(Foto De citadel te Verduin na de beschieting van 1916)Een andere aangehoudene Gerard Huben, had bij de instruktie alles ontkent, om niemand in gevaar tebrengen, maar daar anderen alles vertelden,kon hij op de rechtzitting ook spreken. Hij was koerier voor Noord-Frankrijk. Parenté gaf hem een brief van minister Segers, waarin deze verzocht werd de vliegpleinen van Noord- Frankrijk na te gaan. En zoo werd de een na de andere verhoord. De voornaamste getuige was luitenend Schwermer een handelaar in vredestijd. Met buitengewoon geduld en veel doorzicht had hij de reusachtige zaak onderzocht. Als belooning werd hij bevorderd en voor zijn kontra-spionnage naar Holand gestuurd. De krijgsauditeur wenschte hem natuurlijk geluk. Dan wees hij op de gevaren der spionnage voor het Duitsche leger. De bezetter had al de weerbare Belgen naar konsentratiekampen kunnen brengen en de Engelschen zouden het wel gedaan hebben, beweerde hij, en hij vond het naar zijn pruisische opvattingen, laf, dat onze landgenooten van die begunstiging misbruik maakten, om verraad te plegen. Over het laffe van de Duitschen inval in een vreedzaam land, zweeg de man. Hij sleepte er voortdurend de Engelschen bij, deze zouden zooveel geduld niet getoond hebben, om dit alles te onderzoeken maar dadelijk de verdachten doodgeschoten of opgehangen hebben. hij herinnerde aan de koncentratiekampen in Transvaal.Daarne hoorde hij ministers en hooge ambtenaars, die veilig aan de andere zijde van de grens waren en ondergeschikten en kleinen in den dood joegen.Toch herkende hij vaderlandsliefde bij de beschuldigden, maar hij had die ook en deze dwong hem strenge straffen te eischen.Parenté noemde hij een trouwen soldaat, die zijn land diende , maar toch vroeg hij de doodstraf voor hem.Eveneens tegen Devalériola, daarna tegen Lefévre,Strale, die in Namen, en Luxemburg spionege dreef, eveneens tegen Delveau, Hubert Firsch, Krické, die in Vlaanderen werkte,Bastiaensen, den bespieder van het vliegkamp van Berchem,Deblander die in noord-Frankrijk zijn taak vervulde,Dallemagne, die Luik en Namen voor zijn rekening had, Mathien Dejardin, koerier en waarnemer. De verdediging deed haar best en betoogde dat al de mannen aan zedelijken dwang gehoorzaamd hadden.Mr Braffort vroeg na zijn pleidooi eenige woorden te mogen richten tegen de beschuldigden, om zijn bewondering uit te drukken voor al hun toewijding, waarvoor gansch Belgie zich buigen zou. Het werd hem geweigerd.De beschuldigden mochten dan ook zeggen , wat zij op het hart hadden.Parenté herinnerde aan de woorden van den auditeur,die hem een trouwe soldaat had genoemd. vervolg op (9)
|