Onder de noemer 'nieuw traditionalisme' worden de artiesten ingedeeld die aan het eind van de jaren tachtig opkwamen en de eerste helft van de jaren negentig de countryhitlijsten domineerden. Zij speelden traditionele country die hooguit qua productie was aangepast aan de eisen van de moderne consument. In het jaar 1986 braken kort na elkaar enkele charismatische artiesten door met een eigen interpretatie van 'ouderwetse' country. Ze heetten Steve Earle, Lyle Lovett, Randy Travis en Dwight Yoakam en vormden een welkom tegenwicht tegen de popgeörienteerde artiesten die op dat moment de hitlijsten bezetten.
Wat aanvankelijk een frisse wind is wordt snel door de commercie ingekapseld. Alleen de echte persoonlijkheden zoals Steve Earle laten zich niet verleiden door de grijparmen van de countryindustrie. In de jaren negentig breken een onafzienbare reeks identiek ogende jongens en meiden door, immer getooid met cowboyhoed. Opvallende namen die zich wel weten te onderscheiden zijn k.d. lang, Rodney Crowell, Carlene Carter en Roseanne Cash (foto).
De vroege countrymuziek krijgt al snel impulsen uit andere genres. Jimmy Rodgers, de aartsvader van country, verrijkt de eenvoudige muziek met meer verfijnde elementen uit de big band jazz en laat zich beïnvloeden door de songschrijvers van Tin Pan Alley. The Carter Family is de eerste familiegroep van het platteland die op grote schaal doorbreekt. Gitariste Maybelle Carter bedenkt de karakteristieke finger picking gitaarstijl waardoor ze tegelijkertijd solo en begeleiding kan spelen. Haar stijl is later door ontelbare gitaristen overgenomen. Groepen als The Blue Sky Boys tenslotte introduceren een ander herkenbaar muzikaal handelsmerk: de (mannelijke) samenzang. In de jaren dertig genieten cowboyfilms een enorme populariteit. Acteurs als Rex Allen, Gene Autry en Roy Rogers worden met hun cowboyliedjes ook als zanger geliefd. Aanvankelijk zijn deze liedjes gebaseerd op eenvoudige fiddle-muziek. Langzaam wordt deze muziek verrijkt met invloeden uit de jazz: andere instrumenten en swingende ritmes. Deze nieuwe variant werd eerst 'cowboy jazz' genoemd, later western swing. Naast de gebruikelijke instrumenten waren er nu ook blazers, klarinetten en steelgitaren te horen. Belangrijke namen waren Bob Wills en Milton Brown.
Op twaalfjarige leeftijd krijgt hij een gitaar van zijn broer en ondanks dat hij al jaren niet onverdienstelijk trompet speelt, gaat die al snel voorgoed de koffer in. In het begin zijn het vooral de Beatles die hem stimuleren om gitaar te gaan spelen. Ook mensen als B.B. King en Muddy Waters hebben een grote invloed op hem, maar de meeste invloed heeft gitarist Paul Butterfield. Walter zegt over hem: "Hij speelt dingen drie keer zo snel als een ander en ik zal altijd proberen om die stijl te evenaren". In zijn eerste (school)bandjes speelt de jonge Walter echter geen gitaar, maar mondharmonica. In die tijd speelde hij met zijn band in hetzelfde circuit als een andere band, genaamd Steel Mill. De zanger en gitarist van die band was Bruce Springsteen, die later uit zou groeien tot een van de grootste rocksterren van de laatste twintig jaar. Als Walter zestien jaar is, verhuist hij van Atlantic City naar New Jersey en krijgt hij de gelegenheid om als gitarist in een band aan de slag te gaan. Dit is de band van Louisiana Red, waar hij vier jaar mee samenspeelt.
In 1973 verhuist Walter naar Los Angeles waar hij een aantal jaren in diverse clubbands speelt. In deze periode doet hij ook enorm veel ervaring op bij artiesten als John Lee Hooker, Joe Tex en Percy Mayfield. In 1979 wordt hij gitarist bij Canned Heat. Vijf jaar speelt hij in die band als hij in 1984 kennis maakt met John Mayall en in zijn band The Bluesbreakers gaat spelen. Ook in deze band speelt hij vijf jaar als hij in 1989 op een avond de zangpartijen van John Mayall overneemt, omdat deze te ziek is om op te treden. Een paar mensen van een kleine Deense platenmaatschappij zijn zo onder de indruk van de zang en het gitaarspel van Walter dat ze hem na afloop aanbieden om een eigen band samen te stellen en een tournee door Scandinavie te ondernemen. Walter denkt twee weken na over het aanbod en neemt op zijn verjaardag ontslag bij John Mayall. Walter stelt een eigen band samen met Jimmy Trapp op basgitaar, Daniel 'Mongo' Abrams op hammondorgel en drummer Leroy Larson. Ze toeren door Scandinavie en nemen in 1990 het eerste album op, genaamd 'Life In The Jungle'. Op dit album staan naast een aantal studionummers ook vier live-nummers, opgenomen tijdens het Midtfyn Festival in Denemarken.
Op eigen benen
Het tweede album, 'Prisoner Of A Dream' komt een half jaar na het debuutalbum uit en is het eerste echt complete studio-album van de band. Drummer Klas Anderhel zit achter de drumkit tijdens de opnamen van het album en tijdens de bijbehorende toernee. In oktober van 1992 komt 'Transition' uit en dit is het derde album van de band. Dit maal zit Bernie Persley achter het drumstel en daar zal hij niet snel meer achter vandaan gaan. Na drie albums komt het live-album 'Life, No More Fishjokes' uit met daarop een verzameling van de beste Trout-nummers en een aantal nummers van anderen. In 1994 komt het album 'Tellin' Stories' uit met Martin Gerschwitz achter de keyboards. Hij heeft de plek van Daniel 'Mongo' Abrams overgenomen. Vooral het nummer 'Please Don't Go', dat over het overlijden van Walters moeder gaat, laat een diepe indruk achter. Het zesde album 'Breaking The Rules' verschijnt in 1995 en werd geproduceerd door Walter zelf omdat hij nu alle touwtjes in handen wil hebben en om de echte Walter Trout-sound op het album te krijgen.
