Ik ben Vanden Broucke Jean Pierre, en gebruik soms ook wel de schuilnaam jipie.
Ik ben een man en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is gepensioneerd.
Ik ben geboren op 21/12/1954 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wandelen, fotografie en tuinieren.
Deze morgen vroeg op gestaan, ging een wandeling maken te Westouter.Het KMI voorspelde terug een hele mooie dag, dus vroeg vertrekken was de boodschap. Onderweg wat file richting Kemmel, de grootste rommelmarkt van België vind daar plaats, vandaar deze drukte. Rond 7u15 was ik aan de kerk van Westouter en kon beginnen aan de wandeling. Er was wel wat mist opgedoken.
Westouter is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en sinds 1 januari 1977 een deelgemeente van de gemeente Heuvelland. Westouter is gelegen in de Westhoek, tegen de Franse grens. Westouter werd voor het eerst vermeld in 1089 als Wistaltare (Altaar naar het westen gericht). Op het grondgebied van Westouter werden voorwerpen uit het neolithicum aangetroffen. In 1069 werd Westouter een zelfstandige parochie, waarvan het patronaatsrecht toekwam aan het kapittel van Terwaan. Op het grondgebied lagen drie heerlijkheden, waarvan de heerlijkheid Westouter onder de Kasselrij Belle viel. In 1678 werd dit gebied onderdeel van Frankrijk en in 1781 kwam het weer bij de Oostenrijkse Nederlanden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef het dorp in geallieerde handen, maar het werd wel verwoest door beschietingen, waarna herbouw volgde. Op 6 september 1944 werd het dorp bevrijd van de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Poolse bevrijders werden geëerd met de bouw van een kapel op het dorpsplein, gewijd aan de Zwarte Madonna van Częstochowa.
kerk van Westouter
De mist kwam opzetten in de open stukken
De zon probeerde al een te schijnen
Mooie zonsopkomst
De ene kant was het mistig, de andere kant kon je veel verder zien.
Op weg richting Rode berg.
Hier aangekomen op de rode berg. De Rodeberg is een getuigenheuvel in het Belgische dorpje Westouter. Het is een van de heuvels in de gemeente Heuvelland en het West-Vlaams Heuvelland. De Rodeberg is 138 meter hoog. Op de noordelijke en westelijke flank bevindt zich het Hellegatbos, een bosgebied dat als natuur- en wandelgebied dienstdoet. De naam van het bos verwijst naar een diep ravijn onderaan de Rodeberg, het "gat in de helle" waarbij "helle" in de streektaal staat voor heuvel. Verlaten recreatiedomein Kosmos In dit gebied lag het recreatiecentrum Kosmos. Tot de jaren tachtig was dit een van de grote recreatiecentra van de provincie, zowel voor gezinnen als voor kampen en schooluitstappen. Vooral het openluchtzwembad was erg gekend. Geleidelijk raakte het centrum echter wat in verval en in 2002 werd de vergunning van het zwembad ingetrokken. In de bosrijke omgeving boven op de Rodeberg staat de Lijstermolen, die samen met die omgeving beschermd is. Vlak daarbij vertrekt de stoeltjeslift Cordoba, de enige kabelbaan in de provincie. De kabelbaan verbindt de Rodeberg met de Vidaigneberg. De naam is afkomstig van het woord "roden" dat in de streektaal rooien of ontbossen betekent en verwijst naar de eerste ontbossingen op de berg in de 10e en 11e eeuw. Rond 1900 woonden op de berg de zogenaamde "kortwoonsten", dit waren families in kleine karige huisjes. De mannen verdienden geld bij Franse boeren, de vrouwen met de verkoop van door hen gebreide motieven. Tot het begin van de 19e eeuw was de berg vrijwel geheel met heide bedekt, geleidelijk werden percelen met naald- en loofbomen beplant. Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de berg flink beschoten en bleef een kale vlakte over die weer opnieuw werd aangeplant. Op de Rodeberg bevindt zich een Lourdesgrot van 1875, gebouwd in ijzerzandsteen. De Rodeberg is een onderdeel van de zogenaamde centrale heuvelkam in het Heuvelland, deze bestaat daarnaast uit de Watenberg, Kasselberg, Wouwenberg, Katsberg, Boeschepeberg, Kokereelberg, Zwarteberg, Vidaigneberg, Baneberg, Sulferberg, Goeberg, Scherpenberg, Monteberg, Kemmelberg en Letteberg. Ten zuiden van deze heuvelkam bevindt zich het stroomgebied van de Leie, ten noorden van deze heuvelkam het stroomgebied van de IJzer.
Nog altijd mist aanwezig
Had nog niemand gezien tijdens de wandeling
Weg dwarsen en terug de natuur in. Dit is zalig om in deze streek te wandelen.
Een vroegere gebuur.
Regelmatig vlonderpaden
De zon had de mist bijna opgeslorpt.
Deze dieren had ik bijna niet opgemerkt, dank zijn gewei
Heel veel variatie.
Hier ben ik al op Franse bodem, goed oppassen afbakening.
Flirten met de grens, hier terug op Belgische bodem
Terug op Franse bodem
Deze kon je ruiken van ver.
Ondertussen was de hemel helemaal open op enkele wolken na. De temperatuur was aan het stijgen.
Dit vossenjong was verrast toen hij mij zag.
Op weg richting St Jans Capel(Zwarte Berg)
Ben hier aan het wandelen op de Zwarte Berg. De Zwarteberg is een getuigenheuvel en gehucht in de gemeente Heuvelland. De heuvel ligt op de Frans-Belgische grens, de top op 152 meter. Aan de Franse zijde heet de helling Mont Noir, naar het gelijknamige gehucht op de top. De heuvel ligt op de grens van Westouter in België, en Sint-Janskappel en het grondgebied van Boeschepe in Frankrijk. De naam is afkomstig van de familienaam De Zwarte die de berg in de 13e en 14e eeuw in hun bezit hadden. De Zwarteberg ligt tegen de Vidaigneberg, Rodeberg en Baneberg. Op de Zwarteberg liggen vele winkeltjes en horeceagelegenheden, die vooral door Fransen in de weekenden bezocht worden en voor erg druk grenstoerisme zorgt. Op Frans grondgebied staat het oude huis van de ouders van Marguerite Yourcenar, naar wie een departementaal park ter plekke is genoemd. Op de Franse zuidflank ligt ook een militaire begraafplaats uit de Eerste Wereldoorlog, Mont Noir Military Cemetery. De Zwarteberg is een onderdeel van de zogenaamde centrale heuvelkam in het West-Vlaams Heuvelland, deze bestaat daarnaast uit de Watenberg, Kasselberg, Wouwenberg, Katsberg, Boeschepeberg, Kokereelberg, Vidaigneberg, Baneberg, Rodeberg, Sulferberg, Goeberg, Scherpenberg, Monteberg, Kemmelberg en Letteberg. Ten zuiden van deze heuvelkam bevindt zich het stroomgebied van de Leie, ten noorden van deze heuvelkam het stroomgebied van de IJzer. Op de Zwarteberg bevindt zich een bronzen vrouwenfiguur die Edith Cavell voorstelt en Miss Cavell wordt genoemd. Het betreft een Brits verpleegster die tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers werd vermoord.
Mooie vergezichten.
Hier ben ik in de gemeente. Sint-Janskappel (officiee]: Frans-Vlaams: Sint-Janskappel en Frans: Saint-Jans-Cappel) is een gemeente in de Franse Westhoek, in het Franse Noorderdepartement. De gemeente ligt in Frans-Vlaanderen in de streek het Houtland. Sint-Janskappel ligt tegen De Schreve en grenst aan de gemeenten Boeschepe, Westouter (Heuvelland), Belle, Meteren en Berten. Door het grondgebied van Sint-Janskappel vloeit de Grote Beke, die ontspringt aan de Zwarteberg en in Steenwerk uitmondt in de Leie. De gemeente heeft bijna 1500 inwoners.
Bijna niemand gezien buiten enkele MBTers
Militair kerkhof op de Zwarte Berg.
Terug richting Westouter via de flank van de Rode Berg
Nog een laatste blik op St Jans Capel in de verte.
Hier verlaat ik het grondgebied
Deze kapel staat op het grensgebied België-Frankrijk.
Zicht op Westouter
Een hele mooie en rustige wandeling langs de grens.
Vanmorgen ging ik wandelen in Schuiferskapelle. De weersverwachtingen waren niet denderend en ik besliste om niet te ver van huis te zijn.
Schuiferskapelle is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Tielt. Het is een landelijk dorpje, ruim drie kilometer van Tielt-centrum. Het telt een 1000-tal inwoners. Schuiferskapelle was een gehucht dat deel uitmaakte van de stad Tielt, waar het ressorteerde onder de Roede van Tielt, als deel van Tielt-Buiten. Schuiferskapelle werd pas in 1862 een zelfstandige gemeente (wet van 8 augustus). Kerkelijk keert Schuiferskapelle echter terug tot in 1242, wanneer de heer van Meulebeke en zijn echtgenote het kapittel van Harelbeke schenken. Deze kapel blijkt de Onze-Lieve-Vrouwkapel te zijn, gelegen binnen de heerlijkheid Hulswalle. Deze heerlijkheid omvatte een groot deel van het huidige Schuiferskapelle. In de 14de eeuw, was de kapel in sterk verval geraakt en de inwoners van het gehucht bouwden op eigen kosten hun bedehuis weer op, gezien de grote afstand waarop zij verwijderd waren van de kerk van Tielt. Daarom ook vroegen zij aan de bisschop van Doornik en aan de kapittelheren van Harelbeke te voorzien in een kapelaan voor de lokale eredienst. Dit werd door de bisschop in 1328 ingewilligd, tot groot ongenoegen van de grote tienheffers, de kapittels van Harelbeke en Doornik, het klooster van Deinze en de kerk van Tielt. Voortaan zouden zij allen moeten instaan voor het onderhoud van deze nieuwe, zelfstandige kapel. De Onze-Lieve-Vrouwkapel blijft voortaan in de officiële documenten kapel van Hulswalle genoemd; voor het eerst komt, in 1646, de benaming Schuiferskapelle voor en dat in de stadsrekening van de stad Tielt. Het toponiem zelf treft men al eerder aan, maar dan in bescheiden zonder officieel karakter, onder meer in 1470, onder de vorm van Schuverskapelle. Dit laat toe te vermoeden dat het gehucht zijn naam te danken heeft aan een familie de Souvere, waarvan verschillende leden in de loop der tijden deel uitmaakten van het kerkbestuur van Tielt en ook als dismeesters aangetroffen worden. Tijdens de godsdienstberoerten van het laatste kwart van de 16de eeuw werd de streek rond Tielt onder de voet gelopen en ook de O.L. Vrouwkapel van Hulwalle werd tot een puinhoop herleid, terwijl de inwoners van het gehucht hun heil zochten in de vlucht of zich terugtrokken binnen de stad Tielt. Zodra de veiligheid weergekeerd was, keerde de bevolking terug en werd een nieuwe kapel opgetrokken. In 1626 kon Mgr. Triest, bisschop van Gent, het altaar wijden. Een plaatselijke kapelaan werd echter niet aangesteld en de kapelanie werd toegewezen aan de onderpastoor van Tielt. De eredienst zou pas na een langdurig proces, bij vonnis van de Raad van Vlaanderen in 1780, volledig hernemen. De huidige O.L.V.-Geboortekerk (1785) werd de waardige opvolger van de oorspronkelijke Hulswalle-kapel (1243), waaraan de familienaam de Scuvere verbonden was. Dit is meteen ook de verklaring van de plaatsnaam Schuiferskapelle. De kerk van Schuiferskapelle werd daarbij een succursale van die van Tielt. In 1797 door de Franse bezetter gesloten, werd pas in 1831 de kerk van Schuiferskapelle, nu echter met als patroon de H. Antonius, een parochiale kerk. Dit zette de bewoners van de nieuwe parochie aan te ijveren voor een zelfstandige gemeente. Ingezet met verzoekschriften tot de Koning gericht in 1838, zou het nog meer dan een kwarteeuw duren eer hun verzuchtingen voldoening kregen. In 1862 werd het dorp een zelfstandige gemeente, maar een goede honderd jaar later (in 1977) werd het weer bij Tielt gevoegd.
Na het inschrijven, dronk ik eerst nog een kop koffie en daarna begon ik aan de wandeling.
Een hele rustige wandeling in de streek van Tielt. Tijdens de wandeling geen regen, wel toen ik nog een lus ging maken.
Vandaag ging ik een wandeling maken in Vlaams Brabant. bij ons in de buurt waren er geen, dus om de beentjes te strekken reed ik richting Afligem, naar de deelgemeente Hekelgem, waar de Pajotten er hun jaarlijkse Abdijtochtgaven.
Hekelgem is een deelgemeente van de fusiegemeente Affligem, waartoe ook de dorpen Essene en Teralfene behoren. Hekelgem is gelegen in de provincie Vlaams-Brabant. Het dorp heeft een oppervlakte van 809 ha en maakt deel uit van het arrondissement Halle-Vilvoorde en het kanton Asse.
Voor ik aan deze wandeltocht begon, dronk ik eerst nog een kop koffie. Het was een lussentocht, de wandelaars konden kiezen uit een 4tal lussen. De kleinste lus was toegankelijk voor rolstoelen. Ik besloot om ze alle drie te maken goed voor zo'n 25km.
De eerste lus trok richting Kluizenbos.
