Theoretische Psychologie
een fenomenologisch onderzoek; op zoek naar een overkoepelende theorie voor gedrag
Inhoud blog
  • commentaar van John op krantenartikel; 16 december 2010
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    13-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Klaas Linker schreef op 11 december 2008:

    De waarschijnlijkheidsleer is belangrijk in het wetenschappelijk denken. Zoals Roos al opmerkte is dat niet nieuw in de Psychologie. Niettemin ben ik nog eens wat gaan nadenken hoe naar mijn idee de relatie tussen waarschijnlijkheid en gedrag gezien kan worden. In het algemeen lijkt mij dat waarschijnlijkheid, toeval, betrekking heeft op de uitkomsten van processen. Aangenomen kan worden dat gedrag ook de uitkomst van een proces is. Een proces dat enerzijds wordt beïnvloed door factoren in de persoon, anderzijds door factoren in de situatie.
    Naar mijn idee spreken we van toeval als we geen controle hebben over de uitkomst van een proces. Als we wel kunnen bepalen, of weten, wat de uitkomst is, dan is er geen sprake meer van toeval. Dat zou dan betekenen dat er minder sprake is van toeval als het om het eigen gedrag gaat en meer als het gaat om het gedrag van anderen. Daarmee komt er iets subjectiefs in het concept waarschijnlijkheid. Ik kan de rol van het toeval in mijn leven terugdringen als ik controle heb over mijn gedrag en invloed heb op het gedrag van anderen, op de situaties waarin ik terecht kom. Als het gaat om het gedrag van anderen in groepen dan wordt het steeds moeilijker om invloed te hebben op dat wat die anderen doen naarmate de groep groter wordt. Dan zal ik dus steeds meer statisticus moeten worden.
    Mijzelf 'ken ik het beste', dus bij mijzelf heb ik de meeste controle over de processen die uiteindelijk in gedrag resulteren. Als ik doe dat wat ik ook wil doen, dan heb ik me even kunnen onttrekken aan 'de wetmatigheden van het toeval'. Het komt mij voor dat dit in een basale theorie voor de psychologie een belangrijke aanname is!


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-12-2008, 10:12 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    12-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    bericht van Klaas Linker, van 3 december 2008:

    Na lezing kwamen er een aantal punten bij mij naar boven waar ik nog vraagtekens bij zou willen plaatsen.
    Het eerste punt dat in mijn denkwereld nogal fundamenteel is heeft weer te maken met het concept gedrag. Bij het derde thema staat: "Daar gedrag een eindproduct lijkt van een gigantisch conglomeraat aan neuropsychologische activiteiten, . . ." Tot nu toe ben ik er altijd van uitgegaan dat ook de neurologische activiteiten integraal tot ons gedrag moeten worden gerekend. Het komt mij voor dat dit een punt is, dat nogal consequenties heeft voor een gedachtewisseling over de grondslag van niet alleen de psychologie, maar ook voor de wetenschapsbeoefening in het algemeen.
    In hoeverre een en ander met de snaartheorie heeft te maken zie ik niet zo. Trouwens ik vraag mij nu ook af of het wel zo voor de hand ligt om de natuurkunde als inspiratiebron te nemen. Een onderbouwing daarvan lijkt mij in elk geval toch wel wenselijk. Er lijken mij namelijk ook wel argumenten te zijn om de natuurkunde eens vanuit inzichten uit de psychologie te gaan beschouwen. Een natuurkundige theorie is tenslotte een 'denkbeeld' over iets uit 'de werkelijkheid'. Denkbeelden komen nu eenmaal voort uit 'neurologische activiteiten'.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-12-2008, 00:00 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    11-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Commentaar op de inbreng van Roos van 26 november 2008. Je richt je op de huidige versie van het overzichtsartikel.

     

     

    Om de portee van deze onderneming samen te vatten lijkt me het volgende van belang.

    We gaan uit van de ruwe grondstof: gedrag zoals dat in alle schakeringen en ogenschijnlijk ordeloze opeenvolgingen aan ons geestesoog voorbij trekt. Alleen het “beschouwen” op zichzelf levert geen bruikbaar resultaat op. Er dient een methode te worden gebruikt die aan criteria van wetenschappelijkheid voldoet. Ook moet de weg van ruw materiaal naar hypothese, steeds terug te vinden zijn. Om die reden besteden we aandacht aan de methodologie. Deze methode zal pas dan interessante resultaten opleveren, indien er – beoordeeld volgens verschillende schalen – op meerdere niveaus consistentie wordt bereikt. Hinderend is op dit moment dat schaalproblematiek juist een onderdeel uitmaakt van de bevindingen van dit onderzoek. We moeten dus extra waakzaam zijn tegen het aanwijzen van verkeerde oorzaken en gevolgen en andere mogelijk fictieve verbanden.