In 1997 komt er een nieuw studioalbum uit. Het album heet 'Positively Beale Street' en is opgenomen in Memphis samen met producer Jim Gaines, die in het verleden albums van Stevie Ray Vaughan, Huey Lewis & The News en Steve Miller heeft geproduceerd. Op dit album zit Rick Elliot achter het drumstel omdat Bernie Pershey wegens gezondheidsredenen niet meer kon drummen. Rick Elliot gaat ook met de band mee op toernee, maar in 1998 komt Bernie weer in de band. Martin Gerschwitz besluit uit de band te stappen om verder te werken aan zijn solo-projecten en zijn vervanger is Paul Kallestad, die net als 'Mongo' vroeger een Hammondorgel bespeelt. De band gaat weer op tournee en laat een verpletterende indruk achter.
In 1998 brengt de band z'n nieuwe platenmaatschappij Ruf Records in Amerika het 'Positively Beale Street'-album uit met als titel 'Walter Trout'. Hierop staan dezelfde nummers als op 'Positively Beale Street', maar de volgorde van de nummers zijn iets anders zo-ook de cover en het boekje. In 1999 komt het album "Livin' Every Day" uit. Ook dit album is in Memphis, samen met producer Jim Gaines opgenomen. Voor het eerst is Paul Hallestad, de nieuwe Hammond-orgel speler te horen op een Trout-album. De groepsnaam is veranderd in Walter Trout and the Free Radicals. In 2000 komen er twee live-albums uit, nl. 'Face the Music (live on tour)' en 'Live Trout'. Deze laatste is een dubbelalbum opgenomen op het Tampa Bay Blues Festival in maart 2000. In mei 2001 staat er een nieuw studio-album op de planning. In januari 2001 is de naam van de band wederom veranderd, dit omdat er al een band in Amerika de naam 'the Free Radicals' draagt.
De nieuwe naam luidt: 'Walter Trout and the Radicals'. De naam van het nieuwe album luidt: 'Go The Distance' en ligt sinds 22 mei2001 in de winkels. Paul Hallestad maakt geen deel meer uit van de band en is vervangen door Bill Mason. Net na het nieuwe album verlaat Bernie de band, hij wil meer tijd met zijn gezin doorbrengen. Het is een komen en gaan bij de band, Bill Mason is reeds weer vervangen door Sammy Avila. Ook in drummerland is het weer raak, Kenny heeft zijn werk gedaan (en echt goed als ik het mag zeggen) en is (heel) kort vervangen door Wess Johnson. Doordat na verloop van tijd deze Wess Johnson niet echt in de band bleek te passen, is zijn plaats begin april 2002 ingenomen door Joey Pafumi. Medio mei 2003 neemt de band een heuse live cd/dvd op in Paradiso Amsterdam. De dvd zal dan eind augustus in verkoop gaan. Deze verschijnt eind augustus van datzelfde jaar onder de naam Relentless in de winkels en is meteen een groot succes, zowel in Europa als in Amerika. Het hele jaar 2004 wordt besteed aan het toeren en er verschijnt geen album van de band.
Begin 2005 verschijnt het verzamelalbum Deep Trout, The Early Years Of Walter Trout. Op dit album staan, zoals de subtitel al doet raden, nummers uit het begin van Walters solocarrière toen hij nog onder contract stond bij het Provogue-label. Naast deze staan er ook een aantal bijzondere nummers op, waaronder een oude opname uit 1973 van het nummer So Sad To Be Lonely, waar je Walter hoort zingen en gitaarspelen in zijn toenmalige band. In Amerika wordt ditzelfde album, met enkele andere nummers, uitgebracht door Walters huidige platenmaatschappij Ruf-Records. Op 24 augustus 2005 overleed bassist "vanaf het eerste uur" Jimmy Trapp aan de gevolgen van een zware beroerte. Omdat Jimmy al langere tijd ziek was, was er al een vervanger voor hem in de persoon van Rick Knapp. Na het overlijden van Jimmy blijft Rick in de band en blijkt een frisse, energievolle invloed op de band te hebben. Binnen de kortste keren heeft hij zijn eigen plek in de band bemachtigd. Voor het jaar 2006 staan twee projecten op stapel: allereerst een jamalbum, waarop naast Walter en de band ook een aantal andere bekende gitaristen zullen meespelen en een nieuw studioalbum, waar Walter al een heleboel nieuwe nummers voor klaar heeft liggen die hij tijdens het toeren in 2005 geschreven heeft.
Vorig weekend was het weer de avond van kitsch en wansmaak; met andere woorden het Eurovisie Songfestival. Volgens mij gaat het niet meer om een liedjeswedstrijd maar om een soort van carnaval. Laten we nu eerlijk zijn: de winnaar van 2006, Lordi, een groep in horrorkostuums die de boel wat kwamen bijeen schreeuwen. Het liedje trok op niets en was duidelijk geïnspireerd op de oude act van Manowar. Als men zo voortgaat zie ik voor serieuze kandidaten geen plaats meer weggelegd in de toekomst
Een typisch woord uit de Blues is de Hoochie Coochie Man. Eigenlijk is de Hoochie Coochie een sugestieve dans, ofwel een beoefenaar van Voodoo-praktijken. In het nummer Hoochie Coochie Man van Muddy Waters (eigenlijk geschreven door Willie Dixon, wordt de sexuele betekenis extra in de verf gezet. Daardoor kreeg de term een betekenis van iemand met sex-appeal en ook de magie van een Voodoo Bezweerder.
Bennett Lester Carter (8 augustus1907 - 12 juli2003) was een Amerikaanse jazz muzikant die bekendheid verwierf als saxofonist, trompetist, componist, arrangist en bandleider. Hij was een toonaangevend figuur binnen de jazz over een periode van bijna 60 jaar (van de jaren 30 tot de jaren 90) en werd door vele collegamuzikanten omschreven als King.
