1ERE MARCHE DE JOUR D’HIVER. / LES MARCHEURS DE LA MAGNE. / SOUMAGNE. 14/12/2019
1ERE MARCHE DE JOUR D’HIVER.
LES MARCHEURS DE LA MAGNE.
SOUMAGNE.
De veehouderij vormde een belangrijk bestaansmiddel, maar ook de steenkoolwinning speelde een rol. Dit leidde in de 19e eeuw tot de activiteit van de Société anonyme des Charbonnages du Hasard, welke in de jaren '70 van de 20e eeuw tot een einde kwam. De aanwezigheid van steenkool leidde ook tot metallurgische activiteiten. Kleine bedrijfjes op het terrein van de spijkersnederij boden in 1840 een bestaan aan vrijwel de helft van de bevolking. In 1914 werd een deel van het dorp in brand gestoken door de Duitse indringers. Dezen vermoordden bovendien 118 personen. We vertrekken met onze tocht in het domein van het Kasteel van Wégimont, voornamelijk gelegen in Ayeneux. Reeds in de 15e eeuw was hier een kasteel aanwezig, dat echter in 1636 verwoest werd door de Grignoux. In de 17e en 18e eeuw werd het kasteel herbouwd en vergroot in Maaslandse renaissancestijl. Het kasteel behoorde tot de familie d'Aspremont Lynden en daarna van de familie D'Oultremont, waarvan ook leden in een familiegraf bij het kasteel werden bijgezet. In 1920 kwam het aan de provincie Luik. In 1964 woedde er een brand, waardoor een deel van het kasteel werd verwoest. Het te midden van een park met vijvers liggende kasteel is omgracht. Via een stenen brug, die de voormalige ophaalbrug vervangt, bereikt men het poortgebouw van 1614. De toegangspoort is 18e eeuws en heeft een timpaan die versierd is met stukwerk. Ook zijn er twee vrouwenhoofden en twee leeuwenkoppen op de gevel van het poortgebouw aangebracht, evenals een gevelsteen met het wapenschild van Charles-Ernest de Lynden et de Froidcourt. Het gebouw fungeert ook als duiventoren. Rechts van het poortgebouw is het woongedeelte, dat uit vier verdiepingen bestaat. Dit is na de brand herbouwd. Links van het poortgebouw is een zijvleugel en zijn er twee torens op vierkant grondplan. De slotkapel is van 1671 en werd door de Karmelieten gebruikt. Deze in de 19e eeuw enige tijd als parochiekerk voor Ayeneux gebruikt, tot in 1876 een parochiekerk werd ingewijd. In latere tijd werd het schip gesloopt en bleef enkel het koor, met de grafkapel van de familie d'Oultremont, gespaard. Tegenwoordig is een gebied van 22 ha om dit kasteel ingericht als provinciaal domein. Het kasteel heeft ook een Naziverleden. Het kasteel is berucht vanwege zijn geschiedenis als Lebensborn-kraamkliniek en tehuis ("Heim Ardennen"), waar de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog buitenechtelijke kinderen, verwekt door Duitse soldaten, lieten opvangen in de aanwezigheid van hun niet-Duitse moeders. We wandelen het domein uit en dan wandelen we het dorp binnen. In het veld zit nog een ooievaar achter voedsel aan zoeken. Ayeneux ligt op het Plateau van Herve, ten noordoosten van de kom stroomt de Ruisseau des Marais in zuidelijke richting naar de Magne. De omgeving van Ayeneux bestaat voornamelijk uit landbouwgebied. We wandelen door de velden en langs weilanden en komen aan het monument van SGt Adams Jay die hier op 28 jarige leeftijd zijn dood vond op 10/01/1945. Toch even blijven staan als teken van eerbied voor deze held. Even verder komen we in Saint-Hadelin ligt boven de vallei van de Magne, op de hellingen liggen stukjes bos, maar de omgeving bestaat vooral uit landbouwgrond. Het is wel een mooi dorp. De hele omgeving met de kerk, het plein, de linde en de pastorie werden in 1962 als site beschermd. We wandelen verder en komen in Olne waar de controle en rustpost is. Het dorp, gelegen aan de Vesder in het Land van Herve, is opgenomen in de lijst van de mooiste plaatsjes in Wallonië (Les Plus Beaux Villages de Wallonie). Het bijzonder goed geconserveerde dorp bestaat uit een honderdtal huizen, gebouwd in kalksteenblokken, die zich bevinden langs twee assen: Aan de Rue Village staan burgerhuizen van kooplieden en kleinere huizen van ambachtslieden, meest in de 16e en 17e eeuw gebouwd, en in de 18e eeuw verbouwd, en goed bewaard. Ook de kerk staat aan deze straat. Halverwege is het Place Léopold Servais, waaraan het gemeentehuis uit 1747 staat. Een tweede as is de voormalige Rue Derrière le Village, tegenwoordig Rue des Combattants genaamd. Hier liggen huizen met een groter perceel, en ook boerderijen. In het noorden ligt de Rue Falise, welke langs de Ry de Rode loopt. Deze waterloop vormt een ravijn en voedde vroeger een brouwerij. Nog even verder wandelen en het kasteel komt terug in het zicht wij wandelen het domein op en zo eindigt onze mooie wandeling.
Vandaag een wandeling in Mol, al lang niet meer geweest en zo een nieuwe kennismaking. We vertrekken met de tocht en komen al direct wat gekende wandelvrienden tegen. Dan komen we langs een prachtige oude boerderij heel typische voor de streek we wandelen erlangs dan een heel eind door de velden mooi. We komen dan in Achterbos, is een van de twaalf gehuchten van de Belgische gemeente Mol. Het gehucht bevindt zich in een bosrijk gebied. Achterbos kende vanouds een kapel die gewijd was aan de Heilige Apollonia. In 1678 was er sprake van bedevaartgangers die naar Achterbos kwamen om van de tandpijn te genezen. In 1862 werd de kapel afgebroken en vervangen door een kerkje. In 1876 werd dit kerkje en een groot aantal boerderijen door brand verwoest. We wandelen verder en komen aan de 15 Kapelletjes. In de bossen van Achterbos bevinden zich de '15 kapelletjes', een uitbeelding van de vijftien staties van de Kruisweg van Jezus. Het betreft 14 kleine kapelletjes op rij, die in 1815 werden gebouwd door pater Helsen van Geel, met medewerking van de bewoners van Achterbos. Het vijftiende kapelletje is al ouder en stamt uit de 18de eeuw. De kapelletjes bevinden zich in een naaldbosgebied van 19 ha dat deel uitmaakt van de Kempense duinengordel. Dit gebied, dat vroeger in particuliere handen was, is tegenwoordig eigendom van de vzw Kempens Landschap. We wandelen door het bos en komen zo in Millegem is een van de 12 gehuchten van de gemeente Mol. Het landelijke kerkje uit 1858 werd in 1961 afgebroken en vervangen door de huidige Sint-Odradakerk, ontworpen door de Brasschaatse architect Jozef Gabriels. Deze kerk bezit nog een 17e-eeuws houten beeld van de heilige Odrada. We wandelen nog een heel eind door het bos en komen tiental verschillende paddenstoelen tegen die nu een kleurrijk geheel geven. Nog wat verder en komen terug aan ons vertrek. een leuke kennismaking met de streek.
MARCHE PROVINCIALE. / COMITE PROVINCIAL DE LIEGE. / VYLE-ET-THAROUL. 08/12/2019.
MARCHE PROVINCIALE.
COMITE PROVINCIAL DE LIEGE.
VYLE-ET-THAROUL.
Vyle-et-Tharoul is een deelgemeente van Marchin. Hier houden de Luikse verenigingen hun jaarlijkse wandeling van het Luikse comité. Wij hadden nog nooit van dit dorp gehoord en we keken al uit naar de wandeling. we wandelen het dorp uit en komen langs een vervallen kasteel. Word door sommige chateau Congo genoemd. Het is een heel groot kasteel maar in een verschrikkelijke staat. Er word een oplossing gezocht voor het kasteel en het domein, er zouden appartementen in komen zodat het gebouw behouden blijft. We wandelen verder en we komen verschillende gebouwen in lokale steen tegen welke wel mooi zijn, spijtig dat het weer vandaag tegen zit regen en nog eens regen. Het dropje ligt in een vallei. Zo mooi. We wandelen door de prachtige natuur en we komen langs een hoge rots en we lopen langs het riviertje en komen zo aan de controlepost. We komen aan de La Limonaderie , gelegen aan Pont de Bonne. Grenzend aan de Hoyoux, kunnen we genieten van het natuurlijke landschap. Prachtig. Nog wat langs mooie oude gebouwen en wat later komen we aan de boerderij van het kasteel, deze ziet er nog behoorlijk uit het is te hopen dat het kasteel ook terug in zijn oude glorie hersteld word en een zinvolle invulling bekomt.
LIER IN HET DONKER. / DE KLEITRAPPERS. / LIER. 07/12/2019
LIER IN HET DONKER.
DE KLEITRAPPERS.
LIER.
