38e MARCHE INTERN. DU PLATEAU DES FAGNES. / COEUR ET MARCHE ENGIS. / ENGIS. 04/12/2011.
38E MARCHE INTERN. DU PLATEAU DES FAGNES.
COEUR ET MARCHE ENGIS.
ENGIS.
Engis is een industrieel dorp gelegen aan de oever van de Maas. Sinds de samenvoeging van verschillende gemeenten, vormt Engis één geheel met Clermont-sous-Huy en Hermalle-sous-Huy. In de prehistorie, meer bepaald vanaf het Paleolithicum had de streek al bewoners, die huisden in de grotten.
Verder getuigen opgravingen en vondsten van bewoning tijdens het Neolithicum en het Bronzen tijdperk. Tijdens het Merovingische tijdperk bevond zich in de Thier d'Olne op de heuvel een aristocratische residentie met uitzicht over de Maas. Hier bevindt zich nu een centrum voor oude ambachten. Deze site is een van de belangrijkste overblijfselen uit de Belgische Late Middeleeuwen. Clermont is prachtig gelegen aan de Maas, in een bosrijk gebied. Het vormde ooit de hoofdzetel van een graafschap, waarvan het kasteel helaas heeft moeten wijken voor steengroeven. De heerlijkheid werd tegen 1346 aangekocht door de bisschoppen van Luik, die het bij de bisschoppelijke bezittingen voegden. Engis wordt al vermeld in geschriften vanaf 1046. Het behoorde tot de 12de eeuw toe aan de familie Warfusée, waarna het overging in handen van achtereenvolgens de families Horion en Haultepenne. Hermalle viel tijdens de Middeleeuwen onder de bevoegdheid van het feodale hof van Luik.
Het kasteel, dat dateerde van het begin van de 12de eeuw, werd verwoest door de inwoners van Huy. De dorpjes leefden gedeeltelijk van de landbouw, maar ook van de industrie en bosbouw. Vanaf de 14de eeuw won men in Engis aluin. In de 19de eeuw begon men ook met ontginning van steengroeven en steenbakkerijen. Maar de vennootschap Nouvelle Montagne werd in de 19de eeuw opgericht met als doelstelling de winning en verwerking van lood, zink en pyriet. Vandaag zijn er nog verschillende steengroeven.
Wij wandelen door het landschap en komen al vlug aan de hoge rotsen waar boven het prachtige kasteel van dAigremont staat. Château d'Aigremont is een dergelijk schitterend kasteel. Het heeft er een prachtig uitzicht op de Maas.Het kasteel van Aigremont werd gebouwd in opdracht van kanunnik Clercx. Het ligt op een heuveltje dat uitziet over de Maas en is een merkwaardig voorbeeld van Luikse architectuur uit het eerste kwart van de 18de eeuw. Elk dorp heeft ook zijn kasteel, landhuis, klooster of gebedshuis, waarvan de bouwstijl steeds beantwoordt aan de verschillende perioden waarin het gebouwd werd. We wandelen verder en komen in Awires aan het plein voor de St Lambertkerk.
Hier is een pleintje meet standbeeld voor P C Schmerling. In 1829 merkt Philippe-Charles Schmerling in de buurt van Awirs enkele kinderen op die aan het spelen zijn met oude beenderen. Hij identificeert deze beenderen als fossiele resten en gaat op zoek naar gelijksoortige fossielen in een zestigtal grotten in de omgeving. Hij concentreert zich voornamelijk op de grotten te Engis en Engihoul. Op het pleintje staat ook een info bord met vele gegevens over de vondsten. Nu wandelen we meer in het landelijk gedeelte. Typisch voor het Haspengouwse landschap zijn de grote vierkantshoeven. Velen hebben een middeleeuwse oorsprong. Ze behoorden toe aan religieuze orden of aan de adel. De oudste woonhuizen dateren uit de 16de en 17de eeuw. In deze periode was het waarschijnlijk nog gebruikelijk te bouwen met pleisterspecie en beschutwerk. Er bestaan reeds voorbeelden van schuren en stallen die in baksteen werden gebouwd. We wandelen door het landschap en voor ons duikt tussen de bossen op de heuvelflank het Chateau de Hautepenne op. Het is gelegen in het dorpje Gleixhe. Wat verder wandelen we en komen terug in Engis.
We wandelen de site Tschafornis op. Verrassende en groene site van de Tschafornis. De oude kalkovensite van Engis (1945), volledig gerenoveerd en hersteld met respect voor het milieu en met aandacht voor het cultureel erfgoed, toont ons de geologie van de site aan de hand van didactische panelen. Het "Parc des Tchafornis" is ingericht in een oude steengroeve op de helling van de linkeroever van de Maas in het centrum van Engis. Er werd ooit kalksteen uit het Frasniaan (ongeveer 370 miljoen jaar geleden) ontgonnen, die voor blokstenen en voor de productie van kalk werd gebruikt. Bij de ingang van het park kan je nog een kalkoven zien waarin de kalk werd gebrand. Een pad leidt naar het oude werkfront boven in het park.
Door een reeks banken schuin door te snijden, toont dit werkfront een zeer mooie geologische doorsnede waarin je de kenmerkende fossielen van de koraalriffen van het Frasniaan kan bewonderen. De talrijke didactische panelen werden uitgewerkt door het laboratorium voor dierlijke en menselijke paleontologie van het departement geologie van de universiteit van Luik. We wandelen door de site en komen zo terug aan ons beginpunt. Een mooie en aangename wandeling.
Het is al een paar jaar geleden dat we nog eens deze wandeling deden, wij zijn verrast door de vele veranderingen die hier gebeurt zijn, en alle ten goede van de voormalige mijn site. De eerste proefboringen te Winterslag gebeurden reeds in 1902, een jaar na het ontdekken van steenkolen door André Dumont in buurgemeente As.
