Woordenboek Westends Dialect
Inhoud blog
  • Dit is mijn laatste artikel op mijn blog ‘Westends Dialect’
  • Guklit up zu Westeëns
  • Pluzantstu dieëruguluudn
  • Een drietal moppen om 2021 in te zetten
  • Wata dandru meënsjhun vieng - Wat de andere mensen vinden

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Laten we dat niet verloren gaan
    17-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst Nr 3: Auto en andere voertuigen/rijtuigen met of zonder motor

    Aaänriediengu: aanrijding
    Aaänsjhoekasju: handschoenenkastje
    Aaänsloön: aanslaan (motor)  
    Agtruutkiekspeegul: achteruitkijkspiegel
    Agtruutrieën: achteruitrijden
    Agturdeuru: achterdeur
    Agturlugtn: achterlichten
    Agturruutu: achterruit
    Aksiedent: ongeval       Fr accident
    Ambrijoözju: versnellingspedaal      Fr embrayage
    Amortiesuür: schokdemper     Fr amortisseur
    Antfring: handrem
    Baar(u)sjok: schokbreker, bumper   Fr pare-chocs
    Batrieë: batterij
    Bietankn: bijtanken
    Binubant: binnenband
    Binubuklidiengu: binnenbekleding
    Binuvurlugtiengu: binnenverlichting
    Binrieën: binnenrijden
    Bloeëtproef: bloedproef
    Blutsu: bluts            
    Boeëtu: boete
    Boezjies: ontstekingskaarsen       Fr bougies
    Boksn: botsen
    Booörtpapieërn: boordpapieren
    Botsiengu: botsing
    Bowjoör: bouwjaar
    Budriefsoto: bedrijfsauto
    Budriefswaagn: bedrijfswagen
    Bumpur: schokbreker
    Busteloto: bestelauto
    Buutubant: buitenband
    Deekapotaabul: met uitschuifbaar dak     Fr décapotable
    Deepanuür: takelwagen                Fr dépanneuse
    Deusjuvootju: 2 PK - tje    Fr deux chevaux
    Diezul: diesel
    Dooötriedur: doodrijder
    Driejoek: driehoek, te plaatsen bij ongeval of panne
    Eesjapment: uitlaatbuis                Fr tuyau d’échappement
    Elmu: helm (voor de motocyclist)
    Ersteliengu: herstelling
    Faars: koplampen                   Fr phares
    Fielu: file, aanschuiven in een rij wagens
    Flisju uutsteekn: pinker aanzetten
    Flitspaalu: flitspaal
    Fringn: remmen
    Futeuru: wagen        Fr voiture
    Garaazju: garage               
    Garduboe: spatbord     Fr garde-boue
    GeePeeIs: GPS
    Goözu geevn : gas geven
    Goözupeedaalu : gaspedaal
    Gordul : gordel (veiligheid)
    Ienkulu rigtiengu : enkele richting
    Iïnsjhrieviengsbuwies : inschrijvingsbewijs
    Iïnspeksju: inspectie
    Iïrkondisjunieng : luchtverversingssysteem       Eng air conditioning
    Ilutrieku noto: elektrische wagen
    Kaarwasj: autowasserij             Eng car wash

    Kamjonitu: bestelwagen                 Fr  camionnette
    Kamujong: vrachtwagen
    Kapoo: motorkap                    Fr capot
    Karbuuratuür: carburator               Fr carburateur
    Karjot (oet): krakkemikkig voertuig
    Karosurieë: koetswerk, chassis       Fr carrosserie
    Keuriengu: keuring
    Kieloomeetriek: kilometerteller
    Kiendurslot: kinderslot
    Kiendurstoeëltju: kinderzitje
    Klaksong: toeter                     Fr claxon                                         
    Klaksoneern: de claxon doen afgaan
    Koeëliengu: koeling
    Koepee: afdeling van een treinrijtuig      Fr  coupé
    Kofur of Kofru: koffer
    Koönduuktuür: treinbegeleider                   Fr conducteur
    Koönvwajuür: begeleider, bijzitter (vooral bij vrachtwagens)         Fr convoyeur
    Koplampn: koplampen
    Kortuwaagun: kruiwagen
    Kriek: krik, autoheffer
    Kruuspunt: kruispunt
    Leeslampu: leeslamp
    Leeslamtju: leeslampje
    Lugtfieltru: luchtfilter
    Lugtn: lichten
    Marsjarjiïru: in achteruit             Fr marche-arrière
    Mistlugt: mistlicht
    Moeëtn bloözn: politiecontrole tegen alcoholgebruik
    Motusieklu of motusiekul: motorrijwiel
    Motuür: motor
    Motuürkapu: motorkap
    Motuüroolie: motorolie
    Naftu: benzine
    Naftubak: brandstoftank
    Naftupompu: benzinepomp
    Nantfring (de): de handrem
    Nooötlandiengu: noodlanding
    Noto (u): een auto
    Notootju (u): een autootje
    Okoöju: occasie                                   Fr occasion
    Omlijdiengu: omleiding
    Ooftsteun: hoofdsteun
    Oolievurvesjhun: olie verversen
    Ooliefieltru: oliefilter
    Ooliepijl: oliepeil
    Ooliewisuliengu: oliewisseling
    Omniejom: omniumverzekering
    Otoo: auto
    Otoobuus: autobus
    Otookaar: autocar
    Otoomatiek: automatische versnellingsdoos
    Parkeermeetur of parkeermeetru: parkeermeter
    Parkieng: parkeerplaats                Eng parking
    Peërdukragt: paardenkracht
    Pirttotal: niet meer te herstellen, wagen voor de schroothoop       Fr perte totale
    Pienkur: pinker
    Piestong: zuiger            Fr piston
    Plak van unoto: nummerplaat van een auto
    Platu bant: platte band
    Platu batrieë: lege batterij
    Portjiïru: deur van een wagen          Fr portière
    Purses: proces-verbaal, bekeuring        Fr procès-verbal
    Pwaanmoör: neutrale versnelling        Fr point-mort
    Ramuln: lawaai maken
    Riebuwies: rijbewijs
    Rieën: rijden
    Rieën lik du zotn: roekeloos rijden
    Riejikzaam: rij-examen
    Rielesu: rijles
    Riesjhoolu: rijschool
    Rietaks: rijtaks
    Rumorku: aanhangwagen        Fr remorque
    Ruutu: ruit
    Ruutuwasjhurs: ruitenwissers
    Sjarzubuuzu: uitlaatpijp
    Sjasie: onderstel    Fr chassis
    Sjhaakuln: schakelen
    Sjetu geevn: rap rijden
    Sjhooliengu: scholing
    Sjhowiengu: keuring
    Sjhrooöt: schroot
    Sjieku futeuru: zeer mooie, dure wagen
    Sjofuür: bestuurder    Fr chauffeur
    Sjook: choke (Eng)
    Sneeëwketieng: sneeuwkettingen
    Sneltring: sneltrein
    Soepapu: klep, ventiel        Fr soupape
    Speegultju: spiegeltje voor de opmaak van de vrouwelijke begeleidster
    Stantlugt: standlicht
    Startkaabul: startkabel
    Stier: stuur
    Stijsjunwaagn: stationwagen
    Stikkaru: een kar om voor u uit te steken
    Stoomtring: stoomtrein
    Stoöntju: bagagedrager op een fiets
    Stoplugt: stoplicht
    Taakulwaagn: takelwagen
    Taksie: taxi
    Tapietjus: tapijtjes
    Toeëruntelur: toerenteller
    Toeturn: claxonneren
    Trieportuür: driewielenwagen       Fr triporteur
    Tring: trein
    Trontienitu: autoped             Fr trottinette
    Ulpmotuür: hulpmotor
    Up zu steërt duwn: volle gas geven
    Upangienu: ophanging
    Upstiegun: opstijgen
    Uutloöt: uitlaat
    Uutloötgoözu: uitlaatgassen
    Uutloötpuupu: uitlaatpijp
    Uutrieën: uitrijden
    Uutstapn: uitstappen
    Uutwiekn: uitwijken
    Vastuloopn: vastlopen (motor)
    Vies platienees: contactpunten
    Vietisu: snelheid, versnelling          Fr vitesse
    Vintieloösju: ventilatie
    Vlugteuvul: vluchtheuvel
    Vlugtlijdiengu: vluchtleiding
    Voeërtuug: voertuig
    Volang: stuur               Fr volant
    Vooördeuru: voordeur
    Vooöroentsteekiengu: voorontsteking
    Vooörruutu: voorruit
    Vooörwieël: voorwiel
    Voruutrieën: vooruitrijden
    Vurzeekriengu: verzekering
    Vragtotoo: vrachtauto
    Vragtwaagn: vrachtwagen
    Vrangu: zwengel
    Vultankn: voltanken
    Vurbierieën: voorbijrijden
    Vurbruuk: verbruik
    Vuroeënglukn: verongelukken
    Vursmietn van vietisu: veranderen van versnelling
    Vursnelieng: versnellingen
    Vursneliengu: versnelling
    Vurzeekriengu: verzekering
    Vuulkaru: vuilniswagen
    Wegwiezur: wegwijzer
    Wieël: wiel
    Wieëln: wielen
    Zantu of Zjantu: velg
    Zeeëru rieën: snel rijden
    Zeetul(s): zetel(s)
    Zjarzjubuuzu: uitlaatbuis
    Zjiriekan: benzinecontainer        Eng jerrycan
    Zjofaazju: verwarming