In zijn jeugd woonde Carter in Harlem, vlakbij Bubber Miley die een van de stertrompetisten van Duke Ellington was. Carter werd geïnspireerd door Miley en kocht een trompet. Maar toen hij merkte dat hij niet zo getalenteerd was als Miley kocht hij een saxofoon.
Op zijn 15e begon hij professioneel te spelen. Zijn eerste opnames maakte hij in 1927 en het jaar daarop vormde hij zijn eerste big band. In 1930 en 1931 speelde hij met Fletcher Henderson, waarna hij weer terugkeerde bij zijn eigen band. Bovendien maakte hij arrangementen voor Henderson en Duke Ellington in die jaren en schreef hij hits als Blues In My Heart en When Lights Are Low. Aan het begin van 1930 werden hij en Johnny Hodges gezien als de belangrijkste alt saxofonisten van die tijd. Ook werd Carter een solo trompetist. Vanaf 1930 begon hij dan ook extensief met het opnemen van nummers op de trompet.
In 1935 verhuisde hij naar Europa waar hij de belangrijkste arrangeur werd voor de het dansorkest van de BBC en nam hij enkele albums op. Hij ging in 1938 terug naar amerika en nam hij de leiding over een big band en een sextet alvorens hij in 1943 naar Los Angeles ging om nummers te schrijven voor filmproducties. Carter bleef doorgaan met schrijven en optreden tot in de jaren 90. Hij schreef onder meer nummers voor Louis Armstrong, Ray Charles, Ella Fitzgerald, Peggy Lee en Sarah Vaughan. Zijn grootste hit was Cow Cow Boogie, die hij in 1942 schreef met Don Raye en Gene DePaul voor Ella Mae Morse.
Carter overleed op 95-jarige leeftijd in Los Angeles aan de gevolgen van bronchitis.
Theodore Walter (Sonny) Rollins (7 september1930, New York City) is een Amerikaans jazzmuzikant en tenorsaxofonist. Sonny Rolling heeft al een lange productieve carrière in de jazz. Hij begon op zijn elfde, en speelde al voor zijn 20ste samen met Thelonious Monk. Tegenwoordig toert hij nog en neemt hij nog albums op. Leeftijdgenoten en muzikanten waarmee hij opnam heeft hij overleefd: John Coltrane, Miles Davis en Art Blakey.
Op 22 juni 1956 nam hij Saxophone Colossus op, één van zijn hoogst gewaardeerde albums. Op het album ook Tommy Flanagan (piano), de Jazz Messengers (Art Blakey)-bassist Doug Watkins en drummer Max Roach. Het was pas zijn derde album als bandleider, maar toch nam hij al zijn meest bekende nummer op: "St Thomas", een calypso afgeleid van een liedje dat zijn moeder zong in zijn jeugd: 'het was een traditional'. In de jaren '50 was Rollins een leidende kracht in wat later bekend werd als hard bop. In 1957 begon hij ook met het gebruik van bas en drums als begeleiding van zijn solo´s, bijvoorbeeld op de twee vroege opnames 'Way Out West' (Contemporary, 1957) en 'A Night at the Village Vanguard' (Blue Note, 1957).
Frustraties en albums
In 1959, toen hij gefrustreerd raakte met zijn - volgends hemzelf - muzikale beperkingen, nam hij een tweede (en beroemd geworden) verlof van de muziek. Om een zwangere buurvrouw niet lastig te vallen, ging hij oefenen op de Williamsburg Bridge. Zijn 'comeback'/album heette dan ook The Bridge.
Ook in de jaren ´60 bleef Sonny een van de avontuurlijkere muzikanten. Elk album verschilde hemelsbreed van de voorgaande. Hij deed latin/rtmes op 'What's New', haalde de avant-garde in met 'Our Man in Jazz', en herontdekte de normen op 'Now's the Time'. Hij speelde ook de soundtrack van 'Alfie'.
Wederom gefrustreerd nam hij zijn derde, en voorlopig laatste, verlof. Hij besteedde zijn tijd aan yoga, meditatie en Oosterse filosofieën. In 1972 raakte hij in contact met RandB, pop, en funk/ritmes. Hij had nu ook elektrisch versterkte gitaar en bas in zijn band. In deze periode speelde hij zijn solo´s zonder begeleiding. In 1985 kwam zijn album 'Solo Album' uit.
Zijn meest bekendheid behaalde hij met uitvoeringen op de album Tattoo You van de Rolling Stones uit 1981. Hij speelt op de nummers 'Slave', 'Waiting on a Friend' (de solo) en mogelijk 'Neighbours'.
Op 11 september 2001 was Sonny Rollins vlakbij het World Trade Center toen de torens instortten. Vlak daarna nam hij het live/album "Without a Song: The 9/11 Concert" op.
Overzicht
Rollins staat bekend om het feit dat hij eenvoudige, oppervlakkige of ongewone muziek gebruikt, en daarop een improvisatie baseert (Bijvoorbeeld: "There's No Business Like Show Business" op 'Work Time', "I'm an Old Cowhand" op 'Way Out West', en "Sweet Leilani" op 'This Is What I Do'). Hij heeft weinig nummers gecomponeerd, maar bekend gebleven zijn wel "St. Thomas", "Oleo", "Alfie's Theme" en "Airegin"
Zijn latere albums zijn niet zo bijzonder als zijn eerdere, maar zijn optredens zijn al, meer dan 25 jaar, nog steeds krachtig, en van een grootheid.
Zoals ieder jaar wordt het weer zomer, zoals ieder jaar zal Tien om te zien zijn (veel te veel) tenten weer opslaan aan de kust en daar de peis en vree verstoren.
