Missie. Het begrip doet ons al vlug denken aan missionarissen, wat we dan weer meteen verbinden met ontwikkelingshelpers. Dat is het echter niet. ( )
- Wat betekent missie voor u?
Tijdens mijn studentenleven in Leuven, in de jaren 1960 , kwam ik buiten de beschermende kerkstructuren terecht. Ik ervoer voor het eerst de gapende kloof tussen de kerkelijke en de burgerlijke wereld. Ze was alvast zichtbaar in het protest tegen de onwrikbare houding van onze bisschoppen die weigerden de universiteit van Leuven te splitsen. Daar kreeg ik de meest fundamentele missieplooi.
Missie heeft alles te maken met een wijze van zijn in de samenleving, vooral tegenover diegene die zich buiten de Kerk bevinden.
Mij doet missie niet meteen denken aan hulp aan arme landen.
Missie is als gist in de deeg.
Je wil de kostbare parel die je ontdekte aan iedereen tonen.
Niet door middel van propaganda, maar door een merkbare aanwezigheid.
Missie wordt al te vaak verengd tot woordverkondiging.
Handelen is minstens even belangrijk.
Het leven moet gediend worden.
Missie is ook God ontmoeten, wat betekent dat we allen broers en zussen zijn van die ene Vader.
Die boodschap kun je niet slijten zoals een verkoper.
Ook leden werven is niet van belang.
We moeten weten waarvoor we staan en dat ook tonen.
Missie is overal, met het gevaar dat ze nergens zichtbaar is.
- Gebeurt missie dan niet vooral binnen de kerkstructuren?
Meer dan negentig procent van onze tijd investeren we als Kerk in herstructurering en verbetering van de pastoraal voor bestaande kerkgemeenschap.
Maar hoe toont die Kerk zich daarbuiten?
Dat beroert ons veel minder.
De Kerk organiseert heel wat dienstbetoon, uiteraard van groot belang. Maar opvang van drugsverslaafden of asielzoekers onderdak bieden mag niet dienen om het evangelie geloofwaardig temaken. Dit dienstbetoon heeft waarde op zich.
We hebben het moeilijk om aan die dienst ons verhaal te koppelen.
Neem nu moslims. Zij hebben een wondere manier om hun geloof ter sprake te brengen. Als we bijvoorbeeld samen tafelen, verbinden zij het feit dat ze geen alcohol drinken uitdrukkelijk met hun geloof.
Wij, christenen, kunnen dit nog niet, al merk ik dat de jongere generaties dit al beter kunnen. Ik handel zus of zo, want ik ben christen.
Deze mededeling heeft niets te maken met propaganda. Ze is zakelijk, zoals ik bijvoorbeeld zou kunnen zeggen: want ik ben supporter van Club Brugge. ( )
Wij moeten leren ons geloof op een informele manier ter sprake te brengen. Zoals Jezus het deed, onderweg, tussen pot en pint.
In Kerk + Leven 5 oktober 2005, p. 7. Interview door Tom Heylen met Jan Dumon.
"De armoede doodt oude mensen. Willen jullie ons helpen om de armoede te doden?" Met deze uitspraak schopte de Ier Willie Bermingham de Ieren eeng eweten tijdens de winter van 1977. Willie is dan pompier in de brigade van Dublin. Herhaalde malen ontdekte hij lichamen van oude mensen volledig lichamelijk onderkomen en in onaanvaardbare levensomstandigheden.
Een schokgolf zette zijn landgenoten aan tot bezinning. Daardoor ontstond de organisatie ALONE ( A Little Offering Never Ends).
Naast de eerste noodzakelijke noodhulp wordt ALONE 'de stem van de stemlozen' en ter zelfder tijd een echte kracht die bij de openbare macht tussenkomt en ze onder druk zet.
ALONE vecht voor onmiddellijke en concrete tussenkomst van de staat opdat aan de ouden van dagen het levensnoodzakelijke minimum (water, elektriciteit, toiletten,...) zou worden bezorgd. En op langere termijn opdat de staat woningen zou bouwen (echte 'sociale dopren') die aan deze mensen een rustige, confortabele en waardige oude dag zouden bezorgen.
Zijn invloed is zodanig dat de Ierse staat besluit tot het oprichten van een sociaal departement dat zich in het bijzodner zou bezig houden met de vraen die betrekking hebben op het logement van bejaarde mensen.