De eerste steenkoollaag op een diepte van 485 meter werd bereikt in 1914 en in 1917 was de steenkoolmijn van Winterslag de eerste die operationeel werd in het Kempens steenkoolbekken. Rond de mijn werden volledige woonwijken gebouwd. Sinds de jaren 1960 waren de mijnen in Limburg fors verlieslatend en als gevolg hiervan werd de mijn van Winterslag gesloten in 1988.De mijngebouwen hebben na vele jaren een nieuwe bestemming gekregen. Een gedeelte is momenteel in gebruik door de brandweer van Genk. Recent is er in het gedeelte aan de Evence Coppélaan een bioscoopcomplex geopend. De mijnterril, een berg met afval uit de mijn, is nu een groen wandelgebied, met bovenop een prachtig zicht over Genk en omstreken. Wij verlaten de mijn site om de wandeling aan te vatten.
Winterslag bestaat uit verschillende wijken die men daar cités noemt: Oud-Winterslag (ten noorden van de mijn) en de mijntuinwijken 1, 2 en 4. Mijntuinwijk 3 is nooit gebouwd. Op de eerste tuinwijk, die aangelegd werd vanaf 1913 tot 1924 naar het voorbeeld van Engelse tuinwijken uit het begin van de 20e eeuw, staan prachtige ingenieurshuizen en het kerkplein met de kerk. De vroegere meisjesschool (nu een vormingscentrum) en de vroegere jongensschool (nu een gemengde school) is indrukwekkend. Vele huizen zijn gebouwd met de zogenaamde Winterslagse brik, die zeer hard is en voor een goede warmte-isolatie zorgt. Op deze tuinwijk kleuren vele verenigingen het sociale leven.
Er zijn onder meer twee jeugdverenigingen: Scouts Winterslag voor de jongens en Chiro Winterslag voor de meisjes. In het parochiecentrum Het Park komen andere verenigingen regelmatig samen, zoals de harmonie van Winterslag. De tweede en vierde tuinwijk zijn later gebouwd (tussen 1931 en 1948) om de toestroom van gastarbeiders op te vangen en zijn soberder van afwerking. Deze wijken hebben nog steeds een zeer hoge populatie aan allochtonen. We wandelen door de wijken en komen zo aan de Heilig-Hartkerk. Ze worden Mijn kathedralen genoemd, de kerkgebouwen die gebouwd zijn door de mijnmaatschappijen van het Kempens steenkoolbekken in Belgisch-Limburg in de wijken (cités) die ze voor hun werknemers aanlegden.
Ze worden "kathedraal" genoemd vanwege hun monumentale uitstraling en proporties. De mijnkathedralen dateren uit het interbellum. De kerken zijn opgetrokken in baksteen, behalve die van Winterslag, die in natuursteen is uitgevoerd. Hier op dit plein voor de kerk staan ook de vroegere meisjesschool (nu een vormingscentrum) en de vroegere jongensschool (nu een gemengde school) is indrukwekkend. We verlaten de tuinwijken langs de staatstuinwijk en wandelen het bos in, waar we een mooi zicht hebben op de mijnterril. Hier kunnen we genieten van de natuur. Deze bossen werden aangelegd door de mijnen voor het hout dat men nodig had in de mijn. Nu is het één groot wandelgebied.
Vandaag komen we vele paddenstoelen tegen. Dan wandelen we naar de terril en gaan er rond, spijtig dat we er niet over wandelen. Dan komen we terug aan de mijngebouwen. Toch indrukwekkend en vooral interessant dat vele gebouwen bewaard zijn en zo deze toch speciale periode van onze Limburgse geschiedenis bewaard is en weer nuttig gebruikt word. Gebouwen opgetrokken uit bak- en natuursteen, op een breukstenen sokkel. Gevels in neotraditionale en neoclassicistische stijl, met gebruik van de voor deze stijlen typische ornamenten. We wandelen door de gebouwen en per schachttoren een ophaalgebouw 1914 en 1916, waarvan dit van schacht II nog grotendeels in originele toestand bewaard bleef.
Functionele baksteen bouw met machinekelder en anderhalve bouwlaag, onder mansardedak. Tussen beide ophaalgebouwen: compressoren- en ventilatoren gebouw (1918). Ook de barenzaal waar de elektriciteit verdeelt werd is nog in originele staat. Wij wandelen samen met Florent en Josepha door de gebouwen. Florent heeft hier 30 jaar ondergronds gewerkt als mijnwerker en het is bijzonder om samen met hem door deze gebouwen te wandelen en hem horen te vertellen over de mijn. Na onze rondgang eindigt een fijne dag in Winterslag.
DE STEENKOOLMIJN VAN WINTERSLAG.
De Steenkoolmijn van Winterslag was een van de zeven mijnen van het Kempens steenkoolbekken. De concessie tot uitbating van steenkool werd op 3 november 1906 verleend met als concessienaam Genck-Sutendael, 3800 hectare groot. Na een aantal wijzigingen werd in 1912 de uitbatingsmaatschappij Société anonyme Charbonnages de Winterslag opgericht. Belangrijkste aandeelhouder was een steenkoolmijn uit Frankrijk van eigenaar Evence Coppée.
Vanaf 1912 kreeg de Franse groep Schneider veertig procent in handen, de rest van de aandelen kwam in het bezit van de Belgische groep Coppée. Deze Kempense mijnzetel was gevestigd in stadsdeel Winterslag van de Belgische gemeente Genk. Het was de mijn die in 1917 en daarmee als eerste begon met steenkoolproductie in Belgisch Limburg. Al voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had men hier steenkool aangetroffen. De Duitse bezetter stond de uitbaters toe de mijn verder uit te bouwen. Op de mijnsite staan nog steeds een aantal gebouwen die verwijzen naar het mijnverleden met onder meer de oudste en de meest recent gebouwde schachtbok in Limburg. De mijn haalde in 1967 nog een jaarproductie van 1.635.514 ton. De totale mijnproductie bedroeg 66.593.000 ton. In 1953 was de tewerkstelling maximaal met 6250 mijnwerkers. De ondergrondse verdiepingen lagen op 600, 660, 735 en 850 m. De mijnterril, 163 m hoog, is omgevormd tot wandelgebied.