    Het onderzoeksveld bestaat uit (menselijk) gedrag en de beschrijvingen dienen dit domein adequaat weer te geven. De verdere bewerking van deze grondstof – de “fenomenen” – is niet aan de grenzen van dit domein gebonden en laat alle ruimte om daar buiten te treden. Anders bestaat namelijk het risico dat we in de “metafysica” van de jaren vijftig van de vorige eeuw verzeild raken. Deze diepzinnigheden lachen mij geenszins toe.

     

    Als één inspiratiebron gebruik ik een paar ideeën die ontleend worden aan de natuurkunde, om orde aan te brengen in die schijnbare ordeloze verzameling losse gebeurtenissen. Nonlineariteit, complexiteit en schaalgrootte zijn een paar onderwerpen uit die wetenschap.

    Daarnaast wordt voortdurend gekeken of de bereikte resultaten stroken met wat vooral de psychologie aan visies oplevert. Aldus werken we dan aan een consistent corpus van inzichten dat de afzonderlijke fenomenen overstijgt en aansluiting vindt bij wat de wetenschap al eerder voortbracht.

     

    Iets over de snaartheorie: deze theorie is binnen de natuurkunde omstreden. Van empirische verificatie zou geen sprake zijn. Wel zou een charme van deze theorie zijn, dat de relativiteitstheorie en de quantumfysica beide zijn onder te brengen in deze supertheorie. Er zijn voorstanders van deze visie, waaronder Robbert Dijkgraaf, mathematisch fysicus. Daartegenover bevinden zich theoretici die dit “puur wiskunde, maar geen natuurkunde[1]” vinden. Het heeft voor ons geen zin om daar in te duiken. Wel lijkt het me belangrijk om daaraan een principe te ontlenen, dat misschien bruikbaar is voor ons eigen onderwerp. Beschouw het als een voor de psychologie toevallige inspiratiebron. Over dat principe zullen we het nog hebben.

     

    Het lijkt mogelijk om evenveel werelden te veronderstellen, als er individuen zijn, schrijf je. Minder prettig is de gedachte dat er evenveel wetenschappelijke visies als individuen zouden bestaan. Dat zou immers afbreuk doen aan de eerder uitgesproken verwachting van de wetenschap dat dit een belangrijk gemeenschappelijk aspect omvat. Wij dienen ons in te zetten om te voorkomen dat zich dit voltrekt. Ik denk dat dat lukt.

     

    Je citeert:

    "Daar gedrag een eindproduct lijkt van een gigantisch conglomeraat aan neuropsychologische activiteiten . . ."

    en stelt dat dit consequenties heeft voor een gedachtewisseling over de grondslag, zelfs voor de wetenschapsbeoefening in het algemeen.

     

    Zo zie ik dat ook, Roos. Het betekent: afscheid nemen van ideeën die de indruk wekken dat we het over entiteiten hebben die een ondeelbare eenheid vormen, met een eenduidige structuur die in de tijd constant blijft. Hoogstens kunnen we (misschien?) stellen dat de buitengrenzen zijn af te bakenen. Wat tot het functioneren van een individu behoort en wat niet, vormt mogelijk zo’n buitengrens. Dat daarbinnen sprake is van een eenheid lijkt mijns inziens moeilijk vol te houden. Als verklarend substraat kan verwezen worden naar de neuropsychologie. Daar kan sprake zijn van onderlinge samenwerking, maar soms ook van tegenwerking van functioneel verschillende hersengebieden.

    Dat het zinvol kan blijken om de eenheidsidee op dit gebied open te breken blijke onder meer uit de schommelingen in het functioneren van mensen. Dit wordt duidelijk in de voortdurend wijzigende functie die fenomenen in wisselende contexten vervullen, leidend tot steeds andere implicaties. Dit wijst veeleer op diversiteit, instabiliteit en dynamiek, in plaats van rust en stabiliteit. Let eens op de wijze waarop discussies verlopen over onderwerpen met een gepretendeerde wetenschappelijke inhoud.

    Als voorbeeld een vergelijking met het somatisch functioneren bij het sporten. Hier is het besef van schommelingen in het functioneren immers volkomen aanvaard. Denk aan uitspraken van topsporters: “ik had vandaag mijn dag niet” of andersom: “het ging vandaag gemakkelijker dan gisteren”.

     

    Het lijkt me juist, om van een verschuiving in het beeld van het individueel functioneren te spreken. Doordat we nu meer weten dan vroeger, dienen we dienovereenkomstig onze beelden hieromtrent bij te stellen. Dat die beelden zich verwijderen van wat de man-in-de-straat vind, acht ik een teken van vooruitgang. Die theorieën deugen slechts in geringe mate en zullen in het algemeen bezien, dichtbij de 50/50 % trefkans liggen. Voor een individu, groep of binnen een bepaalde cultuur kan die trefkans natuurlijk hoger zijn, waardoor zo’n visie een grotere geldigheid kan bezitten. Bij het beoordelen van die trefkans dient de tijd- en grootte-schaal waarop beoordeeld wordt, te worden meegewogen.

    Wij streven naar visies – meestal geformuleerd in de vorm van hypotheses - die boven allerhande afzonderlijke fluctuaties in de gedachtevorming uitkomen. De uiteindelijke toetsing van onze hypotheses berust bij de empirische psychologie.