Globaal plan
Lus naar Kluizenbos
Kerk van Hekelgem. De Sint-Michielskerk te Hekelgem, een deelgemeente van de Belgische gemeente Affligem, is de kerk van de parochie Hekelgem. Patroonheilige van de Sint-Michielskerk is Sint-Michaël of Sint-Michiel, vandaar de naam Sint-Michielskerk. Maar ook Sint-Cornelius (die nog levendig vereerd wordt op tweede Pinksterdag), Sint-Antonius en Sint-Blasius zijn veel gevierde heiligen. De Sint-Michielskerk wordt reeds in de 11e eeuw (1105) vermeld en behoorde oorspronkelijk bij de burcht die vermoedelijk door Frankische heren gebouwd werd, (toen villakerk genoemd, hoort bij kasteel en een neerhof). Ze diende mogelijk ook als strategische vesting bij de denderovergang. De toren werd eeuwenlang "het belfort" genoemd en bood bescherming aan mensen in nood. Tussen 1105 en 1796 bezat de Abdij van Affligem het patronaatsrecht over deze kerk: zij stond in voor het gebouw, kon de pastoor aanstellen en beheerde ook de inkomsten.(wikipedia)
De temperatuur was aangenaam om te wandelen.
Hier dwars door een maisveld
Veel afwisseling qua ondergrond.
Enkele vergezichten.
Het was nog rustig tijdens deze wandeling.
Opweg naar het Kluizenbos.
Bekende gezichten
Hier aan het Kluizenbos. Men kan er enkele gemarkeerde wandelingen maken. Het Kluizenbos is een bos in de Belgische gemeenten Aalst en Affligem dat tussen het Somergempark en de Affligemdreef ligt. Het bos bevindt zich op de grens van beide gemeenten, maar ligt voornamelijk op het grondgebied Aalst. Het is een overblijfsel van een ouder bos dat samen met het Kravaalbos deel uitmaakte van het Kolenwoud. In 2018 kocht vereniging Natuurpunt 21 hectare van het bos aan als natuurgebied.
De Kluiskapel. Deze kapel werd opgericht op een plaats die gekenmerkt was door een heidense (Keltische) boom- en broncultus. Deze bron is het huidige Kluizenputje, die volgens het volksgeloof naast geneeskracht voor blinden, ook vruchtbaarheidbevorderend zou werken. De huidige Kluiskapel gelegen aan de Kluisdreef werd in 1758 gebouwd, doch in 1835 werd het bouwvallige gedeelte van het schip gesloopt zodat nu alleen het hoofdkoor overblijft en een toen nieuw gebouwd portaal. Er zijn enkele kleine, lage en eenvoudige 19de-eeuwse landarbeiderswoningen in de omgeving van de kapel aanwezig.
Infobord
3 op een rij
Opweg naar de centrale rustpost(startzaal)
De oude molen.
Mooie koets
Lus 2 was richting de Abdij
Ook op deze lus kregen we heel veel variatie qua ondergrond.
Ook mooie vergezichten.
Af en toe een infobord.
In de verte een hoppeveld.
Zicht op de abdij.
De abdij.De Sint-Pieter en Paulusabdij van Affligem in België mag beschouwd worden als de meest imposante abdijstichting van de benedictijnen in de Lage Landen. Als huisabdij van de hertogen van Brabant werd ze Primaria Brabantiae (de voortreffelijkste van Brabant) betiteld. In de rijmkroniek van Sinte-Lutgarde (circa 1200) wordt ze Spiegel voor alle abdijen genoemd. De abdij viert haar patroonsfeest op 29 juni.
De abdij is ontstaan uit een heremitische gemeenschap die vermoedelijk op 28 juni 1062 werd opgericht. Haar grote weldoener is paltsgraaf Herman II van Lotharingen († 1085). Via zijn minderjarigheidsvoogd, aartsbisschop Anno II van Keulen gaf hij toelating aan zes heremieten om op zijn domein te Affligem een gemeenschap te stichten. Wellicht is deze paltsgraaf ook de beschermheer van de eerste Sint-Pieterskerk geweest (1083). Op de dag van de kroning van keizer Hendrik IV te Rome (31 maart 1084) schonk hij bovendien zijn eigengoed te Affligem voor de formele oprichting van de abdij met een reguliere orde. In 1086 werd de stichting nogmaals rijk begunstigd door de landsheerlijke opvolger van paltsgraaf Herman II van Lotharingen in Brabant, graaf Hendrik III van Leuven. Zodra deze inkomsten voorhanden waren, werd overgegaan tot de formele inwijding door bisschop Gerardus II van Kamerijk. In 1086 werd de abdij officieel een stichting van de orde van de benedictijnen.
Dit hoppeveld is ook eigendom van de abdij.
Lus 3 bracht ons naar het naburige gemeente Essene. Essene (plaatselijke uitspraak: Eskern) is een deelgemeente van de fusiegemeente Affligem, waartoe ook de dorpen Teralfene en Hekelgem behoren. Essene is gelegen in de provincie Vlaams-Brabant. Heeft een oppervlakte van 714 ha, maakt deel uit van het arrondissement Halle-Vilvoorde en het kanton Asse.
Deze lus was ietsje minder groen.
Zicht op Kerk van Hekelgem
Mooi vergezicht
De kerk van Essene. De Kerk Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking is een kerkgebouw in Essene, een deelgemeente van de Belgische gemeente Affligem. De kerk is genoemd naar het kerkelijk feest de bezoeking van Maria. Tot 1274 vormde Essene samen met Hekelgem een enkele parochie die bij het begin van de 12e eeuw werd geschonken aan de Abdij van Affligem.Het gebouw werd ingepland op een heuvel en was omringd door een kerkhof. In grote lijnen is het een neoclassicistisch gebouw van bak- en natuursteen. Het omvat een ingebouwde westtoren met vroeggotische kern uit 13de of 14de eeuw. Het schip is driebeukig met een koor van twee traveeën met driezijdige apsis. Aan de noord- en zuidkant werd een sacristie opgetrokken.De vierkante westtoren uit zandsteen wordt gestut door korte steunberen. De spitsboogvormige galmgaten bevatten galmborden (13de of 14de eeuw) en de met leien bedekte naaldspits is ingesnoerd.De kerk bezit een oud kerkorgel, gebouwd door Van Peteghem.
De Papeter van Essene is een sculptuur in Essene, een deelgemeente van de Belgische gemeente Affligem. Het bronzen beeld is vervaardigd door kunstenaar Patrick Van Craenenbroeck. Een papeter is de historische spotnaam van de Essenaars.
Vandaag ging ik eens een kijkje nemen in de Groene Long van Kuurne.
De Groene Long is een natuurontwikkelingspark met een oppervlakte van ongeveer 7 ha. De gemeente Kuurne heeft alle percelen van het gebied aangekocht. Het gebied was oorspronkelijk bestemd als woonuitbreidingsgebied, maar omdat de gemeente Kuurne al zo dicht bebouwd was, opteerde het gemeentebestuur om natuur een plaats te geven in het centrum van de gemeente. Bij de inrichting werd gestreefd om een evenwicht te vinden tussen de ecologische, de recreatieve, de educatieve en de maatschappelijke functies van het gebied. Dit evenwicht leidt tot een hoge belevingswaarde en een aantrekkelijk en gevarieerd geheel waar ieder zijn gading kan vinden tijdens zijn bezoek aan het park, dat gesitueerd is op wandelafstand van het centrum. De aanleg van het park werd in 1992 aangevat met de aanplanting van een bos (ongeveer 1 ha). In 1997 en 1998 werd het terrein verder ingericht met onder meer een hoogstamfruitboomgaard (met oude rassen appel, peer, kers en pruim), een vleermuizenkelder, een eikendreef, knotwilgenrijen, waardevolle hoogstambomen, houtkanten, diverse water- en moeraspartijen met vlonderpaden en andere bruggetjes, een ijsvogelwand, rietpartijen, een holle weg en karakteristieke inkompleintjes. De randen van de wandelpaden werden bij de aanleg eenmalig ingezaaid met veldbloemen en er is ook een akker met onder meer verschillende graangewassen, vlas, aardappelen en akkerkruiden. Er is een weide die begraasd wordt door ezels en in de boomgaard grazen ’s zomers schapen. In de zone waar natuur de hoofdfunctie krijgt werd een observatiehut ingeplant. De hoofdtoegang is gesitueerd in de Oudstrijderslaan. Op het plein aan de inkom staan picknickbanken en de kinderen kunnen zich uitleven op de speelheuvel en in het aanpalende speelbosje aan de overzijde van de kleine waterpartij met avontuurlijke evenwichtsbalken.
Het Slot.In 2001 werd Natuur Educatief Centrum “Het Slot” geopend, waar bijvoorbeeld een natuurles kan doorgaan of een natuurtentoonstelling. Dit originele gebouw werd opgetrokken met duurzame bouwmaterialen gecombineerd met ecologisch verantwoorde bouwwijzen (leembouw, grasdak, aanwending van alternatieve energievormen). Het natuurpark is in volle ontwikkeling en wordt ecologisch beheerd door de gemeente met advies van de Gemeentelijke Natuur Commissie. Het is vrij toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang. Fietsen en bromfietsen zijn verboden, maar er zijn aan iedere toegang voldoende fietsstallingen voorzien. Honden zijn toegelaten aan de leiband. Sinds 2009 wordt gestreefd naar Integrale Toegankelijkheid van het park, onder meer door de voor minder mobiele mensen gebruiksvriendelijke heraanleg van de vlonderpaden.
Moest heel stil zijn om kikkers te kunnen vastleggen op foto.
Deze lukte heel prima
en deze ook.
Had niks door dat ik heel dicht bij was.
Genomen door de kijkhut. Deze reiger zat ietsjes te ver voor mijn lens.
Was aangenaam om er eens door te wandelen. Was al enkele jaren geleden.
Deze morgen vroeg opgestaan, en de wandeling van deze dag ging naat Hertsberge, waar de wandelclub uit Beernem er hun jaarlijkse Bulskampveld wandeling organiseerde. De inschrijving was net naast de St.Janskerk in het Parochiehuis.
Hertsberge is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van Oostkamp. In Hertsberge is het vroegere dorpsbeeld bewaard gebleven. Men vindt er nog steeds de kapel, het klooster, de katholieke school en de kerk naast elkaar. De gemeenteschool ligt iets afgelegener. Het ooit bosrijke gebied heeft in de loop der jaren plaats gemaakt voor een woonpark met luxueuze woningen. Hertsberge (vroeger ook "Hertsbergam", "Hertesberge") is een samentrekking van het Germaanse woord "Hirutas" (hert) en "berga" (berg). Door de wet van 17 december 1919 kwam de gemeente Hertsberge tot stand. Daarvoor werden delen van de gemeenten Ruddervoorde, Oostkamp en Wingene samengevoegd. Maar de geschiedenis van Hertsberge reikt veel verder. In de heerlijkheid Hertsberge lag een proosdij van reguliere kanunniken, afhankelijk van de abdij Sint-Calixtus in Cysoing (Noord-Frankrijk). De proosdij werd afgeschaft tijdens de Franse Revolutie. Van deze middeleeuwse plek is vandaag nog enkel de laat-gotische kapel, geïntegreerd in het negentiende-eeuwse kasteel Rapaert de Grass. De proosdij was gelegen waar nu het kasteel van Hertsberge staat. De oude kapel, oorspronkelijk uit 1551, herinnert nog aan de plaats waar de Sint-Gertrudiskapel sedert 1149 stond. Diederik en Filips van de Elzas zouden schenkingen gedaan hebben ten gunste van de kapel. Aanvankelijk vormde Hertsberge samen met Gottem één heerlijkheid.(bron;wikipedia)
Na het inschrijven begon ik aan mijn wandeling. Deze ging bijna volledig door het domein.
Het wandeltraject
Heel rustig om te wandelen, Het Bulskampveld was het grootste middeleeuws heidegebied van Vlaanderen, gelegen in de provincies West-Vlaanderen (Houtland) en Oost-Vlaanderen tussen Gent en Brugge. In het gebied ligt het huidige provinciedomein Lippensgoed-Bulskampveld met als kern het in 1893 gebouwde Kasteel Bulskampveld. Dit domein van 230 hectare groot ligt op het grondgebied Beernem (samen met het domeinbos en het bosreservaat 'Bulskampveld' (51 hectare) die beheerd worden door het Agentschap voor Natuur en Bos). Errond liggen de Vagevuurbossen, de Blauwhuisbossen, De Vorte Bossen, de Galatosbossen, De Gulke Putten (aansluitend op de Predikherenbossen), het Parochieveldbos en Bruwaanbos, het Kampveld (met bosreservaat Rooiveld, Papenvijvers, Nieuwenhove en de Cellen), Zorgvliet, de Munkebossen en Doeveren. Verder bevinden de natuurgebieden De Vaanders, het Ganzeveld en het Hooggoed zich tussen Aalter en Beernem. In 2011 werd het gebied door verschillende partners herenigd als het Landschapspark Bulskampveld, het grootste aaneengesloten bosgebied van de Provincie West-Vlaanderen, met een uitloper in Oost-Vlaanderen. Vele bos- en natuurgebieden in het Bulskampveld zijn Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-gebied 'Bossen, heiden en valleigebieden van Zandig Vlaanderen: westelijk deel' (BE2500004). Voor recreanten zijn er diverse wandel- en fietsroutes en het wandelnetwerk 'Bulskampveld'.
Door de kruidentuin
Normaal ging ik voor de 15km wandeling, maar besloot toch met enkele vrienden er nog enkele km bij te doen.
Ondanks dat de zon af en toe zich wegstak, was het toch bij momenten heel warm. Heb veel genoten van deze mooie tocht.
Vandaag begaf ik mij richting Kalken, waar de wandelclub uit Merelbeke(de Postiljonstappers) er hun Meersentocht hielden.