Lier ligt aan de samenloop van de Grote Nete en de Kleine Nete. Lier wordt "de poort der Kempen" genoemd en kreeg de bijnaam Lierke Plezierke. Haar patroonheilige is Gummarus en de spotnaam voor een Lierenaar is "schape(n)kop". De geschiedenis van de Stad Lier begint ergens in de tweede helft van de 7de eeuw wanneer de Heilige Gummarus wordt geboren. De stadsrechten werden verkregen in het jaar 1212 door hertog Hendrik I van Brabant. Het wapen van Lier bestaat uit twee leeuwen die een banier vasthouden. Lier kende een grote bloei in de 14de en 15de eeuw dankzij de lakennijverheid, en het privilegie van de veemarkt. In 1496 vond het huwelijk tussen Filips de Schone en Johanna van Castilië plaats in Lier. Dit was een ongezien evenement voor die tijd. Een Spaanse koningin die vanuit Spanje naar de lage Nederlanden kwam om te trouwen. De huwelijksplechtigheid gebeurde in de Sint-Gummaruskerk. Een opmerkelijk gegeven is dat in 1860 een quasi volledig skelet van een mammoet gevonden werd in Lier nabij de Dungelhoefkazerne. Een replica in kunststof is sinds 2018 te bewonderen in Lier in het stadsmuseum. Onze wandeling brengt ons door de stad Lier en zijn omgeving er is veel te zien en te beleven. De Sint-Gummaruskerk is een Brabants-gotische kerk die tussen 1378 en 1540 tot stand kwam. De Sint-Romboutskathedraal van Mechelen gold als voorbeeld waarvan een aantal elementen zijn overgenomen die vooral het priesterkoor en het schip van de kerk hebben beïnvloed. De Zimmertoren is genoemd naar uurwerkmaker Louis Zimmer, en is het resultaat van het verbouwen van de middeleeuwse Corneliustoren, die een deel was van de eerste omwalling rond de stad. Het bouwjaar van de oorspronkelijke toren is niet precies bekend, maar ligt vóór 1425. De toren werd in 1812 door het gemeentebestuur verkocht, maar werd na de Eerste Wereldoorlog weer aangekocht, omdat het stadsbestuur de toren wilde afbreken. In 1928 schonk Zimmer aan de stad Lier een uurwerkmechanisme (de Jubelklok) dat diverse tijden en kosmische en andere periodieke verschijnselen aangeeft. Er werd besloten dit uurwerk onder te brengen in de bouwvallige Corneliustoren, die daartoe werd verbouwd en gerestaureerd en sindsdien Zimmertoren wordt genoemd. De inhuldiging van de Zimmertoren vond plaats op 29 juni 1930. De hele verbouwing werd voor het grootste deel uitgevoerd door vrijwilligers. Het stadhuis van Lier in Brabantse rococostijl opgetrokken raadhuis is een van de zeldzame voorbeelden van openbare gebouwen die in deze bouwstijl vervaardigd zijn. De bloeiende lakenhandel lag in 1367 aan de basis van het bouwen van een lakenhal; hierin werd dan ook het stadsmagistraat ondergebracht. In 1418 werd de lakenhal overgebracht naar het nabijgelegen Vleeshuis en fungeerde het gebouw voortaan uitsluitend als stadhuis. Het torentje waartegen de lakenhal gebouwd is, stond er al eerder als belfort en behoort niet tot het eigenlijke stadhuis. Dit belfort is in 1998 samen met andere Vlaamse en Noord-Franse belforten opgenomen in de UNESCO-Werelderfgoedlijst. Het is 42,5 meter hoog. De Grote Markt is sinds de middeleeuwen een belangrijk centrum van Lier, dat in 1212 tot stad was verheven. Verschillende hoofdstraten komen hier samen vanuit de stadspoorten. In 1367 werd er een lakenhal, die later het stadhuis werd, opgericht. Reeds in 1383 werd het deel van de markt voor deze lakenhal gekasseid. In 1557 werd de hele markt opgehoogd en in kasseien gelegd. Het Vleeshuis is een voormalig gildehuis van de slagers uit 1418. Door de eeuwen heen was het achtereenvolgens een gildehuis, lakenhal (voor de bouw van het huidige stadhuis), gerechtshof en gevangenis. Vandaag de dag is het een tentoonstellingsruimte in afwachting van een nieuwe functie. Het vleeshuis is meerdere malen verbouwd. De huidige gevel werd na de Eerste Wereldoorlog in 1920 gereconstrueerd in neogotische stijl. Voor het Vleeshuis bevindt zich de 'Verloren Kost', een middeleeuwse overwelfde waterput die bij de heraanleg van de Grote Markt in 2012 opnieuw werd blootgelegd. Hierbij bleek ook dat er zich een dichtgemetselde toegang tot de kelders van het Vleeshuis bevond. Sinds 1980 is het Vleeshuis beschermd als monument. De Sint-Jacobskapel op de Grote Markt. Deze gotische kapel is gesticht in 1383. Ze werd in 1479 door brand geteisterd en kort nadien hersteld. Na de Eerste Wereldoorlog werd ze haast volledig herbouwd. Ze is sinds 1939 beschermd. De kapel is ook gekend onder de naam Spaanse kapel, omdat ze in de Spaanse Tijd (1494 - 1714) gebruikt werd als bidplaats voor het Spaanse garnizoen. Op de Markt zijn een paar gevels te zien van de oude gildehuizen, meestal uit de 17e en 18e eeuw. "d'Eycken Boom", met barokgevel uit 1709; "Den Hert" is het geboortehuis van de schilder Raymond de la Haye. Het huis dateert uit 1923; "Brouwershuis" nr. 20 uit 1717.; "De Palmboom", bakkershuis ; Achter het stadhuis in "Het Schaakberd" nr. 57, bevond zich in de 17e eeuw de stedelijke brouwerij. We wandelen nu naar het Lierse begijnhof is een typisch voorbeeld van een stratenbegijnhof. Het begijnhof van Lier ontstond, vermoedelijk, in de eerste helft van de 13e eeuw. Dan gingen spontaan een aantal ongehuwde vrouwen buiten de eerste omwalling samenwonen in de buurt van het huidige begijnhof, waar zich toen een jachtslot van de hertog van Brabant bevond. Aleidis, de echtgenote van Hendrik III, schonk aan de religieuze vrouwen grond voor een kapel. Zo groeide het Lierse begijnhof. In 1258 kregen de begijnen de toelating om over een eigen kerk en pastoor te beschikken. Het begijnhof ontstond in de 13e eeuw, maar de meeste huizen dateren uit de 17e en het begin van de 18e eeuw. In de jaren negentig werden grote delen gerestaureerd. Zo werd de oostelijke "grachtkant" volledig vernieuwd, inbegrepen het interieur van de huisjes. Ze hebben hun voorgevel richting begijnhof, terwijl hun achtergevel (die grenst aan de Kleine Nete) volledig vensterloos is. De laatste begijn vertrok er in 1984 en overleed in 1994.we wandelen door het begijnhof. Samen met twaalf andere Vlaamse begijnhoven werd het op 2 december 1998 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst. We komen nu aan de Lierse stadsvesten, officieel 'stadswandeling' maar simpel 'De vest(en)' in de stadsmond, is een 4,2 km lange groene corridor rondom de Lierse binnenstad. De naam "vesten" refereert aan de oorspronkelijke vestingmuur, de tweede stadsomwalling. Samen met het Stadspark vormen de vesten de groene long van de binnenstad. De vesten zijn onderverdeeld en hebben tussen de invalswegen telkens een andere naam. Spuivest: loopt van de Lisperpoort tot aan het Spuihuis. Sionsvest: grenst aan de Sionswijk, loopt van het Spuihuis tot aan de Leuvensepoort. Leuvensevest: loopt van de Leuvensepoort tot aan de Molpoort. Begijnenvest: grenst aan het begijnhof, loopt van de Molpoort tot de Mechelsepoort. Davidsvest: bevat een standbeeld van Kanunnik J.B. David (historicus en taalkundige) en 'het cadetje', een standbeeldje tegenover de vroegere kadettenschool Dungelhoeff, loopt van de Mechelsepoort tot de Antwerpsepoort. Bergmannvest: loopt parallel met de Anton Bergmannlaan en bevat een standbeeld van Anton Bergmann (advocaat en letterkundige), gemaakt door Frans Joris en met een huldetak gemaakt door Louis Van Boeckel, loopt van de Antwerpsepoort tot de Lisperpoort. Na de wandeling rond de vesten en gaan een eindje buiten de stad en komen zo aan de gebouwen van de voormalige Abdij Hof van Nazereth. Het prachtige domein dateert uit 1247 en het geklasseerde Poortgebouw stamt uit 1616. In 1235 trekt Bartholomeüs van Tienen met zijn zoon Wicbert naar Lier om, na Bloemendaal (omstreeks 1210) en Maagdendaal (1221), een derde cisterciënzerinnenklooster op te richten. In mei 1236 volgen zijn dochters Christina, Sybilla en Beatrijs, die aanvankelijk ook in Bloemendaal waren ingetreden. In 1245 vragen de zusters aan het Generaal Kapittel toelating het klooster te mogen verplaatsen. Twee jaar later is dit ook een feit en betrekken de zusters een nieuw klooster ten noorden van de stad Lier op de locatie gekend als ‘Nazareth’. Wat verder langs de spoorweg tot we aan het station van Lier komen nog even verder en we zijn terug aan ons vertrek. Een mooie wandeling met veel historische gebouwen.
44E MARCHE DE SAINT ELOI EN SANTE BARBE. / NOIR ER BLANC ROMSEE. / ROMSEE-FLERON. 01/12/2019
44E MARCHE DE SAINT ELOI EN SANTE BARBE.
NOIR ER BLANC ROMSEE.
ROMSEE-FLERON.
Het was op een prachtige autovrije zondag (in 1973) dat een handjevol onverschrokken mensen op zoek naar activiteit de club oprichtte. In 1974 werd hij geregistreerd bij het FFBMP onder de naam " Noir et Blanc " met betrekking tot de oude mijnbouwactiviteit in Romsée. Romsée maakt deel uit van de entiteit Fléron: " een stad op het platteland " Het is de ingang van het Herve-plateau met relatief landelijke circuits. Romsée kijkt ook uit over de Vesder-vallei die ons een groot bosrijk en heuvelachtig deel biedt. De landbouw was typisch voor het Land van Herve: veeteelt in een bosrijke omgeving, weiden met veel hagen en hoogstamboomgaarden, appel-, peren- en pruimbomen. Vandaag een wandeling ter ere van de mijnwerkers en hun patroonheilige St Barbara en St Elio. Vanaf het begin van de 19de eeuw werd er op industriële wijze steenkool gedolven. De steenkoolmijn, S.A. des Charbonnages de Wérister had tot 2000 mensen in dienst en produceerde ooit meer dan 600 000 ton steenkool per jaar. Wérister werd in 1967 gesloten. Op het plein bij de kerk een monument voor de slachtoffers van WOI en WOII. Het dorp heeft ook fel geleden tijdens de WO I. Op 16 augustus 1914, bij de invasie aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, doodden de 35ste en 25ste infanterieregimenten van het keizerlijke Duitse leger 27 burgers en vernietigden 40 huizen in het dorpscentrum. We verlaten het dorp en komen in het prachtige Land van Herve, heuvelend landschap met bossen en weilanden. Prachtige vergezichten over het landschap. We komen in Bouny waar we langs “La pierre du diable” ook wel “Dolmen du Geloury” genoemd er is een legende verbonden aan deze stenen. We klimmen het dorpje uit en komen langs mooie boerderijen. Zo komen we aan onze controle en rustpost. Na de rust weer klimmen en we krijgen nu prachtige zichten op het landschap. Zo komen we in Ayeneux een deelgemeente van Soumagne. Ayeneux viel onder de Sint-Lambertusparochie van Soumagne en werd in 1842 een zelfstandige parochie, gewijd aan Sint-Jozef. De kloosterkapel van de Karmelieten te Wégimont werd de parochiekerk tot in 1876 een eigen parochiekerk werd gebouwd. Ayeneux stond in de 19e eeuw bekend als La Bascule, naar de weegbrug die zich vanaf einde 18e eeuw voor de kerk bevond. De heer van Ayeneux zetelde in het Kasteel van Wégimont. De omgeving van Ayeneux bestaat voornamelijk uit landbouwgebied en bos. Dat er steenkool gedolven werd in de streek getuigen de terrils die we zien. Vel oude huizen in lokale steen sieren de gemeente en wat verder komen we terug in Romsée. Het is een fijne wandeling en ook Sinterklaas met zijn pieten zijn er.
HET SWINNETOU SPOOR. / VOS SCHAFFEN. / SCHAFFEN. 30/11/2019
HET SWINNETOU SPOOR.
VOS SCHAFFEN.
SCHAFFEN.