    Open staat de verplichting aan ons om te laten zien dat deze benadering tot boeiende veronderstellingen en een interessant mensbeeld leidt.

     

    Over jouw opmerking over de waarschijnlijkheidsleer:

    Je kent deze uit de wetenschapstheorie. De Groot en anderen die zich bezighouden met dit onderwerp, bouwen aan een methodologie en beantwoorden de vraag hoe je gegevens zo kunt verwerken, dat de uitkomsten aan standaarden van wetenschappelijkheid voldoen.

     

    Wij richten ons niet daarop. De waarschijnlijkheidsleer wordt hier gebruikt om aan het alledaags gedragsmatig functioneren een werkbare theorie mee te geven. Om alvast een blik vooruit te werpen, stel ik een paar vermoedens:

    -         mensen neigen naar het verwerken van informatie in een te hoog schaaltype. Voordeel: dat maakt veel conclusies mogelijk, leidend tot diepzinnige inzichten. Nadeel: juist daardoor wordt ruis geproduceerd die tot verwarring, pathologie en allerhande “geloven” leidt. Vaak zal de winst op de korte termijn gelden, terwijl op langere termijn deze vorm van intellectuele milieuvervuiling zichtbaar wordt;

    -         er lijkt aan de arme kant van het schaalcontinuüm – dus: aan de nominale kant - een schaal te bestaan, die in de natuurkunde als “scalair” bekend is. Men kent hem in het dagelijks functioneren gewoonlijk niet en weet er dientengevolge evenmin adequaat mee om te gaan. Tegelijkertijd heb ik het gevoel dat die schaal in ons bestaan werkzaam is. Dat leidt tot zinloze “waarom”-vragen en andere verwarringen.

     

    Jouw opmerking over de waarschijnlijkheidstheorie is nog niet ten volle te beantwoorden. Open staat namelijk de vraag, in hoeverre het zinvol is om buiten de huidige paden van de psychologie te treden en terug te keren naar de oorspronkelijke bron van inspiratie.

    Indien we uitkomen bij dat wat al lang bekend is en uitsluitend reeds lang betreden paden aanzien voor “nieuwe wegen”, dan weten we zeker dat dit geen zin heeft.

    Voorlopig laat ik me leiden door het vermoeden dat deze bron tot interessante doorkijkjes en hypotheses zal leiden. Ik geef toe dat het in dit stadium ontbreekt aan stevige argumenten. Die komen. Of niet. Dat gaan we nog meemaken!

     

     



    [1] Bijvoorbeeld: Jo van de Brand, hoogleraar natuurkunde, VU;


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-12-2008, 00:00 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    02-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

     

     

    Commentaar van Roos op het stuk van John (“Beginnetje” d.d. 26-11-’08)

     

    Bij de eerste zin:

    Ik heb enige moeite mij het begrip ‘wetenschap’ voor te stellen als ‘een persoonlijke instelling van de onderzoeker’.  Gelet op wat je aan het eind van het stuk schrijft, nl. “…dat er evenveel ‘werelden’ als individuen (…zouden kunnen) bestaan” zou dit impliceren, dat er evenveel wetenschappen als onderzoekers kunnen bestaan. Een interessante gedachte, maar één die mij persoonlijk wat te ver gaat!

     

    Bij punt 1, over de waarschijnlijkheidsleer:

    Ik denk dat er t.z.t. een onderscheid gemaakt moet worden tussen wetenschappelijk psychologisch onderzoek, dat al heel lang gebruikt maakt van waarschijnlijkheidsleer / statistiek enerzijds, en de waarschijnlijkheidsleer en de onzekerheidsrelaties als jouw inspiratiebron voor verklaring van menselijk gedrag (want daar gaat het je toch om?).

     

    Bij de snaartheorie kan ik mij weinig voorstellen, ik vind het erg abstract. Ik denk dat dit nog uitgebreid toegelicht en uitgewerkt moet worden.

     

    Wat betreft ‘onderlinge uitwisselbaarheid van wetenschappelijke kennis’en ‘solipsisme’:

    Er bestaan vast evenveel ‘werelden’ als individuen! De kwestie is: hoe ga je daar verder in je theorie mee om? De nadruk zou kunnen liggen op de overeenkomsten, de onderlinge verschillen en/of de relaties tussen die werelden.

     

    Roos de Klerk

    02-12-‘08

     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-12-2008, 00:00 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    29-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Inleiding

     

    Wetenschap vatten wij op als een persoonlijke instelling van de onderzoeker en als een corpus van sociaal toegankelijke inzichten en onderzoeksresultaten. Wij willen weten en zoeken naar een systematische aanpak. Essentieel daarbij is dat onze bevindingen en veronderstellingen uitwisselbaar zijn tussen personen. Een individuele inval kan goud waard zijn, mits deze nader bewerkt wordt tot een openbaar toegankelijke entiteit. Door wetenschap aldus op te vatten vormt zaakgerichte kritiek tussen personen een vast onderdeel van het wetenschappelijk denken. De Groot (methodologie, 1961) spreekt hier van het wetenschappelijk forum.