Kalken is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Laarne. Oude vermeldingen van de plaats gaan terug tot 1170 en 1213 als Calkine. Later vindt men de vormen Kalkine, Calckene, Kalkene, Calcken en vanaf 1937 ten slotte Kalken. Volgens Maurits Gysseling vindt de benaming Kalken zijn oorsprong in het woord Kalekinion, wat zoveel betekent als nederzetting in de bocht van een rivier, of meander. Die rivier is in dit geval de Schelde.De parochie ende heerlijkheid van Kalken hoorde tot 1228 toe aan de heren van Dendermonde. Via de heren van Zottegem en de heren van Massemen verkreeg het stamhuis van de Vilains in de vijftiende eeuw door aanhuwelijking de heerlijkheid en behield ze die tot aan het einde van het ancien régime.Kalken vormde samen met Zele, Hamme, Berlare, Overmere, Uitbergen, Laarne, Grembergen, Moerzeke, St-Gillis-Zwijveke-Denderbelle, Baasrode, Lebbeke, Opwijk, Wetteren en Schellebelle het Land van Dendermonde. Die dorpen stonden onder het gezag van het Leenhof van Dendermonde en van haar Hoofdschepenbank, de schakel tussen het dorpsbestuur en de overheid van het land.Het Kalkense bestuur diende in eerste instantie verantwoording af te leggen aan enerzijds de heer van de heerlijkheid van Kalken en anderzijds aan de Hoofdschepenbank van Dendermonde. De relatie Hoofdschepenbank - plaatselijke schepenbank was vooral van contributionele aard. Kalken omvatte de heerlijkheid Kalken, het laatschap van Nonnenbos (Nieuwenbos, ten noorden van Kalken op de wijk Beervelde) en de heerlijkheid van de Nieuwe Gaver (in het noordwesten van Kalken). Raveschoot, dat bestuurlijk en rechterlijk afhing van Wetteren voor de periode 1228-1806, werd omgeven door Kalken.In 1921 werd 410 hectare van het grondgebied afgestaan om deel uit te maken van een nieuw gevormde gemeente Beervelde. In 1977 fuseerde Kalken met Laarne.
De start van deze wandeling was in zaal Breughel. Toen ik er aankwam was er al wat aardig volk op de been. Na inschrijving begon ik aan de wandeling.
De Kalkense Meersen is een natuurgebied tussen Kalken, Overmere, Uitbergen, Schellebelle en Wetteren. Als een van de grootste overblijfselen van de Scheldemeersen vormt het een laaggelegen vochtig gebied in de voormalige overstromingsvlakte van de Schelde. Door het gebied loopt ook een oude Scheldearm, die bij een rechttrekking van de Schelde werd afgesneden. De gebieden waren te nat om te voldoen als bouwgrond. Tot in de 19e eeuw werd hier turf ontgonnen. Zo ontstonden poelen die vogels aantrekken. Het is een aaneensluiting van de Kastermeersen (Wetteren), Broekmeers (Kalken), Springels (Wetteren), wijmeers (gecontroleerd overstromingsgebied Uitbergen), Molenmeers (Kalken), Scherenmeersen (Overmere) en Belham (aan de Bellebeek - Den Aard).Het bestaat uit nat grasland met grachten en poelen met rietkragen en knotwilgrijen rond een oude Scheldearm. Het gebied is Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-gebied 'Schelde en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent' (BE2300006).
Mooie zichten
Zicht op de Kalkense vaart
Zicht op de kerk van Schellebelle
Rustig om door dit natuurgebied te wandelen.
Grazende gallowayrunderen
Onze enige rustpost was de kantine van de plaatselijke visclub. Ik kwam daar 2x.
Zicht op natuurdomein Wijmeers
Door dit charmant dorpje
Het laatste stukje natuur alvorens ik terug aan de zaal kwam. Een aangename en rustige wandeling.
Vandaag ging ik eens een stadswandeling door Kortrijk maken.
Deze stadswandelroute toont je de ‘Metamorfose van de stad’ door de eeuwen heen. Het ene moment doorkruis je het historische centrum en wandel je langs de belangrijkste getuigen van Kortrijks roemrijke geschiedenis, zoals de Broeltorens, het Belfort en het Begijnhof. Het andere moment bewonder je het werk van internationaal erkende architecten en landschapsontwerpers. Zij gaven vorm aan het Kortrijk van de 21ste eeuw met de verlaagde Leieboorden, het Buda-eiland, verschillende prachtige bruggen, een dynamische winkelwandelbuurt met het winkelcentrum K, het nieuwe stadsdeel Kortrijk Weide en tal van rustgevende, eigentijdse stadsparken.
Kortrijk (Frans: Courtrai) is een centrumstad in het zuiden van de Belgische provincie West-Vlaanderen en is de hoofdplaats van het gelijknamige bestuurlijke en gerechtelijke arrondissement. De rivier de Leie stroomt dwars door de historische stad. Kortrijk telt ruim 77.000 inwoners (2020), waarmee het na Brugge de grootste stad van de provincie West-Vlaanderen is. Een inwoner van Kortrijk wordt een Kortrijkzaan/Kortrijkzane of soms Kortrijkenaar genoemd.[1] Kortrijk ligt 25 km ten noordoosten van de Franse stad Rijsel, waarmee het een transnationaal Eurodistrict vormt: de Franse-Belgische Eurometropool Rijsel-Kortrijk-Doornik met ongeveer 2.100.000 inwoners.[2] Kortrijk ontstond uit een Romeinse woonkern op de kruising van de Leie en twee Romeinse heirbanen. In de middeleeuwen groeide Kortrijk onder impuls van een bloeiende vlas- en lakennijverheid uit tot een van de welvarendste steden van Vlaanderen. De stad staat bekend als de "Groeningestad" of "Guldensporenstad" door de Guldensporenslag, die op 11 juli 1302 plaatsvond op de Groeningekouter te Kortrijk. In de stad werd het Verdrag van Kortrijk (1820) ondertekend dat grens vastlegde tussen Frankrijk en het huidige België. De stad was in de 19e en 20e eeuw een centrum van de vlasnijverheid. Vandaag is Kortrijk bekend voor zijn textielindustrie, als inkoopstad en zijn centrumfunctie op het vlak van tewerkstelling, dienstverlening en onderwijs. De stad heeft naast diverse hogescholen een universiteit. Waar Kortrijk in 1962 de eerste stad in België was die een autovrije winkelstraat aanlegde (de Korte Steenstraat), is op heden een groot deel van de historische binnenstad volledig omgevormd tot verkeersvrij voetgangersgebied.
De wandeling begon aan de dienst Toerisme van Kortrijk, gelegen in het Begijnhofpark. Deze wandeling is uitgestippeld met een guldensporen en een pijl die de richting aangeeft. Deze zijn in de stoep vast gemaakt.
Hier zicht op de Sint-Maartenskerk vanuit het Begijnhofpark waar deze wandeling begint.
Door de Messinde.
Langs het Guido Gezellepad en zicht op de achterkant van de Broeltorens.
Het plezierhaventje van Kortrijk.
Deze puppy's wilden waarschijnlijk eens een wandelingetje maken.
Zicht op het Albertpark
Hier op de collegebrug, zicht op de nieuwe skyline. De Collegebrug is een pyloonbrug voor voetgangers en fietsers in het centrum van de Belgische stad Kortrijk. De brug overspant de rivier de Leie en verbindt de Diksmuidekaai met de IJzerkaai. De slanke constructie is een technisch hoogstandje daar ze volledig opgehangen is aan de twee schuin geplaatste pylonen. Ze werd ontworpen door Laurent Ney in samenwerking met SUM Project en kenmerkt zich door een opvallende zigzagvorm. De brug dankt haar naam aan de nabijgelegen campus Kaai van het Guldensporencollege, waarvoor ze een fietsverbinding met het Buda-eiland biedt. De brug werd in 2009 gebouwd. Het is een van de zeven bruggen die in Kortrijk tot stand kwamen in verband met de heraanleg van de historische Leieboorden.
Langs de Leie ging de wandeling verder
Hier een zicht op de vernieuwde Budabrug(dikwijls defect)
De brug was opgehaald omdat er een schip in aantocht was.
Verder naar de Noordbrug
Nu op weg naar Kortrijk Weide
Zicht op het nieuw zwembad van Kortrijk.
Kortrijk Weide is het nieuwe stadsdeel waar verschillende functies samen komen. Het Nelson Mandelaplein is een evenementenplein dat plaats biedt aan maar liefst 15 000 toeschouwers. Départ is de nieuwe , multifunctionele evenementenhal . In de urban sports hall kunne skaters en freerunners zich uitleven.Eind 2018 opent het nieuwe olympische zwembad en zal het stadspark al vorm krijgen. Hangar K de co-creatiehub voor starters , groeiers en ondernemers opent in het voorjaar.Kortrijk Weide is de plaats waar starters na het werk een fuif organiseren in de Depart. Waar studenten onderweg naar het zwembad in Hangar K komen kijken omdat er ‘s avonds nog licht brandt.Die unieke kruisbestuiving maakt Kortrijk Weide tot een treffend bewijs waarom Kortrijk in het netwerk van creatieve steden werd opgenomen door de Unesco. Een erkenning die ook die je terugziet in de budafabriek, de ‘fijne adresjes’, texture,…
Mooi kunststuk
Nu op weg naar de vernieuwde Leieboorden.
Nog eens een zicht op de nieuwe toren
Aangekomen aan de verlaagde Leieboorden met zicht op de Broeltorens. Deze middeleeuwse torens zijn samen met Artillerietoren de enige restanten van de oude stadsvestingen. De zuidelijke Speytorre werd in 1385 gebouwd om het verkeer op de Leie te controleren. De noordelijke Inghelburghtorre uit 1415 diende als wapenopslagplaats. De torens behoren tot het typische stadssilhouet van Kortrijk. De oevers zullen je zalig dicht bij het frisse water brengen, zodat je, op een van de heerlijke terrasjes, het water haast kunt voelen.
Zicht vanop de brug van de Broeltorens.
Beeld aan OLV kerk.
De OLV kerk werd gebouwd in de 13°eeuw en kent een lange bouwgeschiedenis. In 1370 bouwt Graaf Lodewijk van Male de Gravenkapel als mausoleum. Hier vind je op een aanraakscherm meer over de geschiedenis van de kapel. De prachtige muurschilderijen van de Graven van Vlaanderen en het beeld van de heilige Catharina. Verder kan je in de kerk de Kruisoprichting van Antoon Van Dijck bewonderen. Kon niet binnengaan daar er een groep met een gids binnen was.
Hier buiten rondom de kerk op restanten van de opgraving, en zicht op de Artillerietoren.
De Artillerietoren uit de 14°eeuw is één van de weinige restanten van een middeleeuwse voorburcht en werd oorspronkelijk gebruikt als drinkwatertoren.
Zicht op de Sint Maartenskerk vanuit het begijnhof.
Hier een zicht op de OLV kerk vanuit het begijnhof.
Hier het Kortrijkse Sint-Elisabethbegijnhof, opgericht in 1238 is een stad binnen de stad, een oase van rust én Unesco Werelderfgoed. je flaneert langs kleine huisjes, de gotische Matheuskapel met de oudeste orgel der Nederlanden, het huis van de Grootjuffrouw.
In het Belevingscentrum in de Sint-Annazaal word je verrassend dynamisch en interactief door de vele eeuwen geschiedenis geloodst.In het Begijnhof woonden sterke, onafhankelijke vrouwen, geen kwezels ,maar feministes avant la lettre. De 41 huisjes stammen uit de 17e eeuw. Het huis met de dubbele trapgevel (1649) was dat van de grootjuffrouw. De merkwaardige traptoren is de hoektoren van de vroegere Sint-Annazaal uit 1682. De oorspronkelijke gotische kapel werd gebouwd in 1464 maar werd verbouwd in de 18e eeuw.
Het laatste begijntje ter wereld was Marcella Pattyn (geboren in 1920, Thysville Congo). Marcella deed haar intrede in het begijnhof van Sint-Amandsberg in januari 1941 en verhuisde eind oktober 1960 naar het Kortrijkse begijnhof. De laatste jaren verbleef ze in een verzorgingstehuis in Kortrijk. Ze overleed op 14 april 2013 in haar slaap.Na haar dood werd een standbeeld gemaakt dat nog steeds te bezichtigen is in het begijnhof.
De gotische Mattheuskapel, uitzicht van de kapel dateert vooral uit de 2de helft van de 18de eeuw, maar met de bouw is al aan het einde van de 13de eeuw begonnen. In de Mattheuskapel vierden de begijnen hun missen, maar kwamen ze ook samen om te vergaderen. Tussen 2001 en 2003 werd de kapel, samen met de woningen 1 en 2, volledig gerestaureerd. Ook het orgel boven op het doksaal, werd in ere hesteld. Deze erfgoedparel dateert van 1678 en is het op een na oudste in zijn soort in Vlaanderen.De kapel staat ter beschikking voor aan de locatie aangepaste evenementen. In deze kapel heb ik mijn eerste communie gedaan, zo'n 60jaar geleden.
Nu op weg naar de Sint-Maartenskerk. De Sint-Maartenskerk kent haar oorsprong in de 12°eeuw en werd door de eeuwen heen verwoest, herbouwd en verbouwd. De kerk herbergt een schat aan kunstwerken en een volwaardige 19°eeuwse beiaard. Het pronkstuk is zeker het Triptiek van de Heilige Geest van Bernard de Rijckere uit 1587.
Hier enkele zichten van deze mooie kerk.
Daarna ging het richting Grote Markt.
