Lezing 1 : ”Mensen aanzetten tot lezen + het ontstaan van een boek” Tijdens de lezing maken we kennis met de schrijver en zien we hoe een boek ontstaat, van in het hoofd van de schrijver tot wanneer de lezer het in zijn/haar handen heeft. We leggen ook uit wat de taken zijn van de verschillende personages, zoals de onderzoeksrechter, de commissaris, de procureur en de wetsdokter. We zien ook dat lezen en omgaan met taal aangenaam kan zijn door gebruik van komische woordspelingen. We doorlopen de boeken aan de hand van beelden/plaatsen waar de verhalen zich afspelen. We lezen ook enkele fragmenten uit mijn boeken voor en tenslotte is er aandacht/tijd voor vragen en discussie. De lezing duurt ongeveer 1,5 uur. Het is de bedoeling om dit te doen voor kleine groepen ( +/- 20 a 40 personen) (kan natuurlijk ook voor meer aanwezigen)
Lezing 2 : “Plezante gezegden en spreekwoorden”:
Tijdens deze lezing hebben we vooral aandacht voor komische/grappige gezegden, spreekwoorden en uitdrukkingen. We bekijken ook kort de inhoud van mijn boeken. En tenslotte is er aandacht/tijd voor vragen en discussie. De lezing duurt ongeveer 60 a 75 minuten. Het is de bedoeling om dit te doen voor kleine groepen ( +/- 20 a 40 personen) (kan natuurlijk ook voor meer aanwezigen)
Blog van schrijver Ludo Geluykens. Hier kan je ook kennismaken met mijn nieuwe politiethriller 'AFPERSING' Kijk ook eens op www.ludogeluykens.be (zie favorieten rechts)
In deze eindejaarsperiode wil ik jullie allemaal een gelukkig en vooral een gezond 2016 wensen.
Hopelijk vinden jullie ook in 2016 weer de tijd om af en toe eens een boek te lezen.
Daarom alvast deze tip:
De nieuwe Somers en De Winter met de titel "Afrekening in het bedrijf" verschijnt op 1 maart.Voorstelling van het boek gaat door in de BIB van Emblem op 9 maart 2016 om 19 uur.
Het einde van het jaar is alweer in zicht en dan beginnen we weer aan de feestdagen en de bijhorende geschenken te denken… Een ideaal geschenk is nog steeds een goed boek. Vandaar dat ik jullie informeer waar jullie mij de volgende weken kunnen vinden en waar jullie dan ook mijn boeken kunnen kopen.
Hierbij de informatie:
Op 28 en 29 november sta ik op de tentoonstelling van de Gouden Handen in het Gildenhuis in Broechem.
Op 6 december ben ik aanwezig op de kerstmarkt van Amakuzand in de Populierenhoeve in Zandhoven.
Op 11, 12 en 13 december sta ik op de kerstmarkt in Lier.
Op 20 december sta ik op de kerstmarkt in Emblem.
De boekenbeurs en de kerstmarkten zijn natuurlijk ideale gelegenheden om een boek aan te kopen dat je dan ofwel zelf kan lezen ofwel eerst kan lezen en daarna als geschenk aan iemand geven.
KERSTSPEL:
Ik heb een nieuw kerstspel geschreven dat in openlucht wordt opgevoerd in Zoersel op 20, 21, 22, 23 en 26 december.
Ik hoop jullie op één (of meer) van deze evenementen te ontmoeten, dan kunnen we weer eens bijpraten.
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het derde deel van 'Chantage in het schepencollege'.
“Hier en daar op een receptie hoor ik wel eens wat, maar meestal vind ik de verhalen nogal vergezocht”, zei de hoofdcommissaris.
“Wat heb je met de burgemeester afgesproken?” vroeg de commissaris.
“Hij wil dat we dit allemaal eens onderzoeken op een onopvallende manier, zonder dat we er te veel ruchtbaarheid aan geven.”
“En wie gaat dat doen?”
“Aangezien jij blijkbaar toch niet veel anders te doen hebt dan mijn krant lezen, en aangezien je toch nog enkele dagen alleen moet werken tot Paul terug is, dacht ik dat jij dit wel zou aankunnen”, lachte Peeters.
“Een kwestie van bezigheidstherapie dus”, lachte Bruno. “Ik zal het eens bekijken.”
“Doe dat en hou me op de hoogte”, zei Frans.
“Ik ben al vertrokken, chef. Ik laat je dan maar alleen achter met je belangrijke werk”, hij knipoogde en gaf de hoofdcom-missaris zijn krant terug.
Somers besloot om een afspraak te maken met de burgemeester om het eens te hebben over de verschillende verhalen die Peeters hem vertelde. Hij zou ook een afspraak maken met Mieke Verstraeten om eens te kijken of zij mogelijke aanwijzingen had aangaande de afzender van de kogel.
Na heel wat vruchteloze pogingen kreeg hij uiteindelijk toch burgemeester Walter De Vos aan de lijn. Bruno legde uit dat hij contact opnam als vervolgstap op het gesprek dat de hoofdcommissaris vanmorgen met hem had gehad.
“Wanneer kunnen we mekaar hierover even spreken?”, vroeg Somers.
“Ik heb het de komende dagen nogal druk”, antwoordde De Vos. “Morgenvroeg moet ik om negen uur bij het bestuur van SK Lierse zijn voor een vergadering. Misschien kunnen we vóór deze meeting afspreken?”
“Voor mij is dat geen probleem, waar kunnen we dan afspreken? In het stadhuis?”
“Misschien bij SK Lierse, dat is wat gemakkelijker om te parkeren”, antwoordde de burgemeester.
“Voor mij is dat inderdaad wel iets gemakkelijker”, zei Somers. “Tegen half negen?”
“Ik laat een ruimte reserveren tegen half negen. We zien mekaar daar. Tot morgen.”
“Tot morgen, burgemeester”, besloot Somers.
Bruno was met deze afspraak in zijn nopjes. Op deze manier kon hij nog eens in de kantoren van zijn geliefkoosde voetbalclub komen en misschien kon hij wel een babbeltje slaan met enkele bestuursleden. Mogelijk zag hij zelfs nog enkele spelers.
Mieke Verstraeten was in de late namiddag beschikbaar bij haar thuis. Bruno beloofde dat hij daar tegen half vier zou zijn.
Na de middag sprong Bruno nog even binnen bij Frans Peeters en bracht hem op de hoogte van zijn verdere afspraken. Nadien vertrok hij te voet naar de Begijnhofstraat, waar Verstraeten woonde. Hij wandelde via de Baron Opsomerlaan naar de Kanunnik Davidlaan en zo verder naar de Begijnhofstraat. Hij keek op zijn horloge, het was half drie, dat was nog wel even te vroeg. Hij besloot om nog iets te gaan drinken op de Grote Markt. Door de Eikelstraat kwam hij aan het Stadhuis en ging binnen in café d’Eycken Boom. Hij bestelde een koffie en keek eens rond wie er zoal op dit uur in het café zat. Het viel hem op dat er meer vrouwen dan mannen zaten. Hij vroeg aan de dienster die zijn bestelling bracht of ze wist hoe het kwam dat er meer vrouwen dan mannen in het café waren.
“Omdat de vrouwen ouder worden dan de mannen en dus meestal hun man overleven”, antwoordde de dienster.
“En dat noemen ze dan het zwakke geslacht”, lachte de commissaris.
“Jullie mannen zeggen dat, wij weten wel beter”, antwoordde ze met een knipoog.
Hij dronk rustig zijn koffie uit en twijfelde even of hij het kleine glaasje advocaat, dat standaard bij de koffie gegeven werd, zou laten staan of niet. Het besluit was snel genomen. Hij lepelde het rustig naar binnen.
Om twintig na drie stond Somers in de Begijnhofstraat voor het huis van schepen van Openbare Werken Mieke Verstraeten. Hij belde aan en het was haar man Willy die de deur kwam opendoen.
“Kom binnen, Mieke is er nog niet, maar ze heeft mij verwittigd dat u zou komen”, zei de man.
Ze gingen in het salon zitten. De commissaris keek rond en zag dat het huis gemeubeld was in de stijl van de woning zelf. Allemaal stijlmeubelen met al redelijk wat jaren op de teller.
“Jullie zitten hier wel mooi”, begon Somers.
“Ja, wij zijn bij de gelukkigen die in deze omgeving nog een huis op de kop hebben kunnen tikken.”
“Wonen jullie hier al lang?”
“Dat zal nu tien jaar zijn.”
“Dan hebben jullie dus ook alle veranderingen hier in de buurt meegemaakt”, zei de commissaris.
“We waren een onderdeel van de veranderingen”, antwoordde Willy.
“Wat bedoel je daarmee?”
“Wel, tijdens de heraanleg van de Grote Markt, met alle wegomleidingen en andere miserie tot gevolg, hebben wij ons huis opgeknapt. Een upgrade gegeven als het ware.”
“Wat vind je trouwens van de Grote Markt nu?” wilde Somers weten.
“Die fonteinen, dat is natuurlijk een misbaksel van jewelste, dat hadden ze nooit mogen doen, maar voor de rest vind ik het zicht wel oké.”
“De Lierenaars geraken er nochtans niet over uitgepraat”, lachte Somers.
“Ja, maar dat is niet alleen hier zo, hé. Telkens als er ergens veranderingen gebeuren heb je voor- en tegenstanders. Dat is nu eenmaal zo. Maar als ik met vrienden op de Grote Markt sta ben ik best trots dat ik hier in de omgeving kan wonen”, zei Willy Tange.
Op dat moment kwam Mieke Verstraeten binnen.
“Ik heb je toch niet te lang laten wachten?” vroeg ze.
“Neen, neen, helemaal niet”, zei Somers. “Ik ben hier nog niet zo lang.”
“Maar Willy, je hebt de commissaris nog niet eens iets te drinken aangeboden. Wat gaan jullie drinken?” vroeg de schepen van Openbare Werken.
“Voor mij een beetje plat water, als het kan”, antwoordde de commissaris.
Nadat iedereen voorzien was van drank begon Bruno Somers over de kogelbrief.
“Wanneer is de brief toegekomen?” vroeg hij.
“Wanneer juist weet ik niet, maar Willy heeft hem vanmorgen gevonden toen hij de krant uit de brievenbus ging halen”, zei Mieke.
“Wanneer was dat ongeveer?”
“Dat zal zo rond half acht geweest zijn, denk ik”, antwoordde Willy.
“Maar je hebt vannacht of deze morgen niets in de bus horen vallen? Of verdachte geluiden gehoord buiten? Een auto die stopte voor de deur of zo?”