Ik heb abslouut niets tegen festivals waar MUZIEK gespeeld wordt, maar bij Tien om te Zien is de muzikaliteit dikwijls ver te zoeken. Veelal gaat het om een hoop lawaai die als muziek beschouwd wordt, maar dan wel muziek zonder inhoud en melodie. Het lijkt er ook steeds meer op dat gevestigde waarden uit de Vlaamse showbizz, denken we aan Johan Verminnen, Will Tura ., wegblijven van het podium omdat hun muziek door het steeds jonger wordende publiek minder en minder geapprecieerd wordt. Zeg nu zelf, als je TOTZ bekijkt: het zijn ofwel liedjes geschreven voor kinderen (K3, M-Kids) die dan gewoonlijk nog barslecht gezongen zijn; of het gaat over carnavalsmuziek waar niemand een boodschap aan heeft, denken we aan Ik heb een toeter op mn waterscooter, gewoon afgrijselijk!! Wanneer gaat men eens terug echte goede muziek beginnen maken in Vlaanderen??
Ik spreek in de vorige alinea niet over Jazz en Blues, want voor die genres hebben we heel wat talent van eigen bodem, denken we hier aan André Donni (schitterende clarinettist en tenor-saxophonist), Roland van Campenhout (die zowat van alle markten thuis is) en nog zovelen die het Vlaamse muzieklandschap een prachtige kleur geven. Gelukkig is er nog Jazz en Blues!!!
Hillbilly Music is een naam die waarschijnlijk al velen onder u zullen gehoord hebben; maar wat is die Hillbilly music nu eigenlijk? In veel afbeeldingen worden de Hillbillies afgebeeld als een zootje ongeregeld in overall-broeken en met slechts een paar tanden in hun mond (kijk de sites met Hillbilly-humor maar na op het intenet!). Zoals ik hiervoor al proclameerde, Het is een stereotype. Het gaat hier weldegelijk om een volwaardige muziekstijl, die heel wat heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de hedendaagse countrymuziek.
Hillbilly Music, beter bekend als Country & Western (doch niet helemaal hetzelfde, de verschillen komen later nog aan bod) was de blanke Amerikaanse volksmuziek. Het was de muziek die ontstaan was in het arme, rurale zuiden van de USA Country & Western was meer dan jodelende cowboys, het genre kende een aantal varianten: Bluegrass, Western Swing, Honky-Tonk. Grote namen in de C&W waren Jimmie Rodgers, Gene Autry, Bob Wills en Hank Williams. Allemaal sterren van de Grand Ole Opry, de radio- (en later ook tv-)show die decennialang het summum van C&W-cultuur vertegenwoordigde.
In het kielzog van een periode van grote populariteit in het begin van de jaren vijftig, zouden enkele muzikanten met frisse ideeën nieuwe (zwarte) elementen aan de traditionele C&W toevoegen en zo zou Rockabilly ontstaan. In het algemeen veranderde de C&W zeer weinig, wat eigen is aan het zeer conservatieve karakter van de muziek en van het milieu waar het uit komt.
Ik heb hier al heel wat van de oude gloriën uit de Blues-wereld de revue laten passeren, maar ook vandaag wordt er nog fantastische bluesmuziek gemaakt; daarom één van de helden van vandaag: TERRY GARLAND
Wanneer Terry Garland de blues zingt, lijkt het alsof de luisteraar wordt meegenomen naar een nieuwe dimensie. Zijn bezielde songs en buitengewoon muzikaal inzicht maken Terry Garland tot een van de meest innoverende en gelauwerde bluesmuzikanten van de jaren 90. Terry is afkomstig uit Tennessee en zijn muzikale roots liggen bij de voorvaders van de blues. Gedurende zijn jeugd bestudeerde hij de sounds van Robert Johnson, Jimmy Reed, Blind Willie McTell, Howlin Wolf en Lightnin Hopkins. Zij inspireerden hem zijn roeping te volgen. "Ze speelden blues met een gitaar of piano, alleen dat. Zij wáren zelf muziek. Alleen een stem en een instrument", zegt Terry.
Garland bracht jaren door als gitarist bij verscheidene R&B-bands. Een belangrijk keerpunt in zijn carrière was toen hij voor het eerst alleen optrad. Er was geen weg terug, hij wist dat hij verder moest gaan op deze manier.
Terry Garland brengt country en delta blues covers aangevuld met origineel eigen werk. Zowel de slide- als de akoestische gitaar bespeelt hij meesterlijk en uiterst nauwkeurig. Zijn stuwende voet zorgt voor percussie en zijn vocale kunnen is een aangename verademing.
Een smaakvol en gereputeerd true-blues troubadour, die glimlachend de woorden van bluesveteraan John Lee Hooker herhaalt : "Its in me and its gotta come out!".
In zijn beginperiode, vlak na de Tweede Wereldoorlog, speelde Coltrane o.a. in de bands van Eddie "Cleanhead" Vinson, Dizzy Gillespie en Johnny Hodges. Halverwege de jaren 50 volgde hij Sonny Rollins op als tenorist in het Miles Davis kwintet, dat later met altist Cannonball Adderley tot sextet werd uitgebreid. De ritmesectie van deze groep bestond in de tijd dat de beroemde plaat 'Kind of Blue' werd opgenomen uit pianist Wynton Kelly, bassist Paul Chambers en drummer Jimmy Cobb. In deze periode (eind jaren vijftig) ontwikkelde Coltrane een zeer snelle speelstijl, die 'Sheets of Sound' wordt genoemd. Ook begon hij met het verkennen van de uithoeken van het harmonisch materiaal in de jazz: de LP 'Giant Steps' (1959) is hier het bekendste voorbeeld van. Coltrane speelde samen met diverse jazz-grootheden van zijn tijd, van Duke Ellington tot Miles Davis. Hij oefende gemiddeld 8 uur per dag. In 10 jaar tijd evolueerde hij van zeer getalenteerd Be-bop saxofonist tot het boegbeeld van de Amerikaanse Avant-garde jazz. Hij heeft een groot aantal opnames op zijn naam staan.