We wandelen vanuit het dorpje Puth en dadelijk wandelen we naar het Sweikhuizenerbos in het dorpje Sweikhuizen ligt op een vrij steile heuvel. Halverwege de helling ligt een kleine kerk die in 1739 gebouwd is. Onder aan de Sweikhuizerberg ligt een monumentale hoeve. De Biezenhof.
Aangenomen wordt dat de naam Sweikhuizen afkomstig is van het woord Zweihuizen oftewel twee huizen. De naam slaat op de bebouwing tussen twee huizen. Men vermoed dat de Stammenhof gelegen boven op de heuvel het boven- en de Biesenhof onder aan de heuvel het benedenhuis was. Ook ligt het dorp in het Landschapspark De Graven is een samenwerkingsverband, tot stand gekomen op een initiatief van de gemeenten Sittard, Geleen en Schinnen uit 1999, om een toegankelijk natuurgebied in het buitengebied van de drie gemeenten te realiseren. Een bekend onderdeel van het landschapspark is kasteel Terborg. Andere onderdelen zijn de Schwienswei benoorden Sittard, de beekdalontwikkeling van de Muldersplas bij Schinnen tot aan Geleen en de omgeving van de Biesenhof en de hellingen bij Sweikhuizen. Landschapspark de Graven heeft ten doel hoogwaardige natuur te ontwikkelen in de buitengebieden van de gemeenten.
Het kent een oppervlakte van 5700 hectare. Een groot aantal projecten is inmiddels gerealiseerd. De projecten aan de Geleenbeek spreken daarbij het meest tot de verbeelding. Recreatie voor de bevolking wordt bevorderd door het aanleggeven van routenetwerken voor wandelaars, fietsers en ruiters. Ook kent De Graven een bestand van Gidsen die op verzoek rondleidingen verzorgen in de buitengebieden van de genoemde gemeenten. We komen nu aan Kasteel Terborgh. Aan de voorzijde van het kasteel ligt aan een aftakking van de Geleenbeek de watermolen Terborgh of Borgermolen. Het huidige molenhuis stamt uit de achttiende eeuw en is voorzien van een vakwerkverdieping en een met pannen gedekt schilddak. De geschiedenis van de molen is veel ouder. De Borgermolen was de banmolen voor de inwoners van de heerlijkheid Schinnen. De voormalige watermolen was tot in de twintigste eeuw voorzien van een onderslag rad en werd aangedreven met behulp van een maalsluis. Eind negentiende eeuw was het molenhuis voorzien van twee waterraden. In 1888 werd één van de raderen verwijderd en in 1943 werd tenslotte het molenhuis geheel verbouwd tot woonhuis. In 1987 werd de molen gerestaureerd.
Wat verder en staan aan het kasteel Terborgh. Het huidige kasteel Terborgh is een zeventiende-eeuwse gesloten hoeve die is opgetrokken uit vier bakstenen vleugels. Twee vleugels zijn voorzien van bakstenen topgevels van het Gelderse type, afgedekt met rollagen, welke echter in een bakstenen krul eindigen. Het kasteelterrein is voorzien van een gracht die gevoed wordt door de Geleenbeek. Voorheen lagen er grote visvijvers rond het complex. Het binnenplein is bereikbaar via de voormalige ophaalbrug naar het van een topgevel voorziene poortgebouw. De noordvleugel herbergt het herenhuis en de zeshoekige huiskapel die in 1625 werd ingewijd door de bisschop van Roermond. Van de oorspronkelijke inrichting van de kapel is tegenwoordig niets meer overgebleven. Het woongedeelte beschikt over een monumentaal trappenhuis met eikenhouten bordes en diverse stucplafonds. In de zuidvleugel is de kasteelboerderij gevestigd. Achter het kasteel ligt een terp of motte, waar metersdikke restanten breuksteen wijzen op de fundamenten van een oude woontoren. Wij wandelen weer de laan uit en gaan dan verder op het parkoers.
Nog een stukje en we komen in Wolfhagen. De straat Wolfhagen is gelegen in dit gelijknamige gehucht en vormt een verbindingsweg met de eveneens tot de gemeente Schinnen behorende plaats Oirsbeek. Het Fabritiushuis (17e-eeuws renaissancehuis) is een van de oudste monumenten binnen de gemeente Schinnen. Maar Wolfhagen is bekend voor zijn Bokkenrijders. Rond de 17e eeuw werden in Wolfhagen de eerste Bokkenrijdersbendes opgericht. Door armoede gedreven bundelden mensen van allerlei allooi hun krachten en formeerden groepen die vooral middels brandbrieven de gevestigde orde onder druk probeerden te zetten. De bendeleider van die eerste bokkenrijdersbende was Geerling Daniëls, die destijds in Wolfhagen woonde. Omdat de gevestigde orde de Bokkenrijders als criminelen bestempelde, werden velen van hen nadat ze gevangen waren genomen vastgezet in de kerkers van Kasteel Terborgh en na veroordeling terechtgesteld (opgehangen) in het nabijgelegen Danikerbos.
