ecce homo
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
zie de mens, een haarloze
schaduw, hij heeft de steppe verlaten,
het gras waar hij met schichtige
dieren geborgen, verborgen was
naakt probeert hij zijn lichaam
uit, het onwennig omhulsel:
zal hij kruipen en ruiken
dicht bij de bodem of loopt hij
rechtop zijn blik gericht
op het eindeloze, al wat mogelijk
op hem wacht, de verleiding
van het raadsel, de ren naar
een einder die telkens verschuift
een houding heeft hij nodig
een zintuig dat bij hem past
hij kiest de ogen uit, het orgaan
dat de hemel aftast en zoekt
naar de woonplaats der goden
zo is hij geworden: een wezen
ontworteld, ontworsteld
aan de aarde, een bewoner
van de ruimte die moet wennen
aan een huid, een beweging
de wereld ligt voor hem open
en hij weifelt: tot waar mag hij
gaan, elke stap kan hem breken,
stuk slaan als een mussenei
zie je de mens, zijn spreidstand
tussen heimwee en hoogmoed,
zijn twijfel: er is de hunkering,
er is de angst - zijn ogen tonen
waar hij heen moet, zal hij blijven,
zal hij reizen, welk vooruitzicht
maakt hem het bangst?
|