“Neen, wij slapen boven. En wij zijn nogal vaste slapers”, zei Willy.
“Heb je vroeger nog andere bedreigingen ontvangen?” vroeg de commissaris.
“Neen, toch niets dat me is bijgebleven.”
“Werk je momenteel aan dossiers die bij bepaalde mensen zeer gevoelig liggen?”
“Met elk dossier dat je afkeurt, stel je mensen teleur hé”, antwoordde Mieke.
“Heb je de dossiers hier thuis liggen?”
“Neen, die liggen allemaal bij de behandelende personen op de Dungelhoeff.”
“Ik zou al de dossiers waarin je een negatief advies geeft willen doornemen. Kan je me die laten bezorgen?”
“Ik laat ze morgenvroeg bezorgen op het politiekantoor aan het Paradeplein.”
“Oké, dan zal ik er morgen eens doorgaan en nadien kom ik waarschijnlijk nog wel bij je terug met enkele vragen”, besloot Somers.
De commissaris stond al recht en wilde vertrekken toen hij aan een andere mogelijke oorzaak dacht.
“Is het mogelijk dat de kogel voor jou zou kunnen zijn?” vroeg hij aan Willy.
“Neen, ik zou niet weten wie ik iets in de weg gelegd heb”, antwoordde de man van de schepen.
Somers besefte wel dat de man, indien hij al iets geheim hield, dit nu zeker niet in het bijzijn van zijn vrouw zou vertellen. Daarom zei hij:
“Mocht je toch nog aan iets denken, laat het me dan weten.”
Hij overhandigde zijn kaartje aan Willy en vertrok.
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het tweede deel van 'Chantage in het schepencollege'.
2
7 januari, Paradeplein, Lier.
Commissaris Bruno Somers was vandaag wat later aangekomen op het politiekantoor aan het Paradeplein. Martine Verhaegen, de assistente van hoofdcommissaris Frans Peeters, had hem gisteren verwittigd dat de chef vandaag zeker niet voor elf uur op kantoor zou zijn. En aangezien zijn collega en vriend hoofdinspecteur Paul De Winter nog met verlof was, moest hij met niemand rekening houden. Paul De Winter was tijdens de zomer getrouwd met Betty Cautreels, en Somers was getuige geweest bij de feestelijkheden.
De commissaris had, op aangeven van zijn vrouw Sonja, Paul en Betty een weekje aan zee beloofd in hun appartementje in Middelkerke. Het had allemaal nogal lang geduurd maar uiteindelijk waren Paul en Betty deze week naar zee vertrokken. Zondag zouden ze terug thuiskomen.
Bruno en Martine zaten rustig bij te kletsen in het kantoor van de hoofdcommissaris. Bruno had de krant erbij genomen en was de sportbijlage aan het doornemen. Martine was in het andere stuk van de krant aan het lezen.
“Veel nieuws staat er alweer niet in vandaag”, zei ze. “Trouwens, heb je nog iets gehoord van Paul?”
“Daar zullen we niet veel van horen hé, Martinneke. Die zijn bezig aan hun uitgestelde wittebroodsweken”, lachte de commissaris.
“Ik vind het toch mooi dat jullie hem deze week verlof cadeau gedaan hebben. Dat zou ik ook wel eens willen doen”
“Dan heb je twee mogelijkheden hé. Ofwel trouw je, en krijg je ook een weekje als geschenk, ofwel neem ik je eens mee en laat ik je kennismaken met al het moois dat er te beleven is aan onze kust en op ons appartement.”
“Ja, ja, en zeker dat laatste, denk ik”, lachte Martine terwijl ze terug naar haar kantoor wandelde.
Somers nam de krant mee naar zijn bureau. Hij passeerde nog langs Roger Wuytack, de planton, om de post op te halen en startte vervolgens zijn computer op.
Er waren geen dringende mails en dus begon hij verder in de krant te lezen.
“Martine, waar is mijn krant?” riep hoofdcommissaris Frans Peeters.
“Ik denk dat Bruno die heeft meegenomen”, antwoordde zijn assistente.
“Somers!”
“Ja, ja, ik ben er al.”
Bruno stapte met de krant onder de arm binnen in het kantoor van Peeters.
“Slecht geslapen?” vroeg Bruno.
“Neen, dat niet, maar ik kom net van een vergadering met de burgemeester en ik heb dit van hem gekregen.” Hij wierp de enveloppe van Mieke Verstraeten op tafel.
De commissaris keek in de enveloppe en vroeg:
“Wie heeft die gekregen?”
“Mieke Verstraeten. Schepen van Openbare Werken”
“Zat er nog een brief bij?”
“Neen, enkel deze kogel.”
“Vreemd”, besloot Bruno.
“Ja, vind ik ook. De burgemeester vertelde me dat er wel vaker bedreigingen worden geuit aan het schepencollege, maar dit begint toch wel een beetje ver te gaan”, zei hij.
“Daar kan ik hem wel in volgen. Wat wil hij dat je hiermee gaat doen?”
“Hij vreest dat er enkele gefrustreerde medeburgers rond lopen omdat er verschillende verhalen de ronde doen van gesjoemel in het stadsbestuur.”
De stad Lier en uitgeverij Leesgenot nodigen u uit op de voorstelling van
“Chantage in het schepencollege”
De nieuwe politiethriller van Ludo Geluykens
Programma:
• Deuren: 18.45 uur.
• 19.00 uur : Verwelkoming door Rik Verwaest, schepen van toerisme in Lier.
• Frank Boogaerts, burgemeester van Lier, en Lode Hofmans, burgemeester van Ranst, leiden het boek in.
• Mogelijkheid tot aankopen van boek (€ 19,90)
• Aansluitend bieden wij u graag een drankje aan en signeert de auteur zijn nieuwste boek
Op dinsdag 17 maart 2015 om 19 uur In het Stadhuis van Lier. Grote Markt 2500 Lier Gelieve uw komst te bevestigen via: ludogeluykens@skynet.be / 0478 450 150
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het eerste deel van 'Chantage in het schepencollege'.
1
7 januari, Begijnhofstraat, Lier.
Het was ijzig koud in de slaapkamer van Mieke Verstraeten. Mieke was in Lier schepen van Openbare Werken voor de partij Groen Lier. De winterprik bleef maar aanhouden. Ze opende haar ogen en tegelijk voelde ze dat haar neus koud en vochtig was. Onder de lakens was het lekker warm. Haar man, Willy Tange, was al opgestaan en Mieke hoorde dat hij bezig was in de keuken. Ze trok de kamerjas aan die ze boven op de dekens had gelegd als extra bescherming tegen de koude en ging naar de badkamer. Met een warme jogging aan verscheen ze enkele minuten later in de keuken. Ze gaf Willy een vluchtige kus op de wang en zette zich aan tafel. Willy had al voor koffie gezorgd en de tafel gedekt.
“Hoe ziet je agenda eruit voor vandaag?” vroeg haar man, terwijl hij haar koffie inschonk.
“Eerst om half tien een onderhoud met de burgemeester en daarna is er schepencollege.”
“Dan kom je niet thuis eten?”
“Neen. Waarom?”
“Dan ga ik straks een flinke winterwandeling doen.”
“Dat is een uitstekend idee”, antwoordde Mieke. “Profiteer er maar eens goed van nu je nog kan.”
Haar man was al een tijdje werkloos en in deze tijd was het nogal moeilijk om terug werk te vinden. Ze had al haar contacten reeds aangesproken om hem aan een nieuwe baan te helpen en er was goede hoop dat Willy binnen enkele weken terug aan de slag kon.
Ze hoorden de bromfiets van de postbode en enkele seconden later plofte de krant in de brievenbus.
“Haal jij de krant even? Dan maak ik al wat plaats op tafel”, zei Mieke.
Willy kwam even later terug in de keuken met de krant en een witte enveloppe.
“Hier, voor jou. Een brief zonder postzegel. Waarschijnlijk van één of andere aanbidder”, lachte hij.
Mieke opende de enveloppe en veerde recht toen ze de inhoud zag.
“EEN KOGEL!”, riep ze.
Ze liet de kogel over de tafel rollen en keek of er nog iets in de enveloppe zat. De enveloppe was leeg.
“Een kogel in een briefomslag, zonder verdere uitleg. Er staat zelfs geen naam van de bestemmeling op. Misschien is het wel voor jou”, zei Mieke.
“Ik vind dit niet om te lachen”, gromde Willy.
“Ach schat, ik krijg wel eens meer te maken met malcontente mensen”, zei de schepen.
“Ja, iemand die jou eens uitscheldt of iets roept, maar dit vind ik er toch wel wat over.”
“Ik zal het straks melden aan de burgemeester en eens vragen wat hij er van denkt.”
“Vraag maar dat hij dit door de politie laat onderzoeken, je moet hier niet te licht over gaan.”
“Ja, ja, ik zal het zeggen”, zei Mieke en ze verdween naar de badkamer om zich klaar te maken voor alweer een drukke dag.
Willy deed de kogel terug in de enveloppe en legde deze bij de smartphone van zijn vrouw, zo zou ze hem zeker niet vergeten. Nadien nam hij de krant en begon hij te lezen.
Na een half uur kwam Mieke terug binnen in de keuken, nam haar smartphone en de brief en stak ze deze in haar tas.
“Tot straks, schat.”
“Tot straks”, antwoordde hij en gaf haar een kus.
“En profiteer maar eens goed van je winterwandeling. Ik ben al benieuwd naar de foto's.”
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het zevende deel van 'Moord aan de balie'.
4
27 april, Middelkerke.
Bruno en Sonja waren gisterenavond nog vertrokken naar Middelkerke om er het weekend door te brengen. Enkele dagen lekker ontspannen: wat fietsen, wandelen, een terrasje doen. Natuurlijk ook de dagelijkse loopsessies voor Somers. En ook nog wat lezen als er nog tijd over bleef. Hun kinderen, Els en Tim zouden vanmorgen met de trein arriveren in het station van Oostende en Bruno zou ze gaan ophalen. Somers was tijdens zijn looprondje vanmorgen bij de Standaard Boekhandel in Middelkerke binnengesprongen en had een krant meegenomen. Hij was nu rustig het eerste stuk van de extra dikke weekendeditie van de Gazet Van Antwerpen aan het lezen. De moord op de advocaat uit Lier stond ook hier in de krant.
“Zou je niet stilaan gaan vertrekken?” vroeg Sonja. “Het is half elf en de trein komt aan om tien na elf.”
“Ik ben al weg se”, lachte Bruno.