Kwartet
In 1960 formeerde hij zijn eigen kwartet met McCoy Tyner (piano), Jimmy Garrison (bas) en Elvin Jones (drums). In deze bezetting speelde Coltrane naast tenorsax ook sopraansax. Bekende plaatopnames uit die periode: My Favorite Things, Ole, Africa Brass, Impressions, en A Love Supreme.
In 1966 verlieten McCoy Tyner en Elvin Jones de groep. Zijn vrouw Alice Coltrane (piano) en Rashied Ali (drums) namen hun plaats in. Het kwartet werd uitgebreid met Pharoah Sanders op tenorsax. In deze samenstelling maakte de groep experimentele muziek met een sterk religieuze inslag.
Invloed
John Coltrane heeft grote invloed gehad op hele generaties tenorsaxofonisten en andere jazz-musici. Solo's van Coltrane tijdens live concerten konden zeer lang duren. Het record schijnt te staan op 2 uur en 56 minuten. Zijn speelstijl kan omschreven worden als intens en emotioneel. Coltrane stierf aan leverkanker op 40 jarige leeftijd. Een van zijn drie zoons, Ravi, heeft zich eveneens tot een getalenteerd jazzsaxofonist ontwikkeld.
(Chicago, 12 april 1940) Amerikaans jazzpianist en -componist. Herbie Hancock wordt beschouwd als een van de meest invloedrijke jazzmuzikanten van de tweede helft van de twintigste eeuw, een status vergelijkbaar met die van zijn mentor Miles Davis. In zijn muziek gebruikt hij ook elementen uit de funk, rock, blues, soul, gospel en klassieke muziek. Hij speelt zowel piano, keyboard als synthesizer.
Hancock leert piano spelen als hij zeven jaar oud is. Op zijn elfde speelt hij solo het eerste deel van een pianoconcerto van Mozart met de Chicago Symphony. Na gestudeerd te hebben aan Grinnell College wordt hij in 1961 uitgenodigd door Donald Byrd en niet veel later krijgt hij contract bij Blue Note Records.
Zijn eerste soloalbum, Takin' Off, komt uit in 1962. De verkoopcijfers van het album stijgen tot grote hoogten als datzelfde jaar Mongo Santamaria een eigen versie van Hancock's "Watermelon Man", afkomstig van dat album, uitbrengt en een grote hit wordt. Dit album brengt Hancock in de belangstelling bij Miles Davis. In 1963 wordt hij lid van Davis' band, waar hij zo'n vijf jaar blijft. Op aanraden van Davis gaat Hancock over op de Rhodes piano. Ook solo is hij succesvol. Hij componeert belangrijke jazznummers als "Maiden Voyage" en "Cantaloupe Island".
Hancock componeert de filmmuziek voor Michelangelo Antonioni's film Blow-Up, waarna hij vaker als filmcomponist gevraagd wordt. In 1969, nadat hij de groep van Miles Davis heeft verlaten, brengt hij een funkalbum uit, Fat Albert Rotunda, waarop de muziek staat die hij heeft gecomponeerd voor de televisieserie Fat Albert van Bill Cosby. Ook vormt hij dat jaar een sextet. Met dit sextet experimenteert Hancock met synthesizers en elektronische muziek. Gedurende deze tijd werkt hij soms onder de naam "Mwandishi", Swahili voor "schrijver". In 1973 houdt het sextet op te bestaan.
Na het uiteenvallen van het sextet ontdekt hij het Boeddhisme. Zijn muziek raakt beïnvloed door de funk van Sly & the Family Stone, wat goed te horen is op zijn album The Headhunters uit 1973. Dit album, gemaakt voor Columbia Records, slaat ook aan bij een poppubliek en wordt een van de succesvolste jazzalbums van die tijd. In 1976 komen oude leden van Miles Davis' kwintet uit de jaren zestig, waaronder Hancock bij elkaar voor een reünieconcert (Miles Davis zelf wordt echter vervangen door Freddie Hubbard). Onder de naam V.S.O.P. geven ze vanaf de jaren zeventig tot ver in de jaren negentig sporadisch tournees.
In 1983 scoort Hancock een grote hit met de single "Rockit", een van de eerste grote hits waarop gescratched wordt. De bijbehorende videoclip wordt veelvuldig gedraaid op MTV. In 1986 brengt hij het live-album Jazz Africa uit, waarop hij samenwerkt met de Gambiaanse koraspeler Foday Musa Suso. Datzelfde jaar wint hij een Oscar voor Beste Filmmuziek voor de soundtrack van de film 'Round Midnight.
Na de dood van Miles Davis in 1991 brengt hij samen met enkele vrienden een tribuut-album uit, A Tribute to Miles. In 1998 heeft hij succes met het album Gershwin's World, waar hij zijn eigen kijk geeft op het werk van George en Ira Gershwin.
Gisteren was het zeven jaar geleden dat Blues en Country Café COTTON FIELDS op de Antwerpse Groenplaats voor het eerst zijn deuren opende. Dit moest natuurlijk uitgebreid gevoerd worden met een live-optreden van de huis-band the Cotton Pickers waar ik deel van uitmaak als gitarist. Al van bij het begin van het optreden zat de sfeer er al flink in. Het ene schitterende blueswerk volgde het andere op en zowel voor publiek als muzikanten heeft het edel gerstenat rijkelijk gevloeid. Ook de muzikanten die niet altijd bij het maandelijkse optreden aanwezig kunnen zijn hadden zich toch vrijgemaakt voor deze verjaardag. Na een uurtje spelen kwam het moment dat de uitbater van de Cotton Fields, Mister Dee, zijn opwachting maakte om de blues te zingen. Ook hij was in uitstekende vorm!!
Het concert heeft geduurd tot ongeveer 20.00h en we hebben ons geen minuut verveeld, en naar mijn mening geldt hetzelfde voor het publiek.
Al zeg ik het zelf, het was een zeer goed optreden! En een fantastisch plezante namiddag!