    17-12-2018, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst Nr 2: Gezondheid (artsnamen staan bij beroepen)

    Aaänzjien: keelontsteking
    Aambijun: aambeien
    Aaändoeëniengu: aandoening
    Aaänguboorn: aangeboren
    Aaänsteekuluk: aanstekelijk, besmettelijk
    Ambuulaaänsu: ziekenwagen             Fr  ambulance
    Amanguls: amandelen
    Ampuuteern: amputeren
    Amputoösju: amputatie
    Andiekap: handicap
    Andoeëniengu: hartaanval
    Apandiesiet: blindedarmontsteking      Fr appendicite
    Apses: abces
    Apulflowtu: appelflauwte
    Asjieluspeezu: achillespees

    Asprienu: aspirine
    Asjhun: as (overschot na verassing van een lichaam)
    Asan du riepu of du sjhietu en: altijd iets mankeren
    Ataku: (hart) aanval, trombose
    Ataksju: lichte hartaanval
    Baarmoeëdur: baarmoeder
    Bakteerju: bacterie
    Beeënbreuku: beenbreuk
    Biekomn: bijkomen, ontwaken (na operatie bvb)
    Biezieëndu: bijziende
    Bliïnu: blaar        
    Bloörn: blaren
    Bloözn: blazen
    Bloöru: blaar
    Bloözoentsteekiengu: blaasontsteking
    Bloeblïinu: bloedblaar
    Bloeëdiengu: bloeding
    Bloeëtdruk: bloeddruk
    Bloeëtgroep: bloedgroep
    Bloeëtneuzu: bloedneus
    Bloeëtoörmoeë: bloedarmoede
    Bloeëtproef: bloedproef
    Bloëetsierkuuloösju: bloedsomloop         Fr circulation
    Bloeëtspeegul: bloedspiegel
    Bloeëtsuukurspeegul: bloedsuikerspiegel
    Bloeëttraaänsfuuzju: bloedtransfusie
    Bloeëtvurgiftiegiengu: bloedvergiftiging
    Bloeëtvurlieës: bloedverlies
    Blokjoörn: blokjaren, waarin je uitzet, dikker wordt
    Blowu pleku: blauwe plek
    Bobienu (mu) is up: ik ben doodmoe
    Braakn: braken
    Braankaar: brancard
    Brantwoendn: brandwonden
    Brantwoendu: brandwonde
    Breuku: breuk
    Broönsjiet: bronchite
    Bruunvurbrant: bruinverbrand
    Bugraaviengu: begrafenis
    Buregtn: laatste sacramenten toedienen
    Busmetiengsguvoör: besmettingsgevaar
    Busmetiengu: besmetting
    Busmetuluk: besmettelijk
    Bustraaliengu: bestraling
    Butraapuluk: besmettelijk
    Buukloop: buikloop
    Buukkrempu: buikkramp
    Buukspieërn: buikspieren
    Buukvlieësoentsteekiengu: buikvliesontsteking
    Buulu: buil
    Buwustuloos: bewusteloos
    Buwustzien: bewustzijn
    Buwustziensvurliëes: bewustzijnsverlies
    Buzoektiet: bezoektijd (in hospitaal)
    Dermbloeëdiengu: darmbloeding
    Dermiïnfeksju: darminfectie
    Diejeet: diëet
    Doof zien: doof zijn
    Dooön (u): een dode, overledene
    Dooötgoön: sterven
    Dooötvurkloörn: doodverklaren
    Droöjiengu: draaiing
    Du nuusdokteur: de huisdokter
    Dur deuru komn: genezen   =>   Nis/Zis tur deuru: hij/zij is genezen => nu go tur nog deuru komn: hij gaat er nog doorkomen
    Duuzuliengu: duizeling
    Duuzuln: duizelen
    Duuzulug: duizelig
    Eësunbloeëdiengu: hersenbloeding
    Eësunvlieësoentsteekiengu: hersenvliesontsteking
    Ertaaänvol: hartaanval
    Ertspeesjaliest: hartspecialist, cardioloog
    Eupu: heup
    Fleurusien: reumatisme
    Foetbalknietju: voetbalknietje
    Gabu: wonde  =>Net u grooötu gabu aän zu kop: hij heeft een grote wonde aan zijn hoofd
    Galu: gal
    Galusteeën: galstenen
    Geelzugt: geelzucht
    Gin steeku zieën: geen steek voor ogen zien
    Guzoenteit: gezondheid
    I ju bedu pisn: in je bed wateren
    Ieksustraaln: x-stralen
    Iïnfeksju: infectieIjds: aids
    Iïngent: ingeënt
    Inoösumn: inademen 
    Jis/zis tgoön zegn: hij/zij is gestorven
    Joörluksju kontrolu: jaarlijkse controle
    Ju sjieku uutspuugn: sterven
    Jukstu: jeuk
    Kalorieën: calorieën
    Katulam: doodmoe
    Keunubloözu: vaak moeten plassen
    Kienkoeëstu: kinkhoest
    Klienieku: kliniek
    Kloentur: klonter
    Kmoeëtn spuugn: ik moet overgeven
    Koedu: verkoudheid
    Koönsuultoösju: raadpleging           Fr consultation