Via de luchthaven van Oostende reed hij naar het station. Hij had tijd genoeg, dacht hij. De trein is toch nooit op tijd. Hij moest lachen terwijl hij dit dacht. Hier in België zijn er toch nog zekerheden. De trein is nooit op tijd en de helft van de tijd zitten we zonder regering. Voor de rest gaat het hier goed.
Om twintig na elf kwamen Els en Tim uit het station geslenterd, rugzak op de rug, jas op de arm. Bruno reed terug langs de zee tussen Oostende en Middelkerke. Er was al veel volk op het strand. Op de zeedijk was er een mix van lopers, wandelaars en fietsers.
“Wat staat er op de planning?” vroeg Somers.
“Op het strand liggen zeker?”, antwoordde Tim niet al te enthousiast.
“Het weer heb je in ieder geval al mee”, lachte Bruno, terwijl hij even naar Els knipoogde. Zij had het strandvoorstel op de trein gedaan.
De commissaris parkeerde de auto in de ondergrondse garage en wanneer ze boven op het appartement aankwamen stond de tafel al gedekt. Sonja was nog snel even naar de bakker geweest en had pistoletjes en koffiekoeken meegebracht. De rugzakken werden op het bed gezwierd, uitpakken was voor later. Eerst eten.
Na het middagmaal trokken Els en Tim met het windzeil naar het strand. Bruno en Sonja vertrokken voor een wandeling langs het water. Ze wandelden voorbij het casino en zo verder tot in Mariakerke. Voor de tijd van het jaar was het behoorlijk druk op het strand.
“Iedereen wil blijkbaar dit eerste mooie weekend aan zee zijn”, zei Sonja.
“Ja, wat zon meepikken om de koude lente te onderbreken en dan weer stilaan op naar de zomer. Het zal alweer snel moederdag zijn”, lachte Bruno.
Op de dijk in Mariakerke vonden ze een plaatsje op een terras. Een fris biertje en een sangria waren het vervolg. Ze wandelden terug over de dijk en wanneer ze tegen zes uur terug op het appartement kwamen waren Els en Tim al terug van het strand. Tim was een douche aan het nemen, Els was een boek aan het lezen.
Om zeven uur was iedereen klaar. Ze hadden gereserveerd in hun stamcafé De Columbus. De cafébaas had een tafeltje vrij gehouden. Ze bestelden mosselen met friet en dronken er een fles witte wijn bij voor Sonja en de kinderen. De commissaris bleef trouw aan zijn drieëndertiger. De avond kabbelde rustig verder en na het dessert bleven ze nog wat napraten bij een lekkere tas koffie. Rond elf uur waren ze terug op het appar-tement. De slaapplaatsen werden in gereedheid gebracht en Bruno en Sonja lieten de kinderen achter in de living. Het zou nog wel even duren alvorens deze besloten om te gaan slapen. In de slaapkamer van de ouders was het licht snel uit en was het ook vlug stil. De wandeling, de wijn en het bier deden hun werk…
Zondagmorgen, nadat Bruno zijn rondje had gelopen, en iedereen zich uit bed had gesleept, was het tijd voor de brunch. Sonja had voor alles gezorgd. Ze was vanmorgen nog samen met Els naar het supermarktje achter de hoek geweest.
Na de uitgebreide brunch was er nog tijd voor een klein wandelingetje en nadien keerden ze allen terug huiswaarts. Bruno wilde voor de files thuis zijn.
Rond vijf uur kwamen ze in Ranst aan. Terwijl Sonja en Bruno begonnen met het uitpakken van de koffers, ontstond het gebruikelijke gekibbel tussen Tim en Els over wie er de frietjes ging halen bij frituur ‘De Kwetterwei’. Els verloor de strijd. Net op het moment dat Tim zich op de zetel wilde gooien, vroeg Bruno hem om te helpen met de valiezen naar boven te doen. Na drie keer vragen kwam Tim in beweging.
Nadat Els terug was van de frituur aten ze gezellig samen in de veranda de frieten op. De koele Jupiler van de commissaris smaakte hem.
Na het eten werd alles in de afwasmachine gezet.
Na het gebruikelijke nieuws en Sportweekend keek Bruno nog naar Witse en nadien zocht hij zijn bed op. Het zou morgen alweer een drukke werkdag worden.
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het zesde deel van 'Moord aan de balie'.
Op de terugweg begon het te onweren. Hoe dichter ze bij het politiekantoor kwamen hoe donkerder het werd. Op het moment dat ze Lier binnen reden begon het te donderen en te bliksemen. De regen viel met bakken uit de lucht. Paul parkeerde de Golf op het parkeerterrein.
“We gaan nu toch niet uitstappen?”, zei Bruno.
“Ik heb wel een paraplu in de koffer liggen, denk ik”, antwoordde Paul.
“Op de tijd dat we die genomen hebben, zijn we al kletsnat. Ik blijf wel even zitten”, gromde de commissaris.
Het bleef maar regenen. Paul had ondertussen al gebeld naar de planton om te melden dat ze al terug waren, maar dat ze op de parking nog even wachtten tot het een beetje minder hard regende. Na tien minuten was het ergste voorbij en liepen ze naar binnen. Hoofdcommissaris Peeters en zijn assistente Martine Verhaegen stonden hen achter de receptie op te wachten.
“Ik dacht al dat jullie op de parking bleven wonen”, lachte Peeters.
“Alsof jij daar zou doorlopen”, bromde Somers.
“Ik zou een paraplu bij mij hebben”, giechelde Martine.
“Ja, ja, ’t is al goed”, antwoordde Bruno en de speurders verdwenen in hun kantoor.
“Laat ze maar een paar minuten afkoelen”, zei Peeters, “daarna kunnen we de zaak bespreken op mijn bureau.”
Een kwartiertje later zaten ze allemaal in het kantoor van de hoofdcommissaris. Bruno meldde dat ze in het advocaten-kantoor niet echt veel nuttige informatie hadden gekregen. Frans Peeters had beter nieuws. Hij had met onderzoeksrechter Willy Janssens de procedures nog eens doorgenomen. Deze namiddag zouden de onderzoeksrechter en de stafhouder samen met enkele mannen van de technische recherche een huiszoeking doen op het advocatenkantoor om zo toch onder andere te weten te komen aan welke dossiers de advocaten momenteel werken.
“Dan zullen we die resultaten maar even afwachten”, zei De Winter.
“Hoe staat het met de huwelijksfestiviteiten?” vroeg Peeters, die de sfeer wat wilde opvijzelen.
“Alles loopt naar wens”, antwoordde Paul.
“En hoe stelt de toekomstige mevrouw De Winter het?” lachte Bruno.
“Opperbest, ik moest trouwens vragen of je geen ‘start to run’ programma wil opmaken voor haar. Ze zou willen beginnen joggen.”
“Dan kom ik ook mee doen”, antwoordde Martine. “Ik zou al lang willen beginnen, maar alleen is maar alleen.”
“Dan beginnen we de trainingen in het bos van Zevenbergen in Ranst”, zei Bruno. “Ik zal de sleutel van de jeugdlokalen vragen dan kunnen we ons daar omkleden.”
“Kunnen we dat dan niet bij jullie thuis?” vroeg Martine, “of mag dat niet van Sonja?”
“Dat is niet het probleem, maar na het sporten moeten we toch samen onder de douche kunnen hé en in de jeugdlokalen hebben ze een grote douche”, gierde Bruno.
“Man, man, man, daar zijn kosten aan”, lachte Frans.
“Zo’n gelegenheid mag ik toch niet laten voorbij gaan hé, Sus” lachte Bruno. “Ik zie het al zo voor mij.”
“We zullen nog maar wat gaan werken zeker?”, stelde Paul. “Dat onweer heeft hem blijkbaar geen goed gedaan.”
Eenmaal terug in hun kantoor zag Somers dat de resultaten van de technische recherche en de wetsdokter binnengekomen waren. John Claes was om kwart na tien overleden. De doodsoorzaak was overmatig bloedverlies na het oversnijden van de keel. Eerst was het slachtoffer met iets op het hoofd geslagen. In zijn bloed was 0,15 promille alcohol aangetroffen. De technische recherche had wel vingerafdrukken gevonden in de kamer, maar die waren van John Claes en van Marleen Van Rompuy de schoonmaakster. Louis De Coninck had nog gezocht naar het glas waaruit de vermoedelijke dader gedronken had, maar de afwasmachine had zijn werk goed gedaan. Geen vingerafdrukken van deze man dus. Het voorwerp waarmee de dader de keel van het slachtoffer had overgesneden was niet gevonden en van een voorwerp waarmee John Claes op het hoofd geslagen was bleek ook geen spoor te zijn.
“We hebben dus nog geen enkel aanknopingspunt”, zei De Winter.
“Zo ziet het er naar uit”, antwoordde Bruno. “We zullen het zelf moeten uitzoeken.”
“Ik heb gevraagd om een lijst te krijgen van de gesprekken van zijn gsm. Misschien dat dit een vertrekpunt kan zijn”, zuchtte Paul. “Ik zal die mannen eens bellen.”
Claes had de laatste week onder andere gebeld met zijn medevennoot, zijn vrouw, enkele confraters, twee onderzoeksrechters en ook met Freddy Koekelbergs. Deze laatste had hem ook enkele malen opgebeld.
“We kunnen die man misschien al eens opbellen?” stelde Paul voor.
“Doe dat”, antwoordde Bruno. “Je weet maar nooit.”
De Winter belde de man en het bleek over een vriend te gaan van de advocaat. Koekelbergs woonde in Deurne en was thuis. Ze mochten langs komen. Bruno en Paul wipten nog even binnen bij Peeters en ze spraken af dat ze maandagmorgen de resultaten van de huiszoeking bij John Claes zouden bespreken. Indien er voordien nog iets onverwachts zou gebeuren gingen ze elkaar bellen.
Via Ranst en Wommelgem reden ze langs de Makro en kwamen zo in de Regenbooglei in Deurne waar Freddy Koekelbergs woonde. Er was nog één parkeerplaatsje vrij, achteraan in de straat. Ze moesten dus helemaal terug wandelen tot vooraan in de straat.
Koekelbergs woonde alleen, was niet getrouwd en had geen kinderen. Hij woonde in een oud herenhuis dat wel goed onderhouden was. Ze gingen in het antiek eiken salon zitten, achteraan net voor de kleine veranda. Vooraan in de living had Koekelbergs enkele schilderijen hangen die verdacht veel leken op de echte werken van Bruegel. Het grootste schilderij was een reproductie van De Boerenbruiloft. Het andere kende Paul niet.
“Jij bent dus een goede vriend van advocaat John Claes?” vroeg De Winter.
“Dat klopt helemaal”, antwoordde de gastheer. “Wij kennen elkaar al van op de universiteit van Antwerpen. Altijd dezelfde studies gedaan.”