     

    In de aanloop van dit project fungeert de natuurkunde als een belangrijke inspiratiebron. De volgende thema’s lijken voor de psychologie interessante mogelijkheden te bieden om te bezien of dezelfde thema’s – uiteraard op analogieniveau, niet als identieke processen – een rol spelen:

    1. In de quantummechanica speelt de waarschijnlijkheidsleer een belangrijke rol. Tot en met de relativiteitstheorie werden statistische schattingen als een testimonium paupertatis beschouwd, waar de natuurkunde geen boodschap aan hoort te hebben;

     

    1. de onzekerheidsrelaties van Heisenberg intrigeren voor de psychologie, als alternatief voor de veelal verbaal georiënteerde filosofieën over gedrag die met verabsoluteerde en afgeronde begrippen werken. Voor de psychologie geldt dat dit principe eigenlijk voortvloeit uit punt 1. In de waarneming en de cognities zien we dit principe terug.

     

    1. de snaartheorie hypothetiseert punten tot verzamelingen van dimensies op kleine schaal. Daar gedrag een eindproduct is van een gigantisch conglomeraat aan neuropsychologische activiteiten, lijkt dit een bruikbare gedachte. We komen dit onderwerp vooral in de tijdbeleving en in de communicatie tussen mensen tegen als schaalproblematiek.

     

    1. vergelijking van de maten uit de astronomie met die van de deeltjesfysica leidt tot schaalproblemen. Ook dit lijkt een interessant thema om te bezien in hoeverre we daar voor het gedrag iets aan hebben.

     

    Methode van onderzoek

     

    Dit onderzoek vertrekt vanuit de dagelijks ervaringen van individuen en richt zich op het structureren daarvan. In zoverre er louter beschrijving plaats vindt, gaat het om de fenomenologische methode. De bevindingen worden zoveel mogelijk ondergebracht in hypothetische theorieën en naar vermogen getoetst aan het corpus van de bestaande wetenschappelijke inzichten en daar semantisch en inhoudelijk mee verbonden. Ook vindt voor-empirische verificatie plaats door binnen het corpus van verzamelde indrukken zelf, te zoeken naar versterking of verzwakking van de door ons gestelde hypothese.

     

    Daar deze methode zoveel mogelijk vertrekt vanuit directe waarnemingen van individuen, bestaat de kans dat dit psychotherapeutisch nuttige ideeën oplevert. Dat is niet het hoofddoel, maar levert hopelijk wel een interessante bijvangst.

     

    Dit is een exploratie van eigen en andermans gedrag en dient derhalve voorin de empirische cyclus te worden gesitueerd, zoals Adriaan de Groot (1961) die formuleerde. De resultaten van dit onderzoek betreffen vermoedens, veronderstellingen en hypotheses.

    Voor empirische toetsing zal men meer systematisch gecontroleerd vervolgonderzoek moeten verrichten, met andere methoden. Dat valt buiten onze huidige opzet.

     

    Om opsluiting binnen dit domein van direct waarneembaar gedrag te voorkomen dient uitdrukkelijk gesteld dat de hypothesevorming niet uitsluitend wordt gevormd uit het materiaal dat zich binnen dit domein bevindt. Er wordt tevens gebruik gemaakt van het corpus aan bestaande inzichten op uiteenlopende gebieden van de psychologie, biologie en andere wetenschappen.

     

    Aanleiding voor dit onderzoek

     

    Geïnspireerd door de natuurkunde realiseerden wij ons, dat er in de psychologie niet zo iets bestaat als een “standaardmodel”. Dat vormde destijds de directe aanleiding om een onderzoek naar de psychologische concepten te starten.

    De huidige ontwikkeling ligt niet in lijn met deze startmotivatie. Het is nu veeleer een open exploratie, waarvan de uiteindelijke contouren nog niet zichtbaar zijn. Waar dit toe zal leiden valt op dit moment niet te voorspellen. Dank zij Skinneriaanse conditionering wordt de binding aan dit project in stand gehouden.

     

    Daar wij vertrekken vanuit individuele waarnemingen, bestaat de mogelijkheid dat er een soort “multiversum” ontstaat, analoog aan de kosmologie. Daarmee bedoelen we dat het mogelijk is dat zich een theorie aftekent die kan bestaan naast andere theorieën. We zouden het dan hebben over een “wereld” die bestaat als één element uit een verzameling van ongeteld veel mogelijke werelden. De verbindende schakel tussen de uiteenlopende mogelijkheden wordt dan mogelijk gevormd door de veronderstelling dat er evenveel “werelden”  als er individuen bestaan.

    Dit zou een onwenselijke ontwikkeling zijn, daar dit immers afbreuk doet aan hetgeen er in de inleiding gesteld werd over de onderlinge uitwisselbaarheid van wetenschappelijke kennis. We zouden dan uitkomen bij een solipsisme waar - althans op dit moment – aversie tegen bestaat.