Op de Grote Markt van Kortrijk is er voor elks wat wils. Centraal op de markt staat het Belfort(Unesco Werelderfgoed), een overblijfsel van de middeleeuwse lakenhalle. Bovenaan staan de beroemde uurslagers Manten en Kalle en in de nok staat de beiaard met 48klokken.
Door de Waterpoort naar het Schouwburgplein.
Hier een zicht op dit plein.
De beroemde schouwburg.
Daarna over de Vlasmarkt richting veemarkt.
Hier een zicht op de Veemarkt.
Aangekomen aan het Groeningemonument, een beeld van de Maagd van Vlaanderen
Afbeelding van Guldensporen.
Groeningepoort uit 1908 met opschrift1302- Groeningheveld geeft uit op 't Plein, een vroeger oefenterrein van het 17° eeuwse leger.
Door het Groeningepark
Zicht op Sint-Maartenskerk vanop de Houtmarkt.
Terug in het Begijnhofpark
Hier het einde van deze wandeling.
Op weg terug naar mijn auto.
Nog een zicht over de stad.
Monument van het Albertpark.Het was een interessante geschiedenis wandeling.(uitleg via wikipedia)
Na gisteren een wandeling te hebben gedaan in Achel, besloot ik vandaag te wandelen in de Lommelse Sahara. Ik reed naar De Soeverein. Park de Soeverein ligt in het midden van het Limburgse groen, aan de rand van natuurgebied De Sahara. Daar besloot ik de rode wandeling te stappen. deze wandeling vertrekt aan de Sporthal en doet eerst het speelbos aan om daarna door de Sahara te gaan.Ook nu had ik wat geluk met het weer. Volgens het bericht ging het regenen na 1u.
Mijn vertrekpunt.
Hier waren er duidelijk heel veel muggen zwermen minder. Af en toe eens die probeerde mij te prikken, maar het lukte niet.
Hier door het speelbos.
Mooie hutten die ze hebben gebouwd.
Hier ben ik dan op weg naar de Sahara.
Zicht op het meer.
De Lommelse Sahara is een zand- en duinlandschap met een grootte van 193 hectare in de Belgische gemeente Lommel in Limburg. In het midden ligt een meer en rondom vindt men naaldbossen. Dit landschap behoort tot het bosgebied Bosland. De Lommelse Sahara is gelegen in de onmiddellijke omgeving van het Kempisch kanaal waarover de voetgangersbrug een poort tot dit zanderig gebied vormt. Het gebied is Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-gebied 'Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden' (BE2100026). Dit natuurgebied met vele mogelijkheden tot wandelen en fietsen is ontstaan door menselijke activiteiten. Zo ontstond de plas door zandwinning tussen 1920 en 1925 en zorgde de uitwaseming van de vroegere zinkfabriek van Lommel-Werkplaatsen er tussen 1902 en 1940 voor dat alle groene beplanting verdween. Het resultaat was 350 hectare dor landschap bedekt met wit zand.Om verdere uitdeining te voorkomen, werd na de Tweede Wereldoorlog naaldbebossing aangelegd. Met behulp van hagen van sprokkelhout (zogenaamde 'mutsaards') werd het proces van complete verzanding voorkomen. Hierdoor werd het zandgebied in omvang tot de huidige 193 hectare teruggedrongen. Heden ten dage staat het gebied bekend om de talloze watervogels en de exotische verwilderde zwarte zwanen.
heel mooi om daar te wandelen. Vroeger heb ik hier verscheidene malen doorgewandeld met de wandelgroep Euraudax Lommel.
Heel veel variatie op deze wandeling.
Een infobord. De springstoffenfabriek Poudreries Réunies de Belgique had voorheen haar testterrein op de Sahara. Hiervan zijn er restanten terug te vinden zoals een schuilhut, de plek waarin werknemers zich verscholen bij het testen van granaten. Ook ligt er een ruïne van een vernietigingsput, een bouwwerk met een diameter van zo’n 10 meter waarin overbodige munitie werd afgebroken. Evenals de originele betonnen veiligheidspiramides, die granaatscherven en kanonskogels moesten tegenhouden.
Hier deze piramide.
Kwam nu en dan eens een wandelaar tegen.
Een stukje niet toegankelijk, er zitten hier verschillende soorten vogels.
Hier ben ik dan aan de plas(wel verboden te zwemmen)
De hemel was niet zuiver, maar voorlopig geen gedruppel.
Af en toe ook een opklaring.
Moederziel alleen.
Op weg naar een kijkstuk, de uitkijktoren.
Info betreft de vogelsoorten die hier leven.
Hier is dan het pronkstuk :de uitkijktoren. Op 1 april 2015 werd in de Sahara een uitkijktoren geopend met een hoogte van 30 meter. Deze indrukwekkende constructie beschikt over drie platforms die je een wijde blik op de omgeving bieden. De inspiratie voor de look van de uitkijktoren haalden de ontwerpers uit het glooiende lijnenspel van de zandduinen in de Sahara. Dit lijnenspel heeft geleid tot een opmerkelijke materiaalkeuze voor de gevel, touw (ruim 3,5 kilometer in totaal). Touw heeft een natuurlijke kleur en uitstraling, maar is tegelijk soepel en relatief zwaar, waardoor het zal gaan doorhangen. Door het afwisselend strak en los om de toren te wikkelen ontstaan de kenmerkende lijnen van de Sahara. Bij het beklimmen van de trap kijkt de bezoeker tussen de touwen door naar het landschap.
Foto van het 1°platform
Deze zijn dan genomen vanop het hoogste.
Benieuwd hoe de Lommelse Sahara en omgeving er vanuit de lucht uitziet? Dat kan je met eigen ogen ontdekken vanaf een 30 meter hoge uitkijktoren. De indrukwekkende constructie beschikt over drie platforms die je een wijde blik op de omgeving bieden. De locatie voor de uitkijktoren, ontworpen door architectenbureau Ateliereen en MaMu architecten, is niet voor niets de Lommelse Sahara. Een indrukwekkend stukje natuur en één van de belangrijke hotspots in onze stad. Voor een optimale bereikbaarheid sluit de locatie van de toren aan op de bestaande wandel-, fiets- en menroutes. De inspiratie voor de look van de uitkijktoren haalden de ontwerpers uit het glooiende lijnenspel van de zandduinen in de Sahara. Dit lijnenspel heeft geleid tot een opmerkelijke materiaalkeuze voor de gevel: touw. Ruim 3,5 kilometer in totaal. Touw heeft een natuurlijke kleur en uitstraling, maar is tegelijk soepel en relatief zwaar, waardoor het zal gaan doorhangen. Door het afwisselend strak en los om de toren te wikkelen ontstaan de kenmerkende lijnen van de Sahara. Bij het beklimmen van de trap kijkt de bezoeker tussen de touwen door naar het landschap.
Na de afdaling van de toren stapte ik verder.
Hier ging ik over het kanaal Herentals - Bocholt.
De eerste keer ging het over deze voetgangersbrug.
Mooie zichten op de heide.
Ik had het paaltje met de vermelding van de wandeling niet gezien en was natuurlijk niet meer op het juiste pad. Terug keren was de bedoeling. Zo kon ik dan verder de wandeling volgen.
De 2°maal over het kanaal
Het laatste stukje natuur.
Terug aangekomen aan de auto. Kon nog juist mijn schoenen verwisselen en het begon dan te regenen. Opeens gingen de sluizen open en kreeg ik een stortbui. Wat wachten in de auto alvorens ik terug reed naar huis. Het waren 2 prachtige wandelingen tijdens dit WE. Ik kom zeker nog terug om wat andere natuurwandelingen te maken.
Vandaag ging ik eens mijn vrienden in de Limburg een bezoekje brengen.Vertrok rond 7u en kwam iets na 9u aan in Lommel.Een prettig weerzien na meer dan 1.5jaar. Na wat koffie te hebben gedronken reden we naar Achel om even uit te blazen en wat bij te praten.
Achel is een dorp in de Belgische provincie Limburg en een deelgemeente van Hamont-Achel. Achel is bekend vanwege de Achelse Kluis, een trappistenklooster dat deels op Nederlands grondgebied ligt. Dit klooster brouwt zijn eigen bier, het trappistenbier genaamd Achel.We begonnen aan de wandeling net iets over de kerk waar er een parking was gelegen.
Nog geen 100m wandelen en we waren al in de natuur.
We waren wel gekweld door de enorme aanwezigheid van muggen. Ik heb dit nog nooit meegemaakt.
Wel een rustig gebied om er door te wandelen.
Vanaf de zandgronden kwamen de muggen ons ambeteren, ze weg slaan hielp niet veel. Gelukkig had ik geen korte broek aan en had gelukkig een trui bij, zodat mijn armen gespaard bleven van de steken.
Het was wel betrokken, maar voorlopig was er geen sprake van regen.
Af en toe eens een ander zicht.
Hier zijn we dan aangekomen aan de Achelse kluis. We dronken er een koffie.
Een oude klok.
Hier de binnenkoer van de Achelse Kluis. De Achelse Kluis is en blijft een verrassende confrontatie voor elke bezoeker. De stilte in de weidse vlakte aan de Achelse Kluis, op een strategische ligging aan de landsgrenzen, heeft een ongelofelijke aantrekkingskracht op duizenden toeristen, fietsers en toevallige wandelaars … Vanaf 1686 is er bijna onophoudend een religieuze beweging actief. Eerst vestigden er zich kluizenaars, die zich toelegden op landbouw. In 1846 stichtten de trappisten van Westmalle er een nieuwe vestiging, die een strenge cisterciënzerregel volgt. Het klooster legde de nadruk op een contemplatief leven, maar zorgde ook voor een belangrijke landbouw- en veeteeltuitbating. Vandaag vervult de dynamische gemeenschap van de Achelse Kluis een meer sociale functie door de opvang van steeds meer stiltezoekende mensen. Sinds 1998 wordt er terug een eigen trappistenbier gebrouwen: de bruine of blonde Achels trappist. Een gelagzaal, kunsthal, religieuze boeken- en voedingswinkel met een behoorlijke collectie Belgische bieren lokken dagelijks heel wat wandelaars, fietsers of mensen op zoek naar een plek van rust en bezinning. Hoewel de laatste twee monniken van de Abdij van Achel naar de Abdij van Westmalle verhuisden, worden de brouwactiviteiten in de Achelse Kluis gewoon verdergezet. Achel blijft een trappistenabdij en de bieren die er gebrouwen worden, blijven de geregistreerde merknaam ‘Trappist’ blijven dragen. Na onze stop gingen we terug verder met deze wandeling.
Ondertussen kwam de bewolking opzetten en kregen we uiteindelijk wat druppels.
Niet te erg, maar we kregen de muggen niet weg. Ze bleven maar komen.
Hier zijn we bijna terug aan onze auto.
Terug van weggeweest en nu met de auto naar hun huisje. We hadden afgesproken om samen iets te gaan eten ergens in een deelgemeente van Lommel.
Vandaag op de nationale feestdag besloot ik een kleine wandeling te maken,daar ze opnieuw warme temperaturen voorspelden, zou ik mij beperken om een knooppuntenwandeling te maken. Ik reed vanmorgen vroeg richting Everbeek.
Everbeek-Boven is een plaats in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Brakel. Everbeek-Boven ligt in de Vlaamse Ardennen, nabij de grens met Wallonië. Vroeger behoorde het tot Henegouwen, maar bij de officiële vastlegging van de taalgrens in 1963 werd de gemeente deel van de provincie Oost-Vlaanderen.
De Everbeekse bossen zijn een erkend natuurreservaat dat beheerd wordt door Natuurpunt. Het zijn vier afzonderlijke bossen: het Trimpontbos, het Steenbergbos, het Parikebos en het Hayesbos. Via het Hayesbos sluiten de Everbeekse bossen aan op het Waalse Livierenbos in Vloesberg. In 1999 werden de Everbeekse bossen opgenomen in een LIFE+-project van de Europese Unie. Het Hayesbos en de Verrebeekvallei zijn als landschap beschermd.
De start van deze wandeling begint rechts naast de kerk aan knooppunt 1.
De duivelsroute:
In welke gedaante de duivel ook verschijnt, altijd probeert hij goedgelovige zielen te paaien met een buitenkansje. Klassiek is het verhaal van de duivelsschuur: een arme boer belooft zijn ziel als de duivel voor hem een schuur bouwt voor de ochtend komt. De boerin krijgt er lucht van en brengt de haan aan het kraaien. De duivel vlucht weg en de schuur is klaar, op één gat in de muur na, dat zich niet laat dichten.
Dit zijn de knooppunten van deze wandeling.
Zicht op de St-Jozefkerk.
Everbeek ligt aan de taalgrens en behoorde tot 1963 bij de provincie Henegouwen. Het bestaat uit twee afzonderlijke woonkernen, Everbeek-Boven en Everbeek-Beneden, en wordt daardoor vaak een tweelingdorp genoemd. Het meest tot de verbeelding sprekende plekje is het ommuurde kerkhof achter de neogotische Sint-Jozefskerk: meteen ook het startpunt van onze route.
Kruisen en kapelletjes vind je in de Vlaamse Ardennen en het Pays des Collines overal, maar de streek rond Everbeek spant wellicht de kroon. Je vindt ze in alle maten en soorten, al dan niet vergezeld van één of meerdere bomen. De oorsprong ervan is niet altijd even makkelijk te achterhalen. Vaak werden ze gebouwd ter nagedachtenis van een overledene of uit dank voor een bijzondere gunst of genezing. Van de heilig-hartkapel op de hoek van de Oolstraat en Nieuwpoort weten we alleen dat ze herhaaldelijk opnieuw werd herbouwd. De laatste renovatie dateert van 1990.
