A. Bord(en): In het midden op ongeveer twee vingers
van de rand van de tafel plaats je de borden.
Je begint met het grootste bord voor het hoofdgerecht
of een decoratief onderbord.
Je kan kiezen om de borden voor de voorafgaande
gangen ook al op tafel plaatsen of om die pas te brengen
bij het serveren van de maaltijd.
Kies je ervoor om ze al op tafel te plaatsen dan doe je
dat van groot naar klein (groot onderaan).
B. Soeplepel: We eten van buiten naar binnen.
Dat wil zeggen dat het bestek dat aan de buitenkant ligt
eerst gebruikt zal worden en dat in dit geval de eerste
gang soep zal zijn.
De soeplepel ligt rechts omdat we soep, volgens de
etiquette, met onze rechterhand eten.
C. Bestek voor het hoofdgerecht: Het bestek dat dichtst
bij het bord ligt gebruikt men voor het laatste gerecht
voor het dessert.
In dit geval dus het hoofdgerecht. We leggen altijd de
vork links en het mes rechts omdat ze zo juist liggen
om te beginnen met eten. De scherpe kant van het mes
leg je steeds richting het bord of weg van de andere
gasten.
D. Bestek voor het voorgerecht: Voor het bestek voor
het voorgerecht geldt dezelfde regel als bij dat voor het
hoofdgerecht: vork links, mes rechts.
E. Broodbordje en botermesje: Als gasten bij hun soep
of een ander gerecht een broodje geserveerd krijgen dan
kan men dat op dit bordje leggen.
Het broodbordje wordt altijd linksboven gezet met daarop
een botermesje.
De scherpe kant van het mesje leggen we net zoals bij de
andere messen weg van de andere gasten.
F. Dessertbestek:
Dessertbestek leggen we bovenaan het bord of
wordt pas op tafel gelegd bij het serveren van het dessert.
Als je ervoor kiest om het al op tafel te leggen dan gelden
er ook enkele regels.
Een vork ligt met de handgreep naar links en een mes
en/of lepel met de handgreep naar rechts. Op die manier
kan je ze makkelijk naar beneden schuiven en komen
ze meteen op de juiste plaats te liggen op de plaats waar
het andere bestek lag.
G. Waterglas: Het waterglas staat rechtsboven het bord.
In de volgorde van de glazen staat het steeds het meest
links.
H. Wijnglazen: wijnglazen staan in een diagonale
lijn naast het waterglas.
De volgorde waarin je glazen voor rode en witte wijn
zet zijn afhankelijk van welk eten je serveert en welke
wijn past bij voorgerecht en hoofdgerecht.
Zitten de gasten al aan tafel voor het aperitief, dan
zet je het aperitiefglas het meest rechts in de diagonaal.
I. Servet: wat het servet betreft kan je kiezen om het
ofwel links naast de vorken te leggen ofwel op het bord.
Als er heel wat gasten aan je tafel moeten kunnen zitten
is het aan te raden om het servet op het bord
(onder het soepbord) te leggen.
Extra
Heb je vooraf bepaald wie waar zal plaatsnemen dan
zet je de naamkaartjes tussen het broodbordje,het
dessertbestek en de glazen.
Uiteraard begin je je tafelschikking met het kiezen
van een tafellaken (en tafelloper) of placemats.
De ideale maat voor je tafellaken is ongeveer 40-50 cm
breder en langer dan je tafel. Op die manier komt
het aan elke kant ongeveer 20-25 cm over de tafel.
Als alles op de juiste plek staat kan je beginnen met
het decoreren van je tafel.
Plaats bijvoorbeeld een bloemstukje of enkele kaarsjes
in het midden van de tafel.
Afhankelijk van de periode van het jaar kan je
verschillende decoraties plaatsen.
Zo kan je met Valentijn hartjes strooien en kan je met
kerstboomtjes, denappels etc ...op tafel schikken.
|