“Ben jij dan ook advocaat?” vroeg Somers.
“Neen. Ik ben in de privé gegaan. Ik werk als Human Resources Manager bij Janssens in Turnhout.”
“En hoe moeten we jullie vriendschap dan zien? Wat doen jullie zoal samen?” vroeg de hoofdinspecteur.
“Wij gaan wel eens samen naar het voetbal kijken. Wij gaan ook af en toe met nog enkele andere oud-studenten een weekendje naar de Ardennen. En wanneer het voor John, of voor mij, allemaal wat te veel wordt, spreken wij af voor een wandelingetje hier in het Rivierenhof. Het is verbazingwekkend hoe je tot rust komt wanneer je hier een wandeling doet en je hoort niets anders dan de wind die waait tussen de bomen en de vogels die fluiten, of je ziet plots een reiger opstijgen. Dan kan je de knop wel even omdraaien, en dat is wat wij beiden af en toe wel eens nodig hebben.”
“Jullie bellen elkaar ook regelmatig, heb ik gezien”, zei de commissaris.
“Inderdaad, als wij mekaars mening over iets willen weten, of bevestiging zoeken van een mogelijke oplossing van een probleem, bellen wij elkaar.”
“En, had Claes problemen?” wilde Somers weten.
“Niet dat ik weet. Maar in zijn job zit je natuurlijk altijd in de problemen, elke nieuwe zaak is een nieuw probleem”, antwoordde Koekelbergs.
“En privé?” vroeg De Winter. “Had hij thuis problemen?”
“Dat denk ik niet, hij heeft mij er toch nooit iets van gezegd.”
“En denk je dat hij het je zou vertellen indien hij problemen had?” vroeg Somers.
“Daar zijn vrienden toch voor, niet?” stelde Freddy.
“Heeft hij je ooit iets verteld over een bedreiging of iets gelijkaardigs?” vroeg De Winter.
“Neen.”
Ze lieten hun kaartjes achter op de salontafel en vroegen aan Koekelbergs om hen te verwittigen moest hij nog iets ontdekken dat zij moesten weten.
Toen ze terug in de Golf zaten, trok Bruno het gesprek op gang. Hij vond dat iedereen wel heel erg positief was over de advocaat.
“Het lijkt wel een perfecte man met een perfect leven”, stelde hij.
“Dat is inderdaad het beeld dat we momenteel krijgen”, bevestigde Paul.
“Als het echt zo’n perfecte man was, gaat het moeilijk worden om deze moord op te lossen”, besloot Somers.
De commissaris belde nog naar het kantoor om te horen hoe ver het stond met de huiszoeking bij John Claes. Het duurde even, maar na een paar minuten wachten kreeg hij toch Frans Peeters aan de lijn.
“De onderzoeksrechter is nog volop bezig, maar ze krijgen de volledige medewerking van de collega’s van Claes”, vertelde de hoofdcommissaris.
“Maar nog geen ‘brandend’ nieuws?” vroeg Paul.
“Neen, voorlopig niet. Maar wat niet is kan nog komen hé”, zei Peeters.
“Laat het ons hopen”, zuchtte Somers.
“We zien elkaar maandagmorgen”, besloot de chef.
Ondertussen waren ze al tot in Wommelgem geraakt. Het was nogal druk, wat op vrijdagmiddag wel vaker gebeurt met al die grote winkels in de buurt.
“Zullen we nog iets gaan drinken?”
“Neen, Polle. Wij vertrekken vanavond naar zee, en ik moet nog gaan inpakken.”
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het vijfde deel van 'Moord aan de balie'.
3
26 april, Lier, politiekantoor.
Het nieuws over de moord op advocaat John Claes was voorpaginanieuws in zowat alle kranten. Sommigen haalden ook al verdachte zaken aan die de advocaat had behandeld en stelden onomwonden dat de moordenaar in één van deze zaken te vinden zou zijn.
“Het gissen naar de moordenaar is begonnen”, zei Paul.
“En dat zal niet meer stoppen tot we de echte moordenaars gevonden hebben”, antwoordde Bruno.
“Dan stel ik voor dat we daar zo snel mogelijk werk van maken”, zei Frans Peeters, die ondertussen ook binnengekomen was. “Wat staat er op het programma vandaag?”
“Ik wil op het advocatenkantoor van Claes eens gaan horen of ze de laatste tijd geen bedreigingen hebben ontvangen. Of misschien hebben ze daar wel een vermoeden wie de moord kan gepleegd hebben”, zei Somers. “En ik zou ook willen weten met welke zaken John Claes bezig was. Misschien vinden we daar wel de oplossing.”
“We moeten wel opletten dat we hier geen procedurefouten maken”, zei de hoofdcommissaris.
“Wat bedoel je?”
“Je kunt niet zomaar bij een advocaat binnenvallen. Zij hebben beroepsgeheim.”
“Ik mag toch wel een paar vragen stellen zeker? Ze moeten niet antwoorden als ze niet willen, hé.”
“Ja, dat is waar. Ik zal ondertussen met onderzoeksrechter Willy Janssen eens bekijken hoe we de dossiers kunnen raadplegen. Wie er daarbij aanwezig moet zijn”, besloot Peeters.
Somers en De Winter vertrokken naar het advocatenkantoor van John Claes, dat gelegen was aan de Britselei in Antwerpen. Onderweg namen ze contact op om te vragen of er aan het kantoor parkeergelegenheid was. Er waren blijkbaar enkele plaatsen voorbehouden voor klanten. Ze namen de autostrade in Wommelgem en reden zo via de ring van Antwerpen naar de Leien. Paul parkeerde de Golf naast een BMW 7. Ze meldden zich aan bij de blonde receptioniste en vroegen of ze iemand konden spreken die hen wat inlichtingen kon geven over de gang van zaken op het kantoor. De rondborstige blondine pleegde enkele telefoontjes en er verscheen een man in driedelig maatpak die hen vroeg om mee te komen. In zijn kantoor stelde hij zich voor als Bram Van Cleemput, de zakenvennoot van John Claes.
“Dus jullie beheren dit advocatenkantoor met twee?” begon De Winter.
“Klopt. Vroeger was John de enige eigenaar en werkte ik hier als advocaatmedewerker. Drie jaar geleden stelde hij mij voor om medevennoot te worden”, antwoordde Van Cleemput.
“Dus jij weet perfect welke zaken hier in behandeling zijn?” vroeg Somers.
“Ik ben op de hoogte van alle lopende zaken.”
“Kan je ons zeggen over welke zaken het zoal gaat?” probeerde Paul.
“Meestal gaat het om strafrecht, meer kan ik jullie niet zeggen. Beroepsgeheim.”
“Maar we moeten toch kunnen nagaan of de zaken waar jullie aan werken geen verband houden met de moord op je collega”, stelde Bruno.
“Dan zal je dat moeten aanlopen zoals het hoort. Met een bevelschrift en met de aanwezigheid van de juiste personen”, antwoordde de advocaat.
“Daar wordt druk aan gewerkt”, zei de commissaris. “Maar kan je ons niet ‘off the record’ zeggen of je misschien enig verband ziet met een of andere zaak? Zie jij iemand in staat om Claes te vermoorden?”
“Neen, ik zie niet onmiddellijk een moordenaar in onze directe omgeving.”
“Had hij op persoonlijk vlak met iemand problemen?” vroeg Paul.
“Hij had de laatste tijd blijkbaar wel wat problemen thuis, heb ik gehoord”, zei de vennoot.
“Ja, daar hebben we ook al van gehoord, maar we gaan er niet van uit dat zijn vrouw hem vermoord heeft”, zei hoofdinspecteur De Winter.
“Jij ziet dus niet echt een verdachte in de zaken die jullie behartigen?” vroeg Somers.
“Meneer, wij hebben alleen maar verdachten hier. Als er vijf mensen binnenkomen zijn dat vijf potentiële verdachten. Anders kom je niet naar een advocaat, hé”, antwoordde Van Cleemput.
Somers nam zijn BlackBerry en liet Van Cleemput de foto van de man in Hotel Felix zien. Hij zei dat hij hem niet kende. Bruno liet zijn kaartje achter voor het geval de advocaat zich nog iets belangrijks zou herinneren.
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het vierde deel van 'Moord aan de balie'.
De commissaris zag dat de hotelmanager de foto van hun verdachte had doorgemaild en hij zette deze foto dan ook direct door naar een collega op het politiekantoor. Hij belde de agent op en vroeg om te kijken of het systeem de man herkende.
John Claes woonde in de Nieuwpoortstraat. Via de Mechelsestraat en Lisperstraat reed Paul naar de Voetbalstraat. Na vijf minuten parkeerde hij de Golf voor de deur van de woning van de advocaat. Mevrouw Claes verwachtte hen. Ze stelde zich voor als Hilde Van Oudenhoven. Ze gingen door de hal naar de zithoek. Het appartement van Claes besloeg de gehele verdieping. Op de andere verdiepingen waren dit twee verschillende appartementen. Er was een heel grote living met een aparte zithoek. De meubels in de woonkamer waren van zwaar eikenhout. De zithoek was gemaakt in dezelfde stijl als de meubelen van de living. Er was ook een grote open keuken waarin in het midden van de ruimte een kookeiland was voorzien. Ze woonden al zes jaar in dit appartement en waren tien jaar getrouwd. Ze hadden geen kinderen.
“Waarom was je man gisteren in Hotel Felix gaan slapen?” vroeg De Winter.
“Dat weet ik niet”, antwoordde ze.
“Mevrouw, we gaan hier geen spelletjes spelen hé. Je man gaat niet zomaar in een hotel logeren op vijf minuten van zijn appartement, als er niets aan de hand is. De waarheid graag, dat kan ons allemaal een boel tijd besparen”, bitste Somers.
“We hadden ruzie”, gaf mevrouw Claes ten slotte toe.
“En over wat ging die ruzie?” vroeg Paul.
“Over van alles.”
“Kan het iets preciezer?” vroeg Bruno.
“Over mijn moeder”, zei Hilde.
“Ja, en wat is het probleem juist?”
“Hij wilde niet dat mijn moeder hier zou komen inwonen”, antwoordde mevrouw Claes.
“Was het de eerste keer dat hij ergens anders ging slapen?” vroeg Paul.
“Ja.”
“Was het de eerste keer dat jullie ruzie hadden over je moeder?” vroeg Bruno.
“Neen.”
“Had je man vijanden?”
“Meneer, John is, euh, was advocaat hé. Dan kom je wel eens met mensen in aanraking die geen verlies kunnen verdragen.”
“Kan je enkele namen noemen?”