    Koönu: wandelstok
    Korsn: koorts
    Korsubloözu: koortsblaas
    Korsupuustu: koortsblaas
    Korsn(s): koorts
    Kozientjus: jicht
    Kraambedu: bed waarin kind geboren wordt
    Krabuln: krabben   
    Krempu: kramp
    Kruveern: kreperen
    Kriku: kruk   
    Liek: lijk
    Liekdieënst: lijkdienst
    Lieksjhowiengu: lijkschouwing
    Liekwaagun: lijkwagen
    Loengoentsteekiengu: longontsteking
    Luumbagoo: lumbago
    Maagbloeëdiengu: maagbloeding
    Maagkangkur: maagkanker
    Maagkrempn: maagkrampen
    Maagliedur: maaglijder
    Maagzeur: maagzuur
    Maagzoet: maagzout
    Maagzweëru: maagzweer
    Maboel: getikt, zot
    Mankn: manken
    Me zu pekuls omoogu lign: overleden zijn
    Meediekamentn: medicamenten
    Meediekoösju: medicatie
    Meediesienu: medicijn
    Meezubeetu: muggenbeet
    Met u kriku goön: stappen met behulp van een kruk (stok)
    Mismeeësturt: verkeerd behandeld door de dokter
    Misvol: miskraam
    Mochul: fluim
    Moeëtn spuugn: moeten overgeven
    Moözuls: mazelen
    Muuluplaagu: mondontsteking
    Net asan du riepu of du sjhietu: er mankeert wel altijd iets aan zijn gezondheid
    Net du sjhoolsjhietu: veinzen ziek te zijn om niet naar school te moeten
    Net u sjheutu gukreegn: hij is fel gegroeid
    Nieëru: nier
    Nieërn: nieren
    Nieërsteeën: niersteen
    Nieëzun: niezen
    Nie goeët ooörn: niet goed horen, doof zijn
    Nis an zu nertu: hij heeft iets aan zijn hart
    Nis in zu blokjoörn: jaren waarin je uitzet en dikker wordt
    Nis slieku vet: hij is zeer dik
    Nis sligt tu pooötu: hij heeft moeite om te stappen
    No du wup goön: kapot gaan
    Nu kent tendu van zu magt nie: hij is ijzersterk maar is zich daar niet altijd van bewust
    Nu rutult in zu vel: hij is mager
    Oendurdiekstraaln goön: radiologisch onderzocht worden
    Oeënguzoent: ongezond
    Oentsmetiengu: ontsmetting
    Oentsteekiengu: ontsteking
    Oeëst: hoest
    Oeëstn: hoesten
    Oeëstsieroopu: hoestsiroo
    Ofgank: diarree
    Ofguvoln: afgevallen, vermagerd
    Ofgustorvn: afgestorven
    Oftaakuln: aftakelen
    Ofzetn: amputeren
    Ofzieën: afzien
    Ofzoenduriengu: afzondering, quarantaine
    Ojmoguzoentziet: als ge maar gezond zijt
    Oödur: ader
    Oödurbreuku: aderbreuk
    Oödurvurkoökiengu: aderverkalking
    Ooftwoendu: hoofdwonde
    Oogmeeëstru: oogarts
    Ooöraparei: hoorapparaat
    Ooöraparoöt: hoorapparaat
    Ooörn loötn uutspuijtun: oren laten uitspuiten
    Oördug zien: zich onwel voelen     => kvoeln mu lik oördug: ik voel me onwel
    Oösum: adem
    Oösumn: ademen
    Oösumnoöt: ademnood
    Opuroösju: operatie, heelkundige bewerking
    Osan du riepu of du sjhietu en: altijd iets mankeren aan de gezondheid
    Ospietaal: hospitaal
    Ospietaalbedu: hospitaalbed
    Ospietaalkaamur: hospitaalkamer
    Ospietaalupnaamu: opname in het hospitaal
    Ospietaliezoösju: hospitalisatie
    Oovur eërdu lign: dood maar nog niet begraven
    Oovurbrugiengu: overbrugging
    Piekeuru: pikuur
    Pijsmijkur: pacemaker                         Eng pacemaker
    Pilu: pil
    Plakiestur: pleister, plakker (op een wonde)
    Ploöstur (in du): in het gips
    Poziesju (in): zwanger
    Potudoof: zeer doof
    Puusju: puistje
    Puustu: puist
    Reeguls: ongesteldheid, maandelijkse menstruatie
    Roötpleegiengu: raadpleging
    Rolstoeël: rolstoel
    Rooötvoenk: roodvonk
    Rutuln i ju vel: mager zijn
    Rutuln uut ju kleeërn: het koud hebben
    Rutuln van du koedu: zeer koud hebben
    Ruuzuldoof: erg doof
    Sjheetu: wind, scheet
    Sjheutu i ju rik: plotse pijnsteek in de rug
    Sjhietu: afloop, buikloop, diarree
    Sjhramu: schram
    Skanur: scanner
    Sliekuvet: zeer dik
    Sligt tu pooötu: die moeilijk gaat
    Sliem i ju keelu: keelslijm
    Snotubelu of Snotukeësu: lopende neus
    Snotukalu: neusvocht
    Snotvoliengu: snotvalling
    Spakn: hinken
    Spaku: iemand die hinkt
    Speen: aambeien
    Spoeëtupnaamu: spoedopname
    Steeg: stijf
    Steeg van ofgoön: moeilijke stoelgang hebben
    Steekublint zien: iets niet zien, zonder dat de ogen daarom slecht zijn
    Stievu neku: stijve nek
    Stroent in zu nooörn/noogun en: niet goed horen/zien
    Sus (vaaän zu): bewusteloos
    Suukurziektu: suikerziekte
    Tantpienu: tandpijn
    Tendu noösum zien: buiten adem zijn
    Tenturdjot: jodiumtinctuur                        Fr   teinture d’iode
    Tinieseluboogu: tenniselleboog
    Tis u veugul voe du katu: er is niets meer aan te doen
    Tis veru va ju gat, ju moetur nie op zitn: reactie op pijn of kwetsuur
    Tjukt: het jeukt
    Trutulap: maandverband
    U kient koopn: bevallen
    U puut in ju keelu: een kikvors in je keel, hees zijn
    Upnaamu: opname
    U sjheutu gukreegn en: fel gegroeid zijn op korte tijd
    Uutlet: uit het lid
    Uutoösumn: uitademen
    Variezu: spatader                    Fr varice
    Variezukoesu: spataderkous
    Veru dooöt: op sterven liggen
    Vieruus: virus
    Vieruusiïnfeksju: virusinfectie
    Vietamien: vitamines
    Vogtvurlieës: vochtverlies
    Voliengu: verkoudheid
    Voöksguzoenteit: volksgezondheid
    Vooörnsjhrievn: voorschrijven (medicijn)
    Vors sukuln: verdersukkelen
    Vul zitn: zwanger zijn
    Vurasjhn: verassen
    Vurbantkisju: verbandkistje
    Vurdikn: verdikken
    Vurdooviengu: verdoving
    Vurdoovn: verdoven
    Vurekiengu: verrekking
    Vurfeln: feller, dikker worden
    Vurkoedn: verkouden
    Vurlamiengu: verlamming
    Vurmaaguriengskeuru: vermageringskuur
    Vurmaaguriengu: vermagering
    Vurmaagurn: vermageren
    Vurmoejteit: vermoeidheid
    Vurslaaviengu: verslaving
    Vursmagtn: versmachten
    Vurstikiengu: verstikking
    Vurstuukingu: verstuiking
    Vurstuukn: verstuiken
    Vurveeln: vervelen
    Vurveln: vervellen
    Vurzorgiengu: verzorging
    Vurzwakiengu: verzwakking
    Vurzweëriengu: verzwering
    Vurzweërn: verzweren
    Wareern: rondlopen (vb de griep)
    Woendu: wonde       
    Wortu: wrat
    Zeeër en: pijn hebben
    Zeeër i ju buuk: buikpijn
    Zeeër i ju nooft: hoofdpijn
    Zeeër i ju rik: rugpijn
    Zeeër i ju tan: tandpijn
    Zieëk voln: ziek vallen
    Zieëk zien: ziek zijn
    Zieëkuboent: ziekenbond
    Zieëkufoeëns: ziekenfonds
    Zieëkukasu: ziekenkas
    Zo zieëk of u noent: zo ziek als een hond
    Zoövu: zalf
    Zotukot: tehuis voor mentaal gehandicapten
    Zu bobienu is of: zijn krachten zijn uitgeput
    Zu sjieku uutspuugn: sterven
    Zweeëtn: zweten
    Zweërn: zweren
    Zweëru: zweer
    Zwienusteeku: oogongemak

     

     

    10-12-2018, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst Nr 1: sport - spel - kermis

    Sport – spel - kermis (en het speelgerief dat ermee gepaard gaat)

    Aaänklampn: aanklampen
    Aaänsluutiengsgol: aansluitingstreffer, als ploeg die 2 treffers achterstaat een tegengoal maakt
    Afsijt: buitenspel bij voetbal, ook ofsijt         Eng off-side
    Agturstoön: achterstaan (in de score)
    Agturwieël: achterwiel
    An du boom sjhudn: harder rijden om tegenstanders te lossen 
    Ankomstu: aankomst
    Antbal: handbal
    Aplowsvurvangiengu: voor einde van een wedstrijd een speler vervangen om zijn uitstekende wedstrijd in de verf te zetten
    Arbietru of arbietur: scheidsrechter
    Arievee: aankomst (van een koers)    Fr arrivée
    Asiest: voorzet waaruit een medespeler scoort     Eng-assist
    Atlutiek: atletiek