Vandaag een wandeling in het teken van de “tegekkewandeling” ze vertrekt in Schaffen. Schaffen is vooral bekend omdat de kazerne en het opleidingscentrum van het Belgisch leger voor parachutisten er gevestigd is, en een militair vliegveld, aangelegd door het Duitse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog in 1916. Dit vliegveld wordt tijdens het weekend ook gebruikt door de burgerparachutisten van Para Centrum Vlaanderen (PCV), Diest Aero Club (DAC) om te zweefvliegen en door Diest Model Club (DMC) voor het vliegen met modelbouw-vliegtuigen. Maar ook de natuur is bijzonder. We wandelen door het bos en komen aan een groot herenhuis dat in restauratie is, het ligt in het bos. Verder met de wandeling langs het bos, blij dat de zon schijnt een blauwe hemel en prachtige herfst kleuren in het bos, wat toch mooi. Het is genieten in de natuur en van de kleurenpracht. Zo komen we in Diest en gaan langs het “Fort Leopold” Het fort getuigt van het belang van Diest als vestingstad in het verleden. Het werd gebouwd in 1845 naar aanleiding van de onafhankelijkheid van België van het Nederlandse bewind. Tegen de eeuwwisseling verminderde het belang ervan. Tijdens beide wereldoorlogen werd het gebruikt door de Duitse bezetter. Tegenwoordig maakt het deel uit van het domein van de para's van Schaffen. Fort Leopold werd tussen 1841 en 1845 gebouwd. Het ligt ingegraven in de zuidelijke helling van de Lazarijberg, zo’n 400 meter buiten de stad. Door zijn merkwaardige torenvormige bouw kan er in alle richtingen gevuurd worden. Het fort bezat een dubbele opdracht. Enerzijds verhinderen dat de vijand het voorliggend plateau zou bezetten, een ideale plaats om de stad te beschieten. En anderzijds het noordelijk stadsfront beschermen door de vijand langs achteren te bestoken. De toegang tot het fort werd beschermd door een brede en diepe droge gracht. Boven op het fort liggen er twee aarden gevechtsplatformen en in de richting van de stad zijn er wee bakstenen batterijen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers het fort als opslagruimte en logementplaats voor kortere periodes. Na de oorlog begon een Fransman er een champignonkwekerij en op de omliggende heuvelrug werd een boomgaard aangeplant. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikten de bezetters het opnieuw als opslagruimte. Diest Vestingstad, kort na de onafhankelijkheid van België kreeg Diest imposante versterkingen. Met wallen, stadspoorten, verdedigingsgrachten, een heuse citadel én een voorliggend fort. Een groot deel van de vestingstad blijft ook vandaag intact. We ontdekken dit ingenieuze stuk militaire architectuur met uitzicht op de stad én haar vele groene oases. We wandelen verder Diest binnen en wandelen het begijnhof binnen. Het Diestse begijnhof is één van de dertien Vlaamse begijnhoven die deel uitmaken van de UNESCO-Werelderfgoedlijst. Het werd in 1253 gesticht door Arnold IV (Heer van Diest) en opgeheven in 1796 tijdens het Franse bewind. Net zoals in andere steden werd het begijnhof gebouwd op goedkope, marginale gronden buiten het centrum. In dit geval op het lage, drassige terrein aan de Begijnenbeek. Begijnhofkerk; De Sint-Catharinakerk is een typische begijnhofkerk uit de veertiende eeuw. Ze werd met eerder beperkte middelen opgetrokken en gebouwd met de typische ijzerzandsteen. Een kleine vieringtoren siert de gotische kerk. Deze is toegewijd aan de heilige Catharina, wiens hulp werd ingeroepen bij brand- en huidkwalen. De Sint-Catharinakerk werd recent gerestaureerd en langs de buitenzijde gekaleid. Stad in de stad; Het begijnhof was als het ware een stad in de stad. Oorspronkelijk bestond het uit een allegaartje van lemen huizen en gebouwen, gegroepeerd rond de kerk en langs enkele straten. In de zestiende eeuw probeerde pastoor Nicolaas van Essche er wat orde in te krijgen. Hij bouwde een pastorie buiten de poort, liet een muur bouwen langs de Vestenstraat en een aantal bouwvallige huisjes slopen. Vandaag is het een mooi geheel met mooie huisjes en een gezellige straatjes. We verlaten het begijnhof en komen zo even buiten de stad hier vijvers, riviertje en beken. We profiteren van het mooie weer om aan de vijver te picknicken. Wat verder zijn we aan de Zitkanonnen aan het Boerenkrijgplein Op het Diestse Boerenkrijgplein, achter de Petrolpoort, staan voor het eerst sinds lange tijd opnieuw kanonnen. Dit keer wel zonder militaire of defensieve doeleinden: de twee unieke zitkanonnen bieden een prachtige blik op het Demerlandschap. Op het Boerenkrijgplein, vlakbij het Bezoekerscentrum Webbekomsbroek, bewonder je het Demerlandschap door de loop van twee manshoge kanonnen. In de 18e eeuw stonden daar Diestse soldaten klaar om de optrekkende vijand te bestoken met kanonvuur en de stad te verdedigen, met één blik op de Demer en de andere op de grachten rond de stadswallen. We wandelen door dit prachtige park en komen aan de Saspoort. Dit militair overblijfsel diende tot bescherming van de stad en hier vloeide vroeger de Demer de stad binnen. Nu wandelen we het Fort binnen en wandelen het Webbekoms Broek binnen. Het Webbekoms Broek is sinds eind vorige eeuw een gecontroleerd overstromingsgebied van 240 ha dat de bewoners in de Demervallei beschermt tegen wateroverlast. Door zijn mooie graslanden, rietlanden, bosjes, unieke bloemen en vele water- en moerasvogels, krijgt het ook wel eens de poëtische bijnaam ‘wachtbekken vol natuur’… In 2019 heeft Natuur en Bos Fort Leopold aangekocht met het omliggende bos en de hooilanden. Daarnaast heeft Natuur en Bos nog drie andere gebouwen van deze 19de eeuwse vestingen in bezit namelijk de Schaffense Poort, de kazemat Celt en de Antwerpenaar langsheen de Demer. We wandelen door het natuurgebied en in de verte zien we de Verloren Kostmolen - Molen van het dorp. De molen van het dorp te Schaffen stond oorspronkelijk op het gehucht in Eindeken, in Beverlo, en dateert van 1826. In 1903 verhuisde hij naar Schaffen. Hij werd gekocht door Amandus Peeters en heropgebouwd in de Kerkstraat, waar hij tot in 1966 bemalen werd door Victor Loots. Sinds de dag dat Victor op pensioen ging, draaiden de wieken niet meer en werd de molen niet meer onderhouden. De stad Diest kocht daarom in 1982 de windmolen, die beschermd werd op 27 september 1979 zodat het voortbestaan ervan gewaarborgd zou blijven. Zo zijn we terug in Schaffen en we wandelen de laan uit en zijn terug aan ons vertrek. Een mooie wandeling alleen spijtig dat we de controlepost niet binnen mochten met Sloefke.
WINTERTOCHT. / DE ROMMELAAR. / SCHALKHOVEN. 27/11/2019
WINTERTOCHT.
DE ROMMELAAR.
SCHALKHOVEN.
Schalkhoven ligt in vochtig-Haspengouw, ten oosten van het dorp ligt de vallei van de Oudebeek, welke in noordelijke richting naar de Demer stroomt. Een zijtak hiervan is verbonden met de vijver op het landgoed van het Kasteel van Schalkhoven. De neogotische Sint-Brixiuskerk uit 1929. Ze verving de oude kerk die buiten het centrum lag. De oude kerk is afgebroken maar het omringende kerkhof met oude grafstenen is nog aanwezig. De wandeling vandaag gebeurt bijna volledig in het veld. De herfst is nu op zijn moois de bomen kleuren in honderden verschillende kleuren en tinten. We wandelen verder door de laagstamplantage appels en peren liggen al in de frigo’s. maar hier en daar hangen nog wat appels van de bevruchtingsbomen, toch mooi de kleine appels in rood en Orange. We wandelen door het veld met zicht op een van de grote Haspengouwse Vierkants hoeven. Kleurloos is deze wandeling niet herfst op zijn best en de gele mosterdplantje staan nog in bloei en zolang het niet vriest blijven ze bloeien en de velden geel kleuren. Wat verder door de velden en we komen zo terug in Schalkhoven. We wandelen langs het Kasteel van Schalkhoven, dat oorspronkelijk dateert uit 1588. In 1770 werd het verbouwd in classicistische stijl. Ook de kasteelhoeve dateert uit de 16e eeuw en werd eveneens verbouwd in de 18e eeuw. Geen deel uitmakend van de heerlijkheid Schalkhoven, werd het in 1588 gebouwd door Rijkaard van Elderen, als een herenhoeve. Het bestaat uit het eigenlijke kasteel, feitelijk een compact herenhuis geflankeerd door torentjes, en een U-vormige hoeve die zich achter het kasteel bevindt. Bezat het kasteel in de 18e eeuw een Franse tuin, in de 19e eeuw werd een landschapspark aangelegd ten noorden van het kasteel. In dit park staan enkele oude bomen en er is een vijver die in verbinding staat met de Oudebeek. Verder wordt het kasteel vooral door akkerlanden omgeven. Het kasteel werd eind 18e eeuw nog aangepast in Lodewijk XVI-stijl, waarbij een strenge symmetrie werd doorgevoerd. Tegenwoordig is het geel geschilderd. De hoeve heeft haar 17e-eeuwse kern goed bewaard. Dit complex bevat schuren, stallingen en een woonhuis. Er is in de 19e eeuw, regelmatig aan verbouwd. Zo eindigt onze wandeling.
NAJAARSTOCHT. / WC AVIAT ST TRUIDEN. / AALST-DORP. 25/11/2019
NAJAARSTOCHT.
WC AVIAT ST TRUIDEN.
AALST-DORP.
Aalst ligt in Droog-Haspengouw. De Melsterbeek loopt van zuid naar noord door het grondgebied van Aalst. Naar het zuiden toe loopt de hoogte geleidelijk op, waar zich Den Armenberg bevindt. Landbouw en fruitteelt vormen de belangrijkste agrarische activiteiten. Ten noordwesten van Aalst bevindt zich de voormalige Vliegbasis Brustem. Enkele Romeinse en Frankische vondsten bewijzen dat er reeds vroeg bewoning was. Het document uit 1107 toont aan dat Aalst toen reeds een parochie was, waarvan het patronaatsrecht berustte bij de Abdij van Sint-Truiden. De heerlijkheid Aalst was een Loons, vanaf 1366 een Luiks, leen. In de 17e en 18e eeuw maakte Aalst, samen met Voort, Brustem en Rijkel, deel uit van de Baronie Voort, die einde 18e eeuw het Graafschap Rijkel ging heten maar uiteindelijk, samen met het feodalisme, werd opgeheven. Aalst werd toen een zelfstandige gemeente. We vertrekken aan de zaal bij de kerk. De Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangenkerk, een neogotische dorpskerk uit 1854, omringd door een kerkhof. De Pastorie met 17e-eeuwse kern ligt er dicht bij. In het dorp staan nog enkele hoeven met een 18e-eeuwse kern. We wandelen de velden in en de zon schijnt en geeft de natuur zo’n mooie kleuren. Het geel van het mosterdzaad tegen de herfstkleuren van de bomen hoe mooi. Dan komen we via de velden en laagstamplantage in Brustem, we zien de ruïne van de burg al van ver. De toren was oorspronkelijk achthoekig. Hij stond op een motte die door een gracht omgeven was. Hij werd opgetrokken in steen uit Lijsem met een gevelbekleding van Silex, die na 1500 door baksteen werd vervangen. De toren telde vijf verdiepingen. Er werden gaten in de binnenmuur gekapt als nestruimten voor de duiven. Tegenwoordig is nog maar de helft van de torenmuur over. De gaten van de balklagen die de verdiepingen scheidden zijn nog aanwezig. De trap bevond zich in het nu verdwenen gedeelte. Naast deze torenrest zijn de funderingen van een vierkante toren van de voorburcht nog zichtbaar. De burchtgrachten, gevoed door de nabijgelegen Melsterbeek, zijn nog grotendeels aanwezig. Binnen de omwalling ligt ook de Sint-Laurentiuskerk. Deze kwam op de plaats van de voormalige burchtkapel uit 1171. De burcht werd in 1170 gebouwd door Graaf Lodewijk I van Loon, toen nog gericht tegen de stad Sint-Truiden, dat aanvankelijk onder invloed stond van het Prinsbisdom Metz, dat weer gelieerd was aan het Heilige Roomse Rijk. In 1178 werd de burcht door Sint-Truiden ingenomen en gedeeltelijk verwoest. Hoewel de burcht werd hersteld, werd ze in 1347 opnieuw verwoest door Sint-Truiden, dat zich verzette tegen prins-bisschop Engelbert van der Mark van Luik. Ook in 1467 (Slag bij Brustem) en in 1489 in de strijd tussen de familie Van der Mark en prins-bisschop Johan van Horne. In dat jaar werd de burcht definitief verwoest. De donjon werd nog een tijdje gebruikt als duiventoren, en daarna verder verwoest door de troepen van Lodewijk XIV (1672) om vervolgens nog een tijd als steengroeve te zijn gebruikt. In 1956 werden de overblijfselen geklasseerd als monument, en de omgeving als landschap. De ruïne wordt thans in stand gehouden door de vereniging "De Burchtwacht". We komen aan de rustpost en daarna wandelen we door het dorp en komen langs de plaats waar de Bakkershof is de geboorteplaats van Christina de Wonderbare (1150-1224). Zij kwam uit een eenvoudig gezin in Brustem en werd wees toen ze vijftien was. Zij bleef met twee zusjes achter in het ouderlijk huis, waar zij zich met zijn drieën aardig wisten te redden. Toen Christina ergens in het begin van de dertig was, stierf ze voor de eerste keer. Zij zou vanuit de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Sint-Truiden begraven worden, maar midden onder de mis bezorgde ze haar familie en vrienden de schrik van hun leven door plotseling rechtop in de kist te gaan zitten en als een vogeltje naar het gewelf van de kerk te fladderen. Pas op het bevel van de priester wilde ze weer naar beneden komen. Daar vertelde ze dat ze door engelen was meegenomen, die haar de hel en het vagevuur hadden laten zien. Ze hadden haar daarna voor de keuze gesteld om naar de hemel te gaan of op aarde te lijden voor de arme zielen. Ze had voor het laatste gekozen. Aan het einde van haar leven woonde ze in het Sint-Catharinaklooster te Sint-Truiden waar ze in 1223 voor de tweede maal overleed. Juist op dat moment zat echter een medezuster van haar in ernstige geestelijke nood, en ze ging haar nood klagen bij de baar van Christina. Die stond toen maar weer op om haar te troosten. Kort daarna overleed ze voor de derde keer, nu voorgoed, in 1224. Haar relieken bevinden zich voor het grootste deel in het Redemptoristenklooster te Sint-Truiden. In Nederland bevindt zich een fragmentje in de Kluizenarij Onze-Lieve-Vrouwe van de Besloten Tuin, waar het bewaard wordt op een toepasselijke plaats in een nisje hoog in de kerk. Een heilige uit onze streek die wel ver over onze grenzen gekend is. De zanger Nick Cave schreef een nummer over haar. “Christina The Astonishing” In Borgloon op de gravenmuur staat haar verhaal ook vermeld. We wandelen nu nog een eind door de velden en komen zo terug naar Aalst waar onze mooie wandeling eindigt.