“Dan zal je eens in zijn dossiers moeten kijken, denk ik.”
“Dat zullen we zeker doen”, antwoordde De Winter. “Waar was jij gisterenavond?”
“Denk je dat ik mijn man vermoord heb?” vroeg de verontwaardigde echtgenote.
“Wij denken niets, wij gaan alleen maar alle pistes na”, gromde De Winter.
“Ik was hier thuis.”
“Alleen?”
“Ja, wat dacht je anders, met mijn minnaar?”
“Heb je die dan?” foeterde Somers.
De Winter voelde dat het uit de hand begon te lopen en rondde het gesprek af. Hij vroeg nog wel het telefoonnummer van haar moeder.
“We komen later nog wel eens terug”, besloot hij. “Voorlopig hebben we genoeg informatie.”
In de auto belde ze naar de hoofdcommissaris. Ze vertelden hem dat zij ook niet echt een goed gevoel hadden bij de ondervraging van mevrouw Claes.
“Ik denk dat ze iets verzwijgt”, zei Bruno. “En dat fabeltje van haar moeder, daar geloof ik ook al niet veel van.”
“Dat kan je wel checken bij die moeder”, antwoordde Frans Peeters.
“Ja, dat zullen we zeker doen.”
“Wat kan ik aan procureur De Backer melden? Hij wil straks een persconferentie geven”, zei de hoofdcommissaris.
“In deze omstandigheden zou ik niet te veel zeggen. Trouwens we weten ook nog niet veel. Vraag hem om een persbericht uit te sturen met de melding dat advocaat John Claes vannacht dood is aangetroffen in een hotel in Lier. Het onderzoek loopt. Meer zou ik nog niet zeggen”, besloot Bruno.
“Ik zal het hem voorstellen”, zei Peeters.
“Hebben de collega’s in het systeem nog geen match gevonden met de foto van onze verdachte?” vroeg Somers.
“Voorlopig niet, maar ze blijven zoeken”, antwoordde de hoofdcommissaris.
“Dat ziet er dan alweer niet goed uit, maar ik had er eigenlijk ook niets van verwacht. Het zou wat te gemakkelijk geweest zijn hé”, stelde Bruno.
“Nog even afwachten”, zei Peeters. “Misschien vinden ze toch nog iets.”
“Oké, chef. Tot later.”
Paul belde de moeder van Hilde Van Oudenhoven. Ze bevestigde dat er wel eens over gesproken was om bij haar dochter te gaan wonen, maar dat John daar problemen mee had.
“Je ziet het hé Polle, als je trouwt moet je goede afspraken maken. Geen schoonmoeder in huis. Zeg het maar tegen Betty”, lachte Bruno.
“Daarvoor is het nu te laat, dat had je vroeger moeten zeggen.”
“Gaan we nog iets drinken in De Solsleutel?”
“Neen, ik heb nog te veel werk met het trouwfeest”, antwoordde Paul.
“Dat is toch pas volgende zaterdag”, lachte Bruno.
“Ha, ha, ha. Trouwens, ben jij al helemaal klaar? Ik hoorde vorige week van Betty dat je nieuwe pak nog niet af was.”
“Aha, de vrouwtjes zijn weer aan het kletsen geweest. Morgenavond is mijn kostuum klaar, helemaal op maat gemaakt”, zei Bruno
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het derde deel van 'Moord aan de balie'.
De receptioniste kon hen wel meer inlichtingen geven. John Claes had gisterenavond ingecheckt. Hij had een kamer gevraagd voor twee dagen. Vanmorgen hadden ze hem niet gezien bij het ontbijt.
“Waarom heeft hij een kamer genomen? Hij woont hier toch in de buurt”, zei Paul.
“Het is niet onze gewoonte om aan de klanten te vragen waarom ze een kamer nemen”, antwoordde Brigitte.
“Ja, ja, dat begrijpen we wel. Het was ook maar een vraag. Je weet nooit dat de man iets had gezegd hé”, gromde de commissaris.
“Hoe laat heeft hij ingecheckt?” vroeg Paul.
“Zeven uur.”
Ze lieten de receptioniste aan de balie achter en gingen terug naar de plaats delict. Er was veel volk in kamer eenentwintig, de mannen van de technische recherche, de wetsdokter en de hotelmanager waren nog allemaal aan het werk. Bruno riep Rik Pauwels, de wetsdokter naar buiten.
“Al een idee van het uur van overlijden, Rik?”
“Ik schat tussen tien en twaalf gisterenavond.”
“Doodsoorzaak?”
“Vermoedelijk een slag op het hoofd en daarna de keel overgesneden.”
“Wanneer heb je de definitieve resultaten?”
“Ik stuur ze zo snel mogelijk door, wellicht vanavond of anders zeker morgenvroeg.”
“Bedankt, Rik”, besloot de commissaris en hij liet de wetsdokter terug zijn werk doen.
Hoofdinspecteur De Winter had ondertussen Louis De Coninck, de man van de technische recherche, naar de gang geroepen.
“Kan je ons al iets vertellen, Louis?”
“Het blijkt geen roofmoord te zijn. Zijn bankkaarten en tweehonderd euro cash geld zitten nog in zijn portefeuille. Dat laten ze gewoonlijk niet zitten.”
“Heb je een idee waarmee hij vermoord is?”
“Een hard voorwerp, maar we vinden niets terug.”
“En heb je een mes of iets dergelijks gevonden?”
“Voorlopig niet. Het ziet ernaar uit dat de moordenaar alles netjes heeft meegenomen.”
“Morgen de definitieve resultaten? Of ben je vroeger klaar?”
“We doen ons best. Je ziet het verslag wel verschijnen, zodra het klaar is.”
“Bedankt, Louis”, besloot De Winter.
Ondertussen was Stefaan Faes, de hotelmanager, bij hen komen staan. Hij was nog behoorlijk onder de indruk. Hoe kon zoiets gebeuren in ‘zijn’ hotel?
“Kunnen we de opnames van de beveiligingscamera’s eens bekijken?” vroeg Somers.
“Natuurlijk, kom maar mee naar mijn kantoor.”
Ze begonnen met de beelden van de parking. Ze zagen dat advocaat John Claes om vijf voor zeven zijn auto parkeerde in de parking. Nadien kwamen nog enkele wagens de parking binnen gereden. Het was onmogelijk om vanuit deze beelden een mogelijke dader aan te duiden. Nu schakelde de hotelmanager over naar de beelden van de hotelbar. Om half negen zagen ze John Claes de bar binnenkomen. Hij zette zich aan een tafeltje, bestelde iets bij de serveerster. Die bracht hem een trappist. Bruno herkende het glas. Het was een Westmalle. Na een kwartier kreeg hij gezelschap van een man die zich kennelijk aan hem voorstelde. Er volgde een handdruk en de man zette zich bij aan het tafeltje. Ook hij bestelde iets bij de serveerster, die hem vervolgens een glas water bracht. De twee bleven een uur in gesprek waarbij de man zo nu en dan iets noteerde in zijn iPhone. Rond half tien verliet John Claes de bar. De andere man dronk nog een water en omstreeks kwart voor tien verliet ook hij de hotelbar.
“Kunnen we zien waar ze naartoe gaan?” vroeg De Winter.
“Neen, in de gangen staan geen camera’s. Privacy van de klanten hé”, antwoordde Stefaan Faes.
“Kunnen we dan nog eens terug naar de beelden van de parking? Ik wil weten of deze man terug naar buiten is gegaan”, vroeg Somers.
Op de beelden van de parking was de man niet meer terug te vinden. Dus moest hij via een andere weg het hotel verlaten hebben. De hotelmanager schakelde over naar de beelden van de hoofdingang aan de receptie. Op deze beelden zagen ze dat de man, die een uur bij John Claes aan een tafel had gezeten om kwart na tien het hotel had verlaten.
“Ik denk dat we een verdachte hebben”, stelde commissaris Somers. “Kan je ons de beelden van deze man meegeven? Dan zullen wij hem eens door de molen draaien.”
De manager zette de beelden op een usb-stick.
“Ik zal de beelden van de parking en de andere camera’s er ook opzetten, die komen misschien nog van pas voor jullie”, zei de hotelmanager.
“Bedankt. Wil je me het duidelijkste beeld van de man ook doormailen?” vroeg Bruno. “Dan kan ik hem naar de specialisten doorzetten, dan hebben we sneller resultaat.”
“Dat zal ik dadelijk doen”, antwoordde Stefaan.
De speurders keerden met de lift terug naar de parkeergarage. Net op het ogenblik dat Bruno in de Golf wilde stappen, trilde zijn BlackBerry. Het was hoofdcommissaris Peeters.
“Ik ben net buiten bij mevrouw Claes. Volgens mij zat er een haar in de boter bij de familie Claes. Ik heb bewust niet verder gevraagd, omdat jullie daar toch nog naartoe zouden gaan. En jij leidt het onderzoek, dus het is aan jou om dat uit te zoeken.”
“We zullen er dadelijk naartoe rijden, we zijn hier voorlopig klaar”, antwoordde Somers.
“Ik heb het adres doorgemaild naar je BlackBerry, houden jullie mij op de hoogte?” besloot Peeters.
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het tweede hoofdstuk van 'Moord aan de balie'.
2
25 april, Lier, politiekantoor.
Het was de hele morgen al druk geweest op het politiekantoor aan het Paradeplein. Door het slechte weer waren er enkele ongevallen gebeurd en één ervan, op de ring rond Lier, was nogal ernstig.
Commissaris Bruno Somers en hoofdinspecteur Paul De Winter hadden in opdracht van hoofdcommissaris Frans Peeters een oud dossier doorgenomen. Een collega van Peeters had hierover inlichtingen gevraagd omdat hij dacht dat dit verband zou kunnen hebben met een dossier waar hij nu aan werkte.
“Het zou kunnen dat één van deze kerels betrokken is bij zijn zaak, maar hij moet eerst maar eens controleren of de daders van dit dossier al vrij zijn. Volgens mij hebben ze nogal zware gevangenisstraffen gehad”, stelde Somers.
“Dat moet hij dan zelf maar uitzoeken”, antwoordde Peeters. “Ik stuur hem deze informatie door en dan bekijkt hij het maar.”
“Amaai, zo kordaat”, zei De Winter.
“Ieder zijn job, hé Paul, volgens mij hebben wij voorlopig werk genoeg”, antwoordde de hoofdcommissaris.
“En dat zal nog niet beteren, denk ik”, zei Martine Verhaegen de managementassistente van Peeters. “Ik heb juist telefoon gekregen van Hotel Felix op het Zimmerplein. Ze hebben een man gevonden op één van hun kamers. Dood.”
