Mijn vorig verhaal op 5/3, was gestopt rechtover Vosselare put alwaar de koeien zich niet stoorden aan ons gejoel.
Als we nu op ons stappen terugkeren, naar de Leiekant en we gaan de weg terug richting Astene sas, lopen we op de hoge berm. Deze berm was vroeger een pad dat gebruikt werd door de boeren, een koeientragel,om hun vee heen en terug te brengen naar en van de Leiemeersen. Na een honderdtal meter of iets meer, loopt links een kasseiweg richting Ooidonk.
Als je goed op weg bent op dit kasseitje, heb je links een gerenoveerde woning. De oude woning met de rood/wit geschilderde luikjes, de kleuren van de eigenaar t Kint de Roodenbeke, is vóór de renovatie, gebruikt geweest in de film Oesje met Kamiel SpiessensVoorheen was dit huisje bewoond door Cyriel Dhaene (1914-1991) en Maria De Rese (1923-2003) Cyriel werkte op het domein Ooidonk. Rechts naast dit huisje is een woonhuis afgebroken.
Een storm woedde over Ooidonk in 1990 Statige beuken geveld in de "Engelse hof" Het gebouwtje, noemden wij de "tempel" Dochter Silvie en moeder Godelieve poseren
Van Astene sas komend, verder de Leiearm op, via de Leiekant over een koeientragel,welke je zo dicht mogelijk bij de Leie volgt, kom je na enkele honderden meters voorbij een paar oude hoeves links, aan een afsluiting van een weide palend aan de Leiearm.Daar kropen wij als jonge snaken door de afsluiting met pinnekesdraadom zo rechtover Vosselare Put te komen. In ons jeugd kwamen we er zwemmen. We noemden die plaats de zandploate
Hier aan de zandploate heb ik een nabijdoodervaring gehad, hetgeen ik later wel eens vertel.
Deze oude Leiearm was bezaaid met waterlelies nenuphars zoals wij ze noemden. Allerlei lissoortensierden zijn boorden. Op sommige plaatsen moest je werkelijk in het midden van de Leie zwemmen, om niet verstrikt te raken in de taaie stengels van de nenuphars en andere groene waterplanten.
De koeien die er rustig graasden, stoorden zich niet aan ons wild gedoe, in en aan de Leie.
Van Astene komende, aan het genaamde Astene sas, gebouwd is in 1861. Alles wordt er nog
met de hand bediend. Het sas is een monument, en beschermd sinds 1995.
De Leie maakt een lusvormige kronkel op de grens van Bachte Maria Leerne met Astene.
Die kronkel kon worden afgesneden door een kanaal te graven van ongeveer 300 meter.
Dit gebeurde in 1860 à 1870, daardoor was de vaarweg tussen Kortrijk en Gent ongeveer 5 km ingekort.
Deze werkzaamheden zorgden er voor dat we nu een prachtige natuurlijke meander van de Leie hebben die we tot op heden door de ingezetenen den ouden end noemen.
Vóór je de brug overgaat heb je het sashuis alwaar een klein museum is opgericht. Eens over de brug kan je links naar Vosselare put dat later nog aan de orde komt in mijn verhaal.
Ga je naar rechts, over de sasbrug, passeert men de chalet en zo over het ezelsbrugske, dat over de oude Leiearm loopt, komen we in Bachte Maria Leerne.
Na de afdaling van het ezelsbrugske heb je rechts de oorspronkelijke Leie en links de afgesneden Leiearm.
Den ouden end zoals wij het noemen kan je niet voorbijgaan, zonder eens halt te houden, en te genieten van het weidse uitzicht. Geregeld zie je er vissers een lijntje gooien in het zuivere water.
In ons jeugd kwamen wij hier soms zwemmen, eerder stoeien, en de vissers ambeteren met ons gejoel.
Den "ouden end" zoals wij de afgesneden Leiearm noemen in Leerne. Komende van Astene sas, oostwaarts over het "kemelbrugje" (afgesneden Leiearm) heb je na 100 meter links de "ouden end" alwaar deze foto genomen is.
Op 20 april 1864 kwam het domein Ooidonk in bezit van de familie tKint de Roodenbeke. Het was baron Henri (1817-1900), die niettegenstaande hij een bevoorrechte positie had, in de hoofdstad Brussel, toch kwam wonen op Ooidonk.
De latere graaf Henri tKint de Roodenbeke, (1817-1900) is gehuwd te Gent in 1841 met Zoè de Naeyer (1818-1894). De familie de Naeyer had verschillende eigendommen in de streek van Aalter, zoals in Bellem en Lotenhulle.
In de Bevolkingsboek 1870-1880 blz. 157, zien wij dat in de Maaigemhoek 152, (de kapelanij) te Bachte Maria Leerne, de jachtwachter woonde.
Het betrof Leopold De Winne (1832-1880) die gehuwd was met Juliana Verstichel (1838-)
Leopold De Winne die geboren is in Ledeberg, was waarschijnlijk gekend door de familie De Naeyer uit Gent. Of eventueel in dienst geweest zijn, als jachtwachter, zoals mijn overgrootvader in Lotenhulle en Bellem. In Lotenhulle en Bellem had de familie De Naeyer vele gronden in eigendom.