6E MEMORIAL EMILE DELMOTTE. / LES MARCHEURS DE L’AMITIE LANDENNE. / NAMECHE 24/11/2019
6E MEMORIAL EMILE DELMOTTE.
LES MARCHEURS DE L’AMITIE LANDENNE.
NAMECHE.
Namêche is een klein dorpje, het plaatsje ligt gelegen op de linkeroever van de Maas, aan een brug over de rivier. Aan de overkant ligt het gehucht Samson, in de deelgemeente Thon. In een land van steengroeven en dolomieten, ligt het dorp Namêche aan de voorkant van de Maas, met zijn vele kalkstenen huizen uit de 19e eeuw, tegenover de berg van de rotsen van de Samson. We vertrekken aan de school met ervoor een prachtig kasteeltje. We steken de Maas over en wandelen Thon binnen van hier zien we het kasteel van Nameche liggen op de andere oever. Het kasteel van Namêche is een kasteel gebouwd door François Moncheur in Namêche in de 19e eeuw. Voordat het kasteel werd, bestond het eigendom van Namêche uit een landgoed met een huis aan de oevers van de Maas in Namêche. Dit pand was de zetel van de voormalige landheer van Namêche en behoorde tot de familie Bauchau, een belangrijke familie van Belgische industriëlen waarvan de leden oorspronkelijk koperen slagers waren in Bouvignes-sur-Meuse in de 15e eeuw. Het kasteel ligt voor de kerk van Nameche. De Onze-Lieve-Vrouwekerk dateert uit 1858, maar sommige delen van de toren dateren uit de 16de eeuw. De kerk en een graftombe in de kerk zijn beschermd als monument. We wandelen nu in Thon, gelegen aan de oevers van de Samson, een bijriviertje van de Maas. Het dorp Thon ligt op een hoogte in de Condroz, in een decor van groen en kreupelhout in de Samsonvallei. De kern van het dorp, waarin kalksteen overheerst, heeft zijn charme van weleer weten te bewaren. De meer dan 100 meter hoge rotsen, die in 1944 onder monumentenzorg werden geplaatst, bieden een schitterend uitzicht over de streek en vormen een ontzagwekkende vestingmuur van Visékalksteen. De kerk en de kasteelhoeve die overheersen in de vallei, lijken het dorp te beschermen. Bijzonder is dat Thon-Samson historisch waren het altijd twee gescheiden dorpen en hoewel ze tegenwoordig verenigd zijn, laat het straatbeeld van Thon en Samson wel degelijk eigen bouwkundige, urbanistische en erfgoedkundige kenmerken zien. De gevarieerde natuurlijke rijkdom van Samson vult de fraaie homogeniteit van de Condrozbouwstijl van Thon perfect aan. De oude woonkern van dit dorp, gelegen in een groene omgeving van weiden en kreupelhout, strekt zich uit langs de rue de Thon, die de verbinding vormt tussen Samson en de plateaus met twee grote trekpleisters: de kerk en de kasteelhoeve. In de verte, gedomineerd door de hogergelegen beboste kammen, ziet u Samson liggen, dat gekenmerkt wordt door de ruïnes van het voormalige kasteel en de vlakbij gelegen "rotsen van Samson". Dat we hier wandelen in de Condroz is op zijn eigen al bijzonder. Condroz; afgebakend in het noorden door Samber en Maas, strekt het landschap van de Condroz zich uit als een uitgestrekt, golvend plateau van de ene naar de andere kant van de Bovenmaas. Erosie boetseerde het reliëf van de Condroz in glooiingen waar lagen behoorlijk harde zandsteen afwisselen met zachtere kalksteendepressies. Deze afwisseling draagt bij tot de specifieke, natuurlijke verwering van de Condroz. De begroeiing accentueert nog meer de impact van deze topografie, die zo eigen is aan de Condroz-landschappen: zachte hellingen waar akkers worden bewerkt, valleidalen bedekt met weilanden en pieken getooid met dichte bossen. We komen in Maizeret. In werkelijkheid is Maizeret een klein dorp dat zich bijna langs een enkele golvende straat uitstrekt, in het groene landschap, daar, ergens 100 meter boven de Maas. De parochiekerk van Maizeret is gewijd aan Saint-Martin. Het werd gebouwd in 1925 in kalksteen boven de ingang een, prachtig beeld van Saint Martin. Vlakbij het kerkhof, aan het einde van de dorpsstraat, op een heuvel, ontdekken we een boerderij in vierhoek van kalkstenen blauwe steen. U komt binnen via een veranda met een mandhandvat uit 1716 op de sleutel van de boog. We wandelen verder door het dorp en komen aan het gedenkplak voor het fort van Maizeret. Wat verder zien we de daken van het kasteel van Maizeret. Het werd gebouwd in de 19e eeuw van een oude boerderij. Het kasteel van Maizeret was van Alexande Galopin, gouverneur van de Société Générale de Belgique, vermoord door de rexisten. Het kasteel ging vervolgens door huwelijk naar Baron de Bonvoisin. We wandelen verder door het dorp met zijn prachtige kalkstenen huizen. Dan een heel eind de natuur in. Langs verschillende hoge rotsen en steken het riviertje de Samson over. Zo komen we terug in Thon Samson. Op de rechteroever van de Maas ontdekken we de rotsen van Samson. Enorme rotsmassa doorboord door grotten die uitkijkt over de rivier. De Romeinen zouden daar in de 4e eeuw een diepgeworteld kamp hebben gevestigd. Hoe dan ook, in de middeleeuwen bewaakte een krachtig fort gebouwd door de graaf van Namen, vanaf zijn hoogte, de Maasvallei van Marche-les-Dames tot Sclayn. Het moderne tijdperk met de uitvinding van artillerie maakte het verouderd en werd vernietigd aan het einde van de 17e eeuw. De val van de bladeren in de winter maakt het mogelijk om op uw gemak een landschap te overwegen dat de Bovenmaas waardig is. De muren van het oude fort zijn zichtbaar vanaf de hoofdweg door het dorp. Ze worden geconsolideerd door het Waalse Gewest. Het dorp Samson dankt zijn naam aan de "Samson", een kleine steile rivier die zijn bodem heeft gegraven in de kalkstenen rots beroemd om de bouw van het treinstation van Antwerpen en de dijken van Holland. De rivier stroomt de Maas in na smederijen en molens te hebben geleverd tot het einde van de 19e eeuw. Bij het verlaten van Samson, klimt de weg naar Thon (100 meter hoog!) Die zich op de heuvel uitstrekt. Het oude dorp strekt zich uit tot het plateau. De veelheid van charmante rietgedekte kalkstenen huisjes geeft het dorp een ouderwetse en ontspannen charme. Thon verdient de titel van "mooi dorp in België". In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, bouwt de parochiekerk van Saint-Remi trots zijn hoge kalkstenen en bakstenen toren naar het oosten, aansluitend op een halfrond koor. In het westen omlijst de gepaarde kalkstenen gevel een halfronde veranda. Het is gedateerd 1780 hoewel het naar het westen werd verplaatst om de uitbreiding van de kerk in 1892 mogelijk te maken. Tegenover de kerk is de kasteelboerderij een voormalige landheer die sinds de 16e eeuw wordt geciteerd. Het is momenteel een groot omheind en gekalkt complex, geflankeerd in de NE- en SW-hoeken van vierkante torens, die zich in de 16e en 17e eeuw ontwikkelde uit een middeleeuwse donjon. Wat verder komen we terug in Nameche terug de rivier over en daar eindigt deze toch wel prachtige wandeling.
47e MARCHE DES BRUYERES. / LES BRUYERES EN MARCHE. / GRIVEGNEE. 23/11/2019.
47e MARCHE DES BRUYERES.
LES BRUYERES EN MARCHE.
GRIVEGNEE.