Wolfhagen was ook de plaats waar de bokkenrijders rituelen pleegden, getuige de volgende verklaring van een bendelid: "dat hij de eed heeft gedaan in het boske achter Wolfhagen, toen aldaer een keertse (kaars) in een dode hand staande werd aangestoken en op een neusdoek op de grond gezet, en daar naast een dooske waarin een grote en een kleine geconsacreerde hostie, dat hij gedetineerde moest beloven van geen kameraden te beklappen waar het ook zo dat zij zouden gevangen worden en door de tortuur (martelen) daartoe gedwongen, ten dien einde God afzwerende en de Duivel toe, toen opstekende de twee voorste vingeren en de duim van de rechterhand en zo zij zouden gevangen worden en door de tortuur moesten bekennen en ter dood werden gebracht dat zij alsdan alles zouden herroepen."
We wandelen door het Wolfhagen en komen terug in het bos waar we een heel eind doorwandelen om dan weer in Puth te komen. Het is een mooie wandeling waar we vele nieuwe dingen ontdekt hebben.
39E MARCHE DES BRUYERES / LES BRUYERES EN MARCHE DE JUPILLE. / GRIVEGNEE 19/11/2011.
39E MARCHE DES BRUYERES.
LES BRUYERES EN MARCHE DE JUPILLE.
GRIVEGNEE.
Grivegnee is een deelgemeente van de stad Luik, en maakt volledig deel uit van de stedelijke kern. Grivegnée beslaat het grootste stuk van de stedelijke kern op de rechteroever van de Maas, ten noorden van de Ourthe.
De deelgemeenten van Luik dragen nog altijd de sporen van de industriële ontwikkeling van het Maasbekken. In de 19de eeuw brachten de mijnen en de staalfabrieken een wijziging teweeg van de Maasoevers die tot dan toe voor de landbouw, en met name wijnbouw werden gebruikt. Ondanks de industrie die heel dicht bij is deze wandeling toch nog een prachtige wandeling met veel groen, Grivegnee is gespaard gebleven van de industrie althans toch even verder weg dan de oevers van de Maas. Landbouw heeft zich hier stand kunnen houden en vele oude grote boerderijen zijn gebleven en worden nog altijd gebruikt als boerderij.
We worden verschillende keren getrakteerd op mooie vergezichten met heuvels met bossen. Ook de herfstkleuren zijn nog te zien en geeft alles nog een mooier uitzicht. Wij genieten van de wandeling. Een mooie en aangename wandeling in het Land van Luik.
LANDSCHAPSWANDELING HEKS / LANGS BOERENERVEN. / REGIONAAL LANDSCHAP HASPENGOUW EN VOEREN. 16/11/2011.
LANDSCHAPSWANDELING HEKS.
LANGS BOERENERVEN.
REGIONAAL LANDSCHAP HASPENGOUW EN VOEREN.
Heks, een dozijn bescheiden dorpskernen en kerkjes, met vierkanthoeven en kastelen, verspreid over de heuvelachtige, uitgestrekte landerijen, doorspekt met vlekjesbos en fruitboomgaarden. Deze greenspot is een schitterende afspiegeling van Droog Haspengouw.
Een buitengewoon boerenland met uitgestrekte akkers en spaarzame bosjes die als koepels boven de horizon uitsteken. De landelijke sfeer van weleer vind je terug in de oude dorpskernen, omringd door monumentale kasteel van Heks als pronkjuweel. Vanaf een authentieke herberg in Vechmaal vertrekken de wandelingen. Wij wandelen en komen aan het kasteel Henisdaal. Van de Heerlijkheid Hinnisdael. Eertijds was dit een gehucht van Vechmaal, genoemd naar de bewoners van het ridderslot met boerderij.
Nu bestaat dit goed uit een in mergel opgetrokken herenhuis met opschrift Henisdaal en een oude hoeve met een vakkundig herstelde verdedigingstoren uit 1300. Dan gaan we verder en komen aan de Grotten van Hinnisdael. Deze Grotten dateren waarschijnlijk van voor de tijd der Romeinen. Ze maken een geheel uit met de mergel- en silexgroeven van de Jekervallei. Men vindt ze in dat dal ook terug in Sluizen, Boirs en Glaaien. De grotten bevinden zich te midden van een bosje. Daar bevindt zich de ingang van de "Grote Grot" of de grotten van Hinnisdael, zo genoemd naar de vroegere eigenaars. Daar men de grotten ook "kuilen" noemt, is het duidelijk dat de silex aanvankelijk aan de grond gewonnen werd. Pas later is men begonnen met de horizontale uitbating via gangen. Het landschap aan de kuilen is hiervan een treffend voorbeeld.
De grotten vormen drie groepen van onderaardse, tamelijke ruime gangen, uitgezaagd in de bovenlaag van de zachte Maastrichterse tufsteen, in de volksmond "mergel" genoemd. De ontginning van deze steen gebeurde al in de Romeinse periode. Men gebruikte toen reeds de mergel voor de onderbouw der houten huisjes. Sommmige gebouwen zouden nu nog dergelijke basisconstructies bezitten. Wellicht, maar dan in mindere mate, werd daar ook de mergel gebruikt voor de constructie van ganse gebouwen. Zo veronderstelt men dat de vroegere burcht of kasteelhoeve van Hinnisdael, die zich midden het grottengebied bevond op een diepe rechthoekige, inzinking van het reliêf, gebouwd werd met grote mergelblokken. Tevens werd de basiliek van Tongeren gebouwd met mergel uit de groeven van Vechmaal. Ook de onderbouw van onze huidige kerk bestaat uit mergelblokken, afkomstig van deze groeven. De laatste ontginnigsactiviteiten dateren immers van rond de tijd van de bouw van onze kerk. De mergel werd tevens gebruikt als teelaarde, vermits onze voorouders hun landerijen "mergelden" om de vruchtbaarheid van de bodem te bevorderen. De hellingen en flanken van de grotten, die nu met struikgewas en kreupelhout bebost zijn, werden in de middeleeuwen als wijnbergen benut.