Via een wandelpad met de bijzondere naam Tiep-Tiap bereik je een parkje dat op het eerste gezicht privéterrein lijkt. Toch is het wel degelijk openbaar domein. De Tiep-Tiap was vroeger een zogenaamd servituut: een toegangsweg voor de boeren tot hun weilanden en akkers. Het is ook de naam van de helling waarvan de top in Everbeek-Boven ligt en die populair is bij toertochten voor wielertoeristen
Trimpont is niet alleen de naam van een gehucht in de schilderachtige vallei van de Terkleppebeek, maar ook een veel voorkomende familienaam in de streek rond Brakel. Zo wordt de fraaie bakstenen kapel uit 1884 aan de gelijknamige straat gemeenzaam Trimpontkapel genoemd. Merkwaardig is ook het houten kruis, dat bij Knooppunt 98 vergroeid is in een eikenknot. Het is opgedragen aan ene Jozef van Trimpont, die hier in 1843 door de bliksem werd getroffen.
Ook het bos op de valleiflank van de Terkleppebeek, een van de ecologisch meest waardevolle waterlopen van het Denderbekken, draagt de naam Trimpont. Het is een van de vele waardevolle restanten van het reusachtige Kolenwoud, dat zich eeuwen geleden uitstrekte tot Ronse. Het bos wordt gekenmerkt door grote niveauverschillen. Beuk en inlandse eik overheersen, naast elzen en essenbosje in de lagere valleigebieden en witte tapijten van daslook in het voorjaar. Bij het verlaten van het bos steken we meteen ook de taalgrens over en bevinden we ons op het grondgebied van Flobecq.
Via de landweggetjes van het gehucht Motte zetten we koers naar het Livierenbos, dat bijna volledig op Franstalig grondgebied ligt. Het kaarsrechte wandelpad staat in schril contrast met de grillige paadjes uit het Trimpontbos. De naam van het bos – in het Frans Bois de la Louvière – is Romaans van oorsprong en duidt op de aanwezigheid van wolven. Tot in de 17e eeuw leefden er wolven in het bos, wat regelmatig aanleiding gaf tot verwoede klopjachten. De reusachtige zendmast van het Amerikaanse leger aan de rand van het bos is tot kilometers ver in de omtrek te zien: een belangrijk baken voor wie onderweg het spoor bijster raakt.
We laten het Livierenbos achter ons en belanden via het landgoed Manoir de Livieren in het Hayesbos, dat net als de andere bossen in de regio ooit deel uitmaakte van het Kolenwoud. Eeuwenlang werd het bos gebruikt voor hout- en houtskoolwinning, maar sinds een twintigtal jaar staat de natuur centraal in het grootste deel van het gebied. Je vindt er bomen van alle leeftijden en formaten. Beneden meandert de Verrebeek, een van de mooiste en zuiverste beken van Vlaanderen, die ontspringt in het Livierenbos en gevoed wordt door tal van bijbeekjes die opborrelen in het Hayesbos.
Voor het laatste deel van de route maken we een slingerbeweging door het weidelandschap van Everbeek-Boven. Hier en daar behoeden houten paadjes ons voor de al te drassige ondergrond. Terug in Everbeek-Boven is onze eindhalte snel gekozen. Het Meiklokje – of ‘Bij Schuure zijnen Benny’ – in de schaduw van de Sint-Jozefskerk is een dankbare pleisterplaats voor wandelaars en wielertoeristen. De volkse kroeg werd lange tijd uitgebaat door de plaatselijke koster, die het café uit handen gaf toen hij in 2013 tot diaken werd gewijd.
het was een hele mooie en rustige wandeling zeker een aanrader voor iemand die van de natuur houd.
Vandaag reed ik naar Sint-Maria-Aalter om er een knooppuntenwandeling te maken.
Sint-Maria-Aalter, meestal kortweg Maria-Aalter genoemd, is een dorp gelegen in de gemeente Aalter in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen.Maria-Aalter ligt in een bosrijke omgeving in Zandig Vlaanderen. Het dorp ligt in het westen van de provincie, op de grens met de provincie West-Vlaanderen. Hoewel in het gebied rondom Maria-Aalter al sinds de middeleeuwen enkele verspreide boerderijen stonden, werd het gebied in 1578, toen de geuzenoorlog woedde, verlaten. De huidige kern ontwikkelde zich pas vanaf het begin van de 19e eeuw, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de bouw van een eigen kerk.Op de bevolking van Maria-Aalter werd vroeger door de bewoners van grotere dorpen enigszins laatdunkend neergekeken. Vanwege de grote armoede en de geïsoleerde ligging sprak men soms van 'bosmensen'. Dit misprijzen duurde nog tot de eerste helft van de twintigste eeuw. Om de kost te verdienen deed men seizoenarbeid in Noord-Frankrijk (trimards en fransmans), o.a. bietenoogst en in de winter jeneverstoken. Heel wat vrouwen deden kantklossen en spellewerken. Ook vond er vanuit de streek een massale emigratie naar Amerika plaats.
Wie van wandelen houdt, moet zeker een bezoek brengen aan het Hooggoedbos. Het gebied zal je verrassen met zijn zandige wegen en dreven. Het Hooggoedbos is ook de thuis voor verschillende vogelsoorten. In het bos staan twee kastelen: het kasteel Blekkervijver en het Hooggoedkasteel. In 1687 werd het vermeld als een op cijnsgrond gebouwde hofstede. Het heeft zijn naam hoogst waarschijnlijk te danken aan de relatief hoge ligging van het gebied. Het eenvoudigst is via de parking langs de Aalterstraat, de verbindingsweg tussen Aalter en Sint-Maria-Aalter. Het bos strekt zich uit langs weerszijden van die weg. Via Stratem is het bos ook bereikbaar. Het Hooggoedbos is een deel van het Landschapspark Bulskampveld, dat zich onder andere over Aalter, Beernem, Oostkamp en Wingene uitstrekt.
Dit natuurgebied ligt langs de Bruwaanstraat tussen Kruiskerke en Doomkerke. Het is 51 ha groot en in eigendom van Natuurpunt vzw. In de Vorte Bossen vind je op de drogere zandgronden naaldbossen, maar ook eiken- en berkenbossen, met varens en bramen in de ondergroei. Langs de paden vind je ook typische planten van de heide terug. Struikheide vormt er in augustus paarse vlekjes, met daartussen de kleine gele bloempjes van tormentil. De vallei van de Pachtebeek en de Wantebeek is in de lente bedekt met een tapijt van bosanemonen en sleutelbloemen. Ook groeien er andere bomen zoals es, olm en populier. In deze natte bossen voelen houtsnip en wielewaal zich thuis. Typische vogels die we vooral in de dennenbossen terugvinden zijn kuifmezen en goudhaantjes. In de beukendreven broedt soms zelfs de zwarte specht. Met wat geluk krijg je misschien wel een eekhoorn te zien, of een buizerd. Ook de vos houdt zich in het bos schuil. Via het beheer herstelt Natuurpunt een gevarieerd soortenrijk bos met streekeigen boomsoorten. Op meer en meer plaatsen wordt de natuur zijn gang gelaten. Omgevallen bomen blijven liggen: talloze insecten en paddestoelen leven immers in en op het dode hout. Op andere plaatsen wordt het voormalig hakhoutbeheer in stand gehouden. Plaatselijk zijn kleine stukjes heide gecreëerd en poelen gegraven (doelsoort vinpootsalamander). Een stukje bos wordt samen met enkele graslanden begraasd met West-Vlaams Rood, een streekeigen koeienras.Voor de wandelaars (en aangelijnde honden) zijn in het noordelijk deel van het natuurgebied een aantal dreven opengesteld voor het publiek. Deze vrij toegankelijke paden zijn opgenomen in een provinciaal bewegwijzerd wandelpad (Parochieveldpad), het wandelnetwerk Bulskampveld en een plaatselijke wandelroute, het Bruwaanpad. Het zuidelijk gedeelte van het natuurgebied is toegankelijk tijdens geleide wandelingen (op aanvraag).
Vanmorgen vroeg opgestaan om te wandelen in Assebroek(Brugge). Ik besloot een knooppuntenwandeling te doen in de Assebroekse Meersen.
Assebroek is een plaats in de Belgische provincie West-Vlaanderen en sinds 1 januari 1971 een deelgemeente van de provinciehoofdstad Brugge. Assebroek ligt ten zuidoosten van de historische binnenstad. De deelgemeente heeft een oppervlakte van 10,49 km² en telde op 31 december 2014 19.737 inwoners, die Assebroekenaren[1] worden genoemd. Het aantal inwoners is sinds 1999 nauwelijks gewijzigd. Daarmee telt Assebroek ca. 16,75% van de Brugse bevolking. Sinds 1421 spreekt men van Assebroucq of Assebroek. Voordien was het Ursebroec (1201), Ersbroch (1231), Ars(e)brouc (1242).Ars(e)brouc betekent wellicht vochtige paardenweide. Het Oud-Nederlandse Arse of Ors staat dan voor paarden en brouc voor nat stuk land of meers.Opvallend is dat rond de Meersen in de middeleeuwen talrijke herbergen stonden, allen met paardennamen, waarvan alleen nog de bouwval Het Vliegend Paard te Oedelem overeind staat. Ook de buurt Peerdeke in Assebroek verwijst wellicht hiernaar.Sommige bronnen gaan ervan uit dat Arse slaat op Essen, zodat Assebroek zou betekenen moeras omringd door Essen. De historicus Jos De Smet heeft deze verklaring afgewezen, omdat rond meersen geen esbomen groeiden.
Ik parkeerde de auto op zo'n 10mvan het startpunt van deze wandeling. Deze wandeling is ongeveer 90% onverhard en heel veel variatie qua zichten.
de start van deze wandeling
Het kerkje.
Na een 100tal meter ben je al in de natuur.
Het was wat bewolkt, de temperatuur was ideaal om te wandelen.
Regelmatig een mooi vergezicht.
Ze voorspelden regen , ik hoopte dat ik deze wandeling droog kon houden.
Info bord over de Meersen. De Assebroekse Meersen liggen ten zuiden van de als dorpsgezicht beschermde dorpskom van Ver-Assebroek. Ze vormen een complex van laaggelegen vochtige weiden en hooilanden, omzoomd door rijen knotwilgen en populieren. Samen met de Gemene Weiden, de Chartreuzemeersen, een noord-zuidelijk verlopende, hoger gelegen zandrug, het landgoed Bergskens, de Steenbrugse bosjes en een gedeelte van het Beverhoutsveld, maken de Assebroekse Meersen deel uit van het als landschap beschermde Meersengebied (420ha) ten zuidoosten van Brugge. Dit gebied situeert zich in de gemeenten Assebroek (Brugge), Oedelem (Beernem) en Oostkamp. Het grenst bovendien aan waardevolle land schappen als het Beverhoutsveld, de Loweiden en de bossen en heiderelicten van Ryckevelde. Een 75-tal hectare in het kerngebied van de Assebroekse Meersen is inmiddels eigendom van het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid beheert het gebied in samenwerking met de lokale landbouwers.(bron wikipedia)
hier en daar wat modder, maar kon het ergste omzeilen.
Het was heel rustig in dit domein.
De zon had moeite om zich te tonen.
Nu en dan een pad die niet zoveel bewandeld is.
Regelmatig mooie dreven.
Een gedenksteen
De weg bezaaid met pluisjes
Ik kwam geregeld wat infoborden tegen, altijd leuk om het eens te lezen.
Deze paal heb ik niet gezien bij dit bord.
Nog zo'n mooi stukje. De Schobbejakshoogte is een natuurgebied van 6 hectare in Sint-Kruis (Brugge) en onderdeel van het domein Ryckevelde. De strook bevindt zich tegen de oude spoorwegbedding van spoorlijn 58, 't Wit Zand en de bossen van Ryckevelde. Het gebied is Europees beschermd als Natura 2000-gebied Bossen, heiden en valleigebieden van Zandig Vlaanderen: westelijk deel. Het natuurreservaat bevindt zich op een relict van een gordel landduinen die ontstond in de laatste ijstijd (100.000 tot 10.000 jaar geleden). In de middeleeuwen maakte de Schobbejakshoogte deel uit van de Noord-Vlaamse veldzone, waar ook andere grote heidegebieden zoals Bulskampveld toe behoorden. Het gebied werd er afwisselend als landbouw- en/of bosgebied ingericht.Als eigendom van het Ministerie van Landsverdediging werd op de strook vanaf 1950 aan zandwinning gedaan. Door zand af te graven ontstond er een landschap met putten en heuvels, waardoor heidevegetatie plaats kreeg. Daarnaast werd er door De Brugeoise een parcours aangelegd voor het uittesten van pantservoertuigen. Totdat deze tests stoppen in de jaren 60 van de 20ste eeuw, werd de grond er dus regelmatig omgewoeld door pantsers en schietoefeningen.
Wederom een ander stukje natuur. De Gemene Weidebeek mag dan wel verscholen liggen, toch is het een aantrekkelijk en gewaardeerd gebied. Met zijn sloten, poelen, knotbomenrijen en heggen geniet je van een fraai landschap. Rust en gevarieerde natuur staan hier centraal. Ga op ontdekking door het domein aan de hand van de wandelpaden. Het gebied sluit ook aan bij de hoeve Hangerijn (Kinderboerderij) en het Paalbos. Het domein is te toegankelijk via toegangspunten in de Vossensteert, Zuiderakker, Lindelaan, Zomerstraat en Gemene Weideweg-Zuid.
Van de ene verbazing in het ander
Hier aan de rand van het kinderboerderij.
Heel mooi domein.
Allerlei leuke spelletjes om met kinderen te doen.
Met deze pijpen kon je wat geluid maken.