Aan de geboorteplaatsen van de kinderen van De Winne, zien wij dat; 1° kind Emma in Gontrode geboren in 1858, 2° kind, Cordula in Lotenhulle geboren in 1861, 3° kind Theodule, eveneens in Lotenhulle 20/10/1863.
Zoals je hierboven ziet, komt de familie t Kint de Roodenbeke- De Naeyer in het bezit van het kasteel Ooidonk in april 1864.
Het 4° kind, Hortense wordt geboren te Bachte Maria Leerne op 05/10/1866
Daarna volgen nog 7 kinderen, allen geboren in Bachte Maria Leerne, waarschijnlijk in de kapelanij in de Ooidonkdreef, toen Maaigemhoek 152 genaamd.
Op 5 november 1880 overlijdt de jachtwachter Leopold De Winne.
Leopold De Winne, wordt vervangen door mijn overgrootvader Carolus Ludovicus Van de Reviere (1846-1910) die reeds in dienst was voor de heren t Kint de Roodenbeke in Lotenhulle sinds 1877.
Carolus Ludovicus Van de Reviere (1846-1910) Veld- bos- en jachtwachter sinds 1880 op het domein van Ooidonk te Bachte Maria Leerne. Familie Van de Reviere + 100 jaar in dienst van de heren 't Kint de Roodenbeke.
Ons ouderlijke woonst in de Ooidonkdreef te Bachte Maria Leerne. De familie Van de Reviere, woonde er gedurende 100 jaar vanaf 1880. Van vader op zoon, waren het jachtwachters.
vermelden op blz 4 in hun Geschiedenis der gemeente Bachte Maria Leerne
Behalve de Leie, die, voor een groot deel van het grondgebied van Bachte Maria Leerne, bezoomt, en langs wier boorden zich eene uitmuntende, onafzienbare weide uitstrekt, te recht met den naam van vermaarde Leiemeerschen bestempeld, - ontmoet men in deze gemeente een drietal voorname beken, als daar zijn: de Reigersbeek, op de westergrens, de Rekenelingbeek, die de Schipdonksevaart met de Leie verbindt en tot de grenslijn met Deinze dient, en de Kalene, welke waterloop uit de Leie ontstaat, en zich in gemelde rivier aan de Pontenhoek uitlost.Bovendien heeft men hier nog eenige overblijfselen van de veele grote vijvers, die de gemeente vroegertijds bezat, en van welke er twee in 1854 eenen omtrek hadden van niet min dan 250 meters, op eenen diepte van 5 meters. Men zal daar vroeger zeer waarschijnlijk turf uit gedolven hebben, te oordeelen naar de turfputten, welke in deze gemeente voor eenige jaren nog voorhanden waren.
In de nabijheid van de Kalene lag in 1788 een elschbos, 1 bunder 264 roeden groot, en waarin, volgens eene aankondiging der Gazette van Gend, veel van die brandstof te vinden was.
Veen, is een ophoping van plantenresten die tot humus zijn omgevormd. De afgestorven delen van deze planten die zich ophopen op de bodem van waterplassen of moerassen. Tussen de Kalebeek in de Ooidonkdreef, onder de blauwe poort lopende, stroomafwaart naar het oosten, en de Tweekoningstraat was, en is nog steeds een moerassig gebied.
Turf is veen dat werd gestoken en gedroogd op een legakker en vervolgens als brandstof diende.
Dat turf als brandstof kon gebruikt worden werd ontdekt in de middeleeuwen.
Moeras- en veengronden vormden turf door afgestorven planten als het ware te composteren.
Het turfsteken is een handeling waarbij met een speciale spade, blokken of plakken turf werden gestoken.Vervolgens werden de plakken op een legakker gelegd om te drogen.
Dit arbeidsintensieve werk, werd tot ongeveer 1850/1860 in Bachte Maria Leerne nog gedaan.
Tegenwoordig wordt turf enkel nog op kleine schaal gewonnen, als turfmolm voor in de tuin. De turfputten in de Tweekoningstraat te Bachte Maria Leerne zijn nu ingenomen door de natuur en de watervogels.
De turfputten, zoals wij dat indertijd noemden, en eigenlijk nu nog bekend is onder deze naam, liggen in de Tweekoningstraat. De Tweekoningstraat loopt van de Ooidonkdreef, oostwaarts in de richting van de momenteel bestaande Amakers.
Het was in ons jeugd dat wij de turfputten frequenteerden. De eerste turfput komende van de dreef werd gebruikt als stortplaats door de inwoners van Leerne.
Blijkbaar was er toen nog geen probleem met asbest. Geregeld werden er eternitplaten gestort. Wij als kleine snaken, maakten vuur in het afval en wierpen er de eternitplaten op. Na verloop van tijd knalden de stukken eternit in het rond. En plezierig dat dit was! Nu weten we natuurlijk meer, en beter!