Door de aanwezigheid van deze groeven en door de ligging vormt Vechmaal een belangrijke overwinteringsplaats voor de insectetende vleermuizen, naast nog tal van groot slapende vleermuissoorten als de snorvleermuis, de grootoor en de dwarsoor. Inderdaad , zo'n mergelgroeve vormt de ideale biotoop voor de vleermuis om de winter te overleven ; het is er rustig en er heerst het ganse jaar door een temperatuur die schommelt tussen de +7 tot 10°C en een relatieve vochtigheidsgraad tussen de 96 à 100%. Als de vleermuis rond oktober in zo'n mergelgroeve aankomt, daalt haar eigen lichaamstemperatuur tot deze van haar omgeving en haar hartslag van 600 tot 30 slagen per minuut. Door dit mechanisme zal ze veel minder van haar vetreserves gebruiken en zo de winter weten door te komen. In de winterslaap gestoord worden kan dan de dood betekenen omdat de vleermuis dan aan een grotere kadans gaat leven en de vetreserves uitgeput zijn alvorens de slaap beëindigd is. Omwille van de constante temperatuur kweekte men rond de jaren 1930-1940 tot de jaren 1950-1960 nog volop paddestoelen. Doch deze kwekerijen verdwenen definitief met de panische angst die de bevolking trof bij het ongeval van 23 december 1958 in het nabije Zichen toen de Roosberg instortte en 18 mensen er de dood vonden. De talrijke waterputten, in feite verluchtingskokers met een puntvormig deksel, getuigen hier en daar nog in het veld van de oude grotten in de ondergrond. Ook waren er verschillende andere ingangen in Vechmaal waarvan er enkele zijn ingestort of dichtgemaakt. Zo vindt men in dit deel van Vechmaal gangen genoeg onder de grond tot in de gemeenten Zichen-Zussen-Bolder, Valmeer, Kanne en andere...
We wandelen verder en komen zo aan het kasteel van Horne dat vroeger in het bezit was van de Tongerse Familie Bosch, wiens wapenschild nog steeds boven de ingangspoort van de kasteelhoeve prijkt. Het Kasteel van Horne werd reeds herhaaldelijk gerestaureerd, en is nu in het bezit van de kunstfamilie Gerbrand-Van Tijn.
De bijhorende hoeve dateert van 1743 en werd gebouwd door de familie Bosch. In dit witgekalkt complex werden in 1967 opnamen gemaakt van de film van Harry Kümel, "Monsieur Hawarden",naar een boek van Filip de Pillecijn. Vroeger bevond er zich nog de Kasino, een verdwenen huisje in de speciale Engelse stijl dat dienst deed als jachtwachtershuis, waar ook de seizoenarbeiders voor de bietenoogst logeerden. Het bijhorend bosje wordt Bosquet genoemd. Nog even en we zijn terug aan ons vertrek. Een mooie controlewandeling
HERFSTTOCHT / WC BLASIUS. / CADIER EN KEER. NL. 13/11/2011.
HERFSTTOCHT.
WC BLASUIS.
CADIER EN KEER. NL.
Cadier en Keer is een Zuid-Limburgs dorp, niet ver ten oosten van Maastricht gelegen. Oorspronkelijk waren er twee aparte plaatsen; enerzijds Cadier, dat een zelfstandige gemeente was, en anderzijds Keer, dat met Heer de gemeente Heer en Keer vormde. Nadat deze plaatsen volledig tegen elkaar aan waren gegroeid, ontstond in het jaar 1828 de nieuwe gemeente Cadier en Keer, die tevens het afzonderlijke gehucht Sint Antoniusbank omvatte.
In het landelijk gebied van Cadier & Keer aan de entree van het Heuvelland, tussen Maasdal en Mergelland, met een riant panorama op Maastricht en het traditionele Heuvelland van Berg en Terblijt en Bemelen ligt het gebied Backerbosch, Het wordt omsloten door oude bossen, glooiende landerijen en twee wijngaarden. Het terrein biedt plaats aan het klooster van de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën (S.M.A.), een kruiswegtuin. Wij vertrekken met de wandeling in het Keerhoes. Het Keerhoes is het voormalig gemeentehuis, school en schoolmeester woning. Opgetrokken uit mergel en enkele jaren geleden gerestaureerd. Tegenwoordig gemeenschapshuis. Van hier uit wandelen we naar Huize Sint Joseph een stichting Jeugdzorg. Maar hier ook de Groeve St Jozeph. Het gebied bij St. Joseph in Cadier en Keer heeft drie groeven, de Scharnderberg, De Nieuwe groeve St. Joseph en de Heerderberg. Alle drie de groeven zijn bij de stichting in beheer. Het is een mooi stukje erfgoed en mooi om te bezoeken. De kalksteengroeve werd in 1911 gebruik om stenen te kapen om het St Joseph huis te bouwen, gedurende de Tweede Wereldoorlog diende ze als schuilkelders. Er is ook een Mariagrot in ondergebracht.
We wandelen verder en komen in het Savelbos. Het Savelsbos is een relatief smalle bosstrook op de rand van het Maasterras, tussen het plateau van Margraten in het oosten en het terrassenlandschap van de Maasvallei in het westen. De helling wordt overal doorsneden door grubben: laagten die uitgeslepen zijn door het regen- en smeltwater dat van het plateau afstroomt, met veelal een bijzonder microklimaat. Het bos kent zeer steile, vaak eroderende hellingen en veel trappenpaden. Het bos is onderverdeeld in het Eijsderbos, het Rijkholterbos, de Riesenberg en het eigenlijke Savelsbos. De grubben staan meestal droog en bieden plaats aan bijzondere planten. Binnenin en aan de randen van het bosgebied liggen enkele hoogstamboomgaarden en graslanden met daarin kleine delen kalkgrasland en heischraal grasland. De kalkgraslanden liggen vaak op de steile hellingen van plateauranden. Ook zijn er onderaardse groeven aanwezig.
