WINTERWANDELING. / STICHTING SINT ROCHUS. / STEVENSWEERT. 19/01/2020.
WINTERWANDELING.
STICHTING SINT ROCHUS.
STEVENSWEERT.
Een bijzonder stadje is Stevensweert. Vestingstadje Stevensweert. Het eiland in de Maas. Stevensweert vormt samen met Ohé en Laak het "Eiland in de Maas", een eiland dat door twee (voormalige) armen van de rivier de Maas gevormd wordt. De hoofdstroom van de rivier, waaraan Stevensweert ligt, vormt hier de natuurlijke markering van de grens met België en wordt daarom ook wel Grensmaas genoemd. Vanuit Stevensweert heb over de Maas een directe blik op België. Vestingstad en vestingwerken. Het oorspronkelijke dorp werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog door de Spanjaarden tot vestingstad omgebouwd. Om Stevensweert werd een aarden vestingwal met zeven bastions en vijf ravelijnen aangelegd. Stevensweert heeft tot op heden zijn zevenhoekige omtrek en geometrische stratenpatroon behouden. Een gedeelte van Stevensweert heeft een beschermd dorpsgezicht. De vestingwerken zijn nog in het stratenpatroon van het stadje te herkennen. In het in 1858 door de bekende bouwmeester Pierre Cuypers ontworpen gemeentehuis is het streekmuseum Stevensweert / Ohé en Laak gevestigd. Net buiten Stevensweert staat de Hompesche Molen, deze stellingmolen uit 1722 is de hoogste van Limburg. Bij de nabijgelegen Molenplas met haar versteende bomen kun je heerlijk wandelen. Onze wandeling verrekt even buiten het centrum en vlug wandelen we langs het water en komen zo aan De Hompesche Molen is een achttiende-eeuwse stellingmolen op het Eiland in de Maas. De molen is tot aan de bovenste wiek bijna 37 meter hoog en daarmee de hoogste van Limburg. De molen telt acht verdiepingen, in molentermen zolders genaamd, inclusief het souterrain dat vroeger ook wel als gevangenis werd gebruikt. Het bouwwerk is geheel opgetrokken uit baksteen en is rond gevormd. Ze is vanuit vele hoeken van het dorp te bezichtigen. Verder met onze wandeling komen we aan de Maasplassen en de Molenplas met haar versteende bomen. Wel bijzonder om te zien deze bomen komen uit de Maas bij bagger werken. Het is een prachtig zicht . bij de molen staan baggerbakken welke vroeger gebruikt werden om grind te winnen waardoor deze plassen ontstaan zijn. We wandelen door de velden en langs de waterplassen en komen zo in Ohé en Laak. Door zand- en grindafgravingen op diverse plaatsen op het eiland zijn er rondom het dorp verschillende plassen ontstaan, waaronder de Dilkensplas, de Schroevendaalse plas, de Teggerse plas en het meest recent de Molenplas. Tegenwoordig worden deze gebruikt voor waterrecreatie en als natuurgebied. We komen aan de Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk. De kerk werd gebouwd in 1867 en architect was Antonius Cornelis Bolsius. Het is een bakstenen kruisbasiliek met achthoekige vieringtoren welke gebouwd is in een mengsel van neoromaanse en neogotische stijl. In 1918 werden, links en rechts van de hoofdingang, twee kapellen aangebouwd. De kerk werd in 1944 beschadigd door oorlogsgeweld en in 1946 hersteld. We wandelen door de velden en het domein van Kasteel Walburg. Omstreeks 1632 werd dit kasteel gebouwd door Graaf Herman Frederik Van den Bergh, nadat het oorspronkelijke Kasteel Stevensweert in 1633 binnen de vestingwerken van Stevensweert kwam te liggen. In 1719 werd het kasteel door Graaf Reinier Vincent van Hompesch verder uitgebouwd tot een luxueus verblijf met tuinen en een boerderij. Deze graaf kocht het kasteel, en tevens de heerlijkheden Stevensweert en Ohé en Laak, van de toenmalige eigenaar, Graaf Philips Willem Frans van Limburg Stirum. Het bestond uit drie vleugels, geplaatst in een U-vorm, en omvatte onder meer een stal voor 24 paarden. Na 1914, toen de laatste bewoner overleed, raakte het kasteel in verval en werd het na de Tweede Wereldoorlog een ruïne, waarvan de laatste overblijfselen in 1992 werden gesloopt. Alleen een kelder is bewaard gebleven. Vandaag zijn er werken bezig door natuurmonumenten welke in bezit is van het domein. We wandelen verder komen langs verschillende borden die verwijzen naar de 75ste verjaardag van de bevrijding. Dan wandelen we terug het vestingstadje binnen. We lopen langs de kanon en het visser huisje. Dan komen we in het centrum met prachtige huizen die allemaal verwijzen naar het garnizoen verleden van de stad. We komen aan het Streekmuseum Stevensweert/Ohé en Laak, sinds 1991 in het voormalig gemeentehuis. Er naast de Sint-Stephanuskerk. De huidige kerk staat op de plaats van een 17e-eeuwse kerk. Deze werd in 1781 vervangen door een bakstenen classicistisch kerkgebouw met de plattegrond van een Grieks kruis. De kerk heeft een houten westtoren, die een helmvormige overgang naar de spits heeft. Ook op het plein voormalig gouvernementshuis, van 1732, met resten van Kasteel Stevensweert. Dit kasteel was de zetel van de heren van Stevensweert, waaronder de familie Van den Bergh. Reeds in de 12e of 13e eeuw was hier een donjon gebouwd. Eind 13e of begin 14e eeuw werd een vierkant kasteel op deze plaats gebouwd. Dit werd van 1538-1542 nog uitgebreid. In 1599 was het kasteel al in verval, maar bij de belegering van 1702 werd het zeer zwaar beschadigd en daarna geleidelijk afgebroken. De kapel van het kasteel werd als Hervormde kerk in gebruik genomen en later werd ook deze gesloopt en door een ander kerkgebouw vervangen. Aan de zijgevel van het voormalig gouvernementshuis (van 1742) bevindt zich nog een muurrest van een ronde hoektoren van het kasteel, met speklagen van mergelsteen. Ernaast de voormalige Hervormde kerk. Het betreft een sober bakstenen driezijdig gesloten zaalkerkje onder zadeldak, met een houten torentje boven de voorgevel. Bij het kerkje ligt een algemene begraafplaats en ook een, door een fraai hekwerk afgesloten, gedeelte waarop de graven van de families Van den Bergh en De Hompesch zijn te vinden. In de tuinmuur zijn nog enkele muurresten van het voormalig Kasteel Stevensweert te vinden. We wandelen even rond op het plein en bekijken de vele huizen en ook bijzonder is het patroon van de straten in ster vorm die samenkomen op het plein. We wandelen verder en verlaten het stadje en komen langs de jachthaven wat verder komen we weer op ons vertrekpunt. Een mooie wandeling met heel wat geschiedenis, en wat ook nog interessant is “Het huidige Stevensweert ontstond in de vroege middeleeuwen op een eiland in de Maas, waarbij de oostelijke tak de Oude Maas was. Deze heerlijkheid behoorde aanvankelijk tot het Graafschap Loon” zo is er nog een verbondenheid met Loon.
