Een gedicht van Jan Prins 1876-1948 toepasselijk voor zo'n dag als gisteren!
De Mist
De mist, onzeker, dan grauw, dan bleker hangt om ons heen. De schim van stranden, van lage landen, verzonk, verdween.
Wij turen, turen door eenzame uren en dan, een wijl, - als vanuit dromen tot ons gekomen, - verschijnt een zeil.
Wij zien, - een rimpel in 't licht, - de wimpel hoog in de mist voorbij ons drijven: daaronder blijven als weggewist
de vage lijnen, die weer verdwijnen. Een horen klinkt, en van een schinkel rukt het gerinkel. En dan verzinkt
alles in 't wijde vaal uitgespreide voor ons gezicht. De mist, al-nauwer, dan bleek, dan grauwer klemt om ons dicht.
Uit de bundel: Verschijningen
|