De kern van Grivegnée ligt nabij de Ourthe. Ten noordwesten hiervan ligt de Mont Cornillon met het Parc des Oblats. Mont Cornillon is een strategische heuvel. Deze heuvel beheerst de samenvloeiing van de Maas en de Ourthe. Er hebben in de loop van de geschiedenis zowel kloosters als kastelen op deze heuvel gestaan. In 1817 werd door het Nederlandse bewind een fort op de heuvel aangelegd: Het Fort de la Chartreuse, dat in 1980 verlaten werd. In de omgeving van dit fort werd het Parc des Oblats aangelegd. Dit is een 35 ha groot natuurgebied met een bijzondere flora en fauna. Al vlug na het vertrek komen we in het Parc de la Chartreuse. Na het natuurreservaat Sart-Tilman is het grootste park in Luik dat van de Chartreuse. Deze beschermde site beslaat meer dan 19 hectare tussen het oude militaire fort, de districten Bressoux, Amercoeur en Grivegnée, op de rechteroever van de Maas. De vegetatie is zeer divers, tussen grote bomen en heidevelden, op een land dat soms steil afloopt met uitzicht op de stad. In het park ligt ook het Fort de la Chartreuse is een fort opgericht voor de verdediging van de Belgische stad Luik. Het werd in 1817 door de Nederlanders gebouwd op de Mont Cornillon en kwam na de Belgische Revolutie in 1830 in handen van de Belgen. Het fort speelde een rol bij de verdediging van Luik in de Eerste Wereldoorlog. Op 5 augustus 1914 bestookten de Duitsers de oostelijk gelegen forten rond Luik met infanterie en geschut. De aanvallers werden weggemaaid, de granaten van de artillerie hadden geen vat op het gewapend beton van de forten. Toch slaagden de Duitsers erin via ruimten tussen de forten binnen te dringen. Na hevige straatgevechten in Queue-du-Bois werden op 7 augustus 1914 de heuvels ten oosten van Chartreuse veroverd, men trof er lege dorpen aan, de bevolking was gevlucht. De volgende ochtend werd Chartreuse bezet en trokken de Duitsers via twee niet vernietigde bruggen Luik binnen. Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd Fort de la Chartreuse gebruikt als gevangenis door de Duitse bezetter. Als we aan het Fort aan komen gaan we door Monument voor de Genie. En komen op de grote binnen plek. Met verschillende monumenten. In een muur een herdenkingsplak aan het 28the General Hospital van de 28the US Army. Het Amerikaanse leger heeft gedurende een aantal maanden hier een ziekenhuis gehad nl van 26 september 1944 tot 05 juli 1945. Vele gewonden van het Ardennen offensief werden hier verzorgt en bestaan interessante websites over de 28the US Army waar veel info te vinden is over hu verblijf in Chartreuse met mooie foto’s. het is eigenlijk spijtig dat gebouwen er vandaag als ruïnes bij liggen. We verlaten het fort via Arvô de la Chartreuse: is een gewelfde en versterkte passage gebouwd rond het jaar 1600. Een årvô (soms gefranciseerd in arvaux ) is een Luikse Waalse term voor een overdekte passage. Deze gewelfde doorgang wordt doorkruist door de heuvel van de Thier de la Chartreuse in het midden van het voormalige domein van het klooster van Chartreux dat zich op deze site bevindt tussen 1360 en 1797. De doorgang boven deze kluis liet leden van deze orde toe om te gaan van de ene naar de andere kant van hun domein zonder zich te mengen met de bevolking en de wagen die eronder passeerde. Het werd gebouwd rond 1600 en gerestaureerd en opnieuw ontworpen in het begin van de XVIII e eeuw. Het vervangt een houten brug gebouwd in 1381. We wandelen de helling af en komen in d'Outre-Meuse een wijk in Luik. De naam Outremeuse betekent aan de overkant van de Maas (Frans: La Meuse). Sinds de aanleg van het afwateringskanaal in de 19e eeuw is het een eilandje op de plaats waar de rivieren de Ourthe en de Maas samenkomen. Voorheen heette het Entre Ourthe et Meuse. Het paleis van de prins-bisschop van Luik Ernst van Beieren stond in deze wijk, het werd door hem afgestaan om er een hospitaal van te maken. De schrijver Georges Simenon groeide op in Outremeuse. Zijn grootvader had een hoedenwinkel in de Rue Puits-en-Sock en de Sint-Foillankerk speelt een rol in zijn boek 'Het lijk aan de Kerkdeur'. Verder zou het folkloristische personage Tchantchès in augustus 760 geboren zijn in de wijk. Een aantal inwoners van de wijk riep in 1927 de onafhankelijkheid uit bij de stichting van de République Libre d'Outre-Meuse. Outremeuse was vroeger een moeras, daarna het deel van Luik op de rechteroever van de Maas. Wij wandelen door de kleine steegjes hier is het alsof de tijd is blijven stilstaan. Prachtig is het wel. We komen aan de Sint-Niklaaskerk. De huidige Sint-Niklaaskerk was oorspronkelijk een kloosterkerk, behorende bij het Luikse Minderbroederklooster. De beschieting van Luik in 1691 door Louis-François de Boufflers liet het klooster onbeschadigd, maar de kerk vatte vlam. In 1710 werd de kerk herbouwd, waarbij van de oude kerk niets gespaard werd. In 1711 kwam het koor gereed, en wat later ook het schip en de naar de straat gerichte voorgevel. In 1767 sloeg de bliksem in de toren, doch de schade kon snel worden hersteld. In 1796 werd het klooster opgeheven en de bezittingen daarvan verbeurd verklaard. De parochianen van de Sint-Niklaasparochie verzochten toen aan de autoriteiten om de -onteigende- Minderbroederkerk als parochiekerk te mogen gebruiken, en vanaf december 1804 werd de kerk als zodanig in gebruik genomen. De Minderbroederkerk had geen eigenlijke toren, doch een simpel klokkentorentje. Vanaf 1843 werd alsnog een toren gebouwd. De kloostergebouwen zijn grotendeels gesloopt, en een deel ervan is opgenomen in de naastgelegen jeugdherberg. We wandelen verder en komen zo aan de Maas welke we even volgen tegenover ligt het mooie museumgebouw Het Grand Curtius Naamgever van het belangrijkste pand en tevens van het hele museum is Joannes Curtius, de gelatiniseerde naam van Jean de Corte (1551-1628). De Corte was een succesvolle handelaar in wapens en kanonskruit (dat hij onder meer tijdens de Tachtigjarige Oorlog verkocht aan de Spanjaarden). Steenrijk geworden liet hij tussen 1597 en 1605 aan de Quai de Maestricht, op de plek van een voormalig kanunnikenhuis, een groot huis optrekken in rode baksteen en contrasterende Naamse steen. Het gebouw wordt vaak gezien als het oervoorbeeld van de Maaslandse renaissancestijl. Na de dood van De Corte ging het hoofdgebouw (het Palais) over naar een kloosterorde, Mont de Piété geheten. De rest van het complex, de Résidence Curtius, bleef tot 1734 in de familie. Het Palais Curtius bood vanaf 1909 huisvesting aan het oude Curtiusmuseum met haar archeologische collectie, kunstvoorwerpen en kerkelijke kunst. Na de recente uitbreiding van het museum wordt het gebouw thans nog hoofdzakelijk voor tijdelijke exposities gebruikt. We wandelen verder en komen zo aan het voormalige klooster nu rusthuis. Wat verder en we komen terug aan ons vertrek. wat een fijne en aangename wandeling met veel erfgoed en historie.
45e MARCHE INTERNATIONALE DU PLATEAU. / LES PIQUANTS. / HERVE. 17/11/2019
45e MARCHE INTERNATIONALE DU PLATEAU.
LES PIQUANTS.
HERVE.
Herve ligt op het Plateau van Herve op een hoogte van ongeveer 310 meter. Het grondgebied van de deelgemeente Herve wordt geheel omsloten door dat van Battice. Ten zuidoosten van de kom van Herve stroomt de Ruisseau du Hac, een zijriviertje van de Magne. Tussen Herve en Battice ligt een betrekkelijk groot bedrijventerrein dat zich in noordelijke richting uitstrekt tot aan de voormalige Spoorlijn 38, welke tegenwoordig tot fietspad is omgevormd. Het zijn vooral de landschappen die we toch wel uitzonderlijk mogen noemen. Het Land van Herve is immers befaamd voor zijn wallenlandschappen, zoals de Normandische ‘bocages’, maar dan in een Belgische versie. Weiden en aanplantingen met fruitbomen, afgezet met hagen, vormen het aantrekkelijke decor van een frisgroene streek met zachte heuvels en valleien. Tal van paadjes die in de tijd van toen de boerderijen met elkaar verbonden, vormen nu een verstild paradijs voor ons wandelaars. Koninginnestuk is de verharde bedding van een vroegere spoorlijn die als het ware de ruggengraat vormt van het land van Herve. De zogenaamde ‘Lijn 38’ is 40 km lang en verbindt Hombourg met Chênée. En als het op treinlandschappen aankomt, heeft de streek nog iets bijzonders in petto. In Moresnet vinden we namelijk het langste metalen spoorviaduct van Europa. Het kunstwerk is 1107 meter lang en de hoogste punt boven de vallei van de Gueule is 58 meter. Het viaduct werd gebouwd in 1915 om troepen en materieel aan te voeren van Duitsland naar het front in Vlaanderen. We wandelen door dit prachtige landschap en komen zo in José. Op de Ferrariskaart uit de jaren 1770 als het gehucht Jossé in het prinsbisdom Luik. De omliggende gebieden behoorden tot het hertogdom Limburg. Jose werd bij de annexatie van de Zuidelijke Nederlanden door de Franse Republiek in 1795 opgenomen in het toen gevormde Ourthedepartement en werd een zelfstandige gemeente. In 1822 werd de gemeente José al opgeheven en samengevoegd met Battice. In de omgeving van José werd steenkool gewonnen door de Société anonyme des Charbonnages de Wérister. Vanaf 1530 was er al mijnbouw. Genoemde maatschappij was actief van 1870 tot 1969. In 1970 werd de schachtbok afgebroken. De Société anonyme des Charbonnages de Wérister was concessie bestond uit twee gedeelten: Het meest westelijke lag op het grondgebied van Fléron en Beyne-Heusay, terwijl het oostelijke deel zich op het grondgebied van Soumagne en Herve bevond. De concessie van de Société anonyme des Charbonnages du Hasard bevond zich tussen deze twee gedeelten in. Reeds in 1594 was er sprake van steenkoolontginningen in deze streek, terwijl de naam Wérister voor het eerst verscheen in 1684. Grootschalige winning begon in 1827. We komen aan De Sint-Antonius Kluizenaarkerk (Église Saint-Antoine Ermite). De kerk is gebouwd in zandsteenblokken. Merkwaardig is de half ingebouwde toren, welke geen spits bezit. De bovenste verdieping met zadeldak en daardoorheen een achtkante spits, is namelijk verdwenen. De een beukige kerk met vlakke koorafsluiting is in historiserende stijl gebouwd, met enige neogotische stijlelementen. Tegenover de kerk ligt een prachtig gebouw met ernaast een grote hoeve. Hier een beetje verder is de controlepost. Daarna gaan we terug de natuur in en het is genieten van de prachtige omgeving. Zo komen we terug in Herve waar de prachtige wandeling eindigt.
MARCHE BRUMAIRE. / LA GODASSE OUPEYE. / OUPEYE. 16/11/2019
MARCHE BRUMAIRE.
LA GODASSE OUPEYE.
OUPEYE.
Vandaag wandelen we nog eens in Oupeye. We parkeren onze auto aan het Kasteel van Oupeye.
Het kasteel heeft een middeleeuwse oorsprong met een donjon, een versterkte woontoren, uit de 12de of 13de eeuw. De eerste schriftelijke vermelding van een versterkte woning en een feodale heer van Oupeye dateert van 1176, met een vermelding van een Gérard d'Oupeye. In de 13e eeuw was er sprake van een Lambert d'Oupeye, een Luikse ridder die bekend was vanwege zijn dapperheid. In de 17de eeuw werd de familie Curtius, handelaars van Luikse wapens, eigenaar. Jan Curtius zorgde toen voor een verbouwing van het kasteel. In de 18de en 19de eeuw volgden er nog verbouwingen. Het kasteel kwam, na bezit van de familie Curtius te zijn geweest, in handen van de familie de Grady de Horion, die het in 1970 aan de gemeente Oupeye verkocht. Tegenwoordig is het in gebruik als cultureel centrum. Het geheel is bereikbaar over een brug over de slotgracht en bestaat uit twee delen. Er is een middeleeuwse donjon die dateert uit de 12de of 13de eeuw. Het vierkante bouwwerk met muren van 1,7 m dikte is gebouwd met natuurstenen blokken, in de 17de eeuw met baksteen en kalksteen gerestaureerd. De donjon had vroeger 4 verdiepingen waarvan de bovenste verdiepingen na 1970 werden afgebroken toen de toren dreigde in te storten. Aan de andere kant van de binnenkoer staat het kasteel bestaande uit twee haakse vleugels, in neo-klassieke stijl verbouwd in de 18de en 19de eeuw op een veel oudere basis.
Oupeye ligt in het Maasdal ten westen van het Albertkanaal. Onze tocht deze keer brengt ons door het prachtige landschap, velden en weilanden en boomgaarden vooral plantage waar de herfst nu op zijn moois is de kleuren zijn prachtig, het is genieten van het landschap. Vooral doordat het licht golvend is hebben we mooie zichten. Door het golvend landschap krijgen we dan ook vele mooi doorkijk plekken en we wandelen door holle wegen. Hele velden vol met gele bloemen sieren de omgeving. De velden zijn ingezaaid met Mosterdzaad. Mosterdzaad word gebruikt als groenbemester in de herfst. En als de vorst lang uitblijft kleuren de velden geel. Het zijn bijzonder geliefde bloemen bij insecten en vooral de bijen, dit kun je goed zien als je voorbij wandelt. We wandelen rustig verder en komen in Heure-le-Romain. Heure le Romain werd in het Latijn geschreven als: Ora Romana, ofwel Romaanse grens. De Nederlandse naam van de plaats is Romaans-Heur, ligt in de vallei van de Grand Aaz. In dit dorp zijn nog 3 watermolens en verschillende grote Haspengouwse hoeven. We wandelen voorbij de Sint-Remigiuskerk. De huidige kerk heeft twee voorgangers gekend: Deze werden gebouwd op de plaats van een voormalige Romeinse villa. De huidige kerk is een driebeukig vroeg-neogotische kruisbasiliek, uitgevoerd in natuursteen, met neoromaanse kenmerken. De aangebouwde toren heeft vier geledingen en wordt gedekt door een tentdak. We wandelen verder en komen op de oude spoorwegzate het kan ook een tramzate zijn die hoger gelegen is en waardoor we prachtige zichten krijgen op het landschap. Wat een mooie streek, wat een zichten we genieten van onze tocht en komen zo aan een watermolen, weer een mooie plek. De Moulin Grenade (ook: Moulin de la ferme Piette) is een watermolen op de Grand Aaz en is een bovenslagmolen fungeerde als korenmolen. De molen werd opgericht in 1763 en maakt onderdeel uit van een gesloten hoevecomplex. Het molengebouw heeft een onderkant van natuursteen en een bovenkant van baksteen. In de jaren '90 van de 20e eeuw werd deze molen geheel hersteld. Zowel het sluiswerk, het metalen bovenslagrad als de maalinrichting zijn aanwezig. Altijd fijn als er infoboorden bij staan. Nog een eindje door het veld en we komen terug in Oupeye waar onze wandeling eindigt.