46E MARCHE INTERNATIONALE DES PANTOUFLARDS. / LES PANTOUFLARDS DE WIHOGNE. / WIHOGNE – JUPRELLE. 18/01/2020
46E MARCHE INTERNATIONALE DES PANTOUFLARDS.
LES PANTOUFLARDS DE WIHOGNE.
WIHOGNE – JUPRELLE.
Wihogne in het Nederlands Nudorp, ligt aan de taalgrens in het noordwesten van de gemeente Juprelle. De dorpskom ligt aan de westkant van de weg van Tongeren naar Luik. Door haar gunstige ligging heeft Nudorp zich ontwikkeld van een landbouwdorp in Droog-Haspengouw tot een woondorp met recente (begin 21ste eeuw) lintbebouwing langs de steenweg. Buiten de dorpskom en de steenweg is de rest van de deelgemeente nog overwegend agrarisch met vooral akkerbouw en in mindere mate fruitteelt. We vertrekken met onze wandeling maar eerst toch even met de wandelvrienden babbelen, wat een wekelijkse gewoonte word voor de wandeling met vrienden even gezellig samen zijn en ook samen op de foto. Al vlug komen we langs een prachtige villa en dan steken we de steenweg over. Dan trekken we landerijen in, akkers en velden zover het oog rijkt. Met midden in het veld een grote boerderij. Heel landelijk en door dat het zonneke wat schijnt hebben we vergezichten tot aan de basiliek van Tongeren. We wandelen nu richting Glons en hier veranderd het landschap meer stukken bos komen hier voor. Raar dat men deze dorpen ook een Nederlandse naam hebben Glons of Glaaien. Hier duidelijk veranderd het landschap meer en meer bomen en struiken en we wandelen door dit prachtige landschap. We wandelen door een prachtige holle weg met weerzijde metershoge bermen begroeid met bomen. Wat prachtig toch, na een stevige klim komen we in Paifve. Paifve ligt aan de taalgrens in het noorden van de gemeente Juprelle. De dorpskom ligt aan de oostkant van de weg van Tongeren naar Luik. Een deel van de westgrens van de deelgemeente wordt gevormd door de oude Romeinse heerweg tussen Tongeren en Herstal, de Chaussée Brunehaut. Het is een landbouwdorp in Droog-Haspengouw dat zich stilaan ontwikkelt tot een woondorp. Buiten de dorpskom is de deelgemeente nog overwegend agrarisch met vooral akkerbouw en in mindere mate fruitteelt. We wandelen het dorp binnen hier verschillende prachtige boerderijen. We komen aan de Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopnemingskerk en hier hebben we een prachtige plek met het Château-Ferme Là-Bas. Een prachtig gebouw met boerderij. Wat verder komen we aan de rustpost. Ook hier weer vele wandelvrienden, na de rust weer verder, komen langs een bijzonder gebouw gemaakt als een tent, wel mooi om te zien, dan verder weer langs grote boerderijen en langs de kapel. Hier zijn nog grote weilanden met hoogstamboomgaarden, zo komen langs een perenboomgaard. Voor we aan de aankomst komen wandelen we langs een prachtig gebouw met banden van mergel en rond de deur en venster blauwe steen, de bakstenen zijn wit geschilderd hoe mooi. Nog even en we zijn terug aan ons vertrek. Een mooie en aangename wandeling in Wihogne.
In de vallei van de Kleine Herk in Borgloon ligt de abdij Mariënlof, die in de volksmond beter gekend is als het klooster van Colen. De panoramische uitzichten en de erfgoedrijkdom zijn de belangrijkste troeven van deze Verborgen Moois wandeling. Niet voor niets dat kunstenaars zich laten inspireren door deze magische plaats. In 2012 bouwde de Schotse kunstenaar Aeneas Wilder een opvallend architecturaal bouwwerk. De wandeling kun je op twee plaatsen starten op het stroopfabriek dan moet je wel een eindje gaan op de spoorwegzate voor je de start komt maar het gemakkelijkste is vertrek aan het klooster/abdij van Colen daar is ook parking. Je kunt voor je de wandeling aanvat even het domein van het klooster opwandelen en ook even de tuin bezoeken deze is vrij te bezoeken. Het klooster heeft een lange geschiedenis en als de geruchten waar zijn zullen er binnenkort geen zusters meer zijn. Voor mij een plek waar ik naar de kindertuin geweest ben en heel dikwijls binnen gelopen om eens even in de tuin tot rust te komen. Nu de wandeling we wandelen langs de kleine kerkwegel naar de beek de Kleine Herk. Hier gaan we links het planken pad op hier heb je en prachtig zicht op de vallei van Colen en het klooster we wandelen verder tot we aan T komen hier slaan we links af de berg op deze weg word in de volksmond de kalverenweg genoemd nu wandelen we terug richting klooster aan de ingang van de tuin slaan we rechts af en volgen deze weg even en gaan de houten brugje over de spoorweg op na de brug rechts af richting station Borgloon, na een eindje moet je afdraaien het veld in en de weg volgen tot aan de spoorwegbrug in Colen over de brug en dan dadelijk rechts en we dalen de trappen af. Voor je afdaalt kun je even het Untitled #158 – pit kunstwerk bewonderen. De ronde constructie met een prachtig uitzicht van 360° wordt afgelijnd door uniforme verticale houten latjes. Het kunstwerk betreden is een speciale ervaring die refereert aan het religieuze en doet denken aan rondwandelen in een klooster. Volgens de kunstenaar, Aeneas Wilder, functioneert zijn werk als een lens waardoor de bezoeker zijn gedachten en emoties kan focussen met het landschap van Kerniel als achtergrond. Als je beneden op de spoorwegzate komt ben je op een van de mooiste fiets- en wandelroutes van Haspengouw. Deze spoorweg is gekend als de “Fruitroute” De nieuwe spoorlijn zorgde voor de industriële ontwikkeling van het tot dan toe weinig ontsloten Haspengouw. Onder andere stroopfabrikanten en fruitgroothandelaars vestigden zich langs het spoor en nabij de stationssites of halteplaatsen. Vooral de voormalige stationssite van Borgloon groeide uit tot een industriegebied avant-la-lettre met de vestiging van 4 fruitgroothandelaars en 3 stroopfabrieken. Twee daarvan, Meekers-Poncelet en Wijnants, bleven tot op vandaag bewaard. Bij de halteplaats van Kerniel was een stroopstokerij aanwezig vlak langs het spoor en ook bij dat van Jesseren was een stroopfabriek. Deze laatste werd afgebroken in 1999. We wandelen nu Kerniel binnen en zo terug langs de fruitlijn naar Colen waar d e wandeling eindigt. Een prachtige wandeling met veel historische geschiedenis. Historische gebouwen en prachtige natuur.