Een gezondere manier van ontspanning op de turfputten, was in de winter. De vijvers waren dichtgevroren en er kon naar hartelust geschaatst worden.
In de Tweekoningstraat woonde Leonce Dhaenens (1883-1959) gehuwd met Elodie Ally (1898-1997)
Leonce, familie van mijn jeugdvriend René Corijn, was een man die steeds bereid was iets voor ons te maken, wat met het ijs te zien had. IJsstoelen, eigenlijk zitbankjes met onderaan T-railtjes, geplooid en geslepen door Leonce. Prikkels, stokken van ongeveer 60 à 70 cm lang met een geslepen pin, om ons op de ijsstoel voort te bewegen, eveneens door Leonce gemaakt.
Als we iets ouder waren kregen we hier of daar van familie of kennissen, een paar schaatsen. Het waren houten blokken met een primitief metalen onderste, geslepen en gezet door Leonce. Deze schaatsen bonden we aan met riemen en koorden! Nu moeten het schaatsen zijn in één stuk! Maar blijkbaar zijn er nu minder strenge winters, zodat de schaatsen, goed ingevet, bijna winter na winter, aan de balk mogen blijven hangen.
Op 18 oktober 1914 gaat de Slag om de IJzer van start. Veldmaarschalk sir John French geeft de British Expeditionary Force opdracht naar Menen en Rijsel te vertrekken, maar wordt door de Duitsers in zijn opzet gehinderd. Zuidelijk van Nieuwpoort dringen de Duitsers bij Mannekesvere door en verjagen de Belgen uit hun verdedigingslinie. 's Nachts nemen de Belgische troepen wraak en kunnen enkele posities opnieuw innemen. Hun succes is maar van korte duur, want enkele uren later worden ze weer verdreven.
Diksmuide komt onder vuur op 19 oktober 1914 maar de Belgische troepen wijken niet. Ook Nieuwpoort staat in lichterlaaie. Lombardsijde wordt enkele uren later ingenomen nadat de Duitsers het Plassendalekanaal zijn overgestoken. Diezelfde dag moeten de Belgen bijna al hun voorposten opgeven. En op 20 oktober 1914 staan de Duitsers aan de IJzer.
De volgende dag vallen de Duitsers Tervate aan en slagen erin een loopbrug over de IJzer te nemen en een bruggenhoofd te vormen op de linkeroever. Ze dreigen door te stoten naar Duinkerke en de situatie wordt kritiek voor de Belgische verdediging. Zeker voor de volgende dagen want ook de 2e verdedigingslinie wordt bedreigd als de Duitsers hun posities op de linkeroever weten te verstevigen.
Op 25 oktober 1914 wordt de situatie zo kritiek dat de Belgische regering besluit om alles tussen de IJzer en de spoorlijn Nieuwpoort-Diksmuide onder water te zetten. Onderzoeksrechter Feys van Veurne is de bedenker van dit plan. Hij suggereert het aan kolonel Wielemans van het Belgisch hoofdkwartier. Dijkmeester Karel Cogge wordt erbij geroepen en onder zijn supervisie opent Hendrik Geeraert in de nacht van 28 op 29 oktober 1914 bij vloed de sluizen van Veurne-Ambacht aan de Ganzepoot in Nieuwpoort en het water sijpelt het land binnen. Dit wordt nog zo'n zes keer herhaald. De Duitsers hebben de list niet door omdat het water slechts heel langzaam stijgt. Ondertussen worden Pervijze, Ramskapelle, Nieuwpoort en Diksmuide onophoudelijk gebombardeerd.
Op 29 oktober 1914 valt Diksmuide na hevige gevechten op de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide. De Duitse generaal Erich von Falkenhayn, chef van de Duitse generale staf, blijft ondertussen de sterkte van zijn 4e en 6e leger opgebouwd om na de IJzer de havens van Calais en Boulogne in te kunnen nemen. Op deze manier hebben de Duitsers een voordeel van 6-tegen-1.
Op 30 oktober 1914 wordt de 2e Belgische verdedigingslinie toch gebroken door een aanval tussen Nieuwpoort en Rijsel door de Duitse 5e reservedivisie. Als ze Pervijze en Ramskapelle proberen in te nemen stuiten ze op hevige tegenaanvallen van de Belgen en Fransen. Ze proberen zich terug te trekken achter de IJzer maar ondertussen is het water zo gestegen dat het hele gebied rond de IJzer blank staat.
Het front aan de IJzer zit muurvast. De Duitse keizer verlaat ontmoedigd het front. Alleen rond Ieper wordt volop gestreden over de paar meters grond tussen de Duitse en Britse linies (zie Eerste Slag om Ieper).
Op 10 november 1914 bezetten de Duitsers Diksmuide. Maar als het twee dagen later begint te sneeuwen, graven alle partijen zich in. Dit luidt het voorlopige einde van de strijd in.
Op 21 december 1914, overlijdt soldaat milicien, Cyriel Van Hee (1886-1914) in het hospitaal in Calais Fr.