“Vermoord?” vroeg Bruno.
“Volgens de hotelmanager lag hij in een plas bloed”, antwoord-de Martine.
“We zijn al weg”, zei Paul.
Ze passeerden nog langs Roger Wuytack, de planton, en vroegen hem om de collega’s van de technische recherche en de wetsdokter te verwittigen.
“Kunnen we daar eigenlijk parkeren?” vroeg Paul.
“Volgens mij is er een parking onder het hotel”, repliceerde Somers.
De Winter parkeerde de Golf op een van de parkeerplaatsen van het personeel. Met de lift bereikten ze de hal van het hotel. Ze legitimeerden zich aan de receptie en de receptioniste belde de hotelmanager op die onmiddellijk via de trap naar hen toe kwam.
“Stefaan Faes, hotelmanager.”
“Commissaris Bruno Somers en hoofdinspecteur Paul De Winter.”
“Volgen jullie?”
De hotelkamer was afgesloten. De manager had zijn voorzorgen genomen om te voorkomen dat iedereen even een kijkje kwam nemen.
“Wie heeft het lijk ontdekt?” vroeg Paul.
Marleen Van Rompuy, de schoonmaakster”, antwoordde de hotelmanager.
“Is zij nog aanwezig?”
“Ja, ze is in de keuken. Ze was nogal onder de indruk van het voorval.”
“Vraag je haar om niet weg te gaan? We willen haar dadelijk enkele vragen stellen”, zei Somers.
Nadat de speurders hun latex handschoenen en hun witte pakken hadden aangetrokken betraden ze de plaats delict. Ze zagen het slachtoffer liggen, voor het bed, badend in een plas bloed. Zijn gezicht was niet herkenbaar door het vele bloed. Stefaan Faes, de hotelmanager, was ondertussen terug en meldde dat de schoonmaakster op hen wachtte in de keuken.
“Heb je de naam van het slachtoffer?” vroeg commissaris Somers.
“Ja. Volgens de gegevens die hij invulde op de hotelfiche, zou het John Claes zijn”, antwoordde Stefaan.
“John Claes? De advocaat?” vroeg Somers.
“Dat weet ik niet.”
De Winter had ondertussen de identiteitspapieren gevonden in de jas van het slachtoffer. Het was inderdaad de bekende advocaat John Claes.
“Jonge, jonge, dat gaat nieuws worden”, zuchtte Somers.
“Zouden we al niet eerst eens onze chef verwittigen?” vroeg De Winter.
“Dat lijkt mij een goed idee, Polle”, antwoordde Bruno. “Wanneer het nieuws bekend is, zal hij al wel snel vragen krijgen van hogerhand.”
Ze belden de hoofdcommissaris op. Peeters schrok nogal van het nieuws, John Claes was dan ook een zeer bekende advocaat. Frans Peeters zou zelf het droevige nieuws aan de vrouw van de advocaat gaan melden.
Beneden aan de trap hoorden ze de stemmen van wetsdokter Rik Pauwels en Louis De Coninck van de technische recherche. Ze vertelden hen wat er gebeurd was en wie het slachtoffer was. De specialisten konden aan het werk. Bruno en Paul gingen op weg naar de keuken om met de schoonmaakster te spreken. Marleen Van Rompuy zat lijkbleek op een stoel, voor een open venster, zodat ze wat frisse lucht kon inademen.
“Wanneer heb je hem gevonden?” vroeg De Winter.
“Juist na de middag. Ik deed de deur open en zag hem liggen. Ik ben dan in paniek naar beneden gelopen om Brigitte te verwit-tigen.”
“Brigitte?” vroeg Bruno. “Wie is Brigitte?”
“De receptioniste.”
“Heb je iemand gezien in de kamer of op de gang?” vroeg Somers.
Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het eerste hoofdstuk van 'Moord aan de balie'.
1
25 april, Lier, Zimmerplein.
Het was een donderdag zoals alle anderen voor Marleen Van Rompuy. Zij was sinds twee jaar werkzaam als schoonmaakster in Hotel Felix op het Zimmerplein in Lier. Het regende al vanaf dat ze uit bed gekomen was. Hierdoor waren de kinderen ook al niet in een te beste stemming. Nadat ze de meisjes had afgezet aan het Sint-Gummaruscollege was ze nog net op tijd gearriveerd op het werk. Ze mocht haar auto, een oude Ford Fiesta, in de ondergrondse parking van het hotel parkeren. De directie had hier vijf plaatsen voorzien voor het personeel. De lift bracht haar naar de receptie, waar Brigitte Hofmans verantwoordelijk was voor het onthaal van de klanten en ook moest controleren of het personeel op tijd begon. Een knipoog van Brigitte volstond om Marleen duidelijk te maken dat ze nog net op tijd was. Ze kleedde zich om en begon aan de ronde van de kamers. Zoals gewoonlijk begon de schoonmaakster met de kamers van de benedenverdieping. Hier logeerden de gasten die maar één nacht bleven. De gasten waren al allemaal uitgecheckt. De lijst, die na het ontbijt was ingevuld, lag op haar kar. Ze kon de kamers dus van voorafaan klaarmaken voor de nieuwe bewoners. Tegen twaalf uur was ze klaar met de tien kamers op het gelijkvloers. Het was de gewoonte dat alle personeelsleden samen de lunchten in de keuken van het hotel. De manager vond dat dit de sfeer onder de werknemers ten goede kwam, een paar broodjes en wat beleg moest de directie er maar voor over hebben. Er waren vandaag geen gasten voor het middagmaal. De meeste toeristen lunchten in een van de tavernes op het Zimmerplein of op de Grote Markt. Na de middag begon Marleen aan de eerste verdieping waar de gasten meerdere nachten verbleven. Op deze verdieping moest ze wat voorzichtiger zijn want sommige gasten durfden nog wel eens op de kamer blijven en dan werden ze natuurlijk niet graag gestoord. Ze klopte op de deur van kamer eenentwintig. Geen reactie. Ze nam haar sleutel en opende de deur. Ze schrok zich te pletter toen ze een man op de grond zag liggen met zijn hoofd in een grote plas bloed. Gillend liep ze trap af en strandde in de armen van Brigitte die ter hulp snelde.
“Wat is er gebeurd?” vroeg de receptioniste.
“Er ligt een man op de grond in een plas bloed op kamer eenentwintig”, stamelde de schoonmaakster.
Brigitte verwittigde onmiddellijk de hotelmanager.
De gemeente Ranst en uitgeverij Leesgenot nodigen u uit op de voorstelling van
“Moord aan de balie”
De nieuwe politiethriller van Ludo Geluykens
Programma
• 18.45 uur : deuren • 19.00 uur : verwelkoming • Meester Kris Luyckx, advocaat aan de balie van Antwerpen, leidt het boek in. • Mogelijkheid tot aankopen van boek (€ 19,90) • Aansluitend bieden wij u graag een drankje aan en signeert de auteur zijn nieuwste boek.
Voor
de persberichten en recensies van "Losgeld voor een kind" zie bij
mijn favorieten.
Voor
het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We
gaan verder met het zevende hoofdstuk van Losgeld voor een kind .
Gaan
we hier in Lier snel iets eten?
De
vraag van Sonja haalde hem terug uit zijn droom.
Zeg
het maar, ik heb tijd, antwoordde hij.
Hier
in de omgeving zal het nogal druk zijn, misschien kunnen we beter tot aan de
Pizza Hut rijden, stelde zij voor.
Ze
wandelden terug over de markt naar de auto en reden naar de Carrefour, waar de
Pizzahut ook gevestigd was. De commissaris vond nog een plaatsje op de parking
vlak voor het restaurant. Op zaterdag staat de grote parking hier de hele dag
vol met autos van gezinnen die hun wekelijkse inkopen komen doen in het
grootwarenhuis.
Nadat
ze door een meisje in opleiding naar hun plaats waren begeleid, bestelden ze
elk een driegangenmenu.
Wanneer
de dienster de soep voor Sonja had gebracht ging Bruno naar de saladbar om zijn
voorgerecht samen te stellen. Het viel de commissaris op hoe sommige mensen er
in slagen om op het kleine bordje voor het voorgerecht meer aardappelen en
groenten te scheppen dan dat hij op een groot bord zou krijgen.
Opscheppers,
dacht hij terwijl hij terug naar hun tafeltje liep.
Na
de saladbar en de pizza namen ze nog een koffie ennadien passeerden ze langs de kassa om te betalen.
De
rest van de dag bracht de commissaris door met een boek in de tuin. Het verhaal
van zijn boek bracht zijn gedachten weer bij het verdwenen meisje, Lotte.
Waar
zou ze nu zijn? Heeft iemand haar meegenomen? Is ze gewoon zelf gevlucht?
Een
hele resem vragen passeerde in zijn hoofd.
Zondagmorgen,
wanneer Bruno terug kwam van de bakker, zag hij dat de straat achter hun huis
afgesloten was voor het verkeer. Dat betekende dat er straks weer een
vinkenzetting was. Ranst is een van de weinige gemeenten waar men nog met de
vinken speelt, zoals men dat in de volksmond zegt.
Na
het ontbijt ging hij een kijkje nemen bij de vinkeniers.
Er
waren vijftig vinken die hun beste beentje voorzetten om zoveel mogelijk
liedjes te zingen. Bruno liet zich door een van de vinkeniers het reglement
uitleggen. De vinken moeten hun liedje helemaal uitzingen. Dat wil zeggen dat
je op het einde duidelijk suskewiet moet horen en dan mag er een streepje op
de lat gezet worden. Wanneer het liedje niet eindigt op suskewiet telt het
niet.
Sommige
vinken eindigen hun liedje op suskewrr, of iets gelijkaardigs, vertelde de
vinkenier. Dat noemen wij dan een Waal, dat zijn vinken die niet goed zijn om
aan de prijskampen mee te doen.
Allee,
dus bij de vinken is er ook een strijd tussen Walen en Vlamingen, lachte
Bruno.
In
feite is het hier nog erger, lachte de man. Hier mogen de Walen zelfs niet
mee doen.
De
winnaar van vandaag zou vijfhonderdzesentwintig liedjes zingen.
Na
de lunch hadden Bruno en Sonja afgesproken om samen met Tim en Els naar de film
te gaan. Ze kozen voor de film van het derde boek van Stieg Larsson.
Zoals
steeds was het zondagmiddag zeer druk in Metropolis. Heel wat Nederlanders
hadden alweer de weg naar Antwerpen gevonden. Gelukkig hadden ze online hun
plaatsen reeds gereserveerd. De spannende film duurde bijna drie uur. Omdat er
geen plaats meer was in het café aan de cinema, besloten ze om in De Pluymhoeve
nog iets te gaan drinken.