Groeten,
Jay
PS als ik fotos van het optreden kan bemachtigen zal ik ze hier zeker publiceren!
Een van de laatste dagen dat de muziekwinkel "Jazz-Note" op de Antwerpse Oude Koornmarkt nog open was liep ik er nog eens binnen "For old time sake". Het was eigenlijk een beetje een droevig zicht: wat eens een zaak was vol schitterende jazzplaten was nu een lege winkel waar enkel nog wat CD's en DVD's in de afslag lagen voor 1, 2 en 3 . Uit die "overschotjes" heb ik toch nog een juweeltje gehaald voor 2 Euro. Het was namelijk de CD "Da Harlem at San Remo" met als artiesten 4 legendarische namen uit de jazz: Louis Armstrong, Eartha Kitt, Lionel Hampton en Sarah Vaughan. De CD bestaat uit een aantal Italiaanse klassiekers die door de vier voornoemde artiesten overgoten worden met een jazzy saus. En wat voor een saus... De arrangementen zijn gewoonweg schitterend te noemen. De geluidskwalitiet is fantastisch alleen moet ik wel opmerken dat bij een van de nummers van Hampton blijkbaar iets mis gelopen is met het mixen, het is zo dat het orkest de solo's van Lionel soms overstemd. Maar allé, als dat alles is dat op te merken valt op een hele CD, dan valt het al bij al heel goed mee. Om het genre van deze CD te bepalen is het niet zo eenvoudig, maar ik zou zeggen dat je het toch bij de Jazz mag rekenen. Voor de prijs van 2 is dit werkelijk een fantastisch koopje!
Eric Clapton: Deze kan een serieus stukske gitaar spelen!!!
Clapton werd in The Green, Ripley, Surrey (Engeland) geboren als zoon van de 16-jarige Patricia Molly Clapton en de 24-jarige Canadese militair Edward Walter Fryer die in Engeland was gelegerd. Fryer keerde nog voor Clapton's geboorte terug naar zijn echtgenote in Canada. Omdat zijn moeder nog erg jong was, werd Clapton opgevoed door zijn grootmoeder Rose, en haar echtgenoot Jack Clapp, die de stiefvader was van Clapton's moeder. Zijn moeder die doorging voor zijn zuster, trouwde met de Canadese militair Frank McDonald, en volgde haar echtgenoot naar Duitsland en later naar Canada.
"Ricky", zoals Clapton door zijn grootouders genoemd werd, was een stil kind met kunstzinnige aanleg en een goed verstand. Op 9-jarige leeftijd ontdekte hij de waarheid omtrent zijn afstamming. Hij trok zich nog meer terug in zichzelf en begon zijn schoolwerk te verwaarlozen. Toen Clapton eind jaren 50 met de opkomende Rock 'n Roll in aanraking kwam, was hij meteen begeesterd. Voor zijn dertiende verjaardag vroeg en kreeg hij een gitaar. Hij ging op zoek naar de oorsprong van de Rock & Roll en kwam bij de blues terecht. Op zijn 16e liet hij zich inschrijven bij het Kingston College of Art, maar al na een jaar werd hij weggestuurd.
Nu hij van school af was begon hij te werken in de bouwsector, samen met zijn grootvader. In zijn vrije tijd leerde hij de elektrische gitaar te bespelen die hij had gekocht nadat hij in contact was gekomen met de elektrische blues van onder meer Freddie King, B.B. King en Muddy Waters.
Begin 1963 richtte hij zijn eerste groep op: de bluesband The Roosters. Na de opheffing van deze band speelde hij een maand in de groep Casey Jones and The Engineers. In oktober werd hij opgenomen in The Yardbirds, waarvan hij 18 maanden lid zou blijven. Op een bepaald moment omvatte deze band de drie grootste Britse gitaristen van de jaren 60: Eric Clapton, Jimmy Page en Jeff Beck. De groep verwierf faam door zijn bluesgetinte rock, en Clapton verwierf de bijnaam waaronder hij nog steeds bekend is: Slowhand. Deze bijnaam kreeg hij omdat hij door zijn stijl van spelen regelmatig snaren brak, en hij deze dan ter plekke verving, terwijl het publiek hem begeleidde met traag handgeklap. De beide platen die hij met de Yardbirds uitbracht hadden veel succes. Desondanks verliet hij de Yardbirds in 1965, omdat hij vond dat de groep te veel de commerciële poptoer opging.
Van april 1965 tot midden 1966 maakte hij deel uit van John Mayall's Bluesbreakers. In deze periode kwam zijn talent definitief tot ontplooiing. Hoogtepunt was de LP Bluesbreakers With Eric Clapton, inmiddels een echte klassieker.
Eind 1966 richtte hij samen met bassist Jack Bruce en drummer Ginger Baker de groep Cream op. Met deze groep vestigde hij definitief zijn reputatie als de nummer één van de rockgitaristen. Door het uitbrengen van drie opeenvolgende sterke LP's, en door energieke en uitgebreide tournees, verwierf Cream een internationale reputatie die amper onderdeed voor die van de Beatles en de Rolling Stones. De optredens van de band kenmerkten zich in veel improvisatie, waarbij alle drie de bandleden hun muzikale talenten ten volle konden uiten. De karakters van de drie leden waren echter zo sterk dat ze voortdurend met elkaar botsten, waardoor de band geen lang leven beschoren was. Maar hoewel de band slechts twee jaar bestond, wordt hij toch beschouwd als een van de voornaamste van die periode.
Vervolgens trad Clapton een tijdje op als gastmuzikant met Delaney & Bonnie, die het voorprogramma van de tournee van Blind Faith hadden verzorgd. In de zomer van 1970 leidde dit tot de oprichting van Derek and The Dominos. Ook deze band maakte het niet lang: na één LP en een Amerikaanse tournee was het opnieuw over. Dit leverde echter wel de klassieke dubbel LP "Layla and other assorted love songs" en een dubbele live LP "In concert" op. Layla wordt nog steeds gezien als één van de hoogtepunten in de populaire muziek. Door de combinatie van getalenteerde en gedreven muzikanten en een zeer persoonlijke benadering van de songs, ontstond een echte klassieker. Met name de inbreng van gitarist Duane Allman bracht het geheel op een hoog niveau.