JENEVERBESTOCHT. / WSV DE HEIKABOUTERS. / AS. 13/11/2019
JENEVERBESTOCHT.
WSV DE HEIKABOUTERS.
AS.
We wandelen in As, de gemeente waarde eerste steenkool gevonden is.
In 1901 werd in As op 541 m diepte de eerste Kempense steenkool ontdekt door de Leuvense professor André Dumont. Het lag voor de hand dat hier dan ook een steenkoolmijn zou worden gebouwd. De beheerders van de exploitatiemaatschappij probeerden het de Assenaren naar de zin te maken. Er werd een stadsplan voorgesteld met brede lanen en scholen, een nieuwe kerk en allerhande moderne voorzieningen. De eerste woningen voor de mijnwerkers van Zwartberg werden hier toen gebouwd: de cité Cockerill, een complex van 36 huizen dat in september 1912 klaar was. Het gemeentebestuur liet zich echter niet vermurwen en koos voor het behoud van hun plattelandsgemeente.
We vertrekken aan het Park Hoge Kempen- As Station.
Jarenlang speelde Station As een centrale rol in de steenkoolontginning in deze streek, want van hieruit vertrokken de vele mijnwerkers en kolenwagens naar de nabijgelegen mijnen in Eisden, Waterschei en Winterslag. Even verder op de site vind je een 31 meter hoge uitkijktoren, een replica van de boortoren waarmee André Dumont de eerste steenkool in Limburg ontdekte. Zo heb je een weids zicht over de stationsite en het omliggende Nationaal Park. Nu vind je in een gerestaureerde trein het smalste bezoekersonthaal van het Nationaal Park. Het voormalige stationnetje van As is nu een gezellig café-restaurant waar je de sfeer van weleer nog steeds kan opsnuiven.
We klimmen de toren op om op de wand te komen en we wandelen nu door het bos. In dit deel staan vele verschillende paddenstoelen, en dan verder langs velden en weilanden. De herfst is nu op zijn moois met de vele kleuren het is aangenaam om te wandelen en te genieten van de herfst. Dan komen we aan het jeneverbessen bos dat Heiderbos heet.
Heiderbos is al generaties lang gekend als de plek met de meeste jeneverbessen in heel Vlaanderen. De laatste decennia heeft de jeneverbes, een streekeigen naaldboom, het moeilijk om te verjongen. Natuur en Bos wil een handje helpen door stekken te nemen om later uit te zetten in het gebied en door het uitzaaien van jeneverbeszaad. De jeneverbes heeft licht nodig om goed te kunnen groeien. Het 100 hectare grote gebied herbergt met 7.000 struiken de grootste populatie van Vlaanderen.
Toch bijzonder dat hier de grootste populatie van België staat.
De jeneverbesis tweehuizig: er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Het rijpen van de 'bessen' strekt zich uit over twee jaar. De vrouwelijke zaadschubben vormen in het eerste jaar zwartblauwe, op bessen gelijkende kegelvruchten. Na de overwintering worden zij donkerblauw. De struik kan tot tien meter hoog worden. Voor het voortbestaan van populaties jeneverbes is het belangrijk dat er voldoende exemplaren in de buurt staan en dat ze vrij staan; de wind moet met name tijdens de bloei vrij spel hebben. Dit om het zogenaamde roken van de bomen te waarborgen. De plant verspreidt namelijk tijdens de bloei wolken van stuifmeel. De grote lijster eet de kegelbessen en verspreidt op deze wijze de zaden.
We wandelen door dit prachtig landschap met veel afwisseling zo mooi. We komen zo aan het station van As. Wandelen een eind langs het Kolenspoor.
Het kolenspoor verbond tijdens de steenkoolontginning de Limburgse mijnsites en zorgde voor het transport van de gedolven steenkool en de mijnwerkers die uit alle windstreken naar Limburg kwamen om te werken in de koolmijnen.
Er staan aan het station van As nog vele oude spoorvoertuigen en je heb een prachtige zicht op de wagens en de replica van de boortoren deze kan beklommen worden waar je een prachtig zicht heb op de omgeving. Nog een eindje door het bos en dan staan we terug aan ons vertrek. Wat een mooie wandeling met vele wetenswaardigheden.
Ransdaal (Ranzel) is een kerkdorp, gelegen in het Ransdalerveld in de gemeente Voerendaal, bij Ransdaal horen ook de buurtschappen Lubosch en Termoors. Ransdaal ligt op het Centraal Plateau op een hoogte van ongeveer 120 meter. De omgeving is zacht glooiend en op de lössbodem vindt men vooral landbouw, en enkele bescheiden stukjes bos, waaronder het Krekelbos. Het Centraal Plateau of Plateau van Schimmert is een plateau in het Heuvelland ontstaan is door de erosie van omliggende rivieren en beken. Het gebied is een golvende laagvlakte. Het plateau wordt aan de westzijde begrensd door het Maasdal, in het zuiden door het Geuldal, in het zuidoosten door de laagte Ransdalerveld tussen dit plateau en het Plateau van Ubachsberg, in het noorden het Plateau van Graetheide en aan de noordoostzijde door het dal van de Geleenbeek in het Bekken van Heerlen. Ten noorden van het Geleenbeekdal ligt het Plateau van Doenrade, ten zuidoosten aan de overzijde van de laagte van Ransdaal het Plateau van Ubachsberg en in het zuiden aan de overzijde van het Geuldal het Plateau van Margraten. Bij Ulestraten ligt de Wijngaardsberg, een berg van 130 meter hoog. Ransdaal is een prachtig dorp, in 1932 werd de Sint-Theresiakerk gebouwd, gebouwd van Kunradersteen, in traditionalistische stijl. De architect was Frits Peutz. De toren doet on-Limburgs aan, met een zadeldak. Enkele typisch Limburgse carréboerderijen en vakwerkhuizen, met name aan de Ransdalerstraat zijn de moeite waard om even te bekijken. Op onze tocht komen we verschillende wegkruizen tegen, aan de Delkesweg, aan de Kampstraat-Ransdalerstraat, aan de Koulenbergsweg en Karstraat-Midweg bijzonder is hoe hier deze wegkruizen bewaard en onderhouden worden meestal met een groen perkje errond perfect onderhouden. De traditie in ere gehouden. Ook verschillende 18e en 19de eeuwse hoeven al dan niet in vakwerk en baksteen. We wandelen door het dorpje en komen zo in het volgende dorp Schoonbron. Oude kaarten vermelden de plaats als Schonboren (1840) en Schoonborn (1866 en 1924). De naam stamt vermoedelijk af van de zuivere bron die hier ontstond. Deze bron loopt richting de Geul. Aan de zuidwestzijde van het gehucht ligt de Sousberg. Verder stroomt door Schoonbron de Scheumerbeek. Ook hier enkele prachtige oude hoeven 1784 draagt er eentje als jaartal ook de kapel in kunradersteen is bijzonder.
KUNRADERSTEEN
Kunradersteen kan omschreven worden als een kalksedimentgesteente. Kalksteen ontstaat doordat skeletten van zeedieren naar de bodem zakken en zich ophopen. Onder invloed van tijd, druk en temperatuur zijn deze sedimenten verhard tot gesteente. Kunradersteen lijkt op mergelkrijtgesteente (of ‘Limburgse mergel’), maar is veel harder omdat het veel compacter is en geen klei bevat. Vanaf de Romeinse tijd is Kunradersteen gebruikt voor de bouw van boerderijen, bruggen, kastelen, kloosters en kerken. Andere benamingen voor Kunradersteen zijn onder meer: Kunrader Kalk, Kunrader Steen, Kundersteen, Kalk van Kunrade, Kunrader Kalksteen, Krijt van Kunrade, Kunrader Krijt en Kundersjtee.
We wandelen verder en komen in Schin op Geul en in het buurtschap Engwegen is de naam van een straat, de buurtschap ligt in het dal van de Geul aan de voet van de in wielerkringen bekende helling Keutenberg aan de zuidkant van de buurtschap. Ook ligt Engwegen aan de voet van de Sousberg dat aan de westkant van de nederzetting ligt. Engwegen telt 10 boerderijen en huizen. Bij Engwegen ligt de voormalige Groeve Keutenberg, een geologisch monument. Wat verder komen we aan de Gronschenpret en bron, langs de rivier hier is het prachtig om te wandelen en zo komen we aan het kasteel van Wijlre.
Het huidige kasteel is een herenhuis gelegen op een omgracht terrein. Het hoofdgebouw heeft twee verdiepingen, is opgetrokken uit bakstenen met afwisselend mergelbanden als speklagen en het heeft een schilddak voorzien van een dakruiter. Op de zijgevel aan de straatzijde is een opvallend grote zonnewijzer en aan de achterzijde zijn enkele terrassen uit 1910. Het kasteel heeft een voorplein dat vanaf de straatzijde bereikbaar is via poort voorzien van een oude wapensteen en een stenen boogbrug. Aan het voorplein liggen verder drie van een mansardedak voorziene dienstvleugels uit de 18e eeuw. Rondom het kasteel ligt een prachtige tuin in landschapsstijl die is ontworpen en aangelegd in 1810 door de bekende Maastrichtse architect en stadsbouwmeester Mathias Soiron (1748-1834).
Wat verder de Brouwerij Brand. De oudste brouwerij van Nederland. Verder met onze tocht. We komen op de rustpost. Na de rust en een babbel met onze wandelvrienden gaan we verder het tweede gedeelte brengt ons door de prachtige natuur van de omgeving, zon, blauwe luchten en herfstkleuren maken dit gedeelte zeker de moeite waard. We zien in de verte de monumentale windmolen “ Op de Vrouweheide”,
De molen “ Op de Vrouweheide” is een typische beltmolen. Een belt ( berg) werd gezocht om meer wind te vangen voor de wieken. De molen is gedeeltelijk in belt gebouwd. De molen is door vele molenaars bemalen. In 1925 kocht molenaar Vaessen de windmolen. De nieuwe eigenaar had in Ubachsberg al een elektrische maalderij, hierdoor werd er met de windmolen steeds minder gemalen. Tijdens de 2e wereldoorlog raakte de molen buiten gebruik en werd deze ingericht als waarnemings c.q. uitkijkpost door de Engelse soldaten. In 1955 werd de molen gerestaureerd en geëxploiteerd tot eind 1975 als café- restaurant. In 1976 kocht de huidige eigenaar de windmolen en liet deze inrichten tot woning. In 1989 werd gestart met de molenbouwkundige restauratie, die in 1990 werd voltooid.
We wandelen verder door het prachtige landschap tot de kerk van Ransdaal op duikt en zo komen we aan het einde van een prachtige wandeling.
HERFST IN BOKRIJK. / WSV HEIKNEUTERS GENK. / GENK-BOKRIJK. 11/11/2019
HERFST IN BOKRIJK.
WSV HEIKNEUTERS GENK.
GENK-BOKRIJK.