Ze
waren al op de ring van Antwerpen toen de telefoon van de commissaris rinkelde.
Met
Somers, goedemiddag.
Bruno,
Peeters hier. Ik hoor dat je in de auto zit, wanneer kan je me terugbellen?
Binnen
tien minuten ben ik thuis, antwoordde Bruno.
Oké,
bel me dan maar terug.
Bruno
duwde de telefoon uit.
Dat
ziet er niet goed uit, zei hij. Als hij het zo aan de telefoon niet wil
zeggen, zal het wel serieus zijn.
Tien
minuten later parkeerde Somers de auto op de oprit in Ranst. Hij controleerde
nog eens zijn berichten op de BlackBerry maar daar had Peeters niets
achtergelaten. Dus belde hij de hoofdcommissaris terug op.
Ben
je alleen nu? vroeg Frans.
Ja,
antwoordde Bruno. Wat is het probleem?
Vorige
nacht heeft er een man zelfmoord gepleegd in het Centraal Station van
Antwerpen. De man woonde in Vremde. Bij de controle van zijn appartement
vanmiddag is daar het lichaam van een meisje gevonden.
Lotte
Claesens? vroeg Somers.
Waarschijnlijk,
antwoordde Peeters. Ik heb onderzoeksrech-ter Willy Janssens, de wetsdokter en
de technische recherche al verwittigd. Die zijn al ter plaatse. Veel meer kan
ik niet vertellen: dat is alles wat ik momenteel weet.
Ik
bel de Polle en we gaan ter plaatse, zei de commissaris. Heb jij het adres?
Lindelei
in Vremde, het nummer heb ik niet.
Oké,
bedankt. Ik hou je op de hoogte.
Somers
belde De Winter op, die op bezoek was bij de moeder van Betty.
Kan
Betty je afzetten in Vremde?
Ja
hoor, geen probleem.
Dan
zien we elkaar daar binnen een kwartiertje, besloot de commissaris.
Paul
stond al te wachten voor de deur van het appartement in de Lindelei toen Bruno
aankwam.
Hoe
wist jij waar het juist was? vroeg de commissaris.
De
politiewagens stonden hier al en de oprit van het appartementsgebouw was al
afgezet met politielint, antwoordde De Winter.
Ze
vroegen aan de collegas, die buiten de nieuwsgierigen op afstand hielden, waar
ze juist moesten zijn. Het appartement waar het meisje gevonden was, bevond
zich op de eerste verdieping, boven de garage. Voor de deur stond iemand van de
technische recherche.
Voor
de persberichten en recensies van "Losgeld voor een kind" zie bij
mijn favorieten.
Voor
het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We
gaan verder met het zesde hoofdstuk van Losgeld voor een kind .
6
27 september, Ranst.
Het
laatste weekend van september wilden Bruno en Sonja nog eens profiteren van een
weekendje zonder stress. Zaterdag stond de markt in Lier op het programma en
voor zondag hadden ze samen met de kinderen gekozen voor een film in Metropolis
in Antwerpen. Het weer zat mee: weervrouw Sabine had gisteren een zonnig
weekend voorspeld met temperaturen tot 25 graden. Meer moest dat niet zijn,
vonden de commissaris en zijn vrouwtje. Voor zijn looprondje van vanmorgen had
Bruno gekozen voor een vetloop, een lange duurloop op een redelijke snelheid.
Hij was om half zeven al uit bed geglipt en in alle stilte vertrokken. Het was
nog lekker koel en er hing een lichte ochtendnevel boven de weiden en tussen de
velden. Wanneer hij de eerste boerderijen passeerde, kwam het water hem in de
mond. De reuk van vers gebakken spek hing rond de hoeve. Dat zou me wel
smaken, dacht de commissaris. Hij maalde zijn kilometers af tussen de nog slapende
dieren in de wei. De paarden, de koeien, de schapen, allen lagen ze nog rustig
te genieten van hun nachtrust wanneer Somers ze passeerde. Na anderhalf uur zat
zijn loopsessie erop. Een kwartiertje later, na een snelle deugddoende douche
en een scheerbeurt, zat hij samen met Sonja buiten op het terras in een lekker
ochtend- zonnetje te ontbijten. De weekendeditie van de Gazet van Antwerpen was
ondertussen ook al gearriveerd en verdeeld. Het sportgedeelte voor Bruno en
voor Sonja het speciale deel, met de specifieke tips voor het weekend en de
meer vrouwelijke items.
Rond
elf uur vertrokken ze naar de markt in Lier. Bruno parkeerde de Mercedes op het
Paradeplein voor het politiekantoor. Het parkeerprobleem was nog steeds groot
in Lier, maar de commissaris had natuurlijk het voordeel dat hij op de
voorbehouden plaatsen voor de politie kon parkeren. Het politiekantoor was
gelegen op loopafstand van het centrum. Er heerste een gezellige drukte op de
markt en nadat ze de nodige levenswaren hadden aangekocht - Bruno was verzot op
de lekkere jonge kaas van één van de marktkramers -, strandden ze op het terras
met zicht op het stadhuis. Met een frisse drieëndertiger in de hand dwaalden de
gedachten van de commissaris terug naar de mooie momenten die hij hier enkele
jaren geleden had meegemaakt. Zijn favoriete voetbalploeg S.K. Lierse had toen
de titel behaald in de tweede afdeling. De promotie naar eerste klasse was toen
nogal hevig gevierd op de Grote Markt. In zijn verbeelding zag hij terug de
spelers op het balkon van het stadhuis staan terwijl een uitgelaten menigte van
supporters en andere Lierenaars hun vedetten toejuichten. Hij herinnerde zich
ook nog dat er overal bier in overvloed te verkrijgen was. Die nacht had Sonja
hem in bed moeten helpen.
Voor
de persberichten en recensies van "Losgeld voor een kind" zie bij
mijn favorieten.
Voor
het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het vijfde hoofdstuk
van Losgeld voor een kind .
5
26 september, omgeving van Lier.
Het
was Frank die contact zocht met zijn kompaan in Vremde. Ze hadden afgesproken
om elkaar nooit bij de echte naam te noemen om het de politie niet te
gemakkelijk te maken. Aangezien de man van Vremde een Pool was noemde de
andere hem Waldek. En Waldek noemde zijn compagnon dan maar Frank, zoals in de
VRT-soap Thuis.
Waldek,
alles in orde daar?
Jawel
Frank, ze is rustig nu.
Ik
ga dadelijk bellen en die Ongena zeggen wat we willen.
Oké,
bel je me nadien nog terug?
Als
er niets speciaals is niet. Zo weinig mogelijk contact. Normaal gezien bellen
we dan maandag terug.
Oké,
tot maandag.
Frank
installeerde zich aan tafel met zijn gsm, waarop hij een stemvervormer had
aangesloten, en toetste de nummers in.
Met
Raymond Ongena.
Meneer
Ongena, wij hebben uw dochter Lotte. Wij willen tegen maandag
vijfhonderdduizend euro in cash geld: briefjes van honderd. De plaats van
overhandiging hoor je maandag. Geen politie of je dochter gaat eraan en dan mag
je je geld in je reet steken! Ik herhaal geen politie!
Raymond
wilde vele vragen stellen, maar hij hoorde een klik. Gesprek afgelopen.
De
General Manager van Meubelen Ongena begon te beven en te schokken. Hoe konden
de ontvoerders weten dat Lotte zijn dochter was? Hoe kon hij tijdens het
weekend aan vijfhonderdduizend euro geraken? Hij moest toch de politie
verwittigen, niet? Wie zat hierachter?
Hij
belde met Veerle om haar op de hoogte te brengen van het telefoontje.
Veerle
zat te huilen en te roepen aan de telefoon.
Wat
gaan die mannen met haar doen? We gaan ons Lotte nooit meer terug zien! Heb je
het geld al? Heb je al naar de politie gebeld?
Raymond
liet ze maar razen. Hij wist ook niet wat er moest gebeuren. Hij kon niet meer
logisch denken.
Ik
zal eerst met de politie bellen, zei hij. Daarna zullen we verder zien.
Hij
belde de politie en werd onmiddellijk doorverbonden met hoofdcommissaris Frans
Peeters.
Er
werd nogal wat gediscussieerd over het al dan niet betalen van losgeld. Peeters
wilde er niet van weten. Ongena wilde absoluut het geld overhandigen. Lotte was
hem meer waard dan dat geld.
Er
werd een compromis bereikt.
Raymond
zou op zoek gaan naar het geld. Peeters zou ondertussen alles nog eens
bekijken en maandag zouden ze dan samen beslissen wat er moest gebeuren en hoe
er verder gehandeld kon worden. De politie zou ondertussen niet meer
zichtbaar in de Hagenbroeksesteenweg verschijnen. Dat risico wilde de
hoofdcommissaris niet meer lopen.
Ongena
belde naar zijn financiële manager Michel Bosmans.
Michel,
ik moet tegen maandag vijfhonderdduizend euro hebben. Cash, in briefjes van
honderd.
Maar
Raymond, dat kan niet. Er is nergens nog een bank open. Maandagmorgen kan ik
wel proberen. Waarom moet dit nu tijdens het weekend?
Stel
geen vragen, ik heb geen antwoorden. Zorg dat je het geld bijeen krijgt. Bel de
bankdirecteuren maar op. Zet de banken maar het mes op de keel. Geen geld, dan
ook geen klant Ongena meer.
Michel
wilde nog reageren maar aan de andere kant lag de hoorn al terug op de haak.
Michel
Bosmans wist wat hij moest doen tijdens het weekend. Geld zoeken.
Voor
de persberichten en recensies van "Losgeld voor een kind" zie bij
mijn favorieten.
Voor
het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het vierde hoofdstuk
van Losgeld voor een kind .
4
26 september, Mechelen.
Raymond
Ongena, de tweeënvijftigjarige General Manager van Meubelen Ongena, gevestigd
in het Industriepark Noord in Mechelen, zat aan zijn gigantisch antiek eiken
bureau. Hij overschouwde de gebouwen van de meubelfabriek die hij zelf had
opgericht. In feite heb ik niet slecht geboerd, sprak hij in zichzelf. Zijn
gedachten gingen al naar het weekend. Hij zou zaterdag gaan golfen met de
Director van de ING-bank van Lier, zijn woonplaats. Zondag zouden zijn
schoonouders op bezoek komen. Niet zon prettig vooruitzicht, maar ja. Deze
bezoekjes beschouwde hij als verplichtingen zoals hij er wel meerdere had op
zijn werk.
