De laatste Octoberdag neigde ten einde.Allerheiligen brak aan,maar Ieperen bleef buiten de klauw van den vijand.Intusschen was Ieperen zelf al beschoten geworden.De eerste granaat kwam in den nacht van 29 op 30 October."Omtrent elf uur" vertelt Cesar Gezelle,"droomde ik,dat ik een hond hoorde huilen, maar kwam af al zwellend en werd een getier,zoo nijdig, en zo nabij, als wilde het tegen mijn kamervenster open kletteren.Het klakte open met een slag,die hansch het huis deed daveren,en verscheidene vensterruiten op de straat in stukken rinkelen.Met dien slag was ik wakker , ik bleef eenige oogenblikken liggen,terwijl 't bloed hamerde tegen mijn slapen van 't verschot.Ik wachte en nu lagen er voorzeker vele alzoo te wachten in de stad.Eenige minuten gingen voorbij ,stil als in een graf.De Duisternis was dik en geen mensch, die een vin roerde in huis of op de straat.Een doffe slag in de verte en daarop weer dat hondengehuil.Eer ik tijd had tot verder gepeins,schokte geheel ons gewest met zulk een vervaarlijke ontploffing alsof de donder te midden ons huis was gevallen.Buiten ritste het op de straatsteenen en rinkelde het,als viel er een regen van metalen scherfjes. Ik sprong te beene en had moeite om mijn zinnen te geloven;ik had willen twijfelen aan het geen daar weenlijk gebeurde, de waarheid weg duwen en bevinden dat het geen waarheid was Doch 't was slechts al te waar.De huisgenooten zijn rap uit hun bed gesprongen en loopen radeloos heen en weer.Buiten gaan deuren open en slaan weer toe: een peerdengespan rijdt ten vluchte door de duisternis Verders donkere nacht.Hoe het elders ging,weet ik niet maar toen de volgende bom afkwam,zat ons gebuurte ,vijf of zes huisgezinnen bijeen, verscholen onder het gewelf van een groote kelder.Het gewoon kanongebulder;dat sedert dagen om de stad hing ,als het grommelen van een onweder dat niet aftrekken wil,had als bij afspraak opgehouden, de nacht was akelig stil, als om die keel te laten braken,die elke vijf of zes minuten een zwaar granaat op ons afzond. wordt vervolgd
|