    Zover is het gelukkig niet.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    29-11-2008, 00:00 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    09-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Roos de Klerk-Swart schreef:

     

    Alvast even een korte reactie op Klaas' opmerking over "gedrag":

    Ik denk dat de meest gangbare en in de psychologie gehanteerde definitie neerkomt op: "alle activiteit van het individu". Dus niet alleen waarneembaar (ik zou in het kader van de discussie bijna zeggen: 'stoffelijk' ) gedrag, maar ook: zien, denken, fantaseren, dromen. Voor mij heeft "daad" de connotatie van: doelbewust en waarneembaar gedrag en is het beperkter dan wat onder gedrag als boven aangegeven staat.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-11-2008, 11:27 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    26-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Klaas Linker schreef:

    Het beeld van de werkelijkheid volgens Nicolai Hartmann

     

    Het komt mij voor dat bij Hartmann een filosofische onderbouwing kan worden gevonden voor jouw streven om belangrijke inzichten van de natuurkunde ook in de psychologie te introduceren. Hierbij denk ik dan aan wat Störig schrijft op blz. 619 e.v.

    Zoals ik het begrijp geeft Hartmann, vanuit een wetenschappelijke zienswijze, een beschrijving van hoe de werkelijkheid is opgebouwd. Hij gaat daarbij uit van enkele vooronderstellingen.

    -         De werkelijkheid moet niet verward worden met stoffelijkheid. Bijvoorbeeld historische gebeurtenissen zijn niet stoffelijk, maar wel zeer werkelijk.

    -         De werkelijkheid is dynamisch, een voortdurend worden.

    -         In diepste wezen is de werkelijkheid onkenbaar, wij kunnen de werkelijkheid slechts benaderen.

    -         Objecten van onderzoek kunnen bestaan in verschillende niveaus in het zijn van de werkelijkheid.

     

    Hij onderscheidt vervolgens vier niveaus of lagen in het zijn van de werkelijkheid. De eerste laag is de laag van het stoffelijke zijn, het materiële. De tweede laag die van de levende materie, de biologie. Deze beide lagen zijn het domein van de ruimtelijke buitenwereld. De derde en vierde laag zijn vervolgens de laag van de psychische verschijnselen en de laag van de geestelijke, de culturele verschijnselen. De mens als verschijningsvorm bevindt zich in de werkelijkheid van elk de vier zijnslagen, terwijl een steen bijvoorbeeld zich alleen in de materiële zijnslaag bevindt. Wetmatigheden van een bepaalde zijnslaag werken door in de wetmatigheden van daar bovenliggende zijnslagen. Zo kunnen wij bijvoorbeeld maar op een heel beperkt aantal onderwerpen (één, hooguit twee?) onze aandacht geconcentreerd houden. Dit zien we terugkomen in de zijnslaag van het culturele, er zijn maar een heel beperkt aantal onderwerpen (één, hooguit twee?) die tegelijkertijd in het brandpunt van het nieuws staan. Deze doorwerking van wetmatigheden gaat steeds vanuit een onderliggende laag naar een daarboven liggende laag, niet andersom. In deze zienswijze is het vanzelfsprekend dat de wetmatigheden van de materiële werkelijkheid zich ook, eventueel in getransformeerde vorm, zullen manifesteren in de werkelijkheid van de psychische zijnslaag.

    Jouw streven om te onderzoeken hoe de wetmatigheden van de kwantummechanica zich manifesteren in de psychologie, lijkt mij vanuit het gedachtegoed van Hartmann te worden ondersteund. Wel zal je ervoor moeten blijven waken, dat niet de indruk ontstaat dat jij de natuurkunde gelijkstelt aan de psychologie, het moeten onderzoeksgebieden blijven die vanuit te onderscheiden zijnslagen worden benaderd. Dit zal denk ik betekenen dat er ten opzichte van de natuurkunde “iets” in de psychologie bij is gekomen; een natuurkundige wetmatigheid wordt “rijker” in de psychologie. Wat dat “iets” dan is zul je ook duidelijk moeten kunnen maken.

     

    Franeker, 24-8-2008


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    26-08-2008, 16:19 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    24-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    24 augustus 2008.

     

    Dag Roos,

     

    Hartelijk dank voor je bericht van 17 augustus 2008 (zie blog: 18-8).

    Jouw brief sluit naar mijn indruk enigszins aan bij wat Klaas Linker al eerder schreef. Toen drong nog niet zo goed bij mij door, wat hier aan de hand is. Jouw brief bracht het raderwerk ten volle op gang en geeft wat mij betreft aanleiding tot het wijzigen van het vertrekpunt van deze onderneming. Ik stel de volgende herziening aan jullie voor.

     

    Tot nu was het streven er op gericht de natuurkunde te gebruiken als inspiratiebron voor het ontwerpen van een standaardmodel voor de psychologie. Als vertrekpunt vond ik dat toen een nuttig uitgangspunt.

