Weemoedig verzonken denkt hij
Aan de vele tedere stonden
Beiden minnend, elkaar lievend, zij
De een niet zonder de ander konden
Hoe hun harten, rozend op wangen
Door slanke lippen heen vurig kusten
Gestuwd door rivieren van verlangen
Wijl andere gedachten aan hun oevers rustten
Maar nu is zij in dit zijn niet meer
En rest hem enkel nog het koortsig woelen
Het wentelen der herinneringen vol zeer
Besef dat en want alles is gevoelen!