Een gedicht van Aart van der Leeuw 1876-1931
Morgenroep
Ik bid U, vriend, maak mij niet wakker, Wanneer gij vroeg, in lentetijd, Met snelle tred voorbij mijn akker, en juublend langs mijn drempel schrijdt.
Mijn van de arbeid bloed'ge handen Hebben dit hechte huis gebouwd, Ook deze groene korenlanden Zijn mijne tot waar de einder blauwt.
Ik ben ze moe die verre tochten, Slechts met ons hart als reisgezel, Waar waaiend stof bleek wat wij zochten, En ieder welkom een vaarwel.
Ik bid U dus, mijn jonge makker, Stap zacht en demp Uw vreugdgeschal, Want róept Uw lokkend lied mij wakker, Ik vrees, dat ik U volgen zal.
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/aart_van_der_leeuw.jpg)
|