(FOTO)( De stijd aan den yzer onder leiding van Koning Albert)En militairen boden hulp. Welk een uittocht? 't Was volop avond geworden, maar de laaiende vlammen braken de duisternis. Men moest over puin,langs gaten,sommigen vielen er in, schreeuwden om hulp en soldaten hielpen de dompelaars boven."Ik ook vluchtte dien avond", vertelde ons iemand."'tWas een verschrikkelijke stonde. Aan mijn arm had ik een oud moederke van mijn kennissen."" Laat mij maar achter en sterven,ik ga dat toch niet overleven" had ze gezegd.Maar ik drong haar mee te gaan. Ge kondt toch geen mensch in de helle achterlaten. 'tIs waar,in die eerste oogenblikken was het ieder voor zijn eigen, maar 'k zou er toch heel mijn leven wroeging over hebben gehad.Zoo doolden wij dan voort. Al met eens vielen wij: Ik voelde vocht, 't was bloed:Wij waren gestruikeld over een dooden soldaat." Laat mij maar liggen", kermde het moederke weer.Maar wij doolden voort. Dan weer hoorden wij een slag en stonden wij midden in een wolk van rook en stof. Vlak bij ons was een huis getroffen. wij moesten blijven staan, tot de wolk opgetrokken was."Kom", zei ik dan,"wij zijn er haast." Maar 't was neg een heel eind naar de Hooge Brug. En daar zaten wij weer midden in het geschut. Hoe wij er door geraakt zijn, ik weet het niet, maar eindelijk hadden wij toch het brandend Diksmuide en ook het brandend Kaaskerke achter ons. En overal zat de roode gloed van het vuur, boven Pervijse en Stuiverkenskerke,Ramscapelle tot Nieuwpoort en de zee. wij konden nu wat trager stappen. 'tWas een heele processie op den weg en nergens een plaatsje om te rusten, want alle huizen,schuren,stallen, die wij voorbij kwamen,zaten vol vluchtelingen en soldaten.Velen sliepen onder den blooten hemel. Met het moederke aan mijn arm nog altijd en haar voort sleurend geraakten wij na drie uren te Avekapelle en daar vonden wij dan toch wat stroo."Ziedaar een van de verhalen, naar waarheid verteld. En toch waren er nog menschen in Diksmuide achter gebleven , vrijwillig, lieden, die niet heen wilden gaan en ouden en gebrekkigen, welke zichzelf niet konden redden en vergeten werden.Een der treffenste gevallen is dat van de groot juffrouw van het begijnhof, de non Vereecke.Ze had met begijnen en allerlei vrouwen en zieken in een kelder geschuild, onder een klooster, omdat het begijnhof zelf zoo beschoten werd.wordt vervolgd op (7)
|