In 1881 ontdekte Marcel de Puydt, een Belgisch archeoloog, in het Savelsbos de eerste sporen van prehistorische vuursteenmijnbouw. Hij trof een groot aantal gebruiksvoorwerpen aan. De mijnen bestaan uit honderden schachten met galerijen, waar de mensen zo'n 5500 jaar geleden vuurstenen uit haalden om werktuigen (o.a. bijlen en hakken) van te maken. Merkwaardig is dat overal in de omgeving grote hoeveelheden vuursteenscherven te vinden zijn, die vaak afkomstig zijn van prehistorische productie van stenen bijlen en dergelijke. Tot in de 19e eeuw werden vuurstenen ook gebruikt om vuur mee te maken met hulp van een tonteldas. In mindere mate werd er destijds ook vuursteen gewonnen voor de bouw. Het gebruik van vuursteen bleef in deze omgeving echter nogal beperkt vergeleken met bijvoorbeeld de Voerstreek. Ook werd er vroeger kalksteen of mergel gewonnen om land en weiden te bemesten. De mergel komt op sommige plekken aan de oppervlakte en daar zijn ingangen de berg (mergelgroeve) in. Door het hele bos verspreid bevinden zich deze mergelgroeven. Na de Tweede Wereldoorlog stopte deze cultuur. Soms worden nog wel champignons geteeld in de grotten. Veel van die ondergrondse gangen staan nu op instorten. Bekende namen zijn: de Dolekamers, de Hel, de Beuk, het Varkensgat, Het Wijnkeldertje en het Mergelgat. In de grotten, waar een constante temperatuur van 10 graden Celsius heerst, overwinteren vleermuizen. Het zijn bijzondere plekken die we ontdekken.
We wandelen een eindje verder en komen aan Huize de Beuk is een oude boswachterswoning nabij Gronsveld die al in 1848 werd gebouwd. Het pand is opgetrokken uit kalksteen en werd gebouwd in opdracht van de Belgische familie Martens uit Leuven. De naam van het pand is afkomstig van de eerste bewoners, de familie Beuken. Tussen 1848 en 1938 werd het pand door drie generaties Beuken als bos- of veldwachter bewoond. Vanaf de hooggelegen woning konden ze de omgeving goed in de gaten houden. Drinkwater werd gehaald in de waterput aan de voet van de steile Wijngaardsberg die in 1847 was aangelegd door Andreas Beuken, de eerste bewoner van het pand. In 1870 werd het pand verkocht aan de Maastrichtse familie Schreinemacher, maar de Beukens bleven er wonen. In 1955 vertrok de familie Aarts, de laatste bewoner. In 1959 kwam het gebouw in bezit van Staatsbosbeheer die het gebruikte als weekendverblijf voor personeel
In 1961 werd een betonnen waterput met filter aangelegd. In de loop van de jaren 1970 verviel het huis steeds verder en toen het in de jaren 1980 dreigde gesloopt te werden, kwam er toch nog een redding. In 1989 werd Huize de Beuk gerestaureerd door de Heemkundestichting Grueles en leden van de Wildbeheereenheid Savelsbos. De heuvel waarop Huize de Beuk staat heet de Wijngaardsberg. Hier werd nog tot in de tweede helft van de 18e eeuw wijn verbouwd. Op andere plekken verdween deze al eerder door enkele strenge winters aan het eind van de 17e en begin van de 18e eeuw. De gangen in de kalksteen zijn de restanten van de kalksteenwinning die al vanaf 1500 werd gewonnen ten behoeve van de woningbouw. Ook de Utrechtse Dom werd al rond 1500 gebouwd van Gronsveltsteen. De winning werd echter bemoeilijkt door de slechte kwaliteit van het gesteente en de aanwezigheid van veel vuursteen in het gesteente. Nadat de kalksteen gewonnen was, werden de gangen nog een tijdlang gebruikt voor de kweek van champignons. Dit eindigde echter ook in 1963. Daarna werden de groeven afgesloten ten behoeve van de rust van de overwinterende vleermuizen.
We wandelen nog een eind door het prachtige bos en langs de velden om dan weer terug te komen aan het Keerhoes waar een mooie en interessante wandeling eindigt.
37E MARCHE INT. DU PLATEAU. / LES PIQUANTS. / HERVE. 12/11/2011.
37E MARCHE INT. DU PLATEAU.
LES PIQUANTS.
HERVE.
We bevinden ons in het oosten van België, op een groen plateau dat begrensd wordt door de Duitse en Nederlandse grenzen aan de ene kant en door de Maas en de Vesder aan de andere kant. Het Land van Herve is gekenmerkt door groene weiden afgezoomd met hagen. De hagen zijn stilaan uit het landschap aan het verdwijnen maar hadden de bedoeling dat het vee zich hierachter kon verschuilen tegen het gure weer. Je zal ook merken dat er heel wat boomgaarden zijn. Meteen weet je al waarom Hervekaas, mousserende cider, peren- en appelstroop de streekspecialiteiten zijn.