Ransdaal ligt op het Centraal Plateau op een hoogte van ongeveer 120 meter. De omgeving is zacht glooiend en op de lössbodem vindt men vooral landbouw, en enkele bescheiden stukjes bos, waaronder het Krekelbos. Op de hellingen aan de west- en zuidzijde van het plateau liggen hellingbossen, waaronder het Bunderbos, het Kloosterbosch, Ravensbosch, het Schaelsbergerbos en het Vliekerbos. In het Ravensbosch ontspringt de beek de Strabeek die een diep dalletje in het plateau snijdt. Op de "eeuwige pisser" (Wijngaardsberg) ontspringen heel veel bronnetjes tegenover de berg ligt het gehucht Waterval in het uitgesneden dal door de Watervalderbeek. We wandelen door het dorp en zien de Sint-Theresiakerk gebouwd, gebouwd van Kunradersteen, in traditionalistische stijl. De architect was Frits Peutz. De toren doet on-Limburgs aan, met een zadeldak gebouwd in 1932. Enkele typisch Limburgse carréboerderijen en vakwerkhuizen, met name aan de Ransdalerstraat staan er een aantal mooie boerderijen. Ze komen we aan bij Hoeve Cardenbeek in Craubeek (Limburgs: Krawbich) is een gehucht dat hoort bij en ligt aan de voet van het hooggelegen Klimmen. Hoeve Cardenbeek, aan Kaardenbekerweg 30, herbouwd na brand in 1827, uit welk jaar ook de mergelstenen schuur stamt. Deze hoeve werd al in 1296 vermeld en was tot 1795 eigendom van de Abdij van Sint Gerlach. Een andere hoeve is de gesloten hoeve De Bokhof aan Kaardenbekerweg 5, van 1700 en verbouwd in 1777. Het woongedeelte heeft een trapgevel. De buitenkant is in Kunradersteen en het binnen gedeelte in vakwerk. We wandelen verder door Klimmen, bij het dorp ligt het station Klimmen-Ransdaal (1913) aan de spoorlijn Maastricht – Heerlen. De naam van het station is gekozen omdat deze vroeger in de toenmalige gemeente Klimmen stond. Het station is geklasseerd als rijksmonument. Wat verder komen we terug in Ransdaal waar onze wandeling eindigt.
33E MARCHE DE LA CHOUFFE. / FORTS MARCHEURS EMBOURG. / EMBOURG. 11/02/2020.
33E MARCHE DE LA CHOUFFE.
FORTS MARCHEURS EMBOURG.
EMBOURG.
Met de wandelaars van fort van Embourg op stap. In 1889 werd het fort gebouwd om de Ourthe-vallei te verdedigen tegelijk met het grote fort van Boncelles , gelegen aan de andere kant van de vallei, evenals dat van Chaudfontaine. Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest het fort zich voor het eerst overgeven, nadat de schietkoepels uit dienst waren genomen. Een tweede keer op17 mei 1940, capituleerde hij voor de Duitse invasie, maar na een weerstand zo moedig als heroïsch. In 1976 eindigde de gemeentelijke onafhankelijkheid van Hamburg; de gemeente fuseert met die naburige Beaufays , Chaudfontaine en Vaux-sous-Chèvremont evenals met de districten Sauheid , Croix-Michel en Bois des Manants om de nieuwe gemeente Chaudfontaine te vormen. De inwoners van Embourg worden de Embouriens (ne) s of " Embourgeois (es )" genoemd. Deze tweede term is aan de basis uitgevonden om de bevolking van de embourie voor de gek te houden, wat vrij eenvoudig is, maar die tot op heden minder gefundeerd is dan in het begin, dat wil zeggen 40 jaar geleden . Er is nu in Embourg een heterogene populatie uit alle lagen van het leven. Gezinnen met betere middelen zijn verder ten zuiden van de gemeente Chaudfontaine ( Beaufays ) verhuisd . we wandelen door het dorp langs het gemeentehuis in een voormalig kasteel met park en zo komen we vlug aan het fort. Fort Embourg is een van de twaalf forten rond Luik opgericht voor de verdediging van de Belgische stad Luik in de late negentiende eeuw op initiatief van Belgische generaal Henri Alexis Brialmont. Het ligt ten zuidwesten van Luik ten zuiden van Embourg. Het fort stamt uit 1888. We wandelen nu het fort op. Hier prachtige natuur. Verder door het ùooie landschap tot we Chaudfontaine binnen wandelen . ook hier weer prachtige zichten op de omgeving we klimmen een heel eind en krijgen zo een mooi zicht op de rivier beneden in het dal. We komen langs een klooster voorbij en dan hebben we rustpost. We komen vele wandelvrienden tegen en gaan samen na de rustpost op stap. We blijven op de helling wandelen waardoor we prachtige zichten hebben op het dal en de omgeving nog wat verder en we komen terug aan ons vertrek. een mooie en aangename wandeling .
28E MARCHE DE L’EPIPHANIE. / LES ROTEUS DI HOUSSAIE. / BEYNE-HEUSAY. 08/01/2020
28E MARCHE DE L’EPIPHANIE.
LES ROTEUS DI HOUSSAIE.
BEYNE-HEUSAY.
Beyne-Heusay ligt in het Land van Herve. De omgeving is sterk verstedelijkt, wat een gevolg is van de steenkoolwinning en de nabijheid van de Luikse agglomeratie. Enkele landgoedbossen, zoals Bois de Beyne, zijn echter nog aanwezig. Vandaag een korte wandeling onze twee kapoenen zijn er bij. We wandelen een heel eind op de oude spoorweg.
Spoorlijn 38.
Spoorlijn 38 is een voormalige Belgische spoorlijn in het Land van Herve die van Chênée via Fléron, Battice, Herve, Aubel, Homburg naar Blieberg loopt. De lijn werd in 1895 in dienst genomen. Zij diende vooral voor kolenvervoer van de mijn van Micheroux, de veemarkt van Battice en de landbouwmarkt van Aubel. Personen en vrachtvervoer werden stilgezet in 1957. De lijn bleef voor militair vervoer open tot 1989 en is in 1992 weer opgebroken. In 1997 werd het gedeelte tussen het station van Homburg en de aansluiting met lijn 24/38-1 door een private partij opnieuw aangelegd met de bedoeling over het 1,3 kilometer lange traject toeristentreinen te laten rijden. De Nmbs heeft echter nooit toestemming gegeven om over het opnieuw aangelegde spoor te mogen rijden en na gerechtelijke uitspraken is de herlegde rails in 2018 wederom verwijderd en vervangen door een asfalt fiets- en wandelpad. Bij Homburg loopt de spoorlijn halfrond de heuvel Schaesberg en de in de oorlog opgeblazen tunnel van Laschet.
Hier kunnen de kids vrij rondlopen en genieten van de natuur. We verlaten de Ravel aan de brug van Beyne en wandelen we tot aan het Château de Neufcour.
De betreffende heerlijkheid werd reeds midden 15e eeuw vermeld. In 1659 werd het kasteel aangekocht door Lambert de Neufcour, die het liet herbouwen van 1661-1663. Op 3 januari 1689 werd het kasteel geplunderd en in brand gestoken door Franse troepen, waarna het hersteld werd. In 1915 kwam het toen vervallen kasteel in bezit van de mijnbouwonderneming Société anonyme des Charbonnages de Wérister, welke het kasteel restaureerde. In de jaren '20 van de 20e eeuw werd een terras toegevoegd. Hier woonde de directeur van de onderneming tot deze in 1982 overleed. In 1986 werd het kasteel te koop gezet en aangekocht door het Laboratoire d'Analyses Médicales Philippe Ralet. Het kasteel en bijbehorende boerderijgebouwen zijn gegroepeerd om een vierkante binnenplaats. De noordwestvleugel is het eigenlijke kasteel. Er is een rechthoekig torengebouw en een poortgebouw in het noordoosten van het complex. Aan de westzijde wordt het kasteelgebouw afgesloten door een vierkante toren. Het geheel is uitgevoerd in baksteen. Het kasteel wordt omringd door een park. De omgrachting van het kasteel is vrijwel geheel gedempt.
