op aanvraag van medeblogger Alain hier een foto van BSA fabrieksrijder John Banks met een BSA Victor 441cc GP in de 500 klasse (Banks hier met het nummer 48)
Banks reed veel in België oa in Loppem, Leke, Dinant en vele andere, hij was een van de laatste BSA fabrieksrijders en moest met zijn BSA 4 takt optornen tegen de veel lichtere en wendbare 2takt machines.
hier zie je hoe "officials" een staal nemen uit de brandstoftank van de Norton van Les Archer, het gaat hier om een steekproef van de organistatie die wil kontroleren of er geen verboden middelen aan de benzine werden toegevoegd.
vroeger durfde men al een keer explosieve componenten aan de benzine toevoegen, zoals ether en ander gevaarlijk spul.
na de cross werden er steekproeven genomen, dit was in de beginjaren enkel het geval bij grote evenementen, de crossers uit de lagere regionen konden nog volop hun brandstof"doperen"
Les Archer werd in 1957 Europees kampioen met een Norton, deze Norton had ook een bovenliggende nokkenas en was eveneens afgeleid van een wegrace machine, in dit geval de Norton Manx.
de Nortons waren krachtige machines, de motoren waren goed maar de frames konden het brute geweld met moeite aan.
hier zie je de Zweed Nilsson op zijn zelfbouw AJS 500cc, als je goed kijkt zie je de tunnel, langs de cilinder, waar de ketting in loopt die de bovenliggende nokkenas aandreef.
Leon Liekens was gekend in binnen en buitenland, hij reed ook solo, maar zijn grote successen boekte hij bij de sidecars.
hij werd 12 keer kampioen van België bij de sidecars en moest er geen "akkefietje" geweest zijn met de toenmalige BMB dan waren het er dertien, dat vertelde hij me in 1979 toen ik bij hem een motor kocht.
de helft van de overwinnigen in de zijspanklasse boekte hij op Matchless.
zoals vroeger op de crossen hier wat reclame voor Castrol olie, de meeste 4 takt machienen reden met Castrol R40, ook wel ricinusolie genoemd en dat had een speciale geur (het rook een beetje, ja naar verbrande ricinus olie, maar de liefhebbers zullen het zich wel herinneren en weten wat ik bedoel)
men gebruikte die olie omdat deze van plantaardige afkomst was en tegen zeer hoge temperaturen kon.
deze R40 kon niet gemengd worden met gewone olie en was nogal aan de dure kant.
met de opkomst van de moderne oliën raakte de ricinus in ongebruik.
ricinus olie had het kwalijke trekje wat aan de "zure" kant te zijn, en het kon de onderdelen van het motorblok aantasten als het er lange tijd bleef in staan.
Mathless en AJS brengen ons terug bij de zware 4 takten, beide motoren waren bijna identiek van ontwerp doordat beide merken in dezelfde AMC fabriek werden gemaakt.
zwart of bordeau van kleur waren ze, AJS maakte het type 18 CS en Matchless bracht het type G 80 CS.
De legendarische Bill Nilsson won het wereldkampioenschap in 1960 op een AJS 500 maar deze was niet in de AMC fabriek ontwikkeld, maar door Bill Nilsson himself.
hij ontwikkelde de crosser uit een 350 cc wegracemotor van AJS met bovenliggende nokkenas (ik heb er een foto van en plaats hem binnenkort op de blog)
Cotton was zo een beetje het mindere broertje van Greeves maar toch ook een mooie crosser (al is het dan wel geen 4 takter).
Cotton maakte gebruik van de Villiers Starmaker motoren die 25 pk ontwikkelden bij 6500 toeren.
een eigenaardigheid op de Starmaker motoren was de carburatie die gebeurde door 2 carburatoren voor 1 cilinder, de eerste deed het werk alleen tot ongeveer 4000 t/m en dan pas ging de gasschuif van de 2de carburator open om de cilinder van een maximale vulling te voorzien.
een Cotton kon men direct herkennen door het zeildoekje dat het motorblok beschermde voor modder en vuil afkomstig van het achterwiel.
in zijn begin periode heeft Joël Robert nog op Greeves gereden, hier zien we hem in duel met met een andere Greeves rijder , deze foto is genomen ± 1960
in de 250 cc klasse trachte BSA ook wereldkampioen te worden met onder andere Smith en Lampkin in het zadel van deze BSA C15.
de C15 was een viertakter en kon niet op tegen het opkomende 2 takt geweld van Greeves , Cotton en andere.
BSA maakte die C15 motoren ultra licht door veel magnesium te gebruiken bij de fabrieksmotoren, de motorcarters waren eveneens uit magnesium gemaakt en moesten na iedere cross vervangen worden omdat de lageringen losgekomen waren in de carterhelften veroorzaakt door de 1 op 11 compressie verhouding.
na een tijdje stelde men vast dat de rondetijden van de 250 sneller was dan die van de Goldstar 500 en men boorde de 250 op tot 411 cc om ermee in de 500 cc klasse te rijden.
dat was meteen het einde van de legendarische Goldstar.
Jeffery Smith (Jef voor de vrienden) met zijn BSA Goldstar een van prachtigste crossmotoren aller tijden.
voor BSA heeft hij een paar keer het werelkampioenschap binnengehaald.
Jef woont nu in Canada en komt nog regelmatig naar Nederland en België (hij is intussen ±72 jaar) maar nog altijd een bonkige kerel, een echte crosser dus.
"oude crossmotoren" zal een blogje worden met foto's en afbeeldingen van oude crossmotoren.
het feit dat je erop klikte wil zeggen dat je interesse hebt en misschien vroeger deze motoren nog hebt zien rijden terwijl je achter het lint stond als supporter en de geur van "ricinus olie" opsnoof.
voor de liefhebbers zullen er bij het zien van de foto's herinneringen naar boven komen die teruggaan naar de goede oude tijd: "nostalgie" noemen we dat.
ik beschik niet over een oneindige voorraad foto's, maar deze die ik heb zal ik op de blog plaatsen, mochten er mensen zijn die ook foto's van crossmotoren van de jaren 60 hebben en ze willen plaatsen op mijn blog, dan kunnen ze me dat altijd laten weten via de mailfunktie op de blog.