In het bijzondere landschap van Herve vind je ook een paar bezienswaardigheden die zeker een ommetje waard zijn, maar bovenal kom je naar deze regio voor de prachtige wandelingen die je er kan maken. Het zijn vooral de landschappen die we toch wel uitzonderlijk mogen noemen. Het Land van Herve is immers befaamd voor zijn wallenlandschappen, zoals de Normandische bocages, maar dan in een Belgische versie. Weiden en aanplantingen met fruitbomen, afgezet met hagen, vormen het aantrekkelijke decor van een frisgroene streek met zachte heuvels en valleien. Tal van paadjes die in de tijd van toen de boerderijen met elkaar verbonden, vormen nu een verstild paradijs voor ons wandelaars. In het Land van Herve mag men uitpakken met drie lijsttrekkers. De alom gekende Herve is de enige Belgische kaas met een beschermde herkomstbenaming (AOP). Het is een zachte kaas met gewassen korst en met een zeer specifieke geur. Hij wordt gemaakt van rauwe of gepasteuriseerde koemelk, volgens een oud procédé. Soms wordt hij gegeten met stroop en dat brengt ons meteen bij het tweede uithangbord van de streek: appel- en perenstroop. Deze stroop wordt al sinds de 17e eeuw gemaakt door de boeren in het Land van Herve. Ze gebruikten daarvoor hun eigen boomgaarden. Bedoeling was om het hele jaar fruit te kunnen eten. Aan deze ambachtelijk bereide stroop wordt geen zoetstof toegevoegd, omdat het fruit al voldoende suikers bevat. De stroop kan probleemloos tien jaar bewaard worden en wordt gebruikt bij verschillende culinaire toepassingen. Hekkensluiter van de kopgroep is de cider, wat niet zo onlogisch is in het licht van de fruitbomenteelt.
We wandelen verder en gaan dan richting Jose. Jose een klein dorpje met een kerk een paar huizen, eentje is wel bijzonder te zien aan het wapenschild boven de ingang anno 1742. Wij wandelen verder en genieten van de prachtige zichten over het landschap. Zo komen we in Soumagne. Weer het prachtige landschap speelt hier een hoofdrol. Wat verder komen we aan Charbonnage des Xhawirs Een lange traditie van kolenwinnen in Jose kwam een einde in 1969 door de sluiting van de kolenmijn Xhawirs. Het gebruik van kolen van Xhawirs en Jose begon in de late zestiende de baronnen van Woelmont, de heren van Soiron zijn de eerste mijneigenaars. De steenkool werd aan de oppervlakte gebracht met hulp van een lier en kabels getrokken door paarden, de mijn werd verlicht door kaarsen en de galerijen werden ondersteunt door hout. De steenkool erd verkocht in de omliggende dorpen. Vanaf 1937 werd de NV Herve Wergifosse de concessiehouder. In 1926 word de mijn eigendom van Coal Werister die de exploratie overneemt. In 1960 werkten er nog 700 mijnwerkers in de mijnbouw. De mijnbouw zal eindigen in 1969. Vandaag is er niet veel meer te zien van de mijn buiten een deel van de terril en enkel gebouwen die nu een nadere gebruik hebben.
Wij wandelen weer verder en komen langs de hoeve Jose nu een restaurant en dan komen we aan de oude spoorweglijn. Koninginnestuk is de verharde bedding van een vroegere spoorlijn die als het ware de ruggengraat vormt van het land van Herve. De zogenaamde Lijn 38 (LA LIGNE 38 (HERVE)) is 40 km lang en verbindt Hombourg met Chênée. En als het op treinlandschappen aankomt, heeft de streek nog iets bijzonders in petto. Deze oude spoorlijn, die in 1957 definitief voor het treinverkeer werd afgesloten, vormt nu een opmerkelijk wandelparcours in het Land van Herve.
We komen aan de station van Herve en wat verder zijn we terug in het centrum van Herve waar onze wandeling eindigt.
LIJN 38
Vandaag is de oude spoorlijn 38 exclusief voorbehouden voor wandelaars, joggers, ruiters en mountainbikers. De bedding behield haar oorspronkelijke sintelbekleding, die soepel aanvoelt voor schoenen en hoeven. Wanneer u het Land van Herve van noord naar zuid doorkruist, ontdekt u een streek met een grote verscheidenheid aan landschappen, een gulle plantengroei en oude gebouwen die getuigen van het verleden.
Met als vertrekpunt het oude station van Herve, dat werd omgetoverd in VVV-kantoor en eetcafé, brengt Lijn 38 u naar Thimister en Clermont-sur-Berwinne, een van de mooiste dorpen van Wallonië. Wanneer u Lijn 38 verder volgt, passeert u het zogenaamde 'Blockhaus' vooraleer u Froidthier bereikt. Daar gaat u over de prachtig gerestaureerde brug van 'Chaumont', die in haar vroegere staat werd hersteld. Lijn 38 stopt hier nog niet en u kunt de wandeling verder zetten naar Aubel, waar u bij het voormalige station een locomotief ontdekt. Na Aubel zet Lijn 38 koers naar het oude plattelandsstation van Hombourg. U zult er tal van oude rijtuigen en locomotieven aantreffen. Het spoorgedeelte Montzen - Hombourg werd in 1999 door een privé-persoon heraangelegd. Hij is tevens eigenaar van het station van Hombourg. Soms stopt daar een toeristische trein. Ten slotte brengt het traject Hombourg - Plombières u naar het station van Plombières en het oude mijnterrein.
MARCHE PROVINCIAL. / COMITE PROVINCIAL DE LIEGE. / LIEGE 11/11/2011
MARCHE PROVINCIALE.
COMITE PROVINCIAL DE LIEGE.
LIEGE.
Als grootste toeristische stad van Wallonië bezit Luik talloze te ontdekken rijkdommen. De Maas die de stad van zuid naar noord doorkruist, de steile, beboste heuvels die haar omringen en haar opvallende reliëf die veel originele perspectieven opleveren, en haar typische wijken verlenen de stad Luik bijzonder veel charme.
Wij vertrekken met de wandeling aan het Park Astrid aan de Quai de Wallonie. Bij de samenvloeiing van Maas en Albertkanaal, staat een reuze groot monument voor koning Albert I. Wij wandelen langs het water wat een prachtig zicht de blauwe lucht, de gouden bladeren, het water met zijn weerspiegeling. Dat we in de industriële streek zitten kun je zien aan de terriels rond de stad. Wij wandelen in Coronmeuse een deel van de stad Luik met mooie huizen en dan wandelen we langs het golfterrein in Rue du Baron met een prachtig clubhuis. We wandelen langs het domein en hebben prachtige zichten over de omgeving. We komen zo aan een van de vele industriële erfgoed sites.
