de Gilera Saturno was een Italiaanse crosser met bovenliggende nokkenas, mooi van lijn maar laag tegen de grond, waardoor hij op bepaalde circuits in de problemen kwam.
de Italianen waren in de jaren 60 meer bezig met wegraces dan met motorcross.
hier zien we legende Jeff Smith aan het werk op een BSA 250 cc C15, hij en zijn compaan Lampkin moesten wel het lootje leggen voor de lichtere 2 taktmachines.
in de 250 cc klasse hebben de Husqvarna's lange tijd de toon gezet.
de motor had maar 3 versnellingen maar met de Zweed Torsten Hallman in het zadel was dat geen bezwaar om in 62 63 66 en 67 het wereldkampioenschap te winnen in de 250 cc klasse.
de 2 takters werden niet geproduceerd in de Husqvarna fabriek maar terug (zoals bij de 4 takten) in een privé werkplaats in Malmö.
het is mede door Husqvarna en CZ die in 64 en 65 wereldkampioen werden dat BSA zich terug trok uit de 250 cc klasse en zich terug toespitste op de halve liter klasse.
Jef Theuwissen was een van de Belgische toppers die op een Husqvarna 250 aan de top meedraaide.
Jef heeft een paar jaar geleden tezamen met Leoplod Nouwens een boek uitgegeven met als titel " Jef Teuwissen van zandkliever tot zandkoning" er staan zeer veel uitslagen van grote crossen in.
nog een zeer mooie crossmotor is de Husqvarna 4 takt 500 cc uit Zweden, de motorblokken werden gebouwd uit onderdelen van legermotoren, door een particulier bedrijfje.
de Husqvarna crossmotoren waren nogal duur in aankoop, Rolf Tibblin was de man die op deze machine in 1962 het wereldkampioenschap won.
bij mijn weten zijn er geen Belgen die met deze 4 takter gereden hebben.
op aanvraag van medeblogger Alain hier een foto van BSA fabrieksrijder John Banks met een BSA Victor 441cc GP in de 500 klasse (Banks hier met het nummer 48)
Banks reed veel in België oa in Loppem, Leke, Dinant en vele andere, hij was een van de laatste BSA fabrieksrijders en moest met zijn BSA 4 takt optornen tegen de veel lichtere en wendbare 2takt machines.
hier zie je hoe "officials" een staal nemen uit de brandstoftank van de Norton van Les Archer, het gaat hier om een steekproef van de organistatie die wil kontroleren of er geen verboden middelen aan de benzine werden toegevoegd.
vroeger durfde men al een keer explosieve componenten aan de benzine toevoegen, zoals ether en ander gevaarlijk spul.
na de cross werden er steekproeven genomen, dit was in de beginjaren enkel het geval bij grote evenementen, de crossers uit de lagere regionen konden nog volop hun brandstof"doperen"
Les Archer werd in 1957 Europees kampioen met een Norton, deze Norton had ook een bovenliggende nokkenas en was eveneens afgeleid van een wegrace machine, in dit geval de Norton Manx.
de Nortons waren krachtige machines, de motoren waren goed maar de frames konden het brute geweld met moeite aan.
hier zie je de Zweed Nilsson op zijn zelfbouw AJS 500cc, als je goed kijkt zie je de tunnel, langs de cilinder, waar de ketting in loopt die de bovenliggende nokkenas aandreef.
Leon Liekens was gekend in binnen en buitenland, hij reed ook solo, maar zijn grote successen boekte hij bij de sidecars.
hij werd 12 keer kampioen van België bij de sidecars en moest er geen "akkefietje" geweest zijn met de toenmalige BMB dan waren het er dertien, dat vertelde hij me in 1979 toen ik bij hem een motor kocht.
de helft van de overwinnigen in de zijspanklasse boekte hij op Matchless.
zoals vroeger op de crossen hier wat reclame voor Castrol olie, de meeste 4 takt machienen reden met Castrol R40, ook wel ricinusolie genoemd en dat had een speciale geur (het rook een beetje, ja naar verbrande ricinus olie, maar de liefhebbers zullen het zich wel herinneren en weten wat ik bedoel)
men gebruikte die olie omdat deze van plantaardige afkomst was en tegen zeer hoge temperaturen kon.
deze R40 kon niet gemengd worden met gewone olie en was nogal aan de dure kant.
met de opkomst van de moderne oliën raakte de ricinus in ongebruik.
ricinus olie had het kwalijke trekje wat aan de "zure" kant te zijn, en het kon de onderdelen van het motorblok aantasten als het er lange tijd bleef in staan.