We wandelen nu terug het dorp binnen over de brug van de Ravel en dan langs het stadshuis van Beyne. Nog even verder en we zijn terug aan de start. Jelle en Seppe vonden het leuk en als beloning krijgen ze pannenkoeken. Een mooie wandeling met onze twee kids.
NIEUWJAARSTOCHT. / DE SCHOVERIK / DIEPENBEEK. 06/01/2020
NIEUWJAARSTOCHT.
DE SCHOVERIK
DIEPENBEEK.
Nieuwjaarstocht bij onze club, vertrek in het ontmoetingscentrum en de moderne kerk van Lutselus, Onze Lieve Vrouw van de Vrede. Op dezelfde plaats is de Regina Paciskerk. Op 25 december 2010, een aantal uur na de middernachtmis ingestort. Er waren gelukkig geen gewonden gevallen. We wandelen langs een stille plek een kunstwerk van de school m.p.i. Sint-Gerardus. Via de Lutselusstraat wandelen we verder in de graslanden. Voor ons zie je de elektriciteitscentrale van Langerlo, dit is een gehucht van Genk. Verder wandelen we langs een paar mooie vakwerkhuizen welke in Diepenbeek nog veel voorkomen. Aangenaam wandelen met de zon en blauwe lucht is het zeker en met de vele mooie plekjes. Natuurgebieden heeft Diepenbeek ook waar het prachtig wandelen is; zoals het natuurreservaat De Pomperik en de Bosbeemden. We wandelen door de rustige straten van Diepenbeek en genieten van onze tocht. Bij het binnengaan van de zaal moeten er natuurlijk nog nieuwjaarswensen uitgewisseld worden en zo eindig een fijne namiddagwandeling bij De Schoverik.
Vertrek in het vereniging gebouw van Jo-Ne op de Hopschet. Vijlen ligt hoog op het Plateau van Vijlen, op een hoogte van ongeveer 195 meter. De parochiekerk ligt op 195,62 meter hoogte en is het op een na hoogstgelegen kerkgebouw van Nederland. Vijlen ligt zelf op een heuvelrug die zich uitstrekt vanaf de Vijlenerbossen, via de Rugweg, het dorp zelf, Hilleshagen tot aan Mechelen. Ten noorden van het dorp ligt in het beekdal de Selzerbeek die onder andere gevoed wordt door de oostelijk van het dorp gelegen Harleserbeek. Aan de andere kant van de heuvelrug stroomt in het dal ten zuidwesten van het dorp de Lombergbeek. Het dorp is gelegen tussen Epen en Vaals aan de Mergellandroute, met uitzicht op het Geuldal. Tot het dorp Vijlen behoren de buurtschappen Camerig, Harles, Rott, Melleschet en Cottessen. Hier zijn ook nog de oude vakwerkhuisjes te zien. In 1875 is men begonnen met de bouw van een cementfabriek in Vijlen, de Aachen-Vijlener Portland Cement Werk, en in 1899 werd er een tweede cementfabriek geopend: de Nederlandsche Portland-Cementfabriek; er is tot 1929 cement geproduceerd. Men gebruikte de Kalksteen van Vijlen uit de Vijlenberg voor de productie van het cement. We verlaten de start en al vlug komen we de eerste vakwerkhuizen tegen, wat verder langs "Hopsetere Linde" en de villa. Verder gaat het verhaal dat het in Duitse stijl gebouwde pand (bouwjaar 1904) bij de grote Linde van Vijlen werd gebouwd in opdracht van Prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina. De prins bezocht in die tijd regelmatig casino's in deze grensstreek. In het huis woonde een maitresse van de prins, "de schone Anna". We wandelen nu op het plateau met beneden prachtige zichten op het landschap en de vakwerkhuizen. Dan wandelen we het bos binnen. Het Vijlenerbos is een langgerekt bosgebied dat zich uitstrekt over een lengte van ca. 8 km tussen Epen en het Drielandenpunt bij Vaals. In dit bos hebben we rustpost in het gebouw van boswachters. Na de rust weer het bos in. Wat verder komen we aan de Belletboomgaard. Cottessen is in cultuur gebracht vanuit de carréboerderij Bellet, een boerderij die daar sinds de 13e eeuw of eerder is gevestigd. De boerderij draagt boven de poort een gevelsteen met het wapen van de abdij van Burscheid met de Latijnse wapenspreuk Dominus Providebit ("De Heer zal voorzien"). Dit was vroeger een arme streek in Limburg en als gevolg daarvan zijn de oude vakwerkhuizen veelal gehandhaafd. Rond deze tijd heette Cottessen nog Kothausen. Cottessen is samen met Camerig een beschermd dorpsgezicht. De tijd lijkt hier te hebben stilgestaan. Door de steile heuvels was het gebied voor de landbouw een moeilijk toegankelijk gebied, waardoor schaalvergroting van de landbouw nauwelijks heeft plaatsgevonden. Als gevolg daarvan zijn in het rijke kleinschalige cultuurlandschap vele holle wegen, graften, hoogstamboomgaarden, bosschages, bronnengebieden en meidoornhagen in stand gebleven. Door Cottessen stroomt de Berversbergbeek, zuidelijker ligt de Cottesserbeek. Cottessen maakt, samen met het naburige gehucht Camerig, deel uit van het rijksbeschermd gezicht Camerig-Cottessen. Cottessen telt 11 rijksmonumenten, alle vakwerkboerderijen. Eén van de monumenten is de Cottesserhoeve, een dwarshuisboerderij met een schuur uit circa 1736. Camerig ligt aan de rand van het Vijlenerbos, vanuit deze plek heeft men een goed uitzicht over het Geuldal, de oostelijke Ardennen en het noorden van de Eifel. Camerig telt 11 rijksmonumenten, alle vakwerkboerderijen, merendeels uit de 18e eeuw. Camerig was de plaats waar de stichting Natuur & Milieu op 16 augustus 2005 de twee mooiste landschappen van Nederland bekroonde met vijf sterren: het stroomgebied van de Drentsche Aa en het Limburgse Gulp- en Geuldal. We wandelen nu terug het bos in en komen voor de tweede maal op de rustpost, nu nog enkele kilometers terug naar Vijlen waar onze wandeling eindigt.