Vroeger was het een heidegebied, waarop zich gaandeweg meer en meer menselijke activiteiten gingen ontplooien. n de omgeving van Bokrijk werd van 1886-1892, op een terrein van 50 ha, zilverzand gewonnen door de SA Sablières de Bockryck, dat gebruikt werd in de glasfabrieken in Wallonië. Dit stopte na stakingen en de vernietiging van een afnemende fabriek te Charleroi. We vertrekken met de wandeling in het St Jozefinstituut. Al vlug wandelen we het bos in, we wandelen over de paden tussen de bomen en komen zo aan in het domein van openluchtmuseum. Zo komen we wat verder in het natuurreservaat De Maten. In De Maten vindt men onder andere: 35 aangelegde vijvers waarin men eeuwenlang vis kweekte, moerassen in de lagere vochtige gebieden, moerasbos en weilanden met ruigten en natte en droge heide.
Hoe ontstonden de Maten:
In de vroege Middeleeuwen legden heiboeren de eerste dijkjes aan tussen twee duinenruggen, dwars op de beek die door De Maten stroomde. Op deze manier ontstonden de eerste kleine vijvers in dit gebied. Deze eerste benamingen van vijvers van de Maten komen reeds in 1485 voor in de gemeenteregisters. De zeer arme en verlaten heidegronden in en rond Genk werden geleidelijk in gebruik genomen als landbouwgrond door de lokale boeren. De heide werd gekapt voor het voer van de schapen en koeien. De mest uit potstallen werd vervolgens gebruikt om de schrale grond te bemesten. Andere taken bestonden uit het steken van turf als brandstof, kappen van bomen en het nivelleren van duinen om kleine graslanden te bekomen. Na de intrede van de irrigatietechniek werden deze graslanden bevloeid met beekwater via een sluizensysteem dat nog steeds terug te vinden is in het landschap. De eerste bescherming van het gebied kwam er nadat een aantal natuurliefhebbers een gebied van bijna 200ha in erfpacht kregen van het gemeentebestuur van Genk. In 1956 werd dit gebied als een van de eerste in België erkend als een natuurreservaat. Datzelfde jaar kocht de natuurvereniging nog 17 ha vennen en vijvers met hoge floristische en botanische waarden aan. In de jaren daarna volgden nog verschillende aankopen. De Maten is sinds 1975 een erkend natuurgebied en beschermd landschap.
We wandelen verder en komen zo aan de laan naar het openluchtmuseum, hier wandelen we langs het station en wandelen terug het bos in. We komen op deze wandeling vele verschillende soorten paddenstoelen tegen. Nog een klein eindje door het bos en we staan vlug aan de grote weg die we oversteken en we gaan terug naar het St Jozefinstituut waar onze wandeling eindigt.
49E MARCHE DE L’ARMISTICE. / CERCLE DES MARCHEURS DE SAIVE. / SAIVE. 09/11/2019
49E MARCHE DE L’ARMISTICE.
CERCLE DES MARCHEURS DE SAIVE.
SAIVE.
In 1951 kwam de Kazerne van Haute-Saive gereed, doch deze was regelmatig ook buiten gebruik om in 2014 aan de gemeente Blegny te worden verkocht, teneinde te ontwikkelen tot een bedrijven- en activiteitenterrein. Hier vertrekt onze wandeling vandaag. De streek rond Saive kende landbouw, veeteelt en van de 13e tot de 16e eeuw ook wijnbouw. Er waren twee watermolens, en ook de metaalbewerking, inclusief de wapenproductie, nam een belangrijke plaats in. In de eerste helft van de 16e eeuw begon men op kleine schaal steenkool te winnen. In het industriële tijdperk was de steenkoolwinning van groot belang, maar in de jaren '70 van de 20e eeuw verdween deze tak van nijverheid geheel. Saive ligt in de vallei van de Julienne, bij de samenloop met de Ruisseau d'Évegnée. Saive ligt in het Land van Herve en dicht tegen de Luikse agglomeratie aan. We wandelen hier in het” Land van Herve” is een zeer groen landschap. Het plateau wordt gekenmerkt door lage heuvels van 200 à 350 meter, weinig bos en hoofdzakelijk weiden en boomgaarden omheind door typische hagen. Vandaag krijgen we aan afwisselend landschap met prachtige zichten en nog mooie herfstkleuren. We komen in Housse wandelen door het dorp terug de natuur in. We krijgen ook een mooi panorama op de mijn van Blegny. Wandelen door de weilanden langs mooie veldwegen en boswegen. Hoe mooi. Een eind verder en we komen terug in Saive waar we langs het Oud kasteel van Saive (Vieux Château de Saive) is een kasteelruïne.
Het kasteel vervulde een strategische functie aan de noordgrens van het Prinsbisdom Luik. Diverse burgeroorlogen en vetes tussen adellijke geslachten vonden plaats tot in de 17e eeuw. De families De Montzen (bezitters van het kasteel) en De Fléron streden nog tot in 1632. Ondertussen kwam de familie De Méan op, en Jean Ernest de Méan kocht in 1692 de heerlijkheid. Hij liet een nieuw kasteel bouwen: Het Kasteel van Méan. Het oude kasteel werd in 1729 gekocht door Pierre de Méan, welke het wilde verhuren maar geen huurder of koper vond. Het kasteel raakte verlaten en verviel tot ruïne. Begin 20e eeuw begaf het dak van de donjon het. Enkel de kasteelboerderij bleef langer in bedrijf. In 1971 werden de overblijfselen van het kasteel geklasseerd als monument.
De indrukwekkende donjon is van ver te zien en straalt nog altijd de grandeur van het kasteel uit. Nog een eind over het militair domein waar de natuur de bovenhand gekregen heeft en zo een prachtig stukje natuur ontstaan is. We komen terug aan de kasterne.
De kazerne van Haute-Saive is een grote kazerne gelegen aan de Rue du Haute-Saive. n 1932 vatte men het plan op om te Saive een kazerne te bouwen, teneinde de versterkte stad Luik te ondersteunen. In 1939 begon men met de werkzaamheden, en wel in het voormalige park van het Kasteel van Méan. De Duitse invasie van 1940 maakte een eind aan de werkzaamheden. Deze werden na de bevrijding weer opgenomen en in 1951 was de kazerne voltooid. Het werd een opleidingscentrum voor de artillerie. In 1961 werd het complex weer verlaten en verval trad in. In 1973 werd het complex weer opgeknapt en vanaf 1974 werd het weer betrokken. Van 1998-2001 vonden er opnieuw renovatiewerkzaamheden plaats. Het leek er echter op dat de site zou worden opgeheven, maar in 2003 vond weer een nieuwe cavalerie-eenheid onderdak in de kazerne. Lang duurde dit niet, en in 2014 werd de gemeente Blegny de nieuwe eigenaar. Het complex bestaat voor 38 ha uit bos, 5 ha voormalige militaire werkplaatsen en 5 ha gebouwen, gegroepeerd om een paradeplaats.
Een aangename en mooie wandeling bij de wandelclub van Saive.
Epen is gelegen op de rand van het Plateau van Crapoel, op de westflank van de Geulvallei.
Plateau van Crapoel of Plateau van Eperheide:Het is ontstaan door de erosie van omliggende rivieren en beken. Het gebied is een golvende laagvlakte dat langzaam afloopt richting het noorden. Ze strekt zich in Nederland uit van de Gulperberg in het noorden, Heijenrath in het zuidwesten, Eperheide in het zuidoosten en Schweiberg in het oosten. Andere buurtschappen op het plateau zijn Kosberg, Landsrade en Crapoel. Het plateau wordt aan de westzijde begrensd door het Gulpdal en aan de oostzijde door het Geuldal. In het zuiden vervolgt het plateau zich over de grens in België en loopt het door om even ten noorden van de plaats Homburg te eindigen.
We wandelen het dorp uit en komen vele vakwerkhuizen tegen, dit komt omdat na de Middeleeuwen heeft de omgeving veel te lijden gehad van oorlogshandelingen en van rondtrekkende bendes gedeserteerde soldaten. Er heerste veel armoede. De armoede is waarschijnlijk ook een van de redenen dat er zoveel vakwerkgebouwen zijn blijven bestaan. We wandelen het dorpje uit en wandelen naar de Volmolen.De Volmolen is een middenslag watermolen in de buurtschap Plaat. Vlak bij de molen mondt de Terzieterbeek uit in de Geul. De geschiedenis van de Epener Volmolen heeft zijn oorsprong in de 18e eeuw. De molen maakte in die tijd onderdeel uit van de Vaalser lakenindustrie die toen in volle bloei was. In 1977 werd de molen weer feestelijk in gebruik genomen als graanmolen. In de molen werd een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis aan de eigenaresse weduwe Brauers-Thywissen, die tijdens de restauratie stierf. De molen is tegenwoordig in eigendom van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, voor de exploitatie werd de Stichting De Volmolen Epen opgericht die met de Stichting Het Echte Bakkersgilde een contract afsloot voor de levering van tarwemeel aan Limburgse bakkers die bij deze stichting zijn aangesloten. In 2009 is een generator aangesloten op het waterrad van 8kW.
We wandelen verder door het prachtige landschap ook Jelle en Seppe vinden het prachtig ze kunnen hier vrij rondlopen zonder gevaar en dit is voor de jongens geweldig. Tussen het groen liggen verschillende vakwerkhuizen. Vanop de heuvel hebben we een mooie zicht op het kasteel van Beusdaal. Wat verder komen we in het Bronnengebied Diependal. Weer verder langs prachtige vakwerkhuizen en dan komen we aan de Krijtrots van Heimans.Limburgse mergelgroeve (mergelkuil) en geologisch monument in Nederlands Zuid-Limburg in de gemeente Gulpen-Wittem. De voormalige dagbouwgroeve ligt ten zuidwesten van Epen en ten zuidoosten van Eperheide. De groeve ligt hier hoog in de westelijke dalwand van het riviertje de Geul in het Geuldal en ligt op de oostelijke helling van het Plateau van Crapoel aan de noordoostkant van het Onderste Bosch. In 1911 noemde Eli Heimans deze krijtrots in zijn boek Uit ons Krijtland in het hoofdstuk Naar de krijtrotsen en ook beschreef hij deze rotsen in het tijdschrift De Levende Natuur. In 1966 werd door Jongmans de kalkwand de Krijtrots van Heimans genoemd.
Dan dalen we af terug op weg naar ons vertrekpunt. Een pracht van een wandeling.
Omdat we langs Margraten door komen en de jongen het Amerikaanse kerkhof nog niet bezocht hebben maken we een tussenstoop het kerkhof. De jongens zijn verrast door de omvang van het kerkhof en dat er zoveel witte kruizen staan, Seppe zegt allemaal jong mannen vake? Hij is onder de indruk en het is goed dat we de jeugd laten zien welke gevolgen WOII heeft gehad.
44E MARCHE INTERNATIONALE DU HOUX. / LES ROTEUS DU HOUSSAIE. / BEYNE-HEUSAY. 02/11/2019
44E MARCHE INTERNATIONALE DU HOUX.
LES ROTEUS DU HOUSSAIE.
BEYNE-HEUSAY.
De gemeente Beyne-Heusay ligt aan het begin van het Plateau van Herve en ontstond in de loop der tijd door de fusie van de gemeenten Bellaire, Queue-Du-Bois en Moulins-Sous-Fléron. Beyne-Heusay biedt verschillende mogelijkheden voor wandelaars, waaronder de Lijn 38. De omgeving is sterk verstedelijkt, wat een gevolg is van de steenkoolwinning en de nabijheid van de Luikse agglomeratie. Enkele landgoedbossen, zoals Bois de Beyne, zijn echter nog aanwezig. Wanneer u de RAVel (autonoom netwerk van trage wegen) doorkruist zult u vanop talrijke plaatsen kunnen uitkijken op de vallei van Chaudfontaine en zult u meer bepaald de Sint-Annakapel kunnen zien waar vijf Bretoense soldaten herdacht worden die in 1794 op deze plek sneuvelden.