Door deze kijkgaten had men een mooi zicht.
op deze vijver.
Deze stond er al een tijdje.
Een totem
Laatste stukje groen van deze hele mooie wandeling.
Deze straat tot het einde volgen en ben terug aan mijn auto.
Vandaag begaf ik mij naar Sint-Lievens-Houtem, ergens tussen Wetteren en Zottegem.Daar ging ik de Cotthemwandelroute volgen. Deze is een bestaande wandeling die met zeskantige bordjes is aangeduid. Deze start op het Marktplein van Sint-Lievens-Houtem.
Sint-Lievens-Houtem is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. De gemeente telt zo'n 10.000 inwoners, die Houtemnaars worden genoemd. Het is een landelijke gemeente, net buiten de Vlaamse Ruit en in de Denderstreek. De gemeente heeft het op een na grootste marktplein van Vlaanderen en de grootste traditionele herfstjaarmarkt in het land. Het gebied werd in 976 in tweeën verdeeld. Een gedeelte werd beheerd door de Sint-Baafsabdij van Gent, het ander behoorde tot het Land van Aalst, met eigen vierschaar. Het dorp had in de middeleeuwen een belangrijke bedevaart en jaarmarkt. Deze Sint-Lievensbedevaart werd gehouden op paasmaandag, en herdacht het overbrengen van de relieken van Sint-Lieven van het dorp naar de Sint-Baafsabdij. Onder keizer Karel V werd de bedevaart afgeschaft met de Carolijnse Concessie in 1540. De winterjaarmarkt, gehouden op Sint-Maarten, en de zomerjaarmarkt op Sint-Pieter werden echter wel behouden, zoals blijkt uit de verslagen van de baljuw van het Land van Aalst. Bij de heraanleg van de Markt werd een apenskelet (vermoedelijk een dier van foorkramers) aangetroffen bij archeologisch onderzoek [3]. In 2008 werd de winterjaarmarkt erkend als Vlaams niet-tastbaar cultureel erfgoed door minister Bert Anciaux. Sinds 2010 heeft de winterjaarmarkt een nog grotere erkenning gekregen. Samen met het Aalsterse carnaval en het Krakelingenfeest in Geraardsbergen werd de winterjaarmarkt door UNESCO erkend als uniek werelderfgoed. Bij de gemeentelijke fusies van 1977 werden aan Sint-Lievens-Houtem de gemeenten Bavegem, Letterhoutem, Vlierzele (met uitzondering van het gehucht Papegem) en Zonnegem toegevoegd. Er werd ook een klein deel van de gemeente Oombergen aangehecht, meer bepaald de gehuchten Espenhoek, Cotthem en Hoogveld.
Parkeerde mijn auto op het Marktplein en begon aan de wandeling. Het eerste stukje is verhard tot aan het natuurstuk. Eénmaal in het domein moet je recht doorgaan en een 50tal meter verder moet je links inslaan in het bos, rechts staan er een aantal waterbakken voor de dieren. De bordjes zijn op sommige plaatsen moeilijk te zien , daar ze in het hoge gras staan. Anders is deze wandeling heel mooi, heel veel variatie.
Terug op het Marktplein.Een hele rustige wandeling en mooi, enkele keren moest ik goed uitkijken voor de bordjes, sommige waren verscholen door het hoge gras langs de berm.
Het KMI voorspelde een mooie dag, dus ik trok erop uit voor een natuurwandeling. Ditmaal koos ik voor een knooppuntenwandeling in het domein Puyenbroek te Wachtebeke.
Wachtebeke is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. De gemeente telt ruim 7.500 inwoners, die Wachtebekenaars[1] worden genoemd. Wachtebeke is gelegen aan de E34 Antwerpen - Knokke-Heist.De gemeente wordt doorsneden door de Moervaart. De zuidgrens wordt gevormd door de Zuidlede; in het dorp loopt de Langelede. Wachtebeke werd voor het eerst vermeld in 1198 als Wagtebeke. Over de betekenis van wagte is men het niet eens, het zou ofwel wacht houden ofwel waadplaats kunnen betekenen.De Romeinse heerweg vanuit Antwerpen splitste zich te Wachtebeke in de richting van Gent en de richting van Brugge. Vanaf de 13e eeuw waren het vooral de omliggende abdijen die grond in bezit hadden in Wachtebeke. De turfwinning ontstond en omdat deze winning zeer arbeidsintensief was, trokken vele mensen naar de streek om er te gaan wonen. Voor de afvoer van de turf naar Gent werd in de late middeleeuwen de Langelede gegraven. Deze waterloop werd in 1774 grondig vernieuwd.Wachtebeke is nooit een zelfstandige heerlijkheid geweest. Het heeft steeds deel uitgemaakt van het ambacht Assenede, en behoort dus tot het Meetjesland. De parochies Wachtebeke en Sint-Kruis-Winkel vormden wel een eigen vierschaar. Bij het ontstaan van de gemeenten in 1795 werd Wachtebeke een zelfstandige gemeente. Door de industrialisering langs het kanaal Gent-Terneuzen evolueert Wachtebeke langzaam van een arm boerendorp naar een residentieel gebied voor de hogere middenklasse. In 1965 werd een klein gedeelte van de toen opgeheven gemeente Mendonk bij Wachtebeke gevoegd.
De start van deze wandeling begint aan het bezoekerscentrum van het domein.
Puyenbroeck is een provinciaal domein van 510 hectare in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, voornamelijk in Wachtebeke maar ook een stuk in Zaffelare en Eksaarde. Het gebied werd in 1965 door de provincie aangekocht en werd voor het publiek opengesteld in 1969. Het park is laag gelegen en bevat enkele grote vijvers. Het deel van het park ten zuiden van de Zuidlede is meer bebost. In het park bevindt zich ook het Kasteel Puyenbrug. De naam "Puy" verwijst naar een kunstmatige hoogte, terwijl het woord "broeck" verwijst naar het moerassig karakter van de meersen. Er zijn een grote speeltuin, ligweiden, een bloemenpark van 23 ha, een speelbos van 10 ha en een verkeerspark waar kinderen met go-carts kunnen rijden. Er is ook een dierenpark dat aandacht schenkt aan het 'Levend Erfgoed', oude veerassen. Met een toeristisch treintje kan er een rondrit gemaakt worden door het park. Er kunnen ook fietsen en bolderkarren gehuurd worden en aan de vijvers kunnen roeiboten en pedalo's worden gehuurd. Op het terrein van het provinciaal domein bevindt zich ook MOLA, het provinciaal Molencentrum in het voormalig Kasteel Puyenbrug. Het domein beschikt over ongeveer 150 hectare bos, met een bijna volledig aaneengesloten bosgebied ten zuiden van de Zuidlede. Er is ook een permanente broedwand voor vogels aangelegd, die onder meer gebruikt wordt door de oeverzwaluw en de bijeneter. Een ijskelder werd ingericht als overwinterplaats voor vleermuizen. In de vijvers werden enkele ondiepe paaiplaatsen voor de vissen aangelegd.In 2017 en 2018 vond Music For Life, de liefdadigheidsactie van Studio Brussel, plaats op dit domein.
Toen we aan het hoofdgebouw aankwamen hebben we daar wat gegeten en gedronken alvorens we terug naar huis gingen. Een hele mooie tocht, zeker een aanrader voor de mensen die van natuur houden. In de namiddag kwam het wat drukker.
Uitmuntend weer, wandelschoenen meenemen en naar Moerbeke rijden , waar de wandelclub de Padstappers uit Geraardsbergen er hun laatste cornawandeling aanbood.
Ditmaal was de start vanaf het station van Moerbeke. De wandelaars konden kiezen uit 2 lussen met elk een verkorte lus erbij. Ik koos voor lus2 met de verkorte versie van lus1.
Moerbeke is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van Geraardsbergen. Naast het centrum zelf ligt in het noorden nog het gehucht Atembeke. De plaats ligt in de Denderstreek. In het noordoosten ligt het Raspaillebos, het bos waar onder meer de bende van Jan de Lichte zich zou hebben verscholen. Wielrenners kennen het Raspaillebos vooral van de legendarische Bosberg die het bos doormidden snijdt. De eerste vermeldingen van dit dorp zijn terug te vinden in de periode van 1142-1149 als Morbecca. Morbecca is afgeleid van het Germaanse "mora" (turf) en "baki" (beek). In de Romeinse tijd deed een via regia het dorp aan. Het bewijs daarvan werd geleverd toen in 1806 enkele Romeinse penningen werden opgegraven.De parochie behoorde toe aan de abdij van Sint-Winoksbergen maar ging in 1164 over op de abdij van Vorst. In Moerbeke vestigde zich rond 1670 aan de voet van het Raspaillebos een Dominicanenvicariaat, nadat het Mariabeeld van een kluizenaar voorwerp was geworden van mysterieuze gebeurtenissen. Bedevaarders kwamen massaal naar het Raspaillebos. Het vicariaat, dat afhing van het Dominicanenklooster van Brussel, werd na de Franse Revolutie opgeheven. De gebouwen werden verkocht en later afgebroken. Enkel het voorportaal van het vroegere vicariaat bleef bestaan en werd omgebouwd tot de huidige kapel. In de ochtend van 19 juni 1929 vond in het station van Viane-Moerbeke een treinramp plaats. De trein was op weg van Geraardsbergen naar Edingen en Charleroi en reed even voor het station in op een ontspoorde locomotief. De balans was zwaar: 9 doden en 20 gewonden, waaronder heel wat kompels op weg naar hun werk.(bron wikipedia)
Zicht op de kerk van Moerbeke
Ik begon met lus2, dewelke ook start aan het station van Moerbeke, trekt richting Sint-Paulus. Deze kapel trekt heel wat volk eind januari. Sint-Paulus gooit er Pauwelbroodjes in de menigte en de dienaars van de heilige man doen bedelronden met de leuze “Pluik”. Na de kapel wordt het klimmen in het Kluysbos, de geur van daslook prikkelt alvast onze zintuigen. Eens de klim achter de rug, volgt een afdaling op de flank van de Bosberg om dan terug langzaam te klimmen naar het Raspaillebos gevolgd door het Karkoolbos. Een gans andere biotoop maar zeker even mooi, genieten is de boodschap. Via Atembeke, een gehucht van Moerbeke, gaat het terug naar het station; de laatste lus van de coronatochten zit er op.
Veel variatie tijdens het wandelen.
Veel doorsteekjes
Hier aangekomen in de Markvallei, kan je genieten van het Kluysbos met zijn mooie voorjaarsflora en wandelen langs oude turfputten met waterviolier. De Markvallei situeert zich ten zuiden van Geraardsbergen, op de grens van drie provincies: Oost- Vlaanderen, Brabant en Henegouwen. De Mark ontspringt in het Henegouwse Silly en mondt ter hoogte van Geraardsbergen in de Dender uit. Hydrografisch behoort de vallei tot het bekken van de Dender. Ondanks de rechttrekking van de Mark, die het landschap wel wat verminkte, bleef de daling van het waterpeil relatief beperkt. De vallei behield grotendeels haar eigenheid. Door het achterwege blijven van baggerwerken sinds de rechttrekking, heeft de rivier zelfs een deel van de schade hersteld. Door aanslibbing is de breedte haast gehalveerd en zijn de oude meanders opnieuw herkenbaar. Het Kluysbos ligt op de helling richting Bosberg. Van op het plateau lonken vergezichten over de Markvallei tot aan de Congoberg, de zendmast van Sint-Pieters-Leeuw en de torengebouwen van Brussel. De Sint-Pauluskapel behoort tot de oudste monumenten van Galmaarden en is zeker een bezoek waard.
We kregen vele mooie vergezichten.
Afdaling langs de flanken van de Bosberg.
Juffrouwskapel
Heel rustig om te wandelen, men kon hier nog het daslook ruiken.
Op weg naar het volgend stukje groen.
Aangekomen aan het Raspaillebos (met het aangrenzende Moerbekebos en bosreservaat Karkoolbos) is een bosgebied in de Vlaamse Ardennen in het zuiden van de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Het bosgebied van 50 ha ligt op het grondgebied van de gemeente Geraardsbergen (deelgemeentes Moerbeke en Grimminge), vlak bij de provinciegrens met Galmaarden in Vlaams-Brabant. Het Raspaillebos sluit aan op het Moerbekebos, op het Vlaams bosreservaat Karkoolbos en ook op het bosgebied Kluysbos in Galmaarden. Het Raspaillebos wordt beheerd door de Vlaamse overheidsdienst Agentschap voor Natuur en Bos en door Natuurpunt. Het natuurgebied is erkend als Europees Natura 2000-gebied (Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuid-Vlaamse bossen) en maakt deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het gebied is sinds 1980 beschermd als landschap en is bovendien erkend als stiltegebied.
Uitzicht op een mooie villa toen ik uit het bos kwam.
Terug de kerk van Moerbeke en op weg naar het station voor de verkorte wandeling van lus1
Zocht de schaduw op.
Hier de splitsing van lus1
Een stuk langs de spoorlijn
Veel smalle paden
Gelukkig dat er schaduw was, de zon was op dit moment heel fel.
Terug de wijde wereld in
Een vroegere kennis.
Eénmaal deze veldwegel uit kwam ik terug aan het station. Een hele mooie wandeling en had prachtig weer. Proficiat aan de wandelclub de Padstappers voor deze wandeling.
Vandaag eens een wandeling maken in Henegouwen. Ik verplaatste me richting Lessen, de wandelclub Les Vaillants Acrenois(uit 2Akren) gaf er een bepijlde coronawandeling. De wandelaars konden uit 4 omlopen kiezen, 2 van 10km en 1 van 3km en 5km.