    Awoeë roepn: uitschelden van een speler
    Bakaree: afgebakend stuk terrein bij voetbal     Eng back area
    Bantbreuku: bandbreuk
    Bantstooötn: bandstoten (biljart)
    Baskitn: basketball spelen
    Baskitur: basketballspeler
    Batmienton(g): badminton
    Beekur: beker
    Beekurfoetbal: bekervoetbal
    Beekuroedur: bekerhouder
    Beekurwetstriet: bekerwedstrijd
    Beekurwinoöru: bekerwinnaar
    Bergkeunienk: bergkoning (wielrennen)
    Bergwanduliengu: bergwandeling
    Biedong: drinkbus                     Fr bidon
    Bieljoörn: biljarten
    Bieljoört: biljart
    Bieljoörtboln: biljartballen
    Bieljoörtbolu: biljartbal
    Bieljoörtstok: biljartkeu
    Bliseurutiet: blessuretijd, speeltijd na 90 minuten om rekening te houden met kwetsuren, tijdwinst of wissels
    Blintoek: blinddoek
    Blintvlieëgn: blindvliegen
    Bloeëtformu: bloedvorm, zeer goede vorm
    Blok(u)doozu: blokdoos
    Boöjtju: truitje
    Boönkoeruür: baanrenner
    Boöntjustrekn: baantjestrekken (atletiek, zwemmen)
    Boksaaänsjhoeën: bokshandschoenen
    Boks(u)n: boksen
    Boksotoos: boksauto’s op de kermis
    Bokspartieë: bokspartij
    Boksprieng: bokspringen (turnen)
    Bolu: bal
    Boluketu: marbel
    Boloosmietoo: werpen met een bal om zoveel mogelijk op elkaar gestapelde blikjes te treffen en te doen vallen (op de kermis)
    Boogbolu: boogbal
    Boogsjhieëtn: boogschieten                                
    Boogsjhutru: boogschutter
    Boösiesplatsu: basisplaats, vast opgesteld, geen reserve op de bank
    Bowlienk: bowling
    Bowlienkbolu: bowlingbal
    Broeksju: broekje
    Buoefn: beoefenen
    Buutnspeelur: buitenspeler
    Buwoenduroöru: bewonderaar
    Deegradoösju: degradatie
    Deeleegee: ploegafgevaardigde        Fr délégué
    Dieëpu: in zwembad grootste diepte
    Dieskuus: discus
    Dimareern: demarreren                   Fr démarrer
    Dimaroözju: démarrage
    Dirbie: wedstrijd tussen 2 rivalizerende ploegen, meestal uit dezelfde streek           Eng derby
    Djokarie: jokari, tennistrainer

    Doesjn agtur u matsj: een douche nemen na een match
    Doopieng: doping
    Driebuln: dribbelen
    Drienkubusu: drinkbus
    Droöjmeuln: draaimolen
    Du narbietur e gusjhuufult: de scheidsrechter heeft gefloten
    Duukn: duiken
    Duukplanku: duikplank
    Duukr: duiker
    Duuvumeëkur: duivenmelker
    Eeëntwitju: een-twee, bal gaat van A naar B en terug 
    Eeërulit: erelid
    Eeëruliestu: erelijst
    Eeëruplatsu: ereplaats
    Eeëruroendu: ereronde
    Eevunoöriengu: evenaring (van een record)
    Ertuneeëru: harten heer
    Ertunoös: hartenaas
    Ertuns: harten (kaarten)
    Ertutieënu: harten tien
    Ertuvrowu: harten dame
    Ertuzot: harten boer
    Floötur: flater
    Flutsu: maar half de bal raken, bvb in biljart, voetbal
    Foel: overtreding in voetbal              Eng  foul
    Foetbal: voetbal
    Foetbalboent: voetbalbond
    Foetbalkampjoeën: voetbalkampioen
    Foetbalkluup: voetbalclub
    Foetbalkomputiesju: voetbalcompetitie
    Foetbaliest: voetballer
    Foetbaln: voetbal spelen
    Foetbalpling: voetbalplein
    Foetbalploeg: voetbalploeg
    Foetbalsiezoeën: voetbalseizoen
    Foetbalsjhoeën: voetbalschoenen
    Foetbalspeelur: voetbalspeler
    Foetbalstaadjon: voetbalstadion
    Foetbalwetstriet: voetbalwedstrijd
    Fowtu: fout, overtreding
    Frietukot: friture bijvoorbeeld op de kermis
    Gatriek: reeks van drie doelpunten in één helft niet onderbroken door een doelpunt van een medespeler Eng-hattrick
    Geelu koörtu: gele kaart
    Giedong: stuur van een fiets      Fr - guidon
    Gol: rechthoekig raam op voetbalveld voor beide ploegen
    Golu: doelpunt
    Gordun: horden, hindernisspringen in atletiek
    Grooötu meuln: groot verzet, grote versnelling
    Gulost wordn: niet meer kunnen volgen (wielrennen, lopen)
    Indurnisu: hindernis (veldrijden, veldlopen, paardenwedstrijd, ...)
    Iespiestu: ijspiste
    Iïn zu kasu kriegn: goals incasseren
    Iïnsmietn: ingooien
    Ins: handspel in voetbal      Eng  hands
    Juutukakoo: schommel
    Kampjoeën speeln: kampioen spelen
    Kampjoeënsjhap: kampioenschap
    Katju duuk: verstoppertje
    Katju sjeinu: kinderspelletje
    Katju wo daju kriegn kut speeln: om het even waar iemand aantikken
    Katsubolu: tennisbal

    Katsn: kaatsen
    Keeglbolu: kegelbal
    Keeglboönu: kegelbaan
    Keegln: kegelen
    Ketu: marbel om mee te knikkeren
    Kietn iïnsmeërn: je benen masseren
    Klaavurneeëru: klaveren heer
    Klaavurnoös: klaveren aas
    Klaavurs: klaveren (kaarten)
    Klaavurvrowu: klaveren dame
    Klaavurzot: klaveren boer
    Klakubusu: uitgeholde cylindervorm in hout van de vlierstruik waarmee men papierproppen kan wegblazen
    Klemn: klimmen
    Klitkaamur: kleedkamer
    Knieëlapn: knielappen voor doelman
    Knokoet: uitgeteld                 Eng  knockout
    Koekns: ruiten (kaarten)
    Koekudrieë: koekedrie
    Koekuneeëru: ruiten heer
    Koekunoös: ruiten aas
    Koekuvrowu: ruiten dame
    Koekuzot: ruiten boer
    Koeroözju: moed    Fr courage
    Koers: wielerwedstrijd
    Koersboöj: koerstrui
    Koerspeërt: koerspaard
    Koersvielo: koersfiets
    Koeruür: wielrenner      Fr coureur
    Kontur: plotse tegenaanval       Eng counter
    Koönu: wandelstokKoörtie,gu: kaarting
    Koörtn: kaarten
    Kopn: een bal met het hoofd spelen (voetbal)

