God, ik zoek even contact met U. Wil je mij nabij zijn? Geef mij geloof en vertrouwen kracht en volharding zodat ik mij ten volle kan geven aan de opdracht die ik nu mag vervullen. Amen
Een druppel viel. Zij hart kromp. De rimpeling op het water
stierf weg. Hij zou zich willen uitkleden, de treden afdalen tot op de bodem
van het oude bassin, zijn lichaam onderdompelen, het reinigen van het vuil van
de wereld. Zelfs van het vuil dat er niet afging, zou hij zich schoonwassen.
Een nieuwe ziel. Daar diep in de aarde, bij het magische water, leek
zoiets werkelijk mogelijk. Wat een aangename troostende gedachte Zijn oude
ziel afleggen, dat rafelige, versleten ding, er een nieuwe voor in de plaats
krijgen. Wie wilde dat niet? Wie zou zoiets afwijzen?
De kerk moet een plaats zijn waar in een atmosfeer van vergiffenis en verzoening gebeden wordt, gevierd en voor elkaar gezorgd. Er moeten luisterplaatsen geschapen worden, waar het persoonlijke verhaal van iedereen kan gehoord worden, discreet en efficiënt.
Een parochie moet een plaats blijven voor 'le tout venant': ook de armste, de gemarginaliseerde. Er moet iets nieuws gevonden worden om de zielzorg te personaliseren en uit de naamloosheid te halen. Is dat veel werk? We zijn toch met velen!
Als wij U biden God voor uw kerk, uw volk, om eenheid, bezieling, vernieuwing, zodat ze een levend teken wordt van uw bemoeienis met mensen, dan vragen wij U ook of Gij ons helpen wilt om zelff vertegenwoordiger van U te zijn en te doen wat wij van anderen verwachten.
Als wij U bidden God voor diegenen onder ons die uitgeteld of uitgeschakeld zijn dan vragen wij U ook of Gij ons helpen wilt om hen niet haastig uit de weg te gaan en vergeefs op ons laten wachten.
Als wij U bidden God voor heel uw wereld om rechtvaardigheid onder de mensen en de vrede die ons ter harte gaat dan vragen wij U ook of Gij ons helpen wilt zelf heel te maken en recht te zetten op de plaaats ons aangewezen.
De ene dag is de andere niet en het lukt niet altijd een goed mens te zijn, we maken fouten, maar we kunnen altijd opnieuw beginnen. Als ik me vergis in een drukke periode en geen tijd maak voor Hem, ervaar ik een groot tekort. Maar als het even minder goed gaat voel ik in de zondasmis de rust en de oneindige liefde die me geschonken wordt. Het geloof heeft me zoveel rijker gemaakt.
Mijn geloof roept me op om het goede in mezelf naar boven te halen en me zoveel mogelijk vrij te maken van menselijke gevoelens als bitterheid, boosheid, en gedachten en meningen die onrust zaaien. Misschien juist daardoor is het voor ons, christenen, soms zo pijnlijk en moeilijk het kwade ons aangedaan, zo moeilijk los te laten, omdat wij geen onvrede willen, niet met onszelf, niet met een ander, want wij zijn geroepen tot het voorbeeld van Jezus, Christus.
Op dit feest van de openbaring, van drie koningen, van de drie magiërs .. of hoe je ze ook mag noemen, dit Kind werd onze grootste Koning, maar dan wel als mens zonder kroon noch macht.
Dat het een jaar van vrede moge worden voor jou en je
dierbaren;
Dat je altijd, ook op mindere dagen, je gedragen
mag weten door mensen die onvoorwaardelijk om je geven en natuurlijk door die
ene Vader die nooit loslaat en elk van zijn kinderen naar huis toe roept.
Bij de bakkerstoog sta ik te wachten.
Het vrouwtje voor mij kiest lang en nauwkeurig,
verbetert zichzelf en kijkt opnieuw rond.
Is dat alles, mevrouw? ratelt het winkelmeisje.
Ja, zucht het vrouwtje en de telkast rammelt.
Och nee, juffrouw, geef nog maar dat taartje daar.
En ze wijst naar iets met aardbeien.
De wereld barst van signalen, voor wie ze wil zien.
Dat is weer een eenzame mens, gaat het door me heen.
Ze heeft telkens één stuk aangewezen.
Eén klein broodje, één koffiekoek, één broodje ...
en ten slotte één taartje om haar alleen-zijn te versieren.
Ze stapt bedachtzaam de deur uit.
Het is twee uur, zondagmiddag.
Wellicht is het vandaag de laatste keer
dat deze vrouw iemand heeft gesproken.
KAREL
STAES. Niet om uit te spreken. Welzijnszorg 2006, p. 72