    Ik zag toen over het hoofd, dat ik daarmee onvoldoende aanlandde in de psychologie en daarmee op enige afstand van mijn vakgenoten voortboerde. Terwijl ik er van overtuigd raak dat dit project juist vraagt om een vloeiend contact met allen die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Om daarin verbetering aan te brengen, lijkt het goed om de natuurkunde iets naar de achtergrond te verplaatsen. Niet iedereen zal zich immers door die wetenschap aangesproken voelen en misschien het idee hebben dat het een corpus alienum betreft, waar gedrag als onderzoeksobject ver vanaf staat.

     

    Ik kom dan op een herformulering van de opdracht aan onszelf, namelijk:

     

    “WAT WETEN WIJ VAN GEDRAG”?

     

    Ik zoek naar een innerlijk consistente theorie die al onze ervaringen op dit gebied, in zich verenigt. Deze theorie dient aan harde methodologische criteria te voldoen en niet louter als een heuristiek te fungeren of slechts locale geldigheid te bezitten. Met inachtname van deze beperking ligt er een wereld voor ons open om te experimenteren!

     

    Het bovenstaande kent uiteraard een alternatief: we kunnen immers ook louter anekdotes verzamelen of ons uitspreken voor a priori standpunten of visies op de mens. Wat mij aanvankelijk boeide in de Utrechtse School van destijds, zie ik nu als een onaanvaardbare tekortkoming. Men sprak toen van “wijsgerig-anthropologische” visies. Ik zag daar uiteindelijk weinig bruikbaars uit voortkomen. Het betekent dat je aldus de loop van het onderzoek vooraf beperkt in de mogelijke uitkomsten. Wetenschap kan zich niet laten voorprogrammeren. Wie dat doet komt in dat geval zijn eigen vooringenomenheden tegen en sluit nieuwe zienswijzen daardoor op voorhand uit. Bovendien sluit dat niet aan bij mijn waarneming dat het niet-begrepen gedeelte van mijn wereld met het groeien der jaren sneller in omvang groeide, dan het gedeelte van de wereld dat ik wel begrijp. Ik maak me sterk dat ik niet de enige op de wereld ben die tot dit inzicht is gekomen!?

     

    Ik zoek naar een goede theorie en verwacht daarvan dat die ook praktische betekenis heeft. Dit geloof komt ongetwijfeld voort uit mijn verbondenheid met de Verlichting. Ook zien we dat theorieën over de wijze waarop ons leven verloopt – in de psychotherapie “cognities” genoemd – mensen kunnen helpen om adequater te functioneren.

     

    Ik hoop dat voor onszelf nu veel barrières wegvallen, door het doel van deze onderneming te herformuleren. Hopelijk is daarmee de weg vrij om hier een eigen “laboratorium” in te richten en vrijelijk te experimenteren. Want er is veel werk te doen!

     

    Ik ben zeer benieuwd naar jullie reacties hierop.

     

    Mijn commentaar op jouw brief, Roos:

     

    • over het individueel-psychologische uitgangspunt. Het gaat niet om uitsluiten, wel om het uitbreiden van het repertoire aan visies. Daarmee geef ik je gelijk. Begrippen als motivatie en intentionaliteit blijven inderdaad noodzakelijk, ook omdat het gaat om het communiceren met individuen. Zij vormen immers de kleinste zich gedragende eenheid. 
    • Wat Harry Sullivan betreft gaat het mij eigenlijk alleen om zijn opmerking over het individu als “verzameling toevalligheden”. Dit past bij het uitgangspunt om de sociaalpsychologie als eerste oriëntatie te kiezen. Binnen het individuele domein heeft het inderdaad een functie. Daarnaast lijkt “individu” mij een overgewaardeerd begrip, dat andere aspecten van het gedragsmatig functioneren van mensen onderbelicht laat. Ik zie de sociaalpsychologische benadering als nuttige uitbreiding en als mogelijkheid om de overwaardering effectief te relativeren. waarschijnljik heeft deze veronderstelde vertekening van de realiteit een schadelijke kant. Die komen we vast nog wel tegen.
    • Terecht stel je dat “afzetten tegen” een risico impliceert. Zie het als een beginnersfout. Met het herformuleren van het oorspronkelijke uitgangspunt hoop ik aan dit bezwaar tegemoet te komen.
    • Van “continuüm” is alleen sprake bij een glijdende schaal. Ik denk niet dat dat hier het geval is. Ik geef de voorkeur aan de laagst mogelijke statistische schaal: indien mogelijk: de nominale schaal. Daar is sprake van scalairen, afzonderlijke gegevens die niet onderling te ordenen zijn, afgezien van hun scalaire waarde zelf.
    • Het begrip “toeval” hanteer ik niet als een verklarend begrip op zichzelf. In dat opzicht deel ik jouw visie dat dit een onwerkbaar begrip is. Wel poogt het stellingen te neutraliseren waarin een relatie of een causaal verband wordt aangeduid. Die ontkennende functie legitimeert mijns inziens het gebruik van dit begrip.
    • Je schrijft:

    In je voorbeelden denk ik te zien, dat je het eigenlijk over factoren van buitenaf (stimuli) hebt, waar je meent met grensoverschrijdende activiteiten van het individu zelf te maken te hebben. Jouw overleg met de overleden leraar Duits is m.i. gedrag dat zich in het hier en nu afspeelt, geïnspireerd door het contact dat je met hem had toen hij nog leefde (stimulus/-i plus herinnering). Dit gedrag vindt plaats binnen de individu John Horowitz, in het hier en nu (als je nu met hem zou overleggen). 