    Kornu: hoekschop            Eng  corner
    Kornuvlegu: hoekschopvlag
    Krol: crawl (zwemmen)
    Kros: cross
    Krosur: loper of rijder met fiets of motor in het veld
    Kwetseuru: kwetsuur
    Kwies: quiz
    Latu: bovenlat van een goal
    Lieburoo: centrale verdediger die van aanvaller afgenomen bal weer naar voor brengt                         Ital libero
    Lienksjhunoek: linksbuiten bij voetbal
    Lienusman: grensrechter                             Eng linesman
    Lob: boogbal getrapt met bal die van de grond gaat
    Mandekiengu: mandekking
    Manieln: manillen (kaarten)
    Maratong: marathon
    Marbul: knikker
    Marbuln: knikkeren
    Meetu: meet, eindstreep
    Met du duuvn speeln: deelnemen aan wedstrijden voor duiven
    Meur: muur van spelers, bvb in voetbal om de goal af te dekken
    Midulienu: middellijn
    Muul (mettu): zonder troef bij manillen
    Muuluperu: muilpeer
    Obie(s): vrijetijdsbeoefening, bezigheid          Eng hobby
    Oefn: oefenen
    Oefnmatsj: oefenmatch
    Oefnpartieë: oefenpartij
    Oefnwetstriet: oefenwedstrijd
    Oentspaniengu: ontspanning
    Oflosiengu: aflossing
    Ofsijt: buitenspel                 Eng offside
    Okie: hockey
    Okiestiek: hockeystick
    Oöfbak: voetbalspeler tussen achter- en voorlijn      Eng half back
    Ooftpries: hoofdprijs
    Oogsprieng: hoogspringen
    Oovurwiniengu: overwinning
    Otoopiejaanoo: auto-piano
    Paalu: doelpaal
    Paninka: zacht getrapte elfmeter recht door midden goal boven vallende doelman            Tsjec: panenka
    Peërdukoers: wedstrijd voor paarden of de instelling waar het gebeurt
    Peërdumeuln: paardenmolen
    Pekuln: bikkelen
    Pekuls: bikkels
    Peurun: hengelen
    Piekuneeëru: pijkens heer
    Piekunoös: pijkens aas
    Piekuvrowu: pijkens dame
    Piekuzot: pijkens boer
    Piekns: pijkens (kaarten)
    Pienantie: strafschop, elfmeter               Eng penalty
    Pienantiepunt: punt op elfmeter van het doel bij voetbal
    Piestu: renbaan
    Pietju me zu peërt: paardenmolen
    Pietjusbak: teerlingenbak
    Pietjusbakn: spelen met de teerlingen om de hoogste score te realiseren
    Pling: terrein voor voetbal, voor de meeste sporten
    Polstoksprieng: polstokspringen
    Pookurn: pokeren
    Potju (u) koörtn: een spelletje kaart spelen
    Prof: beroepsspeler
    Pulu: drinkbus
    Pulutong: peloton
    Raketu: raket (tennis)
    Rangsjhikiengu: rangschikking
    Regsjhunoek: rechtsbuiten bij voetbal
    Rieën: rijden
    Rooö koörtu: rode kaart
    Rooö lanteërn: rode lantaarn, laatste van een rangschikking
    Rukorttiet: recordtijd
    Runong: dat heb je als je in het kaartspel van één van de vier soorten geen kaarten hebt
    Rupsu: rupsmolen
    Ruutn: ruiten (kaarten)
    Sieklookros: cyclocross, cross per fiets
    Sjhaavurdien: schaatsen
    Sjhatsn: schaatsen
    Sjheenlapn: beenbeschermers (vb bij voetbal)
    Sjhieëtkraam: schietkraam (op de kermis)
    Sjhieëtlap: katapult
    Sjhorsiengu: schorsing
    Sjhuufletu: fluit
    Sjhuufuln: fluiten
    Sjhuutn: schommels (op de kermis)
    Sjotn: schoppen, voetballen
    Shwalbu: als speler doet alsof een overtreding op hem/haar begaan wordt (laten vallen bvb)    Dui: Schwalbe
    Skieën: skiën
    Skielatn: skilatten
    Slaajdieng: in voetbal over het gras glijden om de bal af te pakken    Eng sliding
    Slee: slede
    Sliedurn: glijden op het ijs
    Slieërboönu: glijbaan
    Sliengurpies: slingermolen op de kermis
    Smietn: werpen
    Smoetbolu: smoutebol
    Sneeëwvint: sneeuwman
    Snoekur: snooker
    Speelbugt: speelgoed
    Speelstur: speelster
    Speelur: speler
    Spilutju (u) speeln: een spelletje spelen
    Sportoto: sportauto
    Sportuutzendiengu: sportuitzending
    Sportwetstriet: sportwedstrijd
    Sprintn: sprinten
    Spurt antrekn: spurt aantrekken, het iemand anders gemakkelijker maken in de spurt
    Stekur: voorkeurknikker waarmee iemand altijd speelt
    Stieëpul: hindernisspringen in atletiek of in paardenwedstrijden       Eng steeple
    Stift: boogbal vanop de grond over de doelman
    Suurplas: op plek stilstaan voor de sprint bij baanrennen     Fr surplace
    Swasaaäntnuf: met drie teerlingen een zes, een vijf en een vier gooien
    Swietu, u langn of u kortun: suite lang of kort (bij pokeren)
    Tapbieljoört: biljart met tappen
    Tatsu: nop op schoenzool (vb van voetbalschoen)
    Teërlienk: teerling
    Toendurspit deëvun: het onderspit delven
    Toernooj: wedstrijden met opmaak rangschikking     Fr tournoi
    Traaänsfiïr: transfert, overgang naar andere ploeg
    Triejatlong: triatlon
    Triïnur: trainer
    Truitju: trui
    Turn: turnen
    Tuubu: band 
    Tuumuletu: tuimeling
    U gat loötn voöln: in een wielerwedstrijd één of meerdere renners laten wegrijden 
    U pasju geevn: de bal toespelen
    U potju koörtn: een spelletje kaart spelen
    U tantju biesteekn/biezetn: een tandje bijzetten
    Up kop rieën: op kop rijden
    Uutjown: uitjouwen (de scheidsrechter of de ploeg)
    Uutrustiengu: uitrusting
    Uutsluutiengu: uitsluiting
    Veltriedur: veldrijder
    Veltrieën: veldrijden
    Verusprieng: verspringen
    Veugulpiek: darts, vogelpiek
    Vieloo: fiets
    Vielookoers: wielerwedstrijd
    Vielootjus: carrousel
    Vloeërn: vloeren, verslaan
    Voeëtzoekur: voetzoeker
    Voetjulap doeën: een voetje lappen
    Voliebal: volleybal
    Voöln: vallen
    Voöls plat: schijnbaar vals vlakke strook in een wielerwedstrijd
    Vooörgiftu: voorgift (wegens klasseverschil)
    Vooörnstoön: voorstaan
    Vooörroendu: voorronde
    Vooörspeelur: voorspeler
    Vooörsproenk: voorsprong
    Vooörwieël: voorwiel
    Vriestoön: vrijstaan
    Vulu bak: volle bak, op zijn maximum rijden of lopen
    Vursloön: verslaan
    Vurdapurn: verdapperen, harder rijden
    Vurlengiengu: verlenging als er bij gelijke stand bij einde match absoluut een winnaar moet zijn
    Vurlieëzun: verliezen
    Vurlieëzur: verliezer
    Vurzorgiengu: verzorging
    Vurzorgur: verzorger
    Wanduliengu: wandeling
    Wanduloöru: wandelaar
    Wanguln: wandelen 
    Weërultkampjoeën: wereldkampioen
    Wegrieën: wegrijden
    Wegsteekn: verschuilen
    Wetstriet: wedstrijd
    Wiezun: whist spelen (kaarten)
    Wiïnstpreemie: winstpremie
    Win: winnen
    Winoöru: winnaar
    Zakn: naar een lagere afdeling afdalen
    Zjiemnastiek: gymnastiek
    Zjutong: jeton
    Zjuudoo: judo
    Zwemkomu: zwemkom

     

    03-12-2018, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Medeklinkers in het Westends

    Medeklinkers
        C => k of s    Vb choc-sjok, cinema-sienuma
        Ch  => g       Vb achter-agtur, dicht-digtu, gebracht-gubrogt, geraakt-gugrogt, gerecht-guregt, klucht-klugt, licht-lugt, macht-magt,
                                nacht-nagt, ochtend-ugtunt, opdracht-updragt, parochie-parogju, rechts-regts, richting-rigtiengu, slachter-slagtur, toch-
                                tog, vlecht-vlegtu, vracht-vragt, vrucht-vrugt, wachten-wagtn, zicht-zigt
                              maar: daguur-dacheuru, goochelaar-goochuloaru, lachen-lachun, tachtig-tachuntug, rog- rochu
        Ch  => sj      Vb architect-arsjietikt, cartouche-kartoesju, cachot-kasjot, chance-sjaänsu, chirurg-sjieruurg, choke-sjook, choco-sjokoo,
                                 chocolade-sjokla of sjokloatu, machine-masjienu, marcheren-marsjeerun, sandwiche-sandwiesju
        Sch => sjh   Vb schaap-sjhaap, schade-sjhaa, scheet-sjheet(u), scheiden-sjhein, scheren-sjheërn, schil-sjhellu, schminken-sjhmienkn,
                                schoen-sjhoe of sjhoeë, schok-sjhok, school-sjhoolu, schoon-sjhooönu, schors-sjhorsu, schouder-sjhoeëru, schroot-
                                sjhrooöt, schuiven-sjhuuvn, …