Talrijk zjn de verbeteringen aan de levensomstandigheden van deze mensen, dank zij de interpellaties van ALONE.
Kort voor zijn dood in 1990 zegde Willie over zichzelf: "Ik zou graag hebben dat mensen zich mij zouden herinneren als iemand die zich ontroerd, aangegrepen, voelde." Een ontroering die hoop en waardigheid schiep voor duizenden bejaarde mensen!
Deze 'diaken' leerde ik kennen in de refter van Cité Secours te Lourdes. Een 'diaken' die niet alleen de onmiddellijke nood zag en lenigde, maar ook stroomopwaarts ging kijken, naar de oorzaak van hun miserie.
Vorige week gingen wij op bedevaart naar Lourdes-Frankrijk. Wij: 46 bedevaarders. Daar bezochten wij opnieuw Cité Secours. Ik geef mezelf de toelating het een diaconaal dorp te heten. Gesticht door een priester met een diakenhart. Levend door vele 'toegewijde' diakens en diaconessen. In de nagebouwde schapenstal van Bartrès las ik volgende mooie 'bezinningstekst' (naast een balans in evenwicht. In de eerste weegschaal het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn; in de andere weegschaal het brood dat de mensen voor elkaar breken!).
'Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven'
HET IS ONMOGELIJK OM NAAR HET 'TEGENWOORDIGE' LEVENDE BROOD TE KIJKEN, TE SCHOUWEN, ZONDER DAT HET GEDEELDE BROOD ERBIJ TE BETREKKEN
OPEN MATTHEUS BIJ HOOFDSTUK 26. OP DEZELFDE BLADZIJDE:
'Dit is mijn Lichaam'
EN
'Gij hebt Mij gekleed, 'Ik had honger, en gij hebt mij te eten gegeven'
TELKENS IS HET DEZELFDE HEER: IN DE EUCHARISTIE EN IN DE NAASTE. INDERDAAD, TELKENS OP EEN ANDERE WIJZE; EN HET IS OP BASIS VAN ONZE HOUDING TEN OPZICHTE VAN HEM DIE TEGENWOORDIG IS IN DE HONGERIGE, DE VLUCHTELING, DAT WIJ UITEINDELIJK ZULLEN BEOORDEELD WORDEN'
Midden in de bergen lag een verloren dorpje, aan de voet van een geweldige rots, waarin de natuur het gelaat van een mens had uitgebeiteld, een koninklijk en goed mens.
Dat gelaat, reusachtig en beschermend, beheerste gans het omliggende, beheerste ook het kleine dorp, dat beneden rustte als een warm, nietig nestje.
Daar vertelden de mensen dat eens in het dorp een man zou komen, die sprekend op de figuur in de rots zou gelijken, en die een gouden rijk van vrede en geluk aan zou brengen.
Dat vertelden ze gaarne in donkere dagen, als nood en ziekte aan de deuren klopten.
In het dorp leefde een jonge knaap, die droomde over dat rijk en ernaar verlangde, en onophoudend bezig was met de grote, eenzame rotsfiguur. Altijd was ze bij hem, in zijn ogen of in zijn geest.
De mensen zagen hem staan in de deuropening van zijn huis, met de pink in de hoek van zijn mond, starend naar de rots. Midden in het spel werd hij plots stil, keek naar de figuur en glimlachte. Wat zal dat een mooie tijd worden als die man komen zal!
Hij groeide op, en over zijn aangezicht lag iets van de rust en de goedheid van het beeld waar hij vol van was.
En toen hij man was geworden, merkten de mensen dat hij de gelaatstrekken droeg van de man in de rots, en dat zijn ziel schoon en goed was als de droom waarover zij vertelden. En zij zagen dat hun verlangen vervuld was: er was een edel, koninklijk mens onder hen geboren, het gouden rijk van vrede en geluk was aangebroken.
Naar een verhaal van Nathaniel Hawthorne
Ooit hoorde ik dit verhaal vertellen. Later heb ik het herhaaldelijk naverteld. Op zeker dag bezorgde een vriend mij bovenstaande tekst. Hij was geschreven in oude spelling (bijvoorbeeld mens werd nog mensch gespeld!) en ik heb de tekst wat aangepast aan onze schrijfwijze.
