Opa en opoe Eggink,waarschijnlijk eind jaren dertig met Jozien, Coby en Diny uit De Steeg, Jan en Ineke Kettelarij en Anton Voortman, de oudste kleinkinderen.
Een beetje koorts onder de gasten. Een deel zal met de White Star boot gaan. Ik denk: de volgende is voor mij en maak me gereed. Een hoteljongen pakt me bij de mouw en zegt: Ai tel joe wo joe go. Goed
ik ga zitten en heb geduld. Dit was het eerste engels dat ik direct begreep. Eindelijk komt mijn beurt: Aurania. Zondagmiddag 1 uur Ziezo, de treinreis achter de rug, de controle door en nu zit ik in de hut die een week minstens mijn woning zal worden. Ik heb halverwege Londen- Southampton nog weer een kiek gemaakt, maar de trein reed zo hard! Het zal me benieuwen of t wat geworden is. En nu de indruk van Londen Ik kan het niet best vatten; een beetje boven mijn begrip ging t wel. Het Oost station dat ik gezien heb, heeft een overkapping van minstens 2MT. Vanmorgen 9 uur zijn we uit Londen vertrokken, om 12 uur waren we over en om half twee gingen we in zee. Goed weer. Bij het nazien van mijn papieren ontdek ik dat ik de treinkaart Quebec- Spencer kwijt ben, een geval dat me 46 dollar had kunnen kosten. Ik in de hut, met het taalboek voor me, schrijf hierover aan de steward. Ik geef de hutjongen mijn brief. Ja
hij kon het wel lezen en wilde zorgen dat de letter bij de steward kwam. Een halve dag later komt de hutjongen me mèt de steward opzoeken: Trevvel tikket lost? Ik zeg:Jes mister, in Southampton. Next moorning joe get joe tikket. Een dag later wordt het me op het dek aangereikt. Nicht meer verlieren. Ze zagen me misschien voor een Duitser aan. Ik hoop dat het mijn huisgezin goed mag gaan en ook vooral dat Dika mag blijven beteren.
Zondagmiddag half 3
Helder fris weer. Heb drie kiekjes gemaakt, één aan het einde van de boot waar de schroeven het water zo geweldig laten koken dat het een paar honderd meter terug nog de gewone golfslag niet weer heeft, één terzijde waar t water nogal nijdig is door t geweld van de boot en één van dek no 2 waar een groepje op een bankje zat met een kinderwagen er voor, waarin een baby lag die goed op Dina leek. Dit dek is er zowat drie meter boven. Een jonge matroos, die zag wat ik wilde, kwam vlug bij me en hield zijn pet boven de camera om de zon te weren. Zo vind je overal mensen waar je in je hart van blijft houden Er was nog een hoger dekje, maar toen ik daar met een Engelsman op was geklauterd begon onder mij één van de officieren zo te foeteren dat we maar vlug naar beneden haspelden. Nu zie ik in de verte het laatste restje van Engeland. Het water is niet erg lastig. Van waar ik nu zit, een 40 m van t eind van het schip, kan ik het zowat begroten. Het rijzen en dalen maakt misschien een meter verschil. Hoe is dat nu met die golfbeweging? Je kunt een golf nooit lang vasthouden, dan duikelt hij weer onder en op elke golf zijn nog weer kleine golfjes die een apart leventje hebben. Dat leven is dan wel niet zo lang soms, maar dat is tot daar aan toe. Ik geloof dat een zeereis voor mensen die overspannen of overwerkt zijn de beste medicijn is. Als je rustig zit te kijken naar dat maar nooit rustende water
dan voel je in je hoofd iets als een weldadige ontspanning. Maar nièt uit te maken is of de zee mooi of lelijk is. Als een mens geen bijzondere zorgen heeft dan kan de zee niet anders dan schoon wezen. Maar t is onwezenlijk, want het volgende ogenblik als je ergens over piekert of zo, dan is alle mooiigheid er af. Ondertussen is onze aarde toch maar een potsige bol. Dat het een bol is kun je op zee met een half oog wel zien. Ik vraag me alleen af wat we toch met al dat water moeten doen? t Is eigenlijk niets dan water met hier en daar een stripje land. Aan dat niets dan engels horen ben ik al gewend, al kan ik het zelf dan nog niet. Als je een engels woord zegt dan schrik je van je eigen woorden. En wanneer je weer in je eigen land bent, hoorde ik een mevrouw op de Batavier zeggen, dan vind je het weer raar om de Hollandse taal weer te horen. Aan alles went een mens.
9 uur s avonds. Voor ik naar bed ga wil ik iets schrijven over die meeuwen. Ze zijn ons nu al nagevlogen vanaf Southampton. Wondere dieren, want ze moeten wel doorvliegen. Als ze willen rusten op het water, blijven ze achter. Ze hoeven de vleugels haast niet te bewegen, dan kunnen ze al meekomen. Ze vliegen mee, geloof ik, omdat ze weten dat door die geweldige beweging die de schroeven in het water maken de visjes in dat zog naar de oppervlakte komen, misschien ietwat bedwelmd denk ik. Als ze er één hebben gepikt gaan ze op het water zitten en eten het visje uit hun pootje op. Even later zijn ze er al weer. Ze zijn heel tam. Tot een paar meter boven je hoofd scheren ze rond. Ik geloof dat er wel honderd zijn. De meeste zijn wit met een staalkleur en donkere vleugelpunten, maar enkele zijn ook donkergrijs. Er zijn maar 60 derde klas passagiers. Hiervoor zijn zes tafels in gebruik met elk een eigen bediende. Overal liggen de spijslijsten op tafel en dan komen ze vragen wat het wezen moet. Steeds drie gerechten, maar als je potatos met meat bestelt krijg je een paar aardappels met veel vlees. Mij dunkt het is niet goed de mensen zo te verwennen.
|