DE HAAN VAN DE BUREN.
De schrale haan, ik zeg het met een lach
Te stok om nog stijf te kunnen wippen
Kreeg op zijn oude, versleten dag
Gezelschap van 2 stevige, donker kippen
Stuntelig en met veel houterig omhaal
Bereidde hij hen een arrogant onthaal
Zelf dromend van een aangenaam cadeautje
Een stomend heet naai triootje
De zwarte dames, protserig jong en strak
Keken meewarig naar de oude haan in het vak
Zagen in zijn ogen de gloed der jonge jaren
Onstuimige wil om hen beiden te bevaren
Gelijkmatig schudden zij meerdere keren
Hun kippenkop met gekamde veren
Zet het uit je hoofd dat je ons zal naaien
Hooguit dulden wij dat je voor ons mag kraaien!
Sindsdien slapen wij met onze ramen dicht
Want de burenhaan kraait als een overjarig wicht
Soms denk ik, het speelt wellicht in zijn gedachten
Dat op een keertje de dames toch naar hem zullen smachten
Tenzij, en dat ligt misschien wel in de lijn
Dat de zwarte dames voor de kippetjes zijn
Dat zij geen behoefte hebben aan een haan
En als lesbisch kippenduo door het leven gaan