Volgens mij is het verhaal met een enorme kracht in het vormingswerk. Bijvoorbeeld in vormingswerk voor gelovigen. Ben ik er ver naast als ik beweer dat de grondgedachte van deze tekst het volgende is: wie regelmatig het gelaat van Jezus bekijkt of de afstraling van Jezusgelaat op zijn heiligen d.w.z. die mannen en vrouwen die door het lange schouwen van het gelaat van Christus, dezelfde trekken van Jezus gingen vertonen. Mensen die dus ge-heeld werden. Mensen die heel geworden zijn, tamiem, uit één stuk, kunnen de andere mensen en de maatschappij helen, heel-maken!
Als vertrekpunt nemen wij een menselijk en christelijk oerwoord, het stamelwoord van een klein kind tegen zijn vader: abba, pappa. Jezus heeft het gebruikt bij zijn gebed (Mc 14, 36). Ook de eerste christenen gebruikten het (Rom 8, 15; Gal 4, 6). Abba betekent dus vader zoals de meer volwassenen zeggen.
Voor iedereen is het goed dit woord uit te spreken, het telkens en telkens weer te herhalen en zo tot een steeds diepere, levende verhouding met God te komen op voorwaarde dat hij het echt vanuit zijn innerlijk tot God roept.
Maar voor de christen kan het woord ook een weg zijn die tot diep in de grond van zijn christen-zijn voert.
Zo kan dat woord ons hele leven begeleiden, tot het einde toe. We zullen het nooit moe worden: we zullen almaar rijker worden, dieper worden, door het vele dat het ons te bieden heeft. Het zal heel ons christen-zijn kunnen bezielen: ons gebed, de eucharistieviering, elke dienst aan de naaste onze broeder immers en zuster.
Ik was wel sterk onder de indruk bij mijn bezoek in het appartement van die twee jongen mensen. Bij de eerste aanblik zie je reeds dat ze niet op grote voet leven.
We gaan zitten en het gesprek komt spontaan op hun levensstijl.
Hij beweert dat je niet rijk hoeft te zijn om je gelukkig te voelen.
We vinden allebei dat we dankbaar moeten zijn, zegt ze.
We voelen ons sterk aangesproken door de figuur van Jezus en de zorg van de Vader voor zijn kinderen. U weet wel: kijk naar de leliën op het veld, kijk naar de mussen en de haren van ons hoofd zijn geteld. Het geeft je een wonderlijk gevoel als je dat ernstig neemt, als je dat gelooft.
Toen viel het gesprek even stil. Ze zaten daar zo naast elkaar, glimlachend, gelukkig. Toen keek de vrouw guitig naar hem op en zei: Vertel eens dat verhaal van onze eigenaar.
Hebt u narigheden met uw huisbaas? Ze begonnen allebei te lachen.
Wel, zei de man, een huisbaas hebben we niet, want we hebben dit appartement gekocht. Maar we zeggen dikwijls tegen elkaar: eigenlijk is God onze eigenaar. Al wat we bezitten, al wat we met werken bereiken, de kinderen die we krijgen, het komt allemaal door de talenten die we van de Vader gratis ontvangen. Daarom heeft mijn vrouw op een avond eens gezegd: Feitelijk mogen we wonen in een gemeubileerd appartement dat aan God toebehoort.
Sedertdien spreken we dikwijls van de Eigenaar. Ziet u, als je in iemands appartement je vakantie moogt doorbrengen, dan beschouw je je niet als een rijke bezitter. Dat spoort je aan om zuinig om te springen met de voorraad. Niet zo maar je gang gaan, verkwisten of rijk doen.
Je krijgt, voegde de vrouw er aan toe, zo een soort eerbied voor al die dingen die God je laat gebruiken. Hoe moet ik het uitdrukken? Een verantwoordelijkheidsgevoel: hoe wenst God dat ik het hier doe?
En bij tijd en wijle stuur je een kaartje met een : Dank U!
Zonder gewoonten zou de mens in het leven verloren lopen als een plattelandsbewoner die nooit buiten zijn dorp is geweest en opeens gedropt wordt in de drukte van een miljoenenstad.
Goede gewoonten daarentegen geven de mens een gevoel van vrijheid. Zij maken dat het leven past als een handschoen.
Inmiddels is de mens in zake gewoontelijke bekwaamheden nooit volleerd, want echt geschiktheid is progressief en bijgevolg in staat om zich voortduren te wijzigen.
Progressie is een vitale eigenschap van elke geestelijke volwassenheid. Die progressie vraagt dat men in zijn gewenningen soepel genoeg zou blijven om desnoods van gewoonte te veranderen.
