(Foto Helgoland bij stormweer)Twee metervoor mij zie ik de menschelijke gedaante bewegen: de Mof, en ik schiet op hem de helft van mijn revolver-patroonhouder af.Dan, den schrik op het lijf, vreezend voor weerwraak, verstop ik me boven op de helling, rillend van ontroering. Doch mijn wilskracht keert weer en ik spring bij het lijk; ik sta boven de "Menoterie" op een prachtigen uitkijkpost. zoo ik me wel herinner was ik niet alleen. Een Belg roept nevens mij:"Daar, daar, de Moffen. Ze lopen weg." En aan den andere kant, langs Diksmuide, onderscheid ik in de vlakte,verlicht door een vuurpijl, menselijke gedaanten die loopen.Ik sta er 10 meter boven en ik schiet met mijne karabijn in hunne richting.Eensklaps, 2 meter onder mij, langs dezen kant, beweegt iets.Een Mof zit er neergehurkt. Ik zend hem de rest van mijn patroonhouder.Ik keer mij om in den post, 'k sta alleen.Handgranaten ontploffen links en rechts van de "Minoterie".De artillerie richt een helsch vuur op Diksmuide en de tweede Duitsche linie. Ik ruk een knoop van de vest van het Moffenlijk. Vreeselijk?Hij draait zich om, hij ziet mij, hij spreekt:"Bardon, bardon, kamerad, baron." hij is halfdood van schrik.Zijn hand tast naar iets aan zijn hordel; ik spring toe, wantrouwig:" Was ist das?" 't was een rolronde doos:"Gas, gas."Ik doe ze open:een masker ; geen gevaar Hij lijdt; ik kan hem niet meeleiden, ik zou hem moeten afmaken...Ik had er de moed niet toe....Ik heb hem gezegd: Schlaf." En ik sta recht. Ik kan heel het slagveld overzien, heerlijk, doch ik ben alleen; ik vrees Belgische handgranaten mee te krijgen en ik daal de helling af; nu naar links, waar de luitenant en zijn mannen voorbij moeten gekomen zijn; een overgroote trechter waar ik rond moet; ik struikel gedurig in de modder; niemand;ik laad mijn karabijn en vooruit...."Kamerad, kamerad."Ik houd plots stil."Wie is het?" "Kamerad , komm hier."Wat zou ik doen? Opeens, rechts,een gedaante, vijf stappen van mij af. Vriend of vijand? Welke helm?Een lichtpijl; 't is een Mof.Ik weet niet meer wat er gebeurd is. Ik heb tot de Moffen geroepen:"Kommen Sie hier, oder ich schies" en men heeft me geantwoord:"Kann nicht." Ik heb gevuurd. Een doodsgehuil dat uitsterft, akelig. Maar ik heb den indruk dat het geveinsd is, een hinderlaag, en ik ga nog meer naar links. Vervolg op 4
|