Ondanks zijn professionele successen ging het Clapton in deze periode privé niet voor de wind. De druk van zijn carrière, zijn (voorlopig) onbeantwoorde gevoelens voor Patti Boyd (de echtgenote van zijn vriend George Harrison)en zijn verslaving aan heroïne maakten dat hij van de scène verdween. Na een onderbreking van drie jaar wist hij met de hulp van Pete Townshend (The Who) van zijn verslaving af te komen. Hij had een rol in de verfilming van Townshend's rock-operaTommy, en begon weer platen op te nemen. Zijn stijl had echter een verandering ondergaan: de nadruk lag minder op de muzikant, meer op de vocalist en componist, minder op de blues ook. Dit werd hem door veel van zijn vroegere fans en door veel critici niet in dank afgenomen.
Aan het einde van de zeventiger jaren kreeg hij opnieuw te maken met een verslaving, ditmaal aan alcohol, waardoor hij in 1981 zelfs in het ziekenhuis belandde. Ondertussen was hij in 1978 ook gehuwd met de reeds eerder genoemde Patti Boyd, die inmiddels van Harrison was gescheiden.
Gedurende de jaren tachtig bleef hij met groot succes albums uitbrengen, alhoewel hij nooit meer de immense populariteit bereikte van de jaren zeventig. In 1987 werd hij lid van de Anonieme Alcoholisten, en sindsdien lijkt zijn alcoholverslaving onder controle. Tijdens de opnamen van het album Behind the sun in 1985 gingen leerde hij Yvonne Khan Kelly kennen, met wie hij een verhouding én een kind kreeg: zijn oudste dochter Ruth (°1985). Clapton verliet Patty Boyd, en in 1988 scheidden zij. De verhouding met Kelly duurde echter niet lang, en Clapton vond in het Italiaans model Lori Del Santo een nieuwe levensgezellin. Uit deze verhouding werd in 1986 een zoon, Conor geboren.
Aan het begin van de jaren negentig beleefde hij privé weer harde tijden. In een helikopterongeval eind 1990 kwamen drie van zijn beste vrienden om het leven: gitarist Stevie Ray Vaughan en twee leden van Claptons crew, Colin Smythe en Nigel Browne. Op 20 maart1991 viel zijn vierjarig zoontje Conor uit een raam op de 53 ste verdieping van een wolkenkrabber waar zijn moeder woonde in Manhattan (New York). Clapton drukte zijn verdriet hierover uit in het nummer "Tears in Heaven" waarmee hij in 1992 een Grammy-award won.
Met de verschijning van het album "From the Cradle" in 1994 boorde Clapton weer zijn oude bronnen aan en de traditionele blues gingen weer een prominentere rol spelen in zijn muziek (zie The blues (1999), Riding with the King (2000)...).
In 1997 richtte hij op het eiland Antigua het Crossroads Centre op, een internationaal afkickcentrum voor alcohol-, drug- en andere verslavingen.
In januari 2002 trouwde hij met Melia McEneryin dezelfde kerk waar hij tien jaar geleden afscheid heeft genomen van zijn zoon). Het echtpaar kreeg twee dochters, Julie Rose (2001) en Ella Mae (2003).
In 2004 verleende Clapton zijn medewerking aan de nieuwe CD van zijn oude vriend Rod Stewart, genaamd "Stardust".
In 2005 kwam Eric Clapton met nieuw werk naar buiten op het album "Back Home".
Jazz: een feest!!! Optreden in Café Cotton Fields (Groenplaats, Antwerpen)
Vorige Zondag speelden in Café Cotton Fields op de Antwerpse Groenplaats het Jazz-trio dat ik hier al eens besproken had nl Little Eddy (keyboard), Jef Tommeleine (tenorsax) en Jean Groenen (Gitaar).
Toen ik naar Antwerpen reed was het koud en er vielen vlokken natte sneeuw, dus ik dacht dat het optreden niet zou doorgaan, maar toen ik er tien minuten zat, kwamen de muzikanten binnen!
Voor dat de muziek begon was er eigenlijk maar weinig volk in het café (door het slechte weer), maar er kwamen heel wat mensen af op de swingende Jazz-muziek van het trio. Ze speelden jazz die voor iedereen toegankelijk is (Eddy noemt het soms Plezante Jazz). Op die manier zat iedereen aandachtig te luisteren.
De interactie tussen de drie muzikanten is gewoonweg fantastisch te noemen. Ze moeten maar naar elkaar kijken en de één weet wat de ander bedoelt!
Ook de Café-Uitbater, Mister Dee, was goed in vorm. Op een bepaald moment nam hij de micro en begon samen met het trio de Blues te zingen: schitterend!!!
Zo volgde die avond het ene nummer het andere op. De muzikanten lieten fantastische solos horen en het manneke in Eddy zijn keyboard (=de drumcomputer) deed mee voor het swingende tempo er goed in te houden.
Als je deze namen op een affiche tegenkomt is het zeker de moeite om te gaan luisteren. Zelfs kou en sneeuw houden deze doorwinterde jazz-muzikanten niet tegen!!!
Veelal hoor je muzikanten spreken met de woorden majeur en mineur, MAAR wat betekent dit alles. Hier even de uitleg...
Mineur is een aanduiding uit de muziek, die aangeeft dat een muziekstuk wordt gespeeld in een toonsoort met een kleine terts. Letterlijk betekent mineur 'de mindere' of 'de kleinere' en is het tegenovergestelde van majeur.
In de muziek spreekt men wel van kleine en grote intervallen. Op z'n Frans heet dat dan respectievelijk mineur en majeur.