De Romeinse bezetting had het recht iedere jood te dwingen een mijl mee te gaan om de weg te wijzen of een last te dragen. Voor dit recht moesten de joden zich buigen. Ze deden het tandenknarsend. En terwijl een jood de koffer voor een Romein droeg, groeide in zijn hart de haat. Zo werd de vijandschap alleen maar groter. Jezus zegt nu dat we in plaat s van één mijl twee mijlen mee moeten gaan. We moeten de Romein voor ons winnen terwijl we met hem onderweg zijn. We moeten de haat door de liefde, het boze door het goede overwinnen. Alleen daardoor geneest de verscheurdheid van de menselijke gemeenschap. Alleen door zulke verrassende daden, waarmee we het vertrouwde niveau van winner of verliezen, van recht en gelijk willen hebben, verlaten, en door op een ander niveau met de naaste om te gaan, geneest de verscheurdheid van de mensen onderling. Het zijn typisch oplossingen van de tweede orde, die Jezus hier voorstelt. Juist door gedrag dat voor de ander verrassend is, kan ik de tweespalt tussen de mensen overwinnen en door de liefde de verharding van het menselijk hart doorbreken.
BRUSSEL (Kerknet) - Met een dossier 'Bijbel, Kerk en Samenzwering' besteedt ook het weekblad Kerk + Leven in zijn jongste editie van woensdag 17 mei uitgebreid aandacht aan de film 'De Da Vinci Code', die van de week in Cannes zijn wereldpremière beleefde en eind van de week ook in de Vlaamse bioscopen te zien zal zijn. Al maanden wordt de film, gebaseerd op de gelijknamige bestseller van Dan Brown met alle mogelijke middelen wereldwijd gepromoot. Volgt na de miljoenenoplage van het boek nu ook een hype met de film. En moeten christenen nu echt afgeraden worden de film te zien? Waar zit dan wel het probleem? Hoewel het stilaan duidelijk zou moeten zijn dat Dan Browns historisch-religieuze thriller pure fictie is en boek en film dus ook als dusdanig beoordeeld moeten, vragen velen - ook mensen met een gedegen opleiding - zich af of het allemaal echt wel zo verlopen is. En al snel duikt de vraag op: "Waarom heeft men ons dat nooit gezegd?" Komt da arbij dat de twijfel blijkbaar ook toesloeg bij een aantal hoge kerkleiders, die pleitten voor een ban op het boek of een boycot van de film. Zou het dan toch zo zijn dat de katholieke kerk een en ander te verbergen heeft? Samen met Peter Malfliet, inspecteur-adviseur rooms-katholieke godsdienst in het bisdom Gent, pleit K+L-hoofdredacteur Toon Osaer ervoor de vele vragen ernstig te nemen. Ze te gebruiken als vertrekpunt om dieper in te gaan op een aantal mythes, achtergrondinformatie te verstrekken en een gesprek op gang te brengen over kritisch omgaan met film en fictie. Redacteur Erik De Smet gaat in hetzelfde K+L-dossier dieper in op de recente commotie rond de ontdekking van het apocriefe Judasevangelie. Het stevige achtergrondartikel 'Hoe De Da Vinci Code kraken? (Alleen voor ingewijden)' van Peter Malfliet is na te lezen op de www.kerknet.be/kerkenleven/davincicode.html. Het is, samen de verklar ing van de bisschoppen van België over De Da Vinci Code en ander in teressant achtergrondmateriaal, ook makkelijk te bereiken via de startpagina van www.kerknet.be (klikken op 'Dossier Da Vinci').
Na vele jaren een bloeiend bestaan te hebben gekend, begon de parochie weg te kwijnen en na een lange tijd van geleidelijk wegkwijnen en vergaan van verveling, overleed zij.
De pastoor constateerde de dood en schreef een plechtige rouwbrief, waarin hij het overlijden aankondigde van de parochie en waarin hij iedereen uitnodigde om naar de rouw- en afscheidsdienst te komen aanstaande zaterdag om half elf.
De zaterdag brak aan.
En de kerk was overvol, zo vol als hij de laatste twintig jaar niet meer geweest was. Het was niet duidelijk of het geloof ineens zo was toegenomen, zeker was dat niemand er iets van begreep. Zeker was ook dat alle parochianen geweldig nieuwsgierig waren naar wat de pastoor te zeggen zou hebben. Wat een vreemd geval was het. Daar was vriend en vijand het over eens.
