Foto: (een dorpje aan den yzer voor den oorlog ) Hij stuurt een kompagnie wielrijders,die van kapiteinTacques en dan de kompagnie Borms,van het 11° naar de weg van Beerst.Welk een tocht door de granaten. Menige fietser stort van zijn zadel,ligt kreunend neer. De kompagnie Borms zet het op een looppas, moet dan hijgend tegen een muur dekking zoeken, trekt weer verder, tusschen kuilen, over puin en bereikt eindelijk de linie.De kompagnie Pouplier worstelt daar wanhopig en juicht helpers toe,maar er zijn er slechts 121; gelukkig verschijnen dan weer eenige honderden strijders, die der kommpagnieUrbin; nog is den strijd ongelijk en dus moeilijk...De kompagnie Mansaert ook van het 11°, stormt nader. Ook deze bijstand wekt nieuwen moed bij de anderen. Als de Duitschers vooruit rukken, worden ze telkens teruggeslagen. De onzen schieten onverdroten, zoodat de geweren warm worden. De vijand laat een allerhevigst vuur op onze posities richten. De arme strijders staan daar bijna op het vlakke land. Al hun grachten zijn schier toegeschoten.De groepjes dunnen onheilspellend. Toch wijkt men niet.Krampachtig hecht men zich aan deze linie."En avant"dreunt het.Vier kompagnies fusiliers zijn daar. En ze sluiyen zich bij de belgen aan en samen vallen de bondgenooten de tegenpartij op het lijf,stooten met de bajonet, slaan met de kolf van het geweer, vechten,worstelen, man tegen man tot de Duitschers vluchten met achterlating van vele dooden en gewonden en ook van gevangenen, welke angstig de handen omhoog heffen en "Kamerad,kamerad ?" roepen.De verloren stellingen zijn hernomen. In de nacht, rekenend op de vermoeienis der Belgen en de verassing der duisternis, doet de vijand drie stormloopen, doch ook deze worden in bloed gesmoord. Zoo mislukten de eerste aanvallen op de stad.Wij hebben tot nu toe de feiten beschreven op de positie zelf, ten eide het verband van den strijd niet te breken. We zagen de versterkingen aanrukken, moeten nog verhalen hoe die in de stad geraakten.Kolonel Jacques had de vraag om versterking aan kolonel Meiser overgebracht. Deze had nog zes kompagnies onder bevel van luitenant kolonel Leestmans beschikbaar. Onmiddellijk wordt hen bevolen zich naar den rechteroever van den Yzer te begeven; gelijktijdig wordt aan kolonel De Vleeschhouwer 't verzoek gedaan den weg van Diksmuide naar Beerst en het omliggende terrein zoo hevig mogelijk te doen beschieten. Kolonel Meiser verwittigt insgelijks admiraal Ronarc'h, det de hevige aanval, welke het bruggenhoofd doorstaan moet, het noodig heeft gemaakt al zijn reserves in het gevecht te brengen. Hij verzoekt den admiraal troepen ter beschikking te stellen. wordt vervolgd op 12
|