die heb ik ooit eens opgezocht al heel mijn leven lang en dat is kort
Er heerst chaos in mijn denken, ik tracht te ordenen.
hoe moet ik mij het "sterven" in verbeelding vatten? lichamelijk stopt het ademen, het kloppen van het hart en het denken? dat spat uiteen in splinters en kruipt door een tunnel naar het licht
welk licht?
de zintuigen zijn weg, geen smaak, geen geluid, geen tast en ook geen zicht? het weten, en mijn hersens werken niet?
maar weet je, als ik in gedichten schrijf, dan lijken woorden soms spontaan te vloeien uit mijn handen, alsof ik gedwongen roep, geluidloos komen ze, soms zonder ophouden zoals nu.
mijn zinnen zijn dan niet van deze wereld en hoe meer ik het ook beoefen, hoe vloeiender de gedachten
ik graaf in gedachten, onderaards blijft er geen korrel zand verstoord geen woord dat ik niet kennen wil
ik beroer het water in kringen rond de oevers zingen mee onverstaanbaar roepen ze soms met open mond
ik breek de lucht aan scherven en mijn handen klappen hard er is nog vuur in mijn gesternte
bewustzijn bewust ...zijn bewusteloos
ik wust het niet, het zegt me niets, ik ben er me niet van bewust
emoties zijn zo moeilijk om weer te geven; ik kan slechts onderhuids de haartjes op je vel rechtop doen staan.
ik kras met een mes in een porcelijnen bord, krrrrrrrrrrst! of het krijt met een nagel op het schoolbord, krrrrrrrrriep!
maar dat zijn slechts geluiden, een aanfluiting als het ware
Eén voordeel heeft het schrijven, als je dood bent kan je nog gelezen worden, en is er iets dat blijft.
Maar dat zijn slechts sporen die vervagen na een tijd.
soms begraaf ik de woorden diep in het duister van volle gronden zodat het licht geen valse schijn kan wekken en geen verdriet maar dat blinden kunnen zien in het donker, wist ik niet
Nog een laatste maal vader mijn allerstoffelijkste groet en tastbaar, nog zo tastbaar voel ik je koude handen geen harteklop in 't gemoed
daar in alle beslotenheid heb ik mijn pantser afgescheurd tot het kleurloos bloeden begon ik had geen druppel rood meer slechts wit en zwart, veel zwart
zal ik weer traag mijn stappen plaatsen voet voor voet in een lange stoet met de geur van wierook in mijn mond mijn droeve ogen naar de grond gericht en warhoofdig het gemoed
mijn dag begon reeds met een zwaar vermoeden mijn zinnen klonken in de ochtend reeds zo droef
Wat is chaos? niets meer dan een steen in een vijver niets meer dan een lang gerekt ogenblik van verstoring (of gods verstrooiing?)
wij zijn toch sterrestof?
mijn eerste levensvonk greep ooit het licht toen duisternis nog het heelal verborg en elke overstap van dood naar leven heeft mij besef gegeven dar er geen dood is, slechts zielenood mijn vader is dood zo gaat het leven en ik blijf achter met een zekere chaos
er is geen chaos enkel regelmaat en tijd een tijd om over na te denken en geen eeuwigheid
want zeg nu zelf de dag wordt opgesplitst in uren de nacht in dromen en het wakker worden en tijdloos kan ik niet verbeelden
ik ken slechts regelmaat en tijd en zo word ik honderd jaren oud en blijven lange haren zwart als ebbenhout slechts mijn baard is grijs het zweet is zout
de chaos is aan deze zijde verbonden aan verstoorde tijd en dus illusie in het ongerijmde
dag hond je smakt weet je je krabt en strekt je luie lijf en blikt wat schuin naar boven je krulstaart kwispelt met een vraagteken je tong hangt even halfuit je bek je neus is vochtig en je schudt je kop
stilaan begin ik je taal te verstaan want je nodigt uit je wil gewoon buiten
ik zag de dood bedrogen de rood omrande ogen open de adem stokte in de keel
het leek wel op kerstmis er waren knipperlichtjes en bedrading en gelouterde aanwezigheid ik werd er zo klinisch van
verdomme hij heeft weer mijn wrevel opgewekt om hetgeen hij was zijn stilte die nu overheerst hij is zo ... machinaal vandaag en ongestemd en vaag leeft hij nog