God, ik zoek even contact met U. Wil je mij nabij zijn? Geef mij geloof en vertrouwen kracht en volharding zodat ik mij ten volle kan geven aan de opdracht die ik nu mag vervullen. Amen
Op 15 augustus viert de Kerk dat Jezus' moeder, Maria, met lichaam en ziel in de hemel is opgenomen. Net zoals Jezus na de opstanding uit de dood in de hemel is opgenomen, zo geloven we dat ook van zijn moeder, de eerste van alle gelovigen.
ZALIGE HOOGDAG Liev medebloggers!
Voor velen onder ons is dit ook MOEDERDAG! PROFICAT aan deze lieve moeders!
DE HEER WAS OP DE TOP VAN DE SINAÏ NEERGEDAALD. HIJ VROEG MOZES NAAR HEM TOE TE KOMEN EN MOZES GING NAAR BOVEN. (Exodus 19,1-2. 9-11.16-20b.)
Mozes ging naar boven. We blijven mensen nodig hebben, die naar boven gaan, die ons voorgaan, die God alle kansen geven.
Zegen, Heer, onze priesters en alle voorgangers, aan wie U vraagt naar U toe te komen. Dat zij de berg bestijgen om U nabij te zijn. En dat ze vervuld en vervullend weer afdalen om U bij ons aanwezig te brengen.
Laten we met Jezus’ tussenkomst een dankoffer brengen aan God: het huldebetoon van lippen die zijn naam prijzen, ononderbroken. En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept.
Dat dankoffer breng ik samen met mijn ouders die vandaag maar liefst 63 jaar getrouwd zijn.
God, die ons behoedt, nu de dag valt en het donker is, vertrouwen wij ons toe aan onze Herder, onze Gids; met U vinden we de plek waar rust is, goedheid en heelheid. Zelfs al moeten wij door het duister heen, wij weten U naast ons. U strekt uw hand over ons uit en maakt ons gaan lichtvoetig en blijmoedig. Bij U mogen wij ons geborgen weten al de dagen van ons leven, tot in lengte van dagen.
Heer van hemel en aarde, Schepper van al wat bestaat, ongrijpbare God Ik heb je gezocht in de bomen van het bos, in de golven van de zee, in zilver, goud en diamant, in beelden, schilderijen, in eenzaamheid. Ja, overal heb ik naar jou gezocht en tenslotte heb ik je gevonden in het mooiste wat je ons gaf: in de mensen, in hun liefde en goedheid. Dank je wel, God.
Ik vertrouw alle grootouders in de wereld toe aan de bescherming van de Heilige Anna en Joachim.” (Paus Benedictus XVI )
Paus Benedictus XVI prees jaren geleden op 26 juli – de feestdag van de Heilige Anna en Joachim– na het angelus de rol van de grootouders bij de overdracht van het geloof.
“Ik roep U op om te bidden voor de grootouders, die in gezinnen vaak de behoeders en getuigen van de fundamentele waarden van het leven zijn. De opvoedkundige rol van grootouders is uiterst belangrijk en wordt dat steeds meer wanneer de ouders om allerhande redenen niet langer in staat zijn hun kinderen terzijde te staan. Ik vertrouw alle grootouders in de wereld toe aan de bescherming van de Heilige Anna en Joachim.”
MIJN GEBED VOOR GROOTOUDERS Goede Heilige Anna en Heilige Joachim, ouders van Maria en grootouders van Jezus, sta mij en alle grootouders bij. Dat we wijs en liefhebbend mogen zijn, dat we onze tijd, onze verhalen en ons gevoel voor humor mogen delen. En dat we mogen genieten van onze kleinkinderen die ons zo nauw aan het hart liggen, maar dat we ze niet te veel verwennen. Dat we in hen altijd de liefde van God mogen zien.
Barmhartige God, in uw handen leggen wij ons leven, ons doen en laten in goede en in kwade dagen. Aanvaard ons zoals wij zijn: pelgrims op weg naar U. Doe ons weer opstaan wanneer wij zijn gevallen, bewaar in ons wat goed is en breng ons tot voltooiing op uw dag in Jezus Christus, onze Heer.
“Maria!” klinkt zijn stem, en daarin klinkt alle onvoorwaardelijke liefde door waarmee een mens zich gezien en aanvaard mag weten.
Er zitten in de persoon van Maria Magdalena elementen die ook voor moderne vrouwen (èn mannen) herkenbaar zouden kunnen zijn: het rusteloze, verscheurde bestaan, heen en weer geslingerd tussen de vele stemmen en opinies van ouders, vrienden en media, en een wankel evenwicht zoekend tussen alle eisen die aan je worden gesteld door werk, sociale omgeving, kinderen, huishouding, en je eigen verlangen naar geestelijke verdieping. Wie móét ik zijn, wie kàn ik zijn, wie wil ik zijn? Wat stel ik voor, als niet iemand (Iemand!) mijn naam met wèrkelijke liefde uitspreekt?
Toen ik op 27 juli 1974, bij het terugkeren van een kampbezoek in slaap viel achter mijn stuur, werd ik onvoorbereid ineens gehandicapt. Ik zou na 14 maanden kliniek in een rolstoel buitenkomen, aan beide benen verlamd en dit voor altijd. In mijn boek 'Handicap: onverklaarbare bondgenoot' heb ik ook gevochten met de vraag: 'waarom eigenlijk?' Maar ik ben nooit opstandig geweest tegenover God, omdat ik voor mijn ongeluk al dacht dat God daar niets mee te maken had. Maar mijn omgeving had het er wèl moeilijk mee; men dacht: een verlamde priester, dat is een tegenstrijdigheid, dat is iets dat eigenlijk niet zou mogen zijn.