Onze eerste wandeling van 2020 is in Merem. Als we de kalender mogen geloven word het een wandeling door velden, bossen en natuurgebied en parken rond Bilzen, we zullen eens zien. We vertrekken met onze tocht en gaan Bilzen verlaten via het station. En dan ja hoor gaan we het bos in voor een korte tijd en dan komen we langs een prachtige vakwerkhoeve. Deze hoeve heft een lange geschiedenis.in 1685 kwam familie Compeer hier landbouw bedrijven vandaag de naam van de hoeve “Van Compeer” gelegen op de Roode Borneveld. De familie Compeer bleef op de hoeve tot 1957 toen de laatste Henri Compeer overleed, hij was een jonkman en er was geen verder familie meer. Bijna 3 eeuwen hebben de Van Compeer op deze hoeve geleefd en gewerkt. Verder met onze tocht komen we op “De Tram” een stoomtramlijn die gebouwd werd vanaf 1908 en in gebruik genomen in 1910. Deze tramlijn verbond Genk met de Luikse staalindustrie om kolen naar daar te vervoeren. In augustus 1948 einde het verhaal van de lijn en in 1952 werden de sporen opgebroken, vandaag is het een mooie wandelweg. We volgen de tramlijn tot we aan he park van Bilzen komen. Het Park Haffmans is een Engelse landschapstuin uit de 19de eeuw (6 hectare) en een stuk grond in de Katteberg (4 hectare). De stad kocht het park van de erfgenamen van Leon Haffmans, burgemeester van 1947 tot 1979. Aanvankelijk was het de eigendom van Petrus Lambrechts, een notaris in Hoeselt. Met het oog op een carrière in Bilzen kocht die een flinke lap grond in de buurt van de Brugpoort waarop hij een monumentale villa met koetshuis en paardenstal liet bouwen. Burgemeester Hauben, de volgende eigenaar en eveneens notaris, maakte van de tuin een park van 5 hectare. Het grootste deel van het park is biologisch waardevol. Omdat het langs de Demer ligt, is het een belangrijke corridor en buffer. In het park en de aanpalende Kattenberg staan allerlei prachtige bomen: amberboom, Japanse notenboom, tulpenboom, magnolia, zomereik, zwarte walnoot, valse christusdoorn… De mix van golvende grasvelden, beboste delen, twee vijvers, een beek, de oude molen, de helling met rotsblokken en het bronnetje zorgt voor een romantisch landschap met verrassende doorkijkjes. De Engelse landschapstuin heeft een heel natuurlijk uitzicht dat bij veel bezoekers in de smaak valt, het is een beschermd dorpsgezicht. De Bilzermolen, gelegen in het Park Haffmans, draait opnieuw zoals vroeger! De geschiedenis van deze watermolen gaat terug tot de 13de eeuw. Meerdere malen is de molen verbouwd. In de tweede helft van de 19de eeuw liep de Bilzermolen ernstige schade op, maar het grote rad en het molenaarshuis werden gerestaureerd. De watermolen is voorzien van een vistrap die de vissen de mogelijkheid geeft om te paaien in het stroom opwaartse gedeelte van de Demer. Bilzen is de enige stad in Limburg waar de Demer in open bedding door het centrum stroomt. Aan het eind van dit pittoreske pad lag bij het begin van de Begijnhofstraat de ‘bleek’, waar de huisvrouwen hun wasgoed in de zon te bleken legden. Op de wasplaats in de Demer spoelt een elegant ‘wasvrouwtje’ nog altijd de was. Even de Demer oversteken en we komen aan de controlepost. Na d erust zijn we in het centrum van Bilzen. Achter het voormalige stadhuis ligt de Sint-Mauritiuskerk. De huidige vorm van de kerk is een neogotische hallekerk, waarbij het schip en de neogotische zijbeuken van gelijke hoogte zijn, zodat er geen luchtbogen aanwezig zijn ter ondersteuning van de middenbeuk. Voor de bouw van de kerk maakte men gebruik van een zachte en poreuze mergelsteen. Het interieur is fraai gerestaureerd in neogotische stijl en traditie. Het hele interieurconcept werd herdacht: de mooie laatgotische beeldenschat werd geïntegreerd in barokke elementen. Merkwaardig en opvallend is het rijke neogotische koloriet van glasramen en modern schilderwerk. We bezoeken even de kerk en dan staan we aan het stadhuis van Bilzen is op architecturaal vlak één van de oudste van Limburg. Het dateert uit de periode 1686-1689 en is opgetrokken in Maaslandse stijl. Het gebouw onderging een duidelijke invloed van de Luikse architectuur. Dit komt ondermeer tot uiting in de voorgevel die volledig opgericht is in Naamse kalksteen, net zoals de omlijsting van de rondboogdeur en de kruisramen. Ook de dubbele trap leunt aan bij de Luikse traditie. In het Ancien Régime waren er in Bilzen immers twee burgemeesters: één verkozen door de stad en één aangesteld door de Luikse prins-bisschop. Om hun gelijkwaardigheid bij plechtigheden niet in het gedrang te brengen, had elke burgemeester zijn trap om het stadhuis te betreden. Onder de pui geeft een poortje toegang tot de kelderverdieping, waar vroeger een gevangenis was. Voor het stadhuis staat het perron, in de volksmond ‘het piegelke’. Bovenop deze zuil prijkt een pijnappel, symbool van gerechtigheid en een kruis als teken van het opperste gezag van de prins-bisschop van Luik. In 1170 had de graaf van Loon aan Bilzen stadsrechten toegekend. Na de annexatie door het prinsbisdom Luik in 1366 werd Bilzen in zijn rechten bevestigd als één van de Luikse ‘goede steden'. Bij wijze van symbool werd op de markt een perron opgericht. Het werd vernieuwd in 1768 en ontmanteld door de Fransen in 1798. In 1968 werd in de Demerlaan een kopie van het oude perron gebouwd ter herdenking aan de oorlogsslachtoffers. In april 2006 werd het uiteindelijk naar de markt overgebracht. We verlaten het centrum en kome zo in het natuurgebied “Watervalbos” een klein natuurgebied beheer door Limburgs Landschap. Door het bos wandelen we terug naar ons vertrek in Merem.