Bij de preek aangekomen deed de pastoor, wat hij altijd bij alle overleden had gedaan. Hij prees de kwaliteiten van de overledene, de verdiensten die de parochie lange tijd voor de gemeenschap had gehad. Hij prees de moed van de overledenen pastoor, vond dat de parochie niet geruisloos begraven mocht worden. Vandaar deze rouwdienst.
Hij uitte zijn blijdschap en dankbaarheid dat de mensen in zo grote getale waren gekomen. Tot slot van zijn preek nodigde hij alle parochianen uit om nog eenmaal langs de baar te lopen, een blik in de kist te werpen en zo afscheid te nemen van de aanvankelijk toch zo dierbare parochie.
Iedereen toog naar voren en in twee lange rijen defileerde de parochianen langs de baar, terwijl de pastoor de rij sloot. En ieder zag, terwijl hij in de kist keek, op de bodem een grote spiegel liggen en kijkend naar de overleden zag hij zichzelf.
BRUSSEL (KerkNet) - Vanaf deze week loopt in zowat alle bioscoopzalen ter wereld de film die gebaseerd is op Dan Browns bestseller 'De Da Vinci Code'. Naar aanleiding daarvan verklaren de bisschoppen van België het volgende: "De Da Vinci Code is fictie en moet dan ook als zodanig gelezen en bekeken worden. Maar fictie is in staat lezers en kijkers heel sterk te beïnvloeden. Het is daarom aangewezen eraan te herinneren dat het verhaal op geen enkele ernstige historische grond is gebaseerd. Wij hopen dat de release van de film iedereen ertoe zal aanzetten zich meer en beter te informeren over de geschiedenis van het christendom. We vrezen dan ook niet zozeer de invloed van de film. Voor ons is de grote uitdaging wel het gebrek aan religieuze basiskennis van veel van onze tijdgenoten, heel wat katholieken incluis. Nochtans zijn de mogelijkheden om zich degelijk te informeren over het christendom nog nooit zo talrijk geweest. Ze zijn bovendien voor ieder die dat wenst metee n en makkelijk toegankelijk."
Dossiers
Jongeren (en alle anderen) die vragen hebben over boek en film kunnen voor meer informatie terecht op onder meer de website van de Interdiocesane Jeugddienst: www.ijd.be. Het 'Dossier Da Vinci' van IJD bevat een opiniestuk van Hans Geybels, een stevig achtergrondartikel van Peter Malfliet, inspecteur-adviseur rooms-katholieke godsdienst voor het secundair onderwijs ('Hoe de Da Vinci Code kraken?- Alleen voor ingewijden) en een gastenboek waarop jongeren over boek en film van gedachten kunnen wisselen. Een ander, bijzonder rijk gestoffeerd dossier is te raadplegen op de Thomas-website van de KU Leuven www.kuleuven.be/thomas/index1.php: 'De Da Vinci Code: tussen feit en fictie'.
Religieuze ontwetend draagt bij tot succes van de Da Vinci Cod
RELIGIEUZE ONWETENDHEID DRAAGT BIJ TOT SUCCES DA VINCI CODE
BRUSSEL (KerkNet/Kipa-Apic) -
Kardinaal Paul Poupard heeft in Rome op een congres over fantastische literatuur verklaard dat de religieuze onwetendheid zonder enige twijfel ertoe heeft bijgedragen dat 'De da Vinci Code' van Dan Brown wereldwijd een succes is geworden. De Franse Curiekardinaal noemde het boek niet bij naam, maar liet toch weinig twijfel bestaan over zijn visie. Op het congres in roman stond de heropbloei van de fantastische romans, rond thema's die geworteld zijn in de geschiedenis, kunst en godsdienst centraal. Deel van dat succes, aldus kardinaal Poupard, is ook toe te schrijven aan de media omdat succesvolle romans ook al snel verfilmd worden. Kardinaal José Saraiva Martins, de prefect van de Congregatie voor de Heiligverklaringen, en kardinaal Julian Herranz, de prefect van de Pauselijke Raad voor Wetgevende Teksten, roepen katholieken op intelligent te reageren op de release van de film. Zij vragen de gelovigen zich goed te documenteren, zodat ze de desinformatie met correcte informatie kunnen bestrijden.