         G => zj    Uitspraak van g, niet aan begin van een woord
               Vb agent-azjent,bagage-bagoazju, chauffage-sjofaazju, garage-garaazju, Gerard-Zjuraar, menage-munoazju, occasie-okoazju,
                    ontstekingskaarsen-boezjies, uitlaatbuis-sjarzjubuuzu

         N    
                
    ‘ng’ (als slotklank)  =>   ‘nk’   Vb gang-gank, jong-joenk, koning-keunink, lang-lank
                
    ‘nd’ (als slotklank)  =>  ‘ng’   Vb amandelen-amanguls, plafond-plafong, wandelen-wanguln, strand-strangu
                 
      ‘n’ (als slotklank)  =>  ‘ng’:  Vb ballon-balong, beton-biedong, garçon-garsong, kanon-kanong, perron-pirong

         S (Eind-s) => zu       
             Vb beurs-beuzu, blaas-bloazu, bloes-bloeëzu, geus-geuzu, keus-keuzu, neus-neuzu, reis-reizu, roos-roozu

         Tie => sju          Vb politie-poliesju, positie-poziesju, relatie-ruloasju, provincie-proviïnsju

     Weglaten van medeklinkers (met verlenging van de klinker)
           
      Vb  Dolk-doöku, dwars-dweës, elk-eëk, kaars-keësu, kalk-koök, laarzen-leëzn, ladder-leëru, melk-meëk, ons-uus, volgen-voögn,
                  volk-voök

              zonder verlenging van de klinker
                    Vb markt-mart
     

    Dubbele medeklinkers
                 NIET achter a, e, i, o, u
                      Vb appel-apul, kat-katu, klasse-klasu, mette-metu, zitten-zitn, mopperen-mopurn, zotten-zotn, betuttelen-bututuln
                     De dubbele medeklinker wordt wel behouden als het twee bestaande aan elkaar gebonden woorden zijn
                          Vb agturruutu, bankkluuzu, bankkoartu, barokkuünstu,bloeëttraänsfuzju, boeëdulliestu, bommeldiengu, burgurregtn,
                               buukkrempu, dieënsttiet, doenkurrooöt, druggubruuk, gassprieëtu, gassjhoaru, leeggoeët, meëkkanu, meëkkoewu,
                               nagttring, oendurrik, ooggutuugu, oppompn, roenttjooln, rukorttiet, slappilu, smooörrieku, stikkaru, upplakn,
                               veugullieëfebur, vooörroendu, vooörruutu, vurslaggeeviengu, vissowsu, vissoepu, vooörrank, vorssukln, wasspelu,
                               weggubruukr, weggujoogn, zittiet
                 NIET achter ie, oe, eu,  oeë, ieë, uu
                       Vb oude-oedu, wij-wiedur, wat-wienu, reuk-reuku, kloek-kloeku, soep-soepu, heup-eupu, suiker-suukur/suukru,

    Verkleinwoorden:
                Tussen-s
                    (woorden eindigend op k)
                      Vb bakje-baksju, blokje-bloksju, b(r)oekje-broeksju, buikje-buuksju, doekje-doeksju, drankje-dransksju, haakje-aksju, hakje-
                           gaksju, hoekje-oeksju, hokje-goksju, kakje-kaksju, klakju-klaksju, klokje-kloksju, likje-leksju, pakje-paksju, reukje-ruksju,
                           rokje-roksju, slokje-sloksju, smaakju-smaksju, sokje-zoksju, staakje-staksju, stokje-stoksju, struikje-struuksju, stukje-
                           stiksju, takje-taksju, trekje-treksju, tukje-tuksju, vakje-vaksju, zakje-zaksju

                 Tussen-t   
                      (woorden eindigend op p)
                              Vb aapje-aptju, een hoopje-unoptju, knoopje-knoptju, mopje-moptju, schaapju-sjhaptju, stapje-staptju, stopje-stoptju,
                                   trapje-traptju

                      (woorden eindigend op f)
                              Vb briefje-brieftju, diefje-dieëftju, duifje-duuvutju, liefje-lieëftju, lijfje-lievutju, wijfje-wuuvutju

    Uitspraak eerste of laatste letter
               
    Neiging om eerste letter, zeker h, niet uit te spreken, lidwoord ‘een’ wordt ‘u’, verbindings ‘n’
                     Vb Een haag-daagu of u naagu, een haan- du of u noanu, een hamer-du of u naamur, een helper-du of u neëpur, een hen-(un)
                          enu, de/een hoed-du of u noeët, een hond-un(oent), een hotel-un(otil), het hotel-totil

                Neiging om laatste letter niet uit te spreken
                                 Vb   Daar-doa, maar-mo, waar-woa
                De eind-t wordt niet uitgesproken met-me, dat-da, omdat-omda, niet-nie

    Verder gebruik van oude spelling
            
    Vb  Blussen-blusjhn, dorsen-dasjhn, fles-flesjhu, kuisen-kuusjhn, mensen-meënsjhn, mus-musjhu, pasen-poasjhn, sinksen-sienksjhn,
                   tussen-tusjhn, vissen-visjhn, wensen-weënsjhn, vlaamse-vlamsjhu

    Bijzondere woorden die in geen enkele regel passen
            
    Vb ajuin-andjoen, bonzen-buusjhn, das-plastrong, dienaar-dieëndur, een(lidwoord)-u, gras-gas, groenten-groeënsuls, hebben-
                 en, hoofd-kop, iemand-utwieën, ja ik-jaak, kerstdag-kestag,, lies-lieësjhu, mis-mesu, mooi-snel, neen ik-nink, open wonde-
                 gabu, pastoor-pastru, porei-pret, rij-reeku, sjerp-sjarpu, stekje-suüfur, stotteren-staamurn, teljoor-talooru, tonen-toogn,  toren-
                 toru, trui-boaj, vod-sluünsu, wateren-pisn

    Gebruik van woorden die eigenlijk een andere betekenis hebben
            
    Vb Bidden-leezn en Lezen-leezn, licht-lugt en lucht-lugt

    Dubbel gebruik van het onderwerp
                
    ju kiekt gie nor u foto - je kijkt naar een foto, ju zeg gie dadu

     

    Enkele zinnetjes om te oefenen
    Nu wenk sjaaänsu get, wi! Kreen u bitju tu zeeëru mo kaan up tiet guzieën datur poliesju stoent met u masjien voe du vitisu te meetn.

    Moenk u kir u moptju of u klugt vurteln? Lieëvur nie want ju go jundur tog nie moeëtn lachn.

    E ju giedur asan u zaksju mee voe jundur noent o ju go go wanguln?

    O mu wuuvutju e nik up reizu goan zitn mu geërn ant strangu. Voe du kindurs ee! Men altiet santwiesjus mee e meëk. In uus otil eetn mu altiet vissoepu o mu dokoazju en.

    Vanaf volgende week start ik met het publiceren van de woordenlijsten.

    19-11-2018, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom op mijn nieuwe blog!

    Waar heb ik de kennis gehaald om een woordenboek op te stellen van ons geliefd Westends? In eerste instantie bij mezelf en mijn naaste familieleden, natuurlijk. Daarnaast heb ik geput uit websites over andere dialecten die in West-Vlaanderen gesproken worden. Het ‘West-Vlaams dialect’ op zich, bestaat niet. Jullie weten natuurlijk ook dat de dialecten verschillen van dorp tot dorp, van stad tot stad.