Om 2019 af te sluiten een laatste wandeling in Tongeren. Het word de stadswandeling. Tongeren telt enkele musea, waarvan het Provinciaal Gallo-Romeins Museum wellicht het bekendste is. Al in de jaren 1850 verzamelde en toonde het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Tongeren archeologische voorwerpen. In 1937 werd de collectie overgebracht naar het nieuwe Provinciaal Museum in Hasselt. In 1954 keerden de stukken terug naar Tongeren en opende het museum de deuren op zijn huidige locatie. Door het toenemend succes van het museum waren uitbreidingen nodig in 1958, 1970, 1992 en 2006. De collectie van het museum is gericht op de Limburgse geschiedenis van de prehistorie tot het einde van het Romeinse Keizerrijk en bevat zo'n 170.000 stukken, waarvan er in de permanente tentoonstelling meer dan 2000 objecten worden getoond. Naast de permanente tentoonstelling worden ook tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd zoals Neanderthalers in Europa en Sagalassos, city of dreams. In 2011 won het museum de European Museum of the Year Award; het was daarmee het eerste Belgische museum dat deze prijs ontving. In 2016 opende in de voormalige kapittelzaal van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek het Teseum. Het museum toont een van de rijkste verzameling kerkschatten uit de Lage Landen. De andere Tongerse musea zijn kleiner van opzet. Het Begijnhofmuseum Beghina bevindt zich een begijnenwoning uit 1660. Naast de vaste tentoonstelling over de geschiedenis van het Sint-Catharinabegijnhof worden er ook thematentoonstellingen georganiseerd. De Moerenpoort, een middeleeuwse stadspoort uit 1379, herbergt het wapenmuseum. Binnenin de poort bevinden zich drie kamers waar de bezoekers meer kunnen leren over het militaire verleden van Tongeren. Vanaf het platform boven op de toren heeft men een panoramisch zicht over de stad, het begijnhof en het natuurgebied De Kevie. Het centrale plein van Tongeren wordt gevormd door de Grote Markt en het Stadhuisplein. In het midden van de Grote Markt bevindt zich het standbeeld van Ambiorix. Dit standbeeld van de hand van Jules Bertin werd in 1866 ingehuldigd door koning Leopold II en zijn echtgenote koningin Marie Henriëtte. Op de plaats van het standbeeld stond voorheen het perroen dat verhuisde naar Plein, een plein aan de zuidzijde van de Grote Markt. Het Stadhuisplein wordt aan de oostzijde geflankeerd door de toren van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek. Aan de zuidzijde van dit plein bevindt zich het stadhuis van Tongeren dat werd opgetrokken in 1737. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de huizenrij die tussen de Grote Markt en het Stadhuisplein stond, gebombardeerd waardoor sindsdien beide pleinen een geheel vormen. Het Munthuis is een herenhuis opgetrokken in een laatgotische renaissancestijl. De oudste gedeelten van dit gebouw gaan terug tot 1475. Hoewel de naam anders doet vermoeden, werden in dit gebouw geen munten geslagen. Dat gebeurde in een gebouw aan de overzijde van de straat. De enige overgebleven vakwerkhuizen zijn Huis Dommershausen uit de 15e eeuw, gelegen aan de Maastrichterstraat, en het Spaans Huis uit de 17e eeuw, gelegen aan de Muntstraat. Binnen de stadsmuren bevinden zich twee Biessenhuysen, dit waren refuge- en rentmeestershuizen die verbonden waren met Alden Biesen, een vroegere landcommanderij van de Duitse Orde. Het Biessenhuys aan de Hemelingenstraat werd gebruikt van de 14e eeuw tot 1661. Vanaf 1661 huisde het Biessenhuys in een gebouw aan de Moerenstraat. Na de Franse Revolutie werd het Biessenhuys openbaar verkocht. De gevangenis van Tongeren was in 1844 de eerste cel gevangenis in België. Tot 2005 fungeerde het gebouw als penitentiaire inrichting. Na de sluiting van de gevangenis werd het gebouw gebruikt voor verschillende doeleinden; het gebouw deed dienst als museum en werd gebruikt voor culturele evenementen. Vanaf 2009 doet het gebouw dienst als jeugdgevangenis. We wandelen ook over het opnieuw aangelegd van het stadspark. Het park draait niet alleen rond water. Ook het groen rond de Jeker wordt naar een hoger niveau getild. Binnen het park worden ‘kamers’ ingericht: meer met klassieke grasperken, ligweiden en plantsoenen. Zowel voor sport en spel als voor rust en stilte. Er zijn ‘actieve zones’ en meer ‘luwe zones’ binnen in het park. Sommige delen worden beter bediend door paden dan anderen. Hagen, groenbuffers en wandelpaden scheiden delen van het park. We wandelen terug naar ons vertrek om deze laatste wandeling van het jaar af te sluiten.
MARCHE DES INNOCENTS. / LE JOYEURS DE FLAWINNE. / FLAWINNE. 28/12/2019
MARCHE DES INNOCENTS.
LE JOYEURS DE FLAWINNE.
FLAWINNE.
Flawinne igt in de Condroz, aan de Samber, zes kilometer ten westen het centrum van Namen. Het centrum van het dorp (kerk en winkelcentrum) ligt op een heuvel. Flawinne maakt sinds de gemeentelijke herindeling van 1977 deel uit van de stad Namen. De inwoners zijn voornamelijk werkzaam bij de nabije grote machinewerkplaats van de Belgische spoorwegen (Salzinnes) en bij de plaatselijke grote legerplaats voor Belgische paracommando’s. De kazerne herbergt sinds 1980 ook het Musée des Commandos. Nog verder heuvelopwaarts overziet het kasteel van Flawinne (18de eeuw en vergroot in de 19de eeuw) de vallei van de Samber tot aan de Citadel van Namen. Het bestaat uit verschillende gebouwen rond een binnenhof. Het ontwerp van deze Franse tuin gaat terug op de komst van Lodewijk XIV tijdens de bezetting van Namen in 1692. De tuin werd aangelegd in 1711 volgens een plan van de tuinarchitect André le Nôtre in vijf oplopende terrassen, met materiaal van de constructie van de nieuwe citadel. Er zijn nog twee kastelen in Flawinne: het ene bevindt zich meer westwaarts en is in feite een afgelegen herenboerderij. Het andere wordt op oude ansichtkaarten ook wel aangeduid als Château de Flawinne, maar is in feite een groot 19de-eeuws herenhuis; het ligt aan de Rue Henri Linchet tegenover het monument voor de gevallenen in de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Een prachtige streek om te wandelen en te verkennen. Als we het dorp verlaten komen we langs een kunstenaar die prachtige beelden maakt van oud ijzer. Wat verder zien we een bus op baterijen staan aan een laadpaal. Dat we in de kerstperiode zijn is wel duidelijk veel versieringen. Langs een paar mooie oude hoeven en we komen terug aan ons vertrek. Een mooie wandeling om het wandeljaar met onze Waalse wandelvrienden af te sluiten.
De plaatsnaam is afgeleid van de rivier de Geul. Deze mondde in het verleden bij de oude dorpskern, Geulle aan de Maas (ook wel aangeduid als 'Aan de Maas' en/of 'Geulle-Dorp') uit in de Maas. De monding ligt inmiddels een aantal kilometer zuidelijker, bij het gehuchtje Voulwames, dat bij Bunde hoort. In Geulle aan de Maas staan de eeuwenoude parochiekerk Sint Martinus en het voormalige gemeentehuis. In de nabijheid van de Sint Martinuskerk ligt Kasteel Geulle, een restant van het in 1847 afgebroken en geheel gesloopte slot van de heren van Hoen. Het witgepleisterde kasteel is volledig omgracht. Het Julianakanaal vormt sinds de jaren twintig van de 20e eeuw de scheiding met de rest van de gemeente. Een stalen boogbrug over het kanaal verbindt Geulle aan de Maas met de rest van de plaats. Het laaggelegen dorpsdeel, Geulle aan de Maas, ligt tussen Maas en Julianakanaal op een hoogte van ongeveer 41 meter. Het hoger gelegen deel, ligt tegen de steilrand van het Centraal Plateau aan en helt naar de spoorlijn geleidelijk naar een hoogte van 60 meter. De spoorlijn ligt hoger en is ondertunneld. Op de steilrand ligt het Bunderbos, een hellingbos. Nog hoger, op het plateau, liggen de buurtschappen Snijdersberg, Hussenberg, Moorveld en Stommeveld op een hoogte van omstreeks 105 meter. We wandelen langs de spoorweg en zo draaien we het Bunderbos binnen. Het bos bevindt zich op de oostelijke helling van het Maasdal en bedekt daar een aantal Maasterrassen. Het Bunderbos maakt onderdeel uit van het zuidelijke rivierenlandschap, omdat de nabijgelegen Grindmaas een sterke invloed heeft gehad op de vorming van de geomorfologie van het bos. Doordat het aangrenzende Julianakanaal voor een groot deel de oorspronkelijke hydrologie en de daarmee samenhangende dynamiek tussen rivier en bos heeft weggenomen, wordt de ontwikkeling van het Bunderbos tegenwoordig nog nauwelijks beïnvloed door de Maas. De grondwaterspiegel van de beemden daarentegen, wordt wel degelijk door fluctuaties in de rivierwaterstand beïnvloed. Voorname afvoerende beekcomplexen zijn die van Hemelbeek en Slakbeek. We wandelen dan naar langs de rivier een heel eind volgen we deze. Wat verder komen we aan de watermolen. De Molen van Hulsen of Onderste Molen (van Hulsen) Gedurende bijna drie eeuwen werd deze watermolen, samen met de Bovenste Molen, Kasteel Geulle en een groot aantal landgoederen vererfd in adellijke families. In de jaren 1878-1879 werd de Onderste Molen afgebroken en herbouwd, waarna tevens hier een boerenbedrijf gevestigd was. Tot 1960 is de molen commercieel gebruikt. Nu wandelen we onder de brug door en komen zo terug aan ons vertrek. een fijne wandeling waar we verschillende fijne vrienden tegenkomen. Onze vriend Volker uit Bonn en Jack uit Nederland. Fijne tweede kerstdag wandeling.
