Glanzend is haar vlucht sneeuwwit getooid Glinsterende druppels boven de wind De schreeuw van het brood gesmoord in het water...
*
In de spiegel van mijn ogen zie ik plots jou, droomvrouw, zo lieflijk Een glimlach, onnavolgbaar gebogen als het ranke riet...
*
O liefste, de smart van mijn hart verzacht jouw blik niet Je schrijdt als een koningin vertoevend in een wereld die mijn gedachten niet kent...
*
O flos, bitterschoon, weergaloos, jouw periant bloeit zo dichtbij en toch zo veraf, in de diepte van een bron die mijn zinnen bedriegt Waar is je geur, zo rond en kostbaar
*
Eenzaam is de nabije verte Kil de zekerheid van mijn hopeloos verlangen zich uitstrekkend voorbij de grenzen van tijd en ruimte...
|