Het is een groenblijvende of in lange, droge tijden bladverliezende , tot 15 m hoge, diep vertakte, tweehuizige
boom met een korte stam, een brede kroon en vaak horizontale takken. De plant is resistent tegen zout en
wind. Het blad is lichtgroen met vaak rode nerven, stevig, leerachtig, hard, afgerond breed-hartvormig,
kortgesteeld en tot circa 25 cm breed. Voordat het blad afvalt kleurt het geel tot rood. De kleine, roomwitte
bloemen hebben geen aparte kroon- en kelkbladeren . Ze hangen met twintig tot vijftig stuks in tot 30 cm
lange, trossen.
***
***
***
***
***
***
De tot 2 cm grote vruchten zijn rond tot peervormig en rijp violetrood. De vruchten rijpen niet tegelijkertijd
binnen een tros en moeten dus apart worden geplukt. Onder de dunne, doffe schil ligt een tot 3 mm dikke laag,
sappig, glazig, roodachtig, vruchtvlees. Het vruchtvlees smaakt zoetzuur. De vruchten kunnen als handfruit
worden genuttigd of tot compote , jam, gelei en sap worden verwerkt.
***
Bijlagen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Stranddruif
|