Voorbeeld: Deze ouverture is gecomponeerd in e mineur. Of ook wel e kleine terts of kortweg e klein
Bij mineurtoonsoorten gebruikt men bij vermelding het liefst een kleine letter, in tegenstelling tot majeurtoonsoorten die meestal met een hoofdletter worden aangeduid.
Mineurtoonladders worden vaak in filmmuziek gebruikt, met name tertsverwantschappen klinken erg filmisch. Dit is bijvoorbeeld de akkoordenprogressie van C mineur naar E mineur. Voorbeelden hiervan zijn Nino Rota'sGodfather Waltz en John Williams' soundtrack van E.T.. Daarnaast wordt de mineurtoonsoort ook vaak gebruikt als de muziek droevig of boos moet overkomen op de luisteraar.
Mineur is een 6e trap van het majeurstelsel. Melodisch en harmonisch mineur worden gebruikt om op de 5e trap van mineur een dominant septiem te krijgen zodat deze terugleidt naar de 1e trap.
Majeur (Fr.: groter) is een term uit de muziek, en wordt gebruikt bij het onderscheiden van toonsoorten, toonladders en intervallen. De majeur toonladder wordt ook wel de Ionische toonladder genoemd, deze toonladder stamt af van de 'witte toetsentoonladder' in C.
Bijvoorbeeld de toonladder G majeur, G grote terts, of kortweg G groot:
De intervallen van een majeurtoonladder zijn van laag naar hoger: I--1--II--1--III--1/2--IV--1--V--1--VI--1--VII--1/2--VIII Noot nummer VIII is noot nummer I alleen dan een octaaf hoger. Na noot nummer VIII komt weer een hele interval zoals van I naar II.
Bij het noteren van een majeurtoonsoort, gebruikt men hoofdletters, bij mineur kleine letters. Bijvoorbeeld: E (E majeur) en e (e mineur).
Soms wordt het klanklandschap van een majeurtoonaard omschreven als hard, terwijl dat van de mineurtoonaard zacht genoemd wordt. Meestal staan extroverte, vrolijke melodieën in een majeurtoonaard, introverte en droevige melodieën in een mineurtoonaard. Denk maar aan de uitdrukking: iets verloopt in mineur, een mineure stemming.
Een paar weken geleden woonde ik een optreden bij in Luik van een lokale jazz-groep. Het optreden begon heel goed moet een aantal standards (zowel vocaal als instrumentaal) met werken van grootmeesters als Ellington en Basie. De (jonge) zangeres deed erg haar best om de vocale capaciteiten van Ella Fitzgerald te benaderen, maar dat ging wel boven haar petje. Ik vond het toch een goed probeersel
Tijdens de pauze sprak ik met de muzikanten over de de jazz en vroeg hen ook wat ze in het volgende deel gingen brengen. Het antwoord was nog wat traditionele jazz en een paar verzoeknummers. Toen ze die traditionele jazz speelden was ik nog zeer geboeid. Maar toen ze vroegen om verzoeknummers was het hek helemaal van de dam! Mensen begonnen te vragen om popnummers, moderne muziek en dergelijke. Het ergste van de zaak is dat het, zo goed begonnen, jazz-groepje die dingen nog speelde ook. Dit was voor mij een koude douche na een puik eerste deel. Als je aankondigt dat je een jazz-optreden geeft, hou je dan aan de afspraak. Natuurlijk een paar afwijkingen op de standaard jazz zijn altijd mogelijk, maar hedendaagse radio-hits waren toch wel te veel van het goede voor mij.
Ik ben dan maar in mijn auto gestapt en naar huis gereden met een CD van Oscar Peterson op de achtergrond
PS de bijgaande foto is NIET genomen tijdens het desbetreffende optreden.
Webster werd geboren in Kansas City, Missouri, wordt gezien als één van de drie meest belangrijke swing tenoren (naar zijn instrument, de tenor sax) met Coleman Hawkins (Webster's belangrijkste invloed) en Lester Young. Hij stond bekend om zijn harde, geraspte en brutale uithalen, terwijl hij in ballads ook warm en sentimenteel kon spelen. Webster leerde piano en viool spelen op jonge leeftijd, voordat hij met de saxofoon om leerde gaan. Toen Bud Johnson hem eenmaal de technieken van het saxofoon spelen leerde was hij verkocht en voegde hij zich bij de Young Family Band (toen nog met Lester Young). In de jaren 30 van de vorige eeuw spendeerde hij de nodige tijd met verschillende orkesten, waaronder die van Andy Kirk, Fletcher Henderson, Benny Carter, Willie Bryant, Cab Calloway en de band van Teddy Wilson.
In 1940 werd Ben Webster de eerste tenor solist in het orkest van Duke Ellington. In de daaropvolgende drie jaar speelde hij op vele beroemde albums, waaronder Cotton Tail en All Too Soon. Na drie productieve jaren met Duke Ellington verliet hij de band in een boze bui de band in 1943 en knipte hij een pak van Ellington aan stukken. Hierna speelde hij in New York City, als bandleider en lid. Hieruit vloeide onder meer korte samenwerkingen met Raymond Scot, John Kirby en Sid Catlett voort.
Met Art Tatum nam hij ook nog een klassieke set op, maar in 1964 besloot hij t egaan toeren met Amerikaanse jazz-muzikanten in Kopenhagen. In zijn laatste decennium als muzikant speelde hij alleen daar nog. Ondanks het feit dat hij bekend stond als een moeilijk persoon speelde hij met de grootste muzikanten die de jazz gekend heeft. Bovendien was zijn speelstijl een invloed voor latere beroemdheden als Archie Shepp, Lew Tabackin, Scott Hamilton, David Murray en Bennie Wallace.
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Over mijzelf
Ik ben Jürgen "Jay" De Cleen, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Guitarking.
Ik ben een man en woon in pendel tussen Antwerpen en Rupelmonde (België) en mijn beroep is Muzikant en manager.
Ik ben geboren op 16/12/1978 en ben nu dus 46 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Muziek, filosofie, genieten van het leven.