    Dit ben ik zonder voorbehoud met je eens. Ik noem dit voorbeeld om aan te geven dat de grenzen van gedrag de tijd, persoon, ruimte en tijd zijn overstijgen. Als jij spreekt over het hier-en-nu wijs je op de klokketijd, de strikt eigen identiteit - aangegeven met de twee voeten waarmee je op de aarde staat - en op de ruimtelijke feitelijkheid. De variabiliteit hiervan – denk bijvoorbeeld aan Henri Bergson’s “temps dure” – houdt me al lange tijd bezig. Deze fluïditeit vormt één belangrijke mogelijkheid om onze cognitieve grenzen te verleggen. Tegelijkertijd denk ik dat dit tevens een bron voor veel verwarring, mogelijk uitmondend in pathologie, tot gevolg heeft. Je ziet hier het symmetrieprincipe in actie. Daar schreef ik eerder al iets over.

     

    • Jouw vraag naar de betekenis van het begrip “ondeugdelijkheid” van cognities weet ik in dit stadium niet goed te beantwoorden. Daar komen we zeker gedetailleerder aan toe. Maar trouw aan het voorstel om volledig in te zetten op het ontwikkelen van een psychologische theorie zal dit ons zeker ook naar kentheoretische onderwerpen voeren. Dit onderwerp behoort daar immers toe.  
    • over het gebruik van woorden zoals die in het woordenboek voorkomen, het volgende. Zeker hebben die hun functie in het onderling afbakenen van begrippen, bijvoorbeeld om eigen cognities te socialiseren tot gemeenschappelijk aanvaarde begrippen. Ik stel dit aspect echter op de tweede plaats, omdat ik voorrang wil geven aan het gedrag zoals zich dat continu voltrekt. Geformaliseerd gebruik van begrippen is wel degelijk nuttig, maar ik neig er toe daaraan een minder prominente plaats toe te kennen dan vaak gedaan wordt. Door het accent te verleggen naar de niet geformaliseerde gedragsstroom ga je gedrag volgens mij anders zien. Ik trek me dat aan en zal zoveel mogelijk proberen duidelijk te maken dat het verleggen van dit accent in de waarneming tot interessante inzichten leidt.  
    • je geeft een waardevolle aanvulling op het thema: “intuïtief statisticus”. Dit is een onderwerp dat meer en meer invulbaar wordt. Er is nog veel te doen!

     

     Van harte gegroet,

    John.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-08-2008, 00:00 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    18-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Roos de Klerk-Swart schrijft:

    Dit is een reactie op het stuk van John, dd. 9 augustus, bijgewerkt op 13 augustus 2008.

     

    Ik denk toch dat het individueel-psychologische uitgangspunt onmisbaar zal blijken te zijn. Als je een theorie over menselijk gedrag wilt formuleren, kun je m.i. niet heen om begrippen als motivatie en intentionaliteit. Maar dat zal moeten blijken (of niet).

     

    Van Harry Stack Sullivan is de uitspraak: “We exist in relationships, not as individuals”. Het geloof in het bestaan van unieke individuen beschouwde hij als ‘the mother of all illusions’.

    Ik vind het nogal extreme uitspraken/opvattingen, minstens zo eenzijdig als die van Freud.

    H.S.S. zette zich sterk af tegen Freud en diens causaliteitsprincipe. Bovendien was hij als psychiater zeer gekant tegen Kraepelin’s diagnostische constructie.

    Je ‘afzetten tegen’ heeft het risico dat je terecht komt aan de andere kant van wat waarschijnlijk een continuüm is.

    Inmiddels zijn we er wel achter dat erfelijkheids- en omgevingsfactoren beide belangrijke determinanten van gedrag zijn. Het syndroom van Down wordt niet veroorzaakt door incompetente ouders, maar de omgeving is wel van invloed op de ontwikkeling van een Down-kind.

    Of H.S.S. ook het begrip ‘toeval’in zijn definitie heeft gehanteerd weet ik niet, maar het begrip ‘toeval’ lijkt me sowieso problematisch en tot onvruchtbare discussies leidend.

     

    Bij je stelling dat ‘de grenzen van die eenheid (het individu) vaak niet hetzelfde zijn als die van zijn gedrag, en dat ook de tijdsgrenzen verder reiken dan het ‘nu’’, zou ik wel enige kanttekeningen willen plaatsen.

