CHEERY met een gedicht van auteur Jaap Fischer. Het ei.
Het ei
Ik kocht een ei, de melkboer zei: 't Komt zo onder de kip vandaan, Ik ben nog te laat van huis gegaan Om het mee te kunnen nemen. Hier heeft U een jong leven Voor zestien cent of meer, En namens de ouders: smakelijk eten, meneer.
Het lag nog warm te leven in mijn hand. Ik mikte reeds zorgvuldig op de harde hete rand Van de pan en ik kon de geur al ruiken Van dit al te vroeg geremde kuiken.
Toen het ei zei, toen het ei zei: Denk 'ns dat het een jongetje is Dat je je gaat staan bakken. Denk 'ns dat het je broertje is Dat zacht sist in de pan Denk 'ns dat ie verkrampt uit angst De rand probeert te pakken ... En dat 'ie dan terug in de boter glijdt Wat dan, wat dan ... ?
Ik rolde het zorgvuldig in een deken, En heb toen zelf Twee weken liggen wachten op iets moois, Slechts verwarmd door een hoop, Slechts verwarmd door een laken, Tot het ei begon te kraken ...
En 't kuiken zei, 't kuiken zei: Haha, 't was geen jongetje, Dat je had willen bakken. Haha, 't was je broertje niet Dat in de pan was gegaan. En ik had me weer voor de zoveelste keer Door een kuiken laten verlakken Maar de volgende dag at ik rijst ... met hele jonge kip of haan.
CHEERY met een gedicht van auteur Roger M.J. De Neef Met mes en vork..
Met mes en vork
Aanbraden op hard vuur; Boter, ui, boompje peterselie En graag dat teentje knoflook Want die moeten erbij.
Schrik nu en kleur Sudder. Geur.
Zeker, ik bestrooi je Met peper en zout, Ik prik je waar is voorgeschreven En niettemin draai ik je teder om. Ik blus je grote bek en even hap je In een wolkje droge witte wijn.
Eigenlijk had ik je nog willen kietelen Met citroensap of met mierikswortel, Maar bij dit gerecht moet recht geschieden En daarom garneer ik je Met de gramschap van tomaat.
Zo, nu ik klaar ben En jij helemaal gaar Leg ik je neer Op een bedje van sla.
CHEERY, met een gedicht van auteur Hugo Claus. Asperges zijn meestal heren...
Asperges zijn meestal heren,
Asperges zijn meestal heren, meerderjarig en gaarne samen. Zeker, er zijn ook dames bij, die dragen bessen in de late zomer en anderen groeien wild en vrij in Venetië, de eerste dagen van mei
Soms waan ik mij zo'n heer, (weerbarstig en met een onzeker geweten. Men kan niet alles van mij eten, mijn vel moet men eerst terdege pellen,)
een heer, neef van de hoppescheut en van de schorseneer, in de bittere aarde geteeld en éénmaal in het licht, gegrepen en graag geknepen.
En ook als ik reïncarneer, dan niet Oosters in een kever of in een jonge loopse hond maar als in de tijd van mijn leven door een prinses vastgebonden, oprecht rechtop klaargestoomd en dan glijdend in haar mond. Een winteravond lang geurt haar stil water naar mijn diepe grond.
CHEERY , met een gedicht van Laure. Lief klein vlindertje.
Lief Klein Vlindertje
Vlieg vlindertje, vlieg zoals je nog nooit tevoren deed. Denk niet aan zorgen denk niet aan morgen maar vlieg klein vlindertje.
Voel de wind ze streelt je vleugeltjes voert je mee. De wind en jij zijn twee en je vliegt, vlindertje, je vliegt.
Daar waar de wind je leidt vlieg je naartoe lief klein vlindertje dans met de wind die een prachtig lied in je oren zingt en vlieg vlindertje vlieg
Ga niet op een plantje zitten, fladder, zweef hoger en verder de wind gaat mee samen naar een plek over bergen over zee vlieg met me mee vlieg, lief klein vlindertje, vlieg.
auteur: Laure je vind haar op www.bloggen.be/ikschrijfje_laure Als ze dit gedicht schreef was Laure 17 jaar. Dit gedicht komt op mijn blog met de toestemming van de auteur waarvoor dank.
Ik dacht dat het niet kon: dat iets wat je niet ziet je alle dagen draagt en sterker maakt. Alsof je spieren krijgt van liefde.
En kijk, het klopt: Het hart van oma slaat nog altijd over als ze opa ziet. Maar nu hij oud is en te bed, misschien nog net de hemel haalt, loopt oma sinds een poosje krommer en vraagt ze vaker om mijn arm. Zonder hem krijgt ze het huis niet warm en zelfs de hond zakt zuchtend naast de luie stoel. Dus is het waar dat liefde spieren geeft en op den duur ook vuur.
CHEERY met een gedicht van Diet Huber. De Banaan..
De banaan
Er was een banaan. Die was helemaal recht. Hij werd op een schaaltje met vruchten gelegd. Hij keek al de vruchten heel vriendelijk aan en sprak toen: Gemiddag! Mijn naam is banaan!
Het appeltje zei: Een banaan? Kom, kom, u maakt ons wat wijs hoor, bananen zijn króm!
De kasdruiven riepen: Wij zijn niet zo dom! Vertel ons geen leugens! Bananen zijn króm!
De peer snoof: Wàt zegt u? Daar schàter ik om! U kunt wél goed jokken! Bananen zijn krom!
Ach, zei de banaan, ik ben werkelijk echt! Een enkele keer is mijn soort wel eens recht!
Maar niemand geloofde de arme banaan. Zo lag hij daar dagen. Bedroefd en ontdaan.
Toen kwam in dat huis een meneer op bezoek, die had een gewéldige scheur in zijn broek. Hij kwam langs de fruitschaal en draaide zich om, dat zag de banaan en ... die lachte zich krom!
Och, riepen de vruchten, en keken hem aan, wij waren abuis! U bent tóch een banaan! Vergissingen komen veel voor in het leven, misschien wilt u ons deze fout nog vergeven?
Dat wou de banaan. En hij wou ook vergeten. Het slot? Als je nadenkt dan zul je t wel weten: Toen werden ze allemaal ópgegeten.
CHEERY met een gedicht Hans Andreus. Voor een dag van morgen.
Voor een dag van morgen
Wanneer ik morgen doodga, vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield. Vertel het aan de wind, die in de bomen klimt of uit de takken valt, hoeveel ik van je hield. Vertel het aan een kind, dat jong genoeg is om het te begrijpen. Vertel het aan een dier, misschien alleen door het aan te kijken. Vertel het aan de huizen van steen, vertel het aan de stad, hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens. Ze zouden je niet geloven. Ze zouden niet willen geloven dat alleen maar een man alleen maar een vrouw dat een mens een mens zo liefhad als ik jou.