    Iedereen kent zeker het merkwaardig ‘Oostends Woordenboek door Roland Desnerck’, dat al  lang zijn sporen verdiend heeft. Ik vond het dus logisch om dat werk als vergelijkingsbasis te gebruiken, natuurlijk met in acht nemen van alle verschillen. 

    Het Westends dialect is net zoals het Oostends een Noordelijk Westvlaams dialect, dat wil zeggen gesproken tussen de IJzer en het Zwin. Het zijn ‘Ingveoonse’ of Noordzee-Germaanse dialecten.

    Ook in Westende zelf zijn er aardig wat verschillen, te wijten aan invloeden van ouders of grootouders of partners, die uit andere gewesten ‘aangespoeld’ zijn. Het is ook mogelijk dat de oorzaak moet gezocht worden in het gebrek aan ervaring met het taaltje. Daarmee bedoel ik dat iemand die zeer regelmatig het Algemeen Nederlands spreekt, op het werk of zelfs thuis omdat men, al dan niet terecht, denkt dat de kinderen daardoor beter voorbereid worden op de studies en op het spreken van een beter, zuiverder Nederlands. Dat kan betwist worden, maar alhoewel ik het spijtig zou vinden dat minder en minder Westends gesproken wordt, is het hier niet de plaats en het ogenblik om daarover te redetwisten.

    En dan … is er Facebook. Een redelijk groot aantal FB’ers maken vaak gebruik van het dialect bij het versturen van een bericht. Ik stelde daarbij vast dat er nauwelijks overeenkomst is tussen de gebruikte woorden en zinnetjes, vooral dan in de schrijfwijze. Iemand die de taal minder goed kent, kan daaruit niet opmaken hoe ze die moeten uitspreken.
    Er bestaat natuurlijk een fonetisch schrift. Dat is een alfabet dat bedoeld is om de klanken uit de gesproken taal eenduidig in geschreven vorm vast te leggen. De symbolen van het alfabet corresponderen op een unieke manier met spraakklanken, terwijl dit voor gewone geschreven taal helemaal niet opgaat. In het Nederlands vertegenwoordigen bijvoorbeeld de drie e-s in "december" drie verschillende klanken. Eigenlijk is fonetisch schrijven dus het schrijven zoals een woord uitgesproken wordt. Dat heb ik dus ook gedaan.

    Dat is niet altijd eenvoudig. Luidop lezen vergemakkelijkt het uitspreken.

    Mijn schrijfwijze wijkt op enkele punten af van de klassieke fonetische spelling. Ik gebruik ook de symbolen niet.

    Voor een eerste week en als kennismaking, wil ik het hebben over de klinkers           

    1. De “a’
      ‘a’ => ‘aa’     Vb  dagen-daagn, haken-aakn, jagen-jaagn, maken-maakn, plagen-plaagn, slagen-slaagn, slapen-slaapn, vragen-
                               vraagn, zagen-zaagn, zaken-zaakn
      ‘a’  =>  ‘ e’    Vb hart-ertu (maar hard-art), tarwe-terwu, dak-dek
                                   maar: bak-bak, lak-lak, mak-mak
      ‘a’ =>  ‘o’      Vb  bal-bolu, gebracht-gubrogt, vallen-voln, zacht-zogtu
                                   maar: getracht-gutragt
      'a’ =>  ‘oa’   Vb baren-boörn, datum-doötum, gas-goözu, gebaren-guboörn, jaren-joörn, kader- koödur, kalf-koöf, laten-loötn,                                   mate-moötu, paren-poarn, pater-poatur, sparen-spoarn, vader-voadru, varen-voarn, water-woatur          'aa’ => ‘oa’      ‘oa’ stelt het langer rekken van de ‘o’ voor
                         Vb baan-boönu, baard-boört, baas-boös, blaas-bloözu, draad-droöt, gevaar-guvoör, haar-oör maar eur als bezittelijk
                              voornaamwoord, jaar-joör, kaart-koörtu, kaas-koas, laat-loatu, maart-moartu, maat-moat, paar-poar, plaat-
                              ploötu, schaar-sjhoöru, straat-stroötu, taart-toörtu, twaalf-twoövu, vaas-voözu, zaad-zoöt, zwaar-zwoör
      ‘aa’ => ‘eë’      ‘eë’ stelt het langer uitspreken van de e voor
                          Vb aarde-eërdu, graag-geërn, lantaarn-lanteërn, paard-peërt, staart-steërt, waard-weërt, zwaard-zweërt
      ‘aan’ => ‘aän’  ‘aä’ stelt het langer uitspreken van de a voor
                           Vb: aangenaam-aängunaam, aangekleed-aänguklit, balans-balaänsu
                                         maar: aanbieding-anbiediengu, aankomen-ankomn, aanhangen-anang
    1. De ‘e’
      ‘e’   =>  eë’        de e in open of gesloten lettergreep wordt langer gerokken     
                             Vb expert-ikspeër, her(s)tellen-er(s)teëln, melk-meëk, smeren-smeërn, verteren-vurteërn, ’t zelfde-tseëfstu,
                                  wensen-weënsjhun
      ‘ee’ => ‘eë’       ‘eë’ = e + e wordt verlengd
                            Vb  beer-beër, geweer-guweëru, peer-peëru, scheerzeep-sjheërzeeëpu,
       ‘e’ => ‘eeë’           verlengde e in open lettergreep: eeë = ee + e
                            Vb (af)deling-(Of)deeëliengu,bleken-bleeëkn, delen-deeëln, keren-keeërn, kleden-kleeën, kleren-kleeërn, kweken-
                                 kweeëkn, lelijk-leeëluk, lenen-leeën, lening-leeëniengu,  leraar-leeëroöru, leren-leeërn, menen-meeën, regering-
                                 rugeeëriengu, strelen-streeëln, tekenen-teeëkun, vreselijk-vreeësuluk, zeveren-zeeëvurn, zweten-zweeëtn   ‘ee’ => ‘eeë’   verlengde ‘ee’ = ee + e
                            Vb been-beeën, beest-beeëstu, een-eeën, Eernegem – Eeërnugem, heet-eeët, kleed-kleeët, leep-leeëp, meer-meeër,
                                meester-meeëstur/meeëstru, scheef-sjheeëf, teen-teeën, twee-tweeë, vlees-vleeës, zee-zeeë
      'e' of 'ee’ => ’i’       Vb beentju-bintju, spel-spil, venster-viïnstur, vent-vint, vreemde-vrimdu
        ‘ei’       = > ‘i’       Vb trein-tring; plein-pling
        ‘ei’       => ‘e’       Vb einde-endu
        ‘ei’       => ‘eeë’    Vb geit-geeëtu, klein-kleeënu, sprei-spreeë, zeiken-zeeëkn
        'ei'       => 'ij'       Vb veilig-vijlug, veiligheid-vijlugijt
        ‘e’        => ‘ie’       Vb brengen-briengn
      doffe ‘e’ als uitgang => ‘u’
                Vb   acht-agtu, bal-bolu, bed-bedu, bloem-blomu, bom-bomu, broer-broeëru, brug-brugu, deur-deuru, doos-doozu, drie-
                      drieë, fout-foutu, hemd-emdu, kan-kanu, kar-karu, kas-kasu, kat-katu, kerk-kerku, kist-kistu, klak-klaku, klas-
                      klasu, kool-koolu, mand-mandu, muts-mutsu, naam- naamu, nek-neku, paal-paalu, pan-panu, pen-penu, plant-
                      plantu, pomp-pompu, roos-roozu, school-sjhoolu, slang-slangu, storm-stormu, taal-taalu, tas-
                      tasu, tien-tieënu,  vier-vieëru, vijf-vuuvu, vlag-vlagu, wieg-wieëgu, zes-zesu zetel-zeetlu, zin-zin           
      doffe e op gelijk welke plaats in een woord => u
                Vb  bezet-buzet, geluk-guluk, het-hut, kelner-kelnur, mager-maagur, nutulooös, proper-proopur, …
      en’ op het einde van een (werk)woord of van een meervoudsvorm, wordt afgekapt:
       
