Een gedicht van Frederik Hemkes 1854-1887
GOÊNACHT, VAARWEL!
Goênacht, vaarwel! want ik moet gaan, Vaarwel en reik mij nog de hand; Een vreemdeling bood me in 't Zuiden aan, Wat ik niet vond in 't Vaderland; Wanneer ik u voorheen verliet, Dan was 't: "Ge ziet mij spoedig weer!" Thans luidt de groet, die ik u bied: "Vaarwel, zo 'k nimmer wederkeer."
Goênacht, vaarwel! - Goênacht, vaarwel! - Goênacht, vaarwel ten allen tijd; Ten allen tijde ga 't u wel, Waar 't lot u voere en waar ge zijt; Steeds valle er in uw huis en hart Een zonnestraal, die u verblijdt En die u troost bij kruis en smart - Goênacht, vaarwel ten allen tijd!
Hier mocht ik wonen tot mijn dood; Is 't wonder, zo mijn harte klaagt: "'k Ben als een vogel, die de nood Door koude en storm naar 't Zuiden jaagt!" Had ik een eigen huis en haard Gevonden in mijn Vaderland: Dit smartlijk uur was mij bespaard - Vaarwel en reikt mij nog de hand.
Goênacht, vaarwel! - Goênacht, vaarwel! - Goênacht, vaarwel ten allen tijd; Ten allen tijde ga 't u wel, Waar 't lot u voere en waar ge zijt; Steeds valle er in uw huis en hart Een zonnestraal, die u verblijdt En die u troost bij kruis en smart - Goênacht, vaarwel ten allen tijd!
---------------------------------------
Dit gedicht schreef Frederik Hemkes toen hij naar Zuid-Afrika zou vertrekken, waar hij een baan als leraar Nederlands kon krijgen.
Veertig gedichten, De Beuk, Amsterdam, 1957(1883)
|