EINDEJAARSTOCHT. / AVIAT. SINT TRUIDEN. / NIEUWERKERKEN. 23/12/2019.
EINDEJAARSTOCHT.
AVIAT. SINT TRUIDEN.
NIEUWERKERKEN.
Het einde van het jaar komt met rasse schreden dichterbij, nog enkele wandelingen en we zijn in 2020. We doen vandaag de laatste wandeling van Aviat dit jaar in Nieuwerkerken. We wandelen het dorp uit en komen zo op het provinciaal domein Nieuwenhoven. Het bos van Nieuwenhoven, van oudsher Galgenbos genoemd, is een restant van het “Brudelholtwoud”. In de 10de eeuw werd het geschonken aan de abdij van Sint-Truiden die met de ontginning begon. Het deed dienst als buitenverblijf voor de abten van de abdij. Het bos is een oud parkbos van 161 ha. Toen in het begin van de zeventiger jaren het domein voor een belangrijk gedeelte dreigde te worden opgenomen voor bebouwing, verwierf de provincie Limburg het bosrijke gedeelte (± 80 ha) voor openbaar nut. Ze gaf het domein een dubbele functie: natuurbehoud en passieve recreatie. Het recreatieve gedeelte werd geconcentreerd aan de rand van het domein en zoveel mogelijk ingepast in de natuurlijke omgeving. We wandelen langs de kapel ter Engelen. De kapel heeft een lange geschiedenis en is altijd een deel van het kasteel geweest. Dan komen we aan het kasteel van Nieuwenhoven. Hier kweken ze Alpaca’s zijn ware hartendiefjes. Ze lijken op lama’s maar zijn een stuk kleiner. Bovendien hebben ze een vacht van wol in plaats van haren. De kwaliteit van de wol is heel bijzonder en voelt aan als cashmierwol of zijde. We wandelen even het kasteel binnen. Dit kasteel heeft een rijke geschiedenis en heeft door de eeuwen heen een gedaante verandering ondergaan. Kasteel Nieuwenhoven bevindt zich op een prachtige, zeer vruchtbare plek tussen de bossen en de landerijen in het zuiden van Belgisch Limburg. Vanaf het jaar 800 hebben hier achtereenvolgens twee hoeves en vier kastelen op deze plek gestaan, opgebouwd en neergehaald onder invloed van de grillen van de geschiedenis. Aanvankelijk was het een buitenverblijf voor Benedictijnse monniken, na de Franse revolutie kwam het Kasteel in handen van de adel. Het Kasteel heeft vooral gefungeerd als ‘lusthof voor de voeding van lichaam en geest’ zo blijkt uit de geschiedenis. Van oorsprong lagen er op de plek waar het Kasteel zich nu bevindt uitgestrekte bosgronden, met hier en daar wat primitieve bebouwing voor een kleine gemeenschap. De grond was erg vruchtbaar en overal waren kleine bronnetjes waardoor de aanwezige bevolking goed in haar onderhoud kon voorzien. Men verwees naar deze plek als het Trudobos, refererend aan de dichtstbijzijnde grote plaats: Sint-Truiden. In 976 na Chr. werd een groot deel van dit bos door de Gravin Bertha van Valenciennes geschonken aan de Benedictijnenabdij van Sint-Truiden om te gebruiken als buitenverblijf voor de abt. In de 11e eeuw bouwden de monniken een eenvoudige hoeve met een ommuurde tuin op een mooie plek in het Trudobos. Dit was de eerste bebouwing op de plek van het huidige Kasteel, vandaar dus de naam ‘Nieuwenhoven’. Omdat deze hoeve erg kwetsbaar was in verband met gewapende overvallen door rondstruinende bendes, besloot men om een steviger bouwwerk neer te zetten. Dit werd het eerste Kasteel van Nieuwenhoven, gebouwd in 1330. De prachtige tiendenschuur werd gebouwd voor de afdracht van ‘tienden’ door de pachters van de landerijen; zij waren verplicht om 10 % van hun opbrengst als belasting af te staan aan de abt. En die kon daar goed van leven. Nieuwenhoven ontwikkelde zich gaandeweg tot een opleidingsinstituut voor priesters. Men noemde het een ‘centrum voor kunst en geestesactiviteit’. Het Kasteel werd uitgebreid met een feestzaal en studiekamers. Om de gebouwen werd een slotgracht gegraven. In 1617 werd de hoeve gebouwd en in 1623 het poorthuis; nog steeds behoren deze twee gebouwen tot de oudste op het terrein. De 17e eeuw was de tijd van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid, broederschap. Het Franse keizerrijk maakte plaats voor een meer seculiere maatschappij. Het prinsbisdom van Luik (waartoe ook Sint-Truiden behoorde) werd in 1795 ingelijfd bij Frankrijk, waardoor de Franse revolutie ook gevolgen kreeg voor de eigenaars van Kasteel Nieuwenhoven: alle kerkelijke eigendommen werden onteigend. Voor het eerst kwam het Kasteel toen in handen van een particulier: een aristocraat uit Brussel, genaamd Maximiliaan Frans Niesse. Vanaf die tijd is het landgoed gedurende drie generaties steeds langs vrouwelijke lijn doorgegeven, tot aan de dood in 2004 van de laatste barones op het kasteel. Een kleindochter van de eerste particuliere eigenaar trouwde in 1833 met een Engelse baron, Charles de Wettnall. Dit had veel gevolgen voor de inrichting van het Kasteel en de omringende landerijen. Alles werd omgetoverd in een Engelse stijl. Het Kasteel werd getransformeerd in een neo-Tudorstijl door middel van voorzetgevels die tegen het oude kasteel werden geplaatst. De tuinen werden opnieuw aangelegd in een Engelse landschapstijl met een prachtige nieuwe vormgeving van de oude visvijvers. Een dochter van deze Engels baron trouwt in 1873 met een voorvader van de familie De Moffarts, de familie van wie het Kasteel in 2007 is gekocht. In 1932 vindt er een grote catastrofe plaats waar we de gevolgen nu nog van kunnen zien; het neo-Tudorkasteel brand helemaal uit, mét de totale inboedel van meubelen, kunststukken en andere kostbaarheden. Ook de oude toegangsbrug aan de zuidkant van het kasteel wordt gedeeltelijk beschadigd, naar verluidt door het verwoestende effect van de brandweerauto die ter nauwernood over de brug kon komen. De familie de Moffarts werd gedwongen te verhuizen naar de andere kastelen die ze in het bezit had. Het duurde lang voordat het kasteel weer geschikt was voor bewoning. Pas in de jaren ’50 keerde de familie terug, na een volledige verbouwing van het Kasteel en het oude koetshuis in een meer eenvoudige neo-classistische stijl. De familie nam haar intrek in het koetshuis. Het leven op het Kasteel en het onderhoud van de gebouwen en de landerijen werd steeds kostbaarder. De familie voorzag in het onderhoud door de opbrengst van enkele fruitboomgaarden en de verkoop van hout uit het bos. Toch was zij ook genoodzaakt om een steeds groter deel van haar landerijen te verkopen. Zo is in de jaren ’70 het Provinciaal Domein ontstaan doordat de provincie een groot deel van de oude bossen opkocht om die voor het nageslacht te bewaren. De kinderen van de baron Hubert de Moffarts kozen er uiteindelijk voor om het Kasteel te verkopen. In 2007 is het verkocht aan Jeanne Hoogenboom waarmee de vrouwelijke lijn van eigenaars wordt voorgezet. Het is de bedoeling dat het Kasteel nu weer voor een deel openbaar toegankelijk wordt, als een breed activiteitencentrum waar mensen kunnen wonen, werken en recreëren. We wandelen even op de binnenplaats van het kasteel en het ziet er prachtig uit het is een juweeltje. We wandelen langs de ijskelder en langs de Alpaca’s. we wandelen door het bos over het planken pad en verlaten het domein. Nog even en we zijn terug op ons vertrek maar eerste komen we nog langs een prachtige kasteelhoeve en dan eindigt onze wandeling.