Lessen (Frans: Lessines) is een stad in de Belgische provincie Henegouwen. Lessen telt ruim 18.000 inwoners. De stad is gelegen aan de Dender, tussen Aat en Geraardsbergen en ongeveer 38 kilometer ten zuidwesten van Brussel. Lessen is befaamd om haar porfiergroeven: men ontgint er de vulkanische gesteenten die ontstonden tijdens de Caledonische plooiing. Verder heeft Lessen als toeristische bezienswaardigheden onder meer het Gasthuis Onze-Lieve-Vrouw met de Roos (Frans: Hôpital Notre-Dame à la Rose), dat tot een paar decennia geleden als ziekenhuis in gebruik was en, nu ingericht als museum, een mooi beeld geeft van de verschillende genees- en verzorgingswijzen door de eeuwen heen. Lessen bestaat naast het stadscentrum zelf nog uit de overige deelgemeentes Ghoy, Lessenbos (Bois-de-Lessines), Ogy (Oseke), Papegem (Papignies), Twee-Akren (Deux-Acren), Wannebecq (Wannebeek) en Woelingen (Ollignies). De dorpjes Wannebecq en Papegem waren al in 1965 tot één gemeente samengevoegd.
De start was aan de school en de bordjes waren aan de schoolpoort bevestigd.
Terug aan de parking van de school. Een rustige wandeling, jammer bijna volledig verhard.
Vandaag ging ik eens wandelen in de Blankaart. Dit natuurdomein ligt op het grondgebied Woumen.
Woumen (uitspraak [woːmə(n)]) is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Het is sinds 1977 een deelgemeente van de stad Diksmuide. Tot eind 1976 behoorde de parochie Jonkershove tot Woumen, maar bij de gemeentelijke herindelingen moest het die afstaan aan de gemeente Houthulst. Het dorp ligt langs de weg N369 van Diksmuide naar Ieper en is met zijn ruim 1300 inwoners en een oppervlakte van 13,83 km2 een van de grotere dorpen binnen Diksmuide. Woumen ligt op de grens van de IJzerpolders in het westen, en Zandlemig Vlaanderen in het oosten. De hoogte varieert van 4 tot 21 meter, waarbij de kom van het dorp op ongeveer 8 meter hoogte ligt. In de IJzerpolders liggen de Broeken van Woumen, een gebied van 650 ha. In 1953 werd een gemaal gebouwd, voordien stonden de polders 's-winters blank. Van belang is het natuurreservaat De Blankaart, behorende bij het Blankaartkasteel. Het is onderdeel van het broekgebied in de lage overstroombare poldervlakte van de IJzer. De vijver ontstond in de 15de en 16de eeuw door turfwinning. Veel voorkomende vogels zijn de aalscholver, de bruine kiekendief en de blauwe reiger. Het gebied is een pleisterplaats voor trekkende watervogels en overwinterende eenden en ganzen. Ook vindt men in het gebied een spaarbekken voor de drinkwatervoorziening. Dit werd in 1972 aangelegd. Het achthoekige bekken meet 60 ha en kan 3 miljoen m3 water bevatten. Het water is afkomstig van de IJzer en de daarin uitkomende beekjes en wordt uiteindelijk omgezet in drinkwater. Dagelijks betreft dit 40.000 m3. In het bekken ligt een dam die het bekken in een toevoer- en een afvoerbekken verdeelt.
De wandeling start aan de parking van het domein en is bewegwijzerd met zeshoekige borden.
De 9,6 km lange provinciale Blankaartwandelroute. De wandeling vangt aan nabij het Blankaartkasteel, thans ingericht als bezoekerscentrum de Blankaart. In de gebouwen van het voormalige kasteel is de sfeer van het verleden nog hangende. Accessoires en meubelen uit de tijd van toen staan in de wandelgangen geëtaleerd naast een uitgebreide collectie opgezette dieren. Hier kom je alles te weten over de unieke IJzer- en Handzamevallei. Niet alleen fauna en flora van natte gras- en rietlanden komen hierbij in beeld maar ook Plan Otter en de drinkwatervoorziening krijgen een prominente plaats in het verhaal.
Het Blankaartkasteel is een kasteel in de tot de West-Vlaamse gemeente Diksmuide behorende plaats Woumen, gelegen aan de Iepersteenweg Oorspronkelijk lag hier een vijver die ontstond door turfwinning welke vanaf de 13e eeuw of vroeger plaats heeft gevonden. Omstreeks 1865 werd op deze plaats door baron Gustaaf de Coninck de Merckem, die het domein had verworven, een kasteel bouwen dat werd ontworpen door Joseph Schaddeen in eclectische stijl (met veel neorenaissance-elementen) werd uitgevoerd. Ook werd toen een park aangelegd met dienstgebouwen als paardenstallen, koetshuis en een tuinmanswoning. Verder was er een moestuin en er waren serres. Eind 19e eeuw werd de vijver uitgediept en er werd een visvijver aangelegd. Ook werd een ijskelder gebouwd en een eendenkooi. Het domein, De Blankaart genaamd, werd toen al beschouwd als zijnde van grote natuurhistorische waarde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het kasteel zwaar beschadigd. Enkel de voorgevel bleef overeind. Van 1925-1929 werd het in kleinere en soberder vorm herbouwd naar ontwerp van Jules Gunst. Hierbij bleef het oorspronkelijke uitzicht, met de twee ronde hoektorens en de veelhoekige traptorens, behouden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de spits van beide hoektorens vernield, en nooit meer hersteld. Op rechthoekige plattegrond is het een gebouw van 1920 in rode baksteen met natuurstenen sierelementen. De voorgevel wordt geflankeerd door de twee halfronde hoektorens, nu zonder spits. Boven de ingang prijkt het wapenschild van de familie de Coninck de Merckem, uitgevoerd in natuursteen. Links van de voorgevel, aan de zuidgevel, is de traptoren. Het interieur is nog grotendeels in de toestand van 1920. Het kasteel beschikt over een kapel, voorzien van drie glas-in-loodramen van 1959, vervaardigd door Michel Martens. De kapel wordt overwelfd door een spitstongewelf. De ijskelder en de eendenkooi zijn nog intact. Ook is er een smeedijzeren boogbrug en zijn restanten van de vroegere zichtassen bewaard gebleven.
Het oude kasteelpark nodigt naderhand uit voor een boeiende en bovenal natuurrijke wandeling. Enkele jaren terug werd de Blankaartwandelroute door de kijkers van Vlaanderen Vakantieland tot één der tien mooiste Vlaamse wandelingen verkozen. Een referentie om prat op te zijn. We vervolgen langs een oude ijskelder, thans het leefgebied van menig vleermuis. Wat verder krijg je het eerste en enige blik op het ruime waterspaarbekken. In de Blankaartvijver weerspiegelt zich het kasteel en het beeldhouwwerk van een otter. De Blankaart vormde ooit het leefgebied van Europa’s grootste knaagdier. Vervuiling van de habitat zorgde ervoor dat de otter hier in de jaren ’80 definitief verdween. Plan Otter het project ter bescherming en re-integratie van het dier, dient opnieuw te zorgen voor zuiver water, een gezond visbestand en voldoende rustige plekjes langs de groene oevers van beken en sloten. Men kon hier een meeneem drankje kopen en er is ook een toilet waar men gebruik kan van maken.
Een plankenpad zorgt ervoor dat je het natuurgebied bereikt zonder natte voeten. Het laagste punt van de IJzerbroeken staat immers vaak blank. De laaggelegen wei- en hooilanden van de Waterhoek liggen amper 2,6 meter boven de zeespiegel en dus zijn hoge laarzen en waterdichte wandelschoenen langsheen de Blankaartwandelroute geen overbodige luxe. Door de aanhoudende warmte dienen we ditmaal geen rekening te houden met natte plekken. Wel met koeienvlaaien – de weilanden worden immers druk begraasd door loslopend vee. Vervelend als je vogels wil spotten. Die komen hier in het voorjaar bij de vleet voor.
Onderweg nodigen vogelkijkhutten en uitkijktorens uit om watervogels en rietzangers in het vizier te krijgen. De infoborden geven je keurig mee welke vogels hier voorkomen. Ik ben absoluut geen vogelaar. Buiten futen, meerkoeten en waterhoentjes herken ik een grote kolonie blauwe reigers. Meer niet! Bij avondschemering hoor je hier “ het spook van de Blankaart “ dwarrelen. In werkelijkheid gaat het om het eigenaardige misthoorngeluid van de roerdomp. De kans dat je hem ooit te zien krijgt is echter bijzonder klein. De reigerachtige vogel beschikt immers over een unieke camouflage techniek.
Een wirwar van beekjes, grachten, de Houtensluisvaart en de Stenensluisvaart doorsnijden het uitgestrekte gebied van de Kleine Blankaart en het Vijfhuizenbroek. Omdat hier in de Middeleeuwen turf werd ontgonnen, bevinden de weilanden zich laag.
Hier even halt houden, dit is ongeveer halverwege(5km). Via enkele houten opstapjes en wentelhekjes vervolgen we keurig de wandeling richting de Vijfhuizen. Niks meer dan drie huizen en twee boerderijen kleuren het kleine gehucht. Vakkundig wijst het driehoekig wandelbordje naar ’t Madeliefje, alwaar je beslist halt moet houden voor een lekker ambachtelijk hoeve-ijsje. Wat kan een ijsje toch smaken!
Een lekker bordje met ijs.
Vervolgens gaat het verder via de waterzuiveringsinstallaties van de Blankaart. Het gedrocht van een betonnen achthoekige constructie staat er in schril contrast met het vredige landschap van de IJzerbroeken. Met een oppervlakte van 60 hectare en een inhoud van maar liefst drie miljoen kubieke meter wordt het grootste deel van West-Vlaanderen van drinkwater voorzien. Ook de IJzertoren van Diksmuide , symbool van AVV-VVK (nvdr. alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus) is nooit veraf . Stappend langs de geruisloze bescheidenheid van de Noordkantvaart bereik je naderhand de Rhille en het Sport.Vlaanderen-centrum. Hierna vervolg je andermaal het open waterrijk riet- en hooiland om zo het kasteel van de Blankaart te bereiken.
Nog een kuifmees kunnen vastleggen. Deze wandeling is zeker een aanrader mits het weer goed is.
Nog eens een wandeling over de taalgrens. Ik reed naar Baudour, een gemeente van St-Ghislain, om daar deel te nemen aan een wandeling van de wandelclub Sans-Soucis de Ghlin.
Baudour is een dorp in de Belgische provincie Henegouwen en een deelgemeente van de Waalse stad Saint-Ghislain. In het zuiden van de deelgemeente ligt het gehucht Douvrain. Op het eind van het ancien régime werd Baudour een gemeente, waartoe ook Tertre behoorde. In 1849 werd het gehuchtje Lahaine omwille van zijn grote afstand naar het centrum van Baudour overgeheveld naar de gemeente Boussu. In 1883 werd Tertre afgesplitst als zelfstandige gemeente. Bij de gemeentelijke fusies van 1977 werd Baudour een deelgemeente van Saint-Ghislain.De start was in Parc Communale en het beloofde een hele mooie tocht te zijn volgens de folder. Geniet even mee van de sfeerbeelden.
Start in het Parc Communale
Na wat kleine doorsteekjes kwam ik aan de ingang van het bos.
Het was rustig, af en toe een biker die je tegen kwam.
Volgens het slechte weer van de voorbije dagen was het redelijk proper in het bos.
Zalig , de rust en enkel het gefluit van vogels.
Zicht op een koeltoren.
Zicht op Solvay.
Hier aangekomen in Villerot. Villerot is een dorp in de Belgische provincie Henegouwen, en een deelgemeente van de Waalse stad Saint-Ghislain.
terug naar het bos.
Mooie wandeling en tevens mooi weer, wat moet een wandelaar nog meer hebben?
Hier passeerde ik een golfterrein.
De bepijling was heel goed.
Terug aan de start.
Het was een hele mooie en rustige wandeling.Heel veel natuur en weinig verhard gehad.
Deze keer ging ik wandelen over de taalgrens, in Flobecq(Vloesberg). De plaatselijke wandelclub (Verdigym Collines Flobecq) had er een tocht uitgepijld van 3 verschillende afstanden: 5-10 en 15km. Ik ging de grootste afstand wandelen. De start was aan zaal "Maison du Village".
Vloesberg (Frans: Flobecq) is een plaats en faciliteitengemeente in de provincie Henegouwen in Wallonië (België). De gemeente telt ruim 3000 inwoners. Vloesberg ligt in het noorden van de provincie, in de streek Pays des Collines tegen de grens met Oost-Vlaanderen (Vlaamse Ardennen). Vloesberg stond aanvankelijk sterk onder invloed van Doornik en er werd zoals in Doornik Picardisch gesproken. Vanaf de dertiende eeuw was het gebied een voortdurend twistpunt tussen Vlaanderen en Henegouwen. Daardoor werd de streek vaak aangeduid als het Debattenland (terre des débats) Bij de vastlegging van de taalgrens in 1962 was in de gemeente Vloesberg enkel het gehucht D'Hoppe Nederlandstalig. Het gehucht D'Hoppe bestaat uit twee delen: een toeristisch gedeelte in het bos dat bij Vloesberg aanleunt, en een deel op de steenweg N48 (België) Ronse - Brakel. Dit was en is sinds generaties een Vlaamse wijk, met eigen kerk en school, een wijk die aansluit bij de omliggende Vlaamse gemeenten en ver van de rest van Vloesberg verwijderd ligt. Franstalige politici wilden niet dat het gehucht van Vloesberg naar Vlaanderen zou worden overgegeven omdat de gemeente Vloesberg te grote investeringen had gedaan in de toeristische infrastructuur. (veel wegeniswerken in het bos) Ook het voorstel om het Vlaams gehucht over te hevelen en het toeristisch centrum bij Vloesberg te laten werd afgewezen omdat dit volgens de Franstaligen onaanvaardbaar zou zijn dat Vloesberg de lasten van de toeristische wijk op zich moest nemen en de inkomsten zou verliezen uit het gehucht, die deze lasten moeten helpen dragen. Er werd besloten het gehucht niet naar Oost-Vlaanderen over te hevelen maar van Vloesberg in zijn geheel een faciliteitengemeente te maken.
het parcours van de 15km
De start
De te volgen pijltjes.