We komen aan de vroegere mijnsite du Baneux de mijnschachten Grand Bacnure en Petite Bacnure van de gebouwen zijn niet veel meer over maar toch kun je zien dat hier een mijn geweest is. De mijnschachten zijn afgedekt, maar er zijn toch paaltjes geplaats waar de mijnschachten geweest zijn. BN1 433 meter diep. En BN2 533 meter diep. Wij wandelen over het domein en kunnen de infoborden aflezen.
We komen zo aan de coteaux flanken Grenzend aan het historische hart van Luik strekken de Coteaux de la Citadelle zich uit over een oppervlakte van 86 ha, de zuiderse flanken van één van de steilste hellingen langs de alluviale Maasvlakte. De Coteaux de la Citadelle omvatten vele getuigenissen van het historische stadsbeeld met meer dan 60 geklasseerde monumenten en 5 beschermde sites. Al sinds de XIII-de eeuw door stadsmuren omringd, heeft de heuvelflank steeds deel uitgemaakt van de stad.
We ontdekken er spectaculaire sites, zoals de beroemde trappen van de Montagne de Bueren of de panoramas vanaf de boulevards van de Citadel. Een wandeling langs de Coteaux is ook een gelegenheid voor niet alledaagse ontmoetingen en andere, meer persoonlijke ervaringen. Tot de uiterste hoeken van de stad doordringen, achter de gevelrijen een wirwar van binnenkoertjes, trappen en steegjes doorkruisen om uiteindelijk het licht en de rust van de terrasjes te bereiken, met aan onze voeten de stille daken en torens van de stad. Een bevoorrechte plek voor de bezoeker op zoek naar kalmte en groene plekjes, midden in de stad.
Hier hebben we een prachtig zicht op de stad en de Maas. De Citadel waar we even wat op rondwandelen. Met een prachtig zicht op de Maas. Ook de collegiale kerk van St. Bartholomeus, in het historische hart, Hors-Château kun je vanop deze helling goed zien. We wandelen nu vanop de citadel verder en komen zo weer terug op ons vertrekpunt. Een mooie en aangename wandeling.
A L'ECOUTE DU BRAME DU CERF. / LES BOURLINGUEURS DU SUD. / HABAY-HOUDEMONT. 06/11/2011.
A LECOUTE DU BRAME DU CERF.
LES BOURLINGUEURS DU SUD.
HABAY-HOUDEMONT.
De gemeente Habay ligt in het grensgebied tussen de Ardennen, het Land van Aarlen en het Land van Gaume, hemelsbreed 15 km ten noordwesten van Aarlen.
De fraaiste delen van de valleitjes van de Anlier en de Rulles en een groot deel van het woud van Anlier liggen op het grondgebied van Habay. Habay is een schilderachtig Ardens dorpje op 48 meter hoogte. Het ligt vlakbij één van de grootste beboste zones van België (7000 ha). Het dorp heeft een typisch landelijk uitzicht bewaard. Het is geen toeval dat de industriëlen in de 17de eeuw belangstelling toonden voor de Rulles-vallei. Twee voorname factoren speelden hierbij een rol: het water en het woud. De Rulles met haar snelle loop, en op bepaalde plaatsen haar breed dal, was de uitgelezen plaats om er werkplaatsen op te richten gedreven met de hydraulische kracht. De naastgelegen wouden gingen op hun beurt het hout leveren, die omgevormd tot houtskool, brandstof konden leveren voor de ijzerindustrie. Vijf fabrieken werden opgericht in korte tijd op slechts kilometers van elkaar en vormden zo een soort industriële pool die meer dan twee eeuwen floreerden en de oorzaak waren tot de bloei van de twee Habays en het hele dal. Deze uitzonderlijke sites vormen tegenwoordig een waardevol natuurlijk kader.
Hun uitzicht doet ons soms vergeten welke belangrijke omvorming deze landschappen ondergaan hebben, om onder mensenhand de Rullesloop te bemeesteren. Het andere dorp dat tot de gemeente Habay behoort is Rulles. In Rulles vindt men 4 loopbruggen en 14 bruggen. Twee van die bruggen werden in 1940 verwoest en tijdens de ontploffing ervan stierf een Belgische militaire P. Coller. In het noorden wordt het dorp omringd door het bos van Rulles en de dorpen van Thibessart en Anlier. In het oosten ligt Houdemont, in het westen Marbehan en Villers-sur-Semois in het zuiden. Verscheidene rivieren lopen door deze streek waarvan de Rulles de belangrijkste is. De Rulles, met zijn zijrivieren mondt uit in de Semois. Het dorp ligt op een hoogte van 350 meter tot 424 meter. Het is een prachtige streek om te wandelen.
We wandelen het dorp uit langs het station en zo de velden en de natuur binnen. De natuur is hier prachtig en vandaag hebben we geluk wij maken de trek van kraanvogels mee. Duizende vogels trekken over de streek. Gewoon nooit meegemaakt zoveel groepen die overvliegen en dan het geluid dat ze maken, gewoon prachtig om mee te maken. Wij nemen al onze tijd om dit spektakel te bewonderen.
Wij wandelen een heel eind door het bos, de verscheidenheid in paddenstoelen is niet te geloven. Heel wat fotos kunnen maken.
We wandelen wat verder en komen in Malpierre wat een prachtige zichten hebben we hier over d estreek we zijn hier op 350meter hoogte. Wij wandelen verder en komen zo in Mortinsart. Een klein dorpje maar met prachtige grote boerderijen. We wandelen weer verder en genieten van het schouwspel als er weer een groep kraanvogels overkomt, wat verder komen we terug in ons vertrekdorp.
Een heel mooie en aangename wandeling hebben we hier gehad, komen zeker nog eens terug om te genieten van deze prachtige streek.