Een gedicht van P.C. Boutens 1870-1943
Het geredde kind
‘Gij kunt niet raden met wat liefde wonderbaar De grote diepe zee ik minnen moet, Sinds, vader, gij met eigen lijfsgevaar Mij opbracht uit haar vloed.
En dagen lag ik, niet, zo stil alsof ik sliep Achter gordijngedonkerd raam En hoorde niet of moeder riep Mij bij mijn eigen naam? -
Hoe kan ik anders dan gelukkig zijn Bij dit geluk dat uit uw ogen lacht Zo teer dat nimmer zonder tranenschijn Het wordt herdacht?
Maar o de zee en o de droom Waar ik mij nog niet op bezinnen kon, Maar waar ik weg uit kwam zo traag, zo loom, Juist toen het mooist begon!’
Gegeven keur (1942)
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/p.c._boutens.jpg)
|