Vanmiddag
had hij nog een bespreking met zijn financiële manager Michel Bosmans. Bosmans
was één van zijn eerste medewerkers en hij had zich opgewerkt tot zijn
rechterhand. Nog enkele financiële acties afronden en het weekend kon beginnen.
Het
rinkelen van zijn telefoon bracht hem terug in de wereld van vandaag.
Ongena!,
sprak hij nors in de hoorn van het toestel.
Raymond,
Veerle hier, ons Lotte is al van gisterenavond vermist. Ik kan het niet meer
aan. Kan je niet tot hier komen? vroeg de moeder van Lotte huilend.
Wat!
En dat kom je me nu pas vertellen? Waarom heb je me gisterenavond dan niet
gebeld? bulderde Raymond.
Omdat
je tegenwoordig toch geen tijd meer hebt voor ons, snikte Veerle.
Ik
kom onmiddellijk. Hij gooide de hoorn terug op het telefoontoestel, riep naar
Michel dat hun meeting naar maandag verplaatst werd en vertrok.
Veerle
was een van zijn eerste echte veroveringen geweest tijdens zijn huwelijk met
zijn eerste vrouw. Lotte was een ongelukje uit die relatie. Toen zijn
toenmalige vrouw Marina Van Campenhout hiervan had gehoord, had ze onmiddellijk
het ouderlijk dak verlaten met de kinderen, Tom en Sara. Het kostte hem nog
altijd maandelijks een bom geld aan alimentatie. Maar dat behoorde tot zijn
way of life, zoals hij dat onbezonnen noemde.
Na
twintig minuten stond hij op de stoep bij Veerle in de Hagenbroeksesteenweg.
Veerle
legde hem uit dat Lotte al sinds gisterenavond weg was en dat ze nog niets
hadden vernomen. Er waren al wel enkele tips binnengekomen maar de
onderzoeksrechter had er niet veel hoop op dat er iets bruikbaars tussen zou
zitten.
Kan
ik dan geen privéopsporingsdienst inschakelen? vroeg hij.
Laat
de politie en de mensen van Child Focus maar hun werk doen, antwoordde Veerle.
En
wat gaan die vandaag nog allemaal doen? wilde Raymond weten.
Binnen
tien minuten is Rudy Mertens terug hier. Hij is naar een vergadering met de
onderzoeksrechter, zuchtte de moeder van Lotte.
Rudy
had niet echt nieuwe gegevens bij. Er waren een paar tips binnengekomen maar
zoals gewoonlijk dacht iedereen dat ze de gezochte persoon ergens gezien
hebben. Er waren er zelfs bij die haar gezien hadden in de Ardennen, vertelde
Rudy.
Maar
dat kan toch, gromde Raymond. Iemand ontvoert ze en neemt ze mee naar zijn
buitenverblijf in de Ardennen.
Ja,
dat zou kunnen, antwoordde de consulent van Child Focus. Maar ze hadden haar
gisterenmiddag om vier uur daar gezien en volgens mijn gegevens zat Lotte toen
op school.
Er
was niet veel meer te vertellen. Het was nog steeds bang afwachten. Met de tijd
verdween ook de hoop op een goede afloop.
Voor
de persberichten en recensies van "Losgeld voor een kind" zie bij
mijn favorieten.
Voor
het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We
gaan verder met het derde hoofdstuk van Losgeld voor een kind .
3
26 september, Lier, politiekantoor.
Het
ging er vrolijk aan toe op het politiekantoor aan het Paradeplein in Lier.
Commissaris Bruno Somers en hoofd-inspecteur Paul De Winter zaten rustig te
keuvelen aan het bureau van Martine Verhaegen, de assistente van
hoofdcommissaris Frans Peeters. Ook Roger Wuytack, de planton, was mee
aangeschoven om de laatste dag van de week in te zetten met een kopje koffie.
Waar
zit onze chef eigenlijk? vroeg Paul. Het was inderdaad niet de gewoonte van
Peeters om als laatste te arriveren.
Die
zal denken dat het al weekend is zeker, lachte Bruno. Of heeft hij een dag
verlof?
Neen,
niet dat ik weet, antwoordde Martine.
En
aangezien hij alles tegen jou verteld zal dat dus niet zijn, zei Paul. We
zullen toch maar aan de slag gaan zeker? Chef of geen chef.
De
speurders zochten hun werkplek op en startten de computers. Het nakijken van de
mail was tegenwoordig het eerste dat op de dagelijkse to-do lijst stond. Er
waren geen dringende opdrachten binnengekomen tijdens de nacht.
Bruno!
Kom eens naar mijn kantoor, riep Frans Peeters die juist binnengekomen was.
En breng je gsm mee.
Ook
goedemorgen, zei commissaris Somers met de glimlach op zijn gezicht. Hij zag
dat de hoofdcommissaris niet echt in een opgewekte bui verkeerde.
Ja,
ja. t Is al goed. Ik heb het begrepen, ging Peeters verder. Het was een
zware nacht. Ik ben bijna de ganse nacht bezig geweest met een onrustwekkende
verdwijning. Vandaar.
Wat
was er dan aan de hand? wilde Bruno weten.
Frans
vertelde hem het ganse verhaal van de verdwijning van Lotte Claesens.
En
is ze nog steeds niet teruggevonden?
Neen.
Dat ziet er niet goed uit. We zullen maar afwachten en blijven hopen op een
happy-end, zuchtte Peeters. Kom binnen een uurtje maar terug met Paul,
daartegen heb ik denkelijk al wel nieuws van de onderzoeksrechter. Maar ik had
je eigenlijk geroepen om je dit te geven. Hij legde een BlackBerry op tafel.
Ik heb er twee mogen bestellen en deze zijn gisteren binnengekomen. Eén voor
jou en één voor mij.
Ola,
we gaan tegenwoordig mee met de tijd. Wat een vooruit-gang, lachte Somers.
Ja,
ja. Ze doen hun best. Nu de lonen nog wat aanpassen en dan hebben we geen reden
meer om te klagen, antwoordde Peeters.
Die
petitie voor de aanpassing van de lonen wil ik zeker mee ondertekenen.
Dat
dacht ik al, zei de hoofdcommissaris. Maar ja, dat zal niet voor vandaag
zijn. Ga jij de simkaart van je gsm even in de BlackBerry steken? Dan kan je je
oude gsm hier laten. Ik moet die terug binnenbrengen.
Bruno
stak de simkaart van het oude toestel in het nieuwe en startte zijn nieuw
speelgoed op.
Normaal
gezien zou alles in orde moeten zijn, sprak Peeters. Je zou je mailtjes nu
ook op je BlackBerry moeten krijgen.
Ik
zal dat eens allemaal gaan uittesten, zei Bruno en hij verdween uit het
kantoor van Peeters.
Hoofdinspecteur
Paul De Winter had zo zijn mening over het nieuwe toestel van zijn chef.
Konden
ze voor mij nu ook niet zoiets bestellen? vroeg hij.
Dat
zal niet hé, Polle, antwoordde Bruno. Het verschil in rang moet op alle
vlakken zichtbaar zijn.
Ja,
ja, straks brengen ze voor mij nog een telex, gromde Paul.
Breng
ze niet op gedachten, lachte de commissaris.
Na
een uurtje gingen de speurders naar het kantoor van Peeters voor de stand van
zaken in het dossier van Lotte.
De
hoofdcommissaris had in feite niets nieuws meer te vertellen. De
onderzoeksrechter had de affichecampagne opge-start en de affiches waren nu ook
effectief uitgehangen. Het nieuws van de onrustwekkende verdwijning van de
twaalfjarige Lotte was ondertussen ook al op radio en televisie geweest.
Het
was nu afwachten tot de tips binnenkwamen waarmee de onderzoeksrechter dan aan
de slag kon gaan.
Blijf
voor de rest van de dag maar stand-by, hier op kantoor, zei Peeters.
Voorlopig kunnen we niet veel meer doen dan wachten.
Toen
ze op de terugweg naar hun werkplek voorbij het kantoor van Martine gingen,
riep deze Bruno binnen.
Wat
is er allemaal aan de hand? vroeg ze.
Somers
vertelde haar het verhaal van de verdwijning.
Dat
moet zowat het ergste zijn wat je als ouder kan meemaken, zei de assistente.
Je
mag daar allemaal niet aan denken, want dan kan je gewoon niet meer normaal
leven, beaamde Bruno de opmerking van Martine.
Nu
ze toch binnen moesten blijven, gebruikten Somers en De Winter hun tijd voor
het opschonen van hun dossiers. Door de opvolging van de dringende zaken was
het de gewoonte geworden om de afgewerkte dossiers gewoon op elkaar in de kast
te leggen. Niet echt praktisch wanneer je ze vroeg of laat weer eens moest
inkijken.
Toen
de hoofdcommissaris in de late namiddag kwam melden dat er in de zaak Lotte
Claesens niet echt bruikbare tips binnenkwamen, besloten de speurders om er
vroegtijdig de brui aan te geven voor deze week.
Bruno
beloofde Frans dat hij regelmatig op zijn BlackBerry zou kijken om desgevallend
hulp te kunnen bieden bij de opsporing van het verdwenen meisje.
Zie
je nu hoe plezant dat het is om zon nieuwe hoogtechnologische middelen ter
beschikking te hebben? zei de commissaris tegen Paul.
Hum,
hum, was alles wat uit De Winter zijn mond kwam.
Zullen
we nog iets gaan drinken in De Solsleutel? stelde Somers voor.
Neen,
ik heb Betty beloofd om vandaag op tijd thuis te zijn, we moeten nog weg
straks, antwoordde Paul.
Sinds
je met Betty samenwoont, is je dorst geweldig afgenomen vind ik, lachte
Bruno. Het begint redelijk serieus te worden hé, Polle. Wanneer gaan jullie
trouwen?
Ha,
ha, ha, grijnsde De Winter. Maar eigenlijk heb je wel gelijk. Wij voelen ons
beiden goed in deze relatie. Het is eigenlijk de eerste keer dat ik zon goed
gevoel heb.
Tijd
om aan kindjes te beginnen, vriend, gierde Bruno.
Martine,
je kansen zijn nu voorgoed verdwenen. Je hebt de trein gemist, proestte Somers
het uit.
Er
zullen nog wel treinen komen zeker? antwoordde Martine met een lach. Ze wist
dat dit de beste manier was om dit gesprek te beëindigen.
Vergeet
er dan niet op te springen hé. Want daar komt het op aan. Je moet er durven
opspringen, bulderde de commissaris nu.
De
speurders verlieten het politiekantoor op weg naar huis, het weekend tegemoet.
Hopelijk
wordt het geen werkweekend, zuchtte Bruno. Ik hoop dat het meisje snel
gevonden wordt.