Robert baron Triffin (Vloesberg, 5 oktober 1911 – Oostende, 23 februari 1993) was een Belgisch-Amerikaans econoom die vooral bekend is omwille van het Triffindilemma. Ook 'Tintin de la finance' of 'Conseiller des princes' werd hij genoemd. Hij zou de beste Belg zijn ooit in de economie. Triffin liep school in het Belgische Kainin het college Notre-Dame de la Tombe. Hij maakte beide Wereldoorlogen mee waardoor hij altijd een pacifistische houding op zich nam en zich inzette voor vrede. De Eerste Wereldoorlog maakte enorm wat los bij de jonge Triffin en hij zou zich altijd uitspreken tegen 'Des Boches'.[1] Triffin zou ook de Koude Oorlog meemaken en zich uitspreken tegen de Vietnamoorlog. Hij verhuisde ook richting Franse grens toen hij 7 jaar was, Vieux-Condé. Triffin was de enige uit 12 kinderen die verder mocht studeren, een kans die hij met beide handen greep. Hij ging vervolgens studeren aan de Université catholique de Louvain (UCL). De periode van zijn studies in Leuven werden gekenmerkt door deflatie in België en een instabiel internationaal monetair klimaat. Dit was iets dat Triffin nooit zou loslaten. Het was in contrast met zijn leven in de jaren 1920 toen de wereld en België gekenmerkt werden door steeds meer inflatie en een groter schuldratio. Te Leuven zou hij de journalistiek ook beginnen beoefenen bij 'L'Avant - Garde' een links blad. Zijn tijd aan de universiteit opende de ogen van de jonge Triffin: hij zou zijn eerste jaren wijden aan politieke en diplomatieke wetenschappen, om vervolgens over te gaan naar het Instituut voor Politieke Economie. Te Leuven zou hij ook in contact komen met sympathieke Degrelle. Tijdens zijn studies zou hij zich aangetrokken voelen tot de politiek van Hendrik De Man. Hij zou zich voorgoed afzetten tegen het fascisme en het rexisme van Degrelle. Hij twijfelde tussen enerzijds sociaal dirigisme en anderzijds liberalisme.[1] Bij het Instituut zou hij les krijgen van de jonge Paul van Zeeland en hij zou sindsdien kleine stapjes zetten richting de politiek. Triffin zou op deze manier kennis maken met Robert Schuman. Hoogleraar Dupriez zou hem bijbrengen in het Walrasiaanse paradigma: Dupriez verfoeide het nieuwe keynesiaanse denken, de econometrie en het modelmatige denken, evenals de nationale rekeningen. Dupriez werkte ook voor de Nationale Bank. Daar zou hij volop te maken krijgen met het stabiliseren van de Belgische frank tussen 1926-1931. Triffin zou in een artikel ' la théorie de la surévaluation monétaire et la dévaluation belge' de beslissing verdedigen om de Belgische frank met 28% te devalueren. Hij zou in dat artikel tevens Cassel bekritiseren. Cassel vergat de prijzenstructuur te beschrijven in een land: kosten en prijzen verschillen van land tot land. Cassel hield ook geen rekening met landen en regio's die niet in evenwicht waren zoals met een oplopende werkloosheid of een contractie in de productie. De Europese Betalingsunie zou zijn geboorte kennen door zijn werken aan het Instituut. Hij zou strijden voor multilateralisme en dat zou ook terugkomen in zijn werken over de dollar als over Bretton Woods. In 1935 trok hij naar de Amerikaanse Harvard-universiteit waar hij in 1938 de graad van Ph.D in de economie behaalde. Te Harvard zou hij onder de hoede komen van Joseph Schumpeter. In de USA zou hij zich verder afzetten tegen totalitaire regimes. Triffin zou er de Amerikaanse identiteit voor krijgen en hij zou er trouwen met Louis Brandt, een Amerikaanse uit New York. Zijn doctoraatsthesis zou hij doen onder leiding van Joan Robinson: over de competitie en over het monopolie. Dit zijn twee tegengestelde polen. Hij komt uit op een nieuw paradigma: gedeeltelijk evenwicht in een Walrasiaans en Paretoaans evenwichtsdenken. Door devaluatie en deflatie zijn exporten op wereldschaal inelastisch. Daarom moeten er voldoende liquiditeiten in omloop zijn. Interdependentie werd daardoor iets nieuws in de economische wetenschappen. Vandaag zou zijn thesis heten: monopolistische concurrentie of onvolledige concurrentie. En hij zou zich afzetten tegen het Marshalliaans denken in de economie. Van Walras zou hij marginalistisch denken halen en van Pareto, de relativiteit van grondstoffen. Zijn thesis zou hij voorleggen bij Schumpeter, Leontief en Chamberlin. (wikipedia)
kerk van Flobecq.
Door dit steegje.
Op weg naar het Tournibois bos.
Eenzaam en alleen.
Hier op de wandeling was het wat mistig.
Het Tournibois is een bos- en natuurgebied in de streek Pays des Collines in de gemeente Vloesberg in de Waalse provincie Henegouwen. Het erkende natuurreservaat van 14 hectare van de Ligue Royale Belge pour la Protection des Oiseaux werd opgericht in 2012 en omvat 5 hectare beukenbos op een steile helling. De grootste beuk is 32 meter hoog en heeft een stamomtrek van 3,65 meter. Het bos is erkend als 'Site de Grand Intérêt Biologique' (SGIB557) door het Waals Gewest. Er bloeit onder andere spekwortel en voorjaarsbloeiers als wilde hyacint, bosanemoon, salomonszegel. In het reservaat leeft onder andere wielewaal en vuursalamander. Er staat ook een 19de-eeuwse kapel in het gebied.
Jammer de zon kwam er niet door.
Heel veel afwisseling tijdens deze wandeling en vooral rustig.
Uit het domein, kreeg ik mooie vergezichten.
Mooie paadjes
Hier en daar wat slijk
Bella stond te kijken
Hier at ik mijn boterham op. Deze strook in het bos was NIET uitgepijld. Net voor het ingaan van het bos stond er een bord met wat uitleg hoe je deze km moest wandelen.
Na wat verwarring kwam ik toch terug op de juiste route.
terug mooie zichten
Hier wandelde ikdoor een stukje Trimpontbos dit is een deel van de Everbeekse bossen.
Enkele mooie foto's langs deze ravel stonden tentoongesteld.
Nu nog een kleine 3 kilometer tot het eindpunt.
Het laatste pad alvorens ik terug in de bebouwde kom aankwam. Een mooie wandeling met heel veel variatie. Jammer dat de zon niet van de partij was.
Bleef deze keer in West-Vlaanderen, ging wandelen in Beernem, waar de plaatselijke wandelclub een coronawandeling heeft gemaakt (uitgepijld) en dit tot eind deze maand. De start is aan de Parking van café Bolzak aan de Wellingstraat nr 117.
Beernem is een dorp en gemeente in de groene rand rond Brugge (30 km ervandaan) in de Belgische provincie West-Vlaanderen. De gemeente telt ruim 15.000 inwoners, die Beernemnaars worden genoemd. Beernem is bekend van het Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus, haar verenigingsleven,[3] de gesloten jeugdinstelling De Zande Beernem waar meisjes tussen 12 en 18 jaar die misdrijven gepleegd hebben worden geplaatst door de jeugdrechter. Beernem bevindt zich op een knooppunt van verbindingswegen, wat ideaal is voor pendelaars. Beernem wordt al vermeld in een akte van 847: 'in territorio Menap quod nunc Mempiscum appellant ... Coloscampum, Wenghinas, Berneham ...' (Recueil des actes de Charles II le Chauve, roi de France, red. Ferdinand Lot, 1943, nr. 92). De naam Berneham komt van het Germaanse birnu (beer of modderige plaats in de vorm van een beer) en hamma (een landtong die uitspringt in moerassig terrein). Het was duizenden jaren lang een desolate streek van bossen, heide en moeras. Feodaal was Beernem afhankelijk van het Vrije van Brugge en bestond uit een lappendeken van heerlijkheden. De bewoning lag toen hoofdzakelijk ten noorden van het huidige kanaal. Zuidelijk lag het onvruchtbare en woeste heidegebied het Bulskampveld dat zich toen uitstrekte van Torhout tot Bellem. Op het eind van de 18e eeuw werd dit onvruchtbare gebied ontgonnen. De rust en de natuur in de ontgonnen gebieden trokken de aandacht van rijke edellieden. Hun kastelen liggen nu nog verscholen in het groen. In 1852 werd een begin gemaakt met de Hervormingsschool, die zou uitgroeien tot het Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus. Tussen 1915 en 1944 vonden in de streek de zogenaamde moorden van Beernem plaats die al dan niet verband hielden met elkaar en voor de nodige beroering hebben gezorgd.
Er zijn 3 afstanden: 7km-12km en 16km. Ik koos voor de grootste afstand De aanloop ging over autoluwe wegen (ongeveer 2km) tot aan de rand van het bos. Daarna enorm veel bos en af en toe een doorsteek (kort) verhard naar het volgende stuk domein. Geniet even mee van de sfeerbeelden.
Zicht vanaf de start.
Op weg naar het bos
Voorlopig nog geen onweerswolken.
Hier komen we aan het Lippensgoed Bulskampveld na ongeveer 2km. Lippensgoed-Bulskampveld is een 230 hectare groot provinciaal groengebied en een 90 hectare groot domeinbos in de Belgische gemeente Beernem. Het Lippensgoed-Bulskampveld sluit aan bij een 220 hectare groot natuurgebied van de Vagevuurbossen in beheer van het Agentschap voor Natuur en Bos.[1]. Het domein is Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-habitatrichtlijngebied 'Bossen, heiden en valleigebieden van Zandig Vlaanderen: westelijk deel'. Het domein bestaat uit restanten van het oorspronkelijke Bulskampveld, bestaande uit een heidegebied, akkers, loofbossen, naaldbossen en weiden. Het bevat onder andere een neogotisch kasteel met park en uitgebreide kruidentuin (ongeveer 400 soorten), een domeinhoeve en een vogelopvangcentrum. Circa 27 hectare bos, heide en weiden aan de Bornebeek worden als natuurreservaat beheerd door Natuurpunt. Dit natuurgebied wordt soms ook Heideveld-Bornebeek genoemd. Tot 2016 was er op het domein ook een landbouw-, ambachten- en karrenmuseum. Het provinciaal domein is samen met omliggende gebieden (zoals de vagevuurbossen) verweven in een wandelnetwerk. (wikipedia)
Voor het ogenblik is het heel rustig om te wandelen, nu en dan een jogger en voor de rest het gefluit van de vogels. Zalig.
Enkele mooie zichten
lange dreven.
Weet niet wat dit betekent.
Een vergeten cassetterecorder.
Een kunstwerkje
Knuppelpad
De zon was gretig
Terug een stukje knuppelpad.
na het Lippensgoed Bulskampveld een korte doorsteek en we kwamen in de Vaguurbossen.
De Vagevuurbossen (of het Vagevuurbos) is een 220 hectare groot bos- en natuurgebied bij Wingene in het 'Landschapspark Bulskampveld'. Het bos sluit aan bij Lippensgoed-Bulskampveld (domeinbos 90 hectare en 230 hectare provinciedomein); samen vormen ze het grootste complex van openbaar bos (540 hectare) in West-Vlaanderen. Het Vagevuurbos ligt niet ver van de De Gulke Putten. De Vagevuurbossen wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het bosgebied strekt zich uit ten zuiden van de E40 op het grondgebied van de gemeenten Beernem, Hertsberge en Wingene. De naam Vagevuurbos(sen) verwijst naar de Vagevuurkapel die langs de Blauwhuisstraat gebouwd werd. De Vagevuurbossen zijn Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-habitatrichtlijngebied 'Bossen, heiden en valleigebieden van Zandig Vlaanderen: westelijk deel'. Grote delen van het Vagevuurbos bestonden bij aankoop uit naaldhout (grove den, Corsicaanse den, lork en douglasspar). Van nature kwam hier echter vooral eiken- en zomereiken-, berken- of beukenbos voor. Het bosbeheer van het Agentschap voor Natuur en Bos streeft naar geleidelijke toename van het aandeel inheems loofbos. Tegen het kappen van het naaldbos ontstond in 2019 protest.[1] Op open plekken kiemen zomereik, ruwe berk, vuilboom en wilde lijsterbes. In de bosdreven en aan de bosrand bloeien ruige veldbies of het bleeksporig bosviooltje. Er groeien paddenstoelen waaronder vliegenzwam, eekhoorntjesbrood, heksenboleet en kastanjeboleet. In de Vagevuurbossen leven levendbarende hagedissen, reeën (sinds 2000), buizerds, haviken, toren- en boomvalken, sperwers, bos- en ransuilen, zwarte spechten, boomklevers en matkoppen.
Ik ben Vandevoorde Dorine, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Doortje.
Ik ben een vrouw en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is weefselcontroleuse.
Ik ben geboren op 20/10/1963 en ben nu dus 61 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: sport in het algemeen.