              Vb aapn, eetn, geevn, loopn, speeln, werkn, zotn
      ‘eu’ => ‘uü’      verlengde u, dit geldt voor de uit het Frans overgenomen woorden
                Vb  ascenseur-asaänsuür, blageur-blaguür, coiffeur-kwafuür, controleur-kontroluür, convoyeur-koönvajuür, coureur-koeruür,
                     décorateur-deekoratuür, dérailleur-dirajuür, 
      directeur-dieriktuür, facteur-faktuür, haut-parleur-ooparluür, ingenieur-
                     eënzjienjuür,
      moteur-motuür, tracteur-trektuür, triporteur-trieportuür, ventilateur-vintielatuür, voyageur-vajazjuür                                 maar: docteur-dokteur
    2. De 'i'
       ‘‘i’ => ‘ie’        Vb binden-bieng, kind-kient, drieling-drieëlienk, vinden-vieng, wind-wient, winkel-wienkul, winter-wientur, ring-rienk,
                                 haring-oörienk
        ‘i’ => ‘iï’        De i wordt aangehouden                              Vb inval-iïnvol, venster-viïnstur, binst-biïnst
      ‘ie’ => 'ieë'       De ie wordt uitgerekt                                   Vb vliegen-vlieëgn, diep-dieëpu
      ‘ij’  => ‘uu’     Vb  blijven-bluuvn, pijp-puupu, vijf-vuuvu, wijf-wuuf
      'ij’  => ‘ie’
                      Vb bewijs-buwies, cijfer-siefur, lijden-lieën, lijf-lief, lijk-liek, lijn-lienu, mijn-mien (b.vnw) of mienu (z.n.), dijk-iek, gelijk-
                          gliek, gordijn-gordienu, ijzer-iezur, kijken-kiekn, kozijn-kozien,  lijst-liestu, nijd-nied, pijkens-piekns, prijs-pries, rijk-
                          rieku, rijp-riepu, rijst-ries, schrijven-sjhrievn, slijk-sliek, slijpen-sliepn, slijten-slietn, snijden-snieën, spijt-spiet, stijf-
                          stief, strijken-striekn, tapijt-tapiet, tijd-tiet, vrij-vrie, wijd-wiet, wijk-wiek, wijn-wien, wijs-wies, wijting-wietienk, zijn-
                          zien (zienk, zieju, zijn we- ziemu, zijn jullie-ziejundur, zijn ze-zienzu), zwijgen-zwiegun, zwijn-zwien
                       
                            maar: krijt-krijt
       
      ‘i’ => ‘u’   Vb tippen-tupn, wippen-wupn
       
      ‘i’ => ‘j’    Vb   baai-boaj, bloeien-bloejn, draai-droaj, haai-oaj, hooi-ooj, kaai-koaju, koeien-koejn, vloeien-vloejn 
    1. De ‘o’
       'o’ => ‘u’   Vb  bobbel-bubul, boter-butur, donder-dundur, mosselen-musuls, non-nunu, ochtend-nugtunt, schotel-sjhutul,
                           
      ’s ochtends-snugtuns,  ton-tunu, top-tup, wol- wulu, zon-zunu
                                            maar: kop-kop, mop-mop
       ‘o’  => ‘eu’  Vb koning-keunink, molen-meuln maar kolen-kooln, vogel-veugul, wonen-weun
       ‘o’ => ‘oö’            verlengde ‘o’
                      Vb confiance-koönfjiënsju, concert-koönseër, comfort-koönfort, convoyeur-koönvwajuür, dolk-doöku, kalk-koök, volgen-
                          voögn, volk-voök,
      ‘oo’ => ‘ooö’        verlengde ‘oo’
                         Vb bloot-blooöt, boot-booöt, brood-brooöt, dood-dooöt, groot-grooöt, moord-mooört, rood-rooöt, sjhoon-sjhooönu
      'oo’ => ‘eu’       Vb door-deuru, noot-neutu, zoon-zeunu
      'on' => ong: woorden stammend uit de Franse taal, eindigend op -on: garçon-garsong, téléphon => teeleefong, 
      ‘ou’  => ‘oe’  
                         Vb goud-goet, houden-oedn, houding-oediengu, hout-oet (maar: fout-foutu), jou-joen, koud-koet, kous-koesu, oud-
                              oet, ouders-oedurs, schouder-sjhoeëru, smout-smoet, stout-
      stoet, zout-zoet
      ‘ou’ of ‘au’ => ‘ow’
               
               Vb  bouwen-bown, benauwd-bunowt, flauwte-flowtu, fout- fowtu, gauw-gow, kabeljauw-kabuljow, mouw-mowu,
                              schouw-sjhowu, touw-towu, trouw-trow, saus-sowsu, veelvoud-
      veelvowt, vrouw-vrowu
      ‘ond’ of 'ont' => ‘oend’ of 'oent'
                         Vb grond-groent, hond-oent, honderd-oendurt, kont-koentu, mond-moent, pond-poent, rond-roent, stond-stoent,
                              wond-woendu, zonde-zoendu
      ‘ong’ => ‘oeng’      Vb  jongen-joeng, longen-loeng, tong-toengu en jong-joenk,
      ‘onk’ => ‘oengk’    Vb bonken-boenkn, fonkelen-foengkuln, nonkel-noengkl/noengklu, stronk-stroengku, vonk- voengku
       ‘oe’  => ‘oeë’     verlengde oe
                        Vb bloed-bloeët, goed-goeët, koe-koeë, moe-moeë, moed-moeët ,stoet-stoeët, toe-toeë, voet-voeët, zoet-zoeëtu  
    1. De ‘u’
      ‘u’   =>  ‘i’          Vb dun-dinu, put-pit, rug-rik (maar: mug-muggu), stuk-stik
      ‘uu’ =>  ‘eu’       Vb gebuur-gubeur, huur-euru, kuur-keuru, muur-meur, puur-peur, uur-euru, zuur- zeur
      ‘ui’ => ‘uu’
               Vb     buik-buuk, buil-buulu, buiten-buutn, duif-duuvu, duiken-duukn, duim-duumu, duizend-duust, fruit-fruut, gebruiken-
                       gubruukn, geluid-guluut, huis-uus, juist-zjuustu, kruipen-kruupn, kuip- kuupu, luid-luudu, luis-luus, muil-muulu, muis-
                       muus, pruik-pruuku, puid-puut, ruimte-ruumtu, ruit-ruutu, sluiten-sluutn, struik-struuku, struikelen-struukuln, suiker-
                       suukur, uil-uul, uit-uut, vuil-vuul, zuipen-zuupn 
      ‘uu’ of ‘ui’ => uitgerekte ‘ie’
                 Vb 
      duur-dieëru, kuiken-kieëkn, ruiken-rieëknstuur (van auto)-stieër, vuur-vieër 

     

    Enkele zinnetjes om te oefenen:
    Keetn geeërn u ki me mu vrowu in u ristorang, gukent voe zu vreeë goeju sjhutuls me musuls of kabuljow in u niksilent sowsju, nateurluk me frietn en u goe glas wien en doragtur u poör sooörtn koös. Giedur ook? Dat is beetur dan u stuutu me butur wi!

    Nu lopt up du diek me zu sjhooön smooörriek lieëf medu dieëru goedn rienk an eur viengur. Eën zu riekt goeët wi! Tis u lieëvu eën zis goeët vorzieën van pooötn en ooörn. Zooön lief!

    In moörtu istn go jaagn me zu noenklu eën zu voödur die ook zu boös is, eën zu wildun u nertu sjhieëtn. Neeën, gin buk mor u nertu.

    Tu vuuvn (of wast vieëru?) woörn zu ant voörn up du zeeë  in undur blooöt boovnlief. Undur rik en undur sjhoeërn woörn rooöt van u zunusteeku. Zadn undur mo moetn iïnsmeërn, ee?

    12-11-2018, 00:00 geschreven door stammer

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    Archief per week
  • 01/03-07/03 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 21/12-27/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 15/06-21/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!