Lijn 38 (RAVeL).
Lijn 38, een groene wandelweg met veel gezichten 'Lijn 38' is de oude spoorlijn die het Land van Herve doorkruist en die ooit Chênée met Plombières verbond. Nu is ze geïntegreerd in het RAVeL net en voorbehouden aan wandelaars, joggers, ruiters en mountainbikers. Ze ontpopte zich ondertussen tot een van de mooiste groene wegen van België.Vandaag is de oude spoorlijn 38 exclusief voorbehouden voor wandelaars, joggers, ruiters en mountainbikers. De bedding behield haar oorspronkelijke sintelbekleding, die soepel aanvoelt voor schoenen en hoeven. Wanneer u het Land van Herve van noord naar zuid doorkruist, ontdekt u een streek met een grote verscheidenheid aan landschappen, een gulle plantengroei en oude gebouwen die getuigen van het verleden.
We komen langs “Dreve du charbonnage” die op de ligne 38 ligt er staan nog verschillende gebouwen van de mijn. We blijven een heel eind op de RAvel tot we op de controlepost komen. Onze kleinkinderen Jelle en Seppe zijn met ons. Ze genieten van de wandeling en de aandacht die ze krijgen. Na de stop nog een tijdje verder door de prachtige omgeving en dan komen we terug aan ons vertrek. het is maar een korte wandeling met de kids erbij maar toch een fijne wandeling.
WANDEL MEE IN WONDERMOOI KANNE. / TONGERSE WANDELVRIENDEN. / KANNE 01/11/2019
WANDEL MEE IN WONDERMOOI KANNE.
TONGERSE WANDELVRIENDEN.
KANNE
Over de landsgrenzen door het heuvelachtige natuurgebied van Sint-Pietersberg met vele panoramazichten op Kasteel Neerkanne. Het is een deelgemeente van de gemeente Riemst en ligt pal aan de Belgisch-Nederlandse grens, onder de rook van Maastricht. Kanne ligt aan de Jeker en wordt in tweeën gedeeld door het Albertkanaal. Het gedeelte aan de (noord)oostelijke kant van het kanaal, heet Neerkanne, het andere, aan de (zuid)westelijke kant, heet Opkanne. Kanne ligt in het dal tussen het Plateau van Caestert (de Sint-Pietersberg) en de Muizenberg. We wandelen al vrij vlug het natuurgebied Sint Pietersberg op. Met een prachtig zicht op het Kasteel van Neerkanne.
Château Neercanne, (voorheen Château Agimont geheten), vlak bij het dorp, maar op Nederlands grondgebied (in de gemeente Maastricht). Het kasteel is het enige terrassenkasteel van Nederland. Het werd in 1698 op de resten van een oudere burcht gebouwd door de militair gouverneur van Maastricht Daniël Wolff baron van Dopff. Na de Belgische onafhankelijkheid ijverde de toenmalige eigenaar, baron van Thier, ervoor dat zijn bezit bij het Koninkrijk bleef. De mergelstenen muren rond de zuidelijke boomgaarden van het kasteel werden zo de landsgrens tussen België en Nederland. Van deze muren staan enkele delen overeind. De Heilig-Grafkapel en het voormalige Kanunnikenhuis van de Sepulchrijnen pal naast de boomgaard werden echter Belgisch. Het kasteel en de buitenplaats zijn in het bezit van Stichting Het Limburgs Landschap.
We wandelen een tijdje op Sint Pietersberg en dan wandelen we richting Maastricht komen langs een kasteel en molen als we verder gaan een prachtig zicht op de wijnbergen van de Apostelhoeve, ligt op de Louwberg aan de westkant van het Jekerdal, nabij Kanne. We wandelen verder en komen bij het Fort Sint Pieter.
Is een fort dat in 1701-02 tot stand kwam op de noordflank van de Sint-Pietersberg in Maastricht. Tot 1867 had het fort als onderdeel van de vestingwerken van Maastricht een militaire functie. Thans is het bouwwerk een rijksmonument. Het fort werd in opdracht van de militaire commandant van Maastricht Daniël Wolff baron van Dopff gebouwd in een vijfhoek ter verdediging van de zuidelijke vestingmuren van Maastricht. Dit werd noodzakelijk gevonden nadat de Fransen in 1673 de Sint-Pietersberg hadden ingenomen om van hieraf met kanonnen bressen te slaan in de zuidelijke vestingmuren. Vanuit dit fort zou voortaan elke zuidelijke aanval afgeslagen kunnen worden. In 1717 bezocht tsaar Peter de Grote de sterkte. Hij werd feestelijk rondgeleid door bovengenoemde gouverneur. Het fort werd in 1794 door de Fransen in de rug aangevallen tijdens het beleg door Kléber. In het begin van de 19e eeuw is het nog ingrijpend gemoderniseerd om aan de eisen van de tijd te kunnen voldoen. De sterkte verloor zijn verdedigingsfunctie na het opheffen van de vesting Maastricht in 1867. In 2011 is deze 20e-eeuwse aanbouw gesloopt in verband met de restauratie van het fort, die in 2014 werd afgerond.
We wandelen rond het Fort en nemen een pauze in de Chalet Bergrust. We gaan terug op pad en komen aan de prachtige Oehoevallei:
Sinds oktober 2010 is Natuurmonumenten de eigenaar van de Oehoevallei: een prachtige plek met steile mergelwanden waar de grootste uil van Europa leeft: de Oehoe. De prachtige vallei is vrijgemaakt van overmatig bos en struiken en is inmiddels een rust- en stiltegebied. Vanaf de Kiekoet aan de Van Schaikweg, een vogeluitkijkplek op de Sint-Pietersberg, heb je een uniek kijkje op de Oehoevallei en de dieren en planten die er leven. Natuurmonumenten laat het natuurgebied begrazen door mergellandschapen. Deze dieren zorgen ervoor dat het gebied niet wordt overwoekerd door gras. Bovendien krijgen bomen zo geen kans om groot te groeien.
We gaan verder en komen aan “DE Berg” ook “DE Tombe”
Maastricht kende een bewogen geschiedenis. De Berg een kunstmatige heuvel werd gebouwd door Spaanse, Franse en Staatse troepen die Maastricht belegerden.
We wandelen verder en komen zo aan de Duivelsgrot of Wijngaardgroeve
Is een klein gangenstelsel in de Sint-Pietersberg, onderdeel van het Plateau van Caestert, dat zich bevindt aan de zijde van het dal van de Jeker. De groeve ligt ten zuiden van Maastricht in Nederlands Zuid-Limburg. Ter plaatse van de groeve komt het droogdal Poppelmondedal uit in het Jekerdal. De ingang van de groeve ligt op minder dan 200 meter van de grens met België en op zo'n 400 meter ten noordoosten van Kanne. De helling waarin de groeve ligt wordt de Poppelsberg genoemd.
Wij wandelen nu terug naar België; we komen langs een herdenkingsmonument voor 4 vliegeniers die omkwamen op 11/12-05-1940 bij een vliegtuigcrash van een RAF Bristol Blenhelm. Wat verder wandelen we Kanne terug in langs de Sint-Hubertuskerk, een kerkgebouw uit 1938 met een geklasseerde 16e-eeuwse mergelstenen toren. Hier eindigt onze wandeling in het Mooie Kanne.
HERFSTTOCHT. / WC AVIAT. ST TRUIDEN. / GELINDEN. 28/10/2019
HERFSTTOCHT.
WC AVIAT. ST TRUIDEN.
GELINDEN.
Gelinden is een Haspengouws landbouwdorp gelegen aan de Herk.
De Herk is riviertje in Limburgs Haspengouw. De waterloop ontspringt in Rukkelingen-Loon (gemeente Heers) nabij de provinciegrens Limburg - Luik. Extra gevoed wordt ze ter hoogte van Sint-Lambrechts-Herk door de instromende Mombeek. Aan de grens tussen Herk-de-Stad en Halen stroomt ze samen met de Gete in het Schulensbroek en de Demer. Het riviertje geeft haar naam aan enkele plaatsen die ze passeert, zoals Herk-de-Stad en Sint-Lambrechts-Herk. Tal van kastelen zijn gebouwd in de vallei van de Herk, onder andere het kasteel van Rullingen. Ook de plaatsen Wellen, Alken, Voort, Gotem, Hoepertingen, Berlingen, Herten, Terkoest en Stevoort en een aantal watermolens liggen aan de Herk. De naam Herk komt van het Keltische woord arika, verkleinwoord van ara dat rivier betekent. Herk betekent dus kleine rivier of beek.
We vertrekken met onze wandeling in het centrum en wandelen al vlug naar het natuurgebied Overbroek. Gelinden ligt in Droog-Haspengouw nabij de vallei van de Herk, waar men het natuurgebied Overbroek-Egoven vindt.
Het gebied is gelegen in de vallei van de Herk, en het is vernoemd naar de twee nabijgelegen gehuchten Overbroek en Egoven. Hier komen de Grondelingenbeek, de Molenbeek, de Fonteinbeek en de Kasteelbeek uit in de Herk. Het gebied bestaat uit kalkgraslanden, vochtige beemden, rietlanden, populierenbossen, en een mergelgroeve. Mergel werd hier in dagbouw gewonnen voor bodemverbetering. De afzetting is 57 miljoen jaar oud en bevat vele fossielen. Er werden 59 fossiele plantensoorten ontdekt, waarvan vele nieuw voor de wetenschap bleken te zijn.
Een bijzondere plek vind ook de landschapschilder die aan schilderen is, wij gaan verder. Wij komen bij het bezoekerscentrum “Mergels van Gelinden “genaamd. Dan wandelen we een prachtige holleweg in. We komen aan het natuurgebied Steenbornbeek. We staan nu bij een knuppelpad dat naar de vijvers waar de bron van het riviertje is. We komen in Ovelingen. Hier veel boomgaarden en plantages. Zo komen we in Engelmanshoven en het gehucht Vrijheers, dat ten zuiden van het dorp lag, vormden reeds vroeg een parochie, toegewijd aan Johannes de Doper. Zij hing af van de abdij van Sint-Truiden dat het gebied in de 10e eeuw had verkregen. Later hingen beide af van de heerlijkheid Gelinden. In Vrijheers bevond zich de Sint-Antoniuskapel, welke bediend werd door de parochie van Engelmanshoven. Wat verder komen we aan de controlepost. Na de rust weer verder tot we aan de holleweg komen in Gelinden, hier duidelijk te zien de mergel.
Mergelgroeve van Gelinden
Tot de opkomst van kunstmest, na de 2de Wereldoorlog werd er eeuwenlang mergel ontgonnen in de steilrand van Overbroek. Die groeven werden reeds vernoemd in 1612. Eertijds werden er over een lengte van 300 meter drie openluchtgroeven uitgebaat, waarvan de mergel gebruikt werd om verzuring van landbouwgrond tegen te gaan. Einde 19de eeuw werd de groeve van Gelinden wereldvermaard als een site van uitzonderlijke wetenschappelijke door de vondst van grote hoeveelheden goed bewaarde, unieke fossielen van planten (boombladeren, zaden, zeegrassen) uit het vroeg tertiair van West-Europa. De kalkmergel van Gelinden is ongeveer 58 miljoen jaar geleden afgezet in een vermenging van zout zeewater met zoet rivierwater, ideaal voor het fossiliseren van zee- en landplanten.
Engelmanshoven en het gehucht Vrijheers, dat ten zuiden van het dorp lag, vormden reeds vroeg een parochie, toegewijd aan Johannes de Doper. Zij hing af van de abdij van Sint-Truiden dat het gebied in de 10e eeuw had verkregen. Later hingen beide af van de heerlijkheid Gelinden. In Vrijheers bevond zich de Sint-Antoniuskapel, welke bediend werd door de parochie van Engelmanshoven. We klimmen tot op het plateau en dan dalen we weer af naar de straat en we komen zo terug aan ons vertrek. Een mooie en aangename wandeling.