Een gedicht van Jan Prins 1876-1948
De Zeilen
Ver over de zonnige heide stond tot den golvende rand, die 't lichte van 't donkere scheidde, de dag, - stond de morgen in brand, en dralend en drijvend tegen het blauw, met elkander mee, zag men zich de wolken bewegen, als zeilen over de zee.
Wij lagen onder de hemel, onder de machtige dom van wisseling en gewemel, van peilloze stilte rondom. Wij lagen er, en wij zagen naar einders heimlijke ree het langzaam gaan onzer dagen, - als zeilen over de zee.
Maar in uw liefde geborgen, was ik als een weerloos kind in de ontzaglijke morgen van licht en van ruimte en van wind, - en voor mij uit, - in de zachte, in den onvatbare vree van ons geluk, - mijn gedachten, als zeilen over de zee.
Verschijningen III Liefdes Hof
|