    In je voorbeelden denk ik te zien, dat je het eigenlijk over factoren van buitenaf  (stimuli) hebt, waar je meent met grensoverschrijdende activiteiten van het individu zelf te maken te hebben. Jouw overleg met de overleden leraar Duits is m.i. gedrag dat zich in het hier en nu afspeelt, geïnspireerd door het contact dat je met hem had toen hij nog leefde (stimulus/-i plus herinnering). Dit gedrag vindt plaats binnen de individu John Horowitz., in het hier en nu (als je nu met hem zou overleggen).

    Ook het ruziemaken met of verwijten maken aan een gestorvene is gedrag dat zich in het hier en nu afspeelt.

    Ik denk niet dat je een hallucinant persoon bent, tenzij je van mening bent/was dat je leraar werkelijk aanwezig was in de betreffende situatie. Op grond van je contacten met de leraar toen hij nog leefde, kon je voorspellen wat hij, in je latere overleg met hem, zou vertellen of adviseren. Deze gedachten, herinneringen of fantasieën zou ik niet willen zien als overschrijding van (tijds-)grenzen van het individu.

     

    De vraag of e.e.a een belangrijke bron voor het in stand houden van ondeugdelijke cognities is, kan ik op grond van het bovenstaande niet beantwoorden, omdat ik vraagtekens heb bij je uitgangspunten. En hierbij zie ik nog een probleem: wat is het criterium voor ondeugdelijkheid? Is ‘ondeugdelijk’ hetzelfde als: ‘onjuist, aantoonbaar niet waar’? Of is het: ‘niet toetsbaar’?

     

    Wat betreft het als maatstaf hanteren van woordenboeken voor de omschrijving van begrippen: ik vind dat eerlijk gezegd nog niet zo’n gek criterium. In ieder geval lijkt een heldere omschrijving of definitie van begrippen, vanuit een woordenboek of anderszins, mij onontbeerlijk. Ik vrees dat je het paard van Troje in de vorm van ruis ( ‘projecties’) binnenhaalt, juist als je daarin het dagelijks taalgebruik als maatstaf wilt hanteren.

    Dat die “ruis” een interessant onderzoeksobject kan zijn, is een ander verhaal….

     

    En dan nu over de intuïtieve statisticus en de slakken:

     

    Eerst de – waarschijnlijk wat overbodige – opmerking dat de al of niet intuïtieve statisticus op grond van een steekproef een bewering over de populatie wil doen. Daar zit natuurlijk altijd een marge van onzekerheid in.

    Ik denk dat de meeste mensen genoegen nemen met de conclusie, dat het aantal slakken in de populatie (= de gehele tuin) waarschijnlijk zal zijn afgenomen als het aantal slakken in de steekproef (= binnen een bepaalde tijdseenheid aantal waargenomen slakken in de tuin)  verminderd is. Per individu zou het criterium “voldoende afgenomen” kunnen verschillen.

    Tevens kan men conluderen dat een steekproef waarin het aantal slakken 0 is, geenszins hoeft te betekenen dat het aantal slakken in de populatie ook 0 zal zijn.

    Mogelijke acties:

    • Acceptatie van dit gegeven, maar wel de gewassen in de gaten houden, af en toe een nieuwe steekproef nemen en zonodig opnieuw op jacht gaan. Of: de kans dat er slakken in de populatie zijn achtergebleven minimaliseren door slakkenkorrels te strooien. Deze strategieën zou ik ‘realistische beheersing’ of ‘controle’ willen noemen.
    • Geen onzekerheid (statistische schattingen) kunnen verdragen: steekproeven als volledig irrelevant beschouwen, alleen genoegen nemen met populatiegegevens (en die zijn er niet). Cognitie: slakken zijn schadelijk voor de tuin, dus moeten alle slakken weg. Dus: tot uitputtens toe doorgaan met controleren en slakken vangen, om zo de populatie uit te roeien.

    Hier hebben we dus te maken met de dwangneuroot, die geen onzekerheid kan verdragen, en die – in mijn ervaring -  slecht vatbaar is voor cognities als: de laatste slak is de slak die nog in de struiken zit. Wat beter werkt is: dwangmatig controleren proberen terug te dringen (gedrag als uitgangspunt nemen) en leren inzien dat adequate slakkenbestrijding goed genoeg is om de tuin niet  kaal te laten vreten. Zo kon je vruchteloze discussies over laatste, of aller- aller-laatste slakken omzeilen.

     

    Er schiet me nog een ander voorbeeld van de mens als intuïtieve statisticus binnen: ‘one-trial-learning’, generalisatie, vaak op grond van een traumatische ervaring.

    Bijvoorbeeld: een vrouw die in haar jeugd seksueel misbruikt is door haar vader: ‘geen enkele man is te vertrouwen’. Of: iemand die ooit misselijk werd in een autobus en daaruit de conclusie trekt dat autobussen als vervoermiddel vermeden moeten worden.

    Dus: onterechte conclusies over de populatie op grond van één steekproef (of soms meerdere).

    Roos

     

    16-08-2008

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-08-2008, 21:06 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 17/06-23/06 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 25/04-01/05 2011
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 26/10-01/11 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 21/05-27/05 2007
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!