KERSTWANDELING . / WANDELCLUB TERUG OP STAP POST. / KIEWIT 22/12/2019
KERSTWANDELING.
WANDELCLUB TERUG OP STAP POST.
KIEWIT.
Soms komt men op plaatsen en we denken niet aan de oorsprong van het dorp of gehucht. En dan kom je eens iemand tegen die je het verhaal verteld van de plek, zo ook het verhaal van Kiewit.
De wijk Kiewit dankt haar naam aan de gelijknamige weidevogel, de kievit (Vanellus vanellus). Voor 1870 was deze naam voor de wijk niet gebruikelijk, maar de familie Vroonen, die het kasteel tussen 1868 en 1939 bewoonde, gebruikte hem al voor haar landgoed, dat ooit 220 hectare groot was. Stilaan werd deze eigendomsnaam voor het hele gebied ten noorden van de Genkersteenweg gebruikt. Nochtans zegt de kadastrale naam Kempische Heide veel meer over wat de wijk vroeger was: een uiterst arm, dun bevolkt en vochtig heidegebied. Om deze heide werd het waarschijnlijk wel langste proces uit de geschiedenis gevoerd. In 1335 schonk de graaf van Loon zijn 'gemene gronden of gemene weiden' op de grens met Zonhoven aan de stad Hasselt. De Zonhovenaren beschouwden de heide echter als hun gebied. Ze verjoegen de Hasselaars die er kwamen werken of zich er wilden vestigen, ze spotten met de grenspalen die de prins-bisschop van Luik in 1666 had laten plaatsen, enzovoort. De geschillen werden voor de Edele Zaal van Kuringen, voor het Oppergerecht van Vliermaal, bij de prins-bisschop van Luik, en zelfs voor het keizerlijk hof in Wetzlar gebracht. Pas in 1811 legde de Franse commissaris de grenzen van Hasselt en Zonhoven definitief vast.
We vertrekken met de wandeling achter de Sint-Lambertuskerk van 1935. En we wandelen al vlug langs weilanden en bosgebied. Zo komen we aan het Kasteel van Kiewit gelegen in het Natuurdomein Kiewit.
Het betreft een neoclassicistisch herenhuis, gebouwd in de 2e helft van de 19e eeuw. Oorspronkelijk was dit een landgoed met enkele kleine boerderijen. In 1868 kocht Hubert Dominique Vroonen dit landgoed. Zijn zoon Emile liet het herenhuis bouwen. Ook een park in Engelse landschapsstijl werd aangelegd. In 1944 werd het kasteeltje zwaar beschadigd. Achter het kasteeltje bevinden zich dienstgebouwen en woningen voor het personeel. Daar weer achter bevindt zich een halfgesloten hoeve waarvan de kern uit de 17e eeuw stamt en die oorspronkelijk in vakwerkbouw is uitgevoerd.
Het domein met herenhuis werd in 1953 gekocht door de gemeente Hasselt, en deze verhuurde het tot 1970 aan het bisdom Hasselt, wat er een bezinningscentrum had. Van 1970-1974 werd het betrokken door de zusters Trappistinnen. Hierna werd het omgevormd tot openbaar park met onder meer een kinderboerderij, en in 1976 werd het opengesteld voor het publiek. Het landhuis bestaat uit drie traveeën en heeft twee bouwlagen en bovendien een zolderverdieping onder mansardedak. De middelste travee heeft een ingangspartij en een op pilaren rustend balkon boven de toegangsdeuren. Wij wandelen een heel eind door het domein. Het Natuurdomein Kiewit heeft een oppervlakte van ongeveer 100 ha. Er werd een fietspad aangelegd naar het Provinciaal Domein Bokrijk dat aansluit op het Domein Kiewit. Op dit domein is een kinderboerderij gelegen en is er een grasproject waarvoor Galloway-runderen gebruikt worden.
Vandaag word het kasteel gebruikt als bezoekerscentrum van Natuurpunt. Wij wandelen door het domein en komen zo in het domein Bokrijk.
Het Provinciaal Domein Bokrijk is 550 hectare groot en ligt te midden van uitgestrekte bos- en natuurgebieden. Het domein is het meeste bekend omwille van zijn openluchtmuseum. Dit is slechts één onderdeel van een groter recreatief geheel. Op het domein werden ook een speeltuin, een arboretum en een geuren- en kleurentuin aangelegd.
We wandelen door een speciale attractie: Sinds 27 april 2018 fiets je bij knooppunt 91 van het Limburgse fietsroutenetwerk, via een fietspad van 212 meter lang en 3 meter breed, met het water aan weerszijden op ooghoogte, door een vijver in Bokrijk. We wandelen door het water en kunnen zo genieten van de eenden en zwanen op het water ze komen aan tot bij de rand van de weg. We wandelen door het bos en komen aan de vijvers en nog wat verder verlaten we het bos en komen terug aan ons vertrek. Zo hebben we vandaag nog eens een wandeling in Limburg gemaakt en ze viel zeer goed mee.
MARCHE DE NOEL. / AMIS MARCHEURS IVOZ. / IVOZ. 21/12/2019
MARCHE DE NOEL.
AMIS MARCHEURS IVOZ.
IVOZ.
Ivoz-Ramet is een plaats en deelgemeente gemeente Flémalle. Het is de locatie van de Pont-barrage d'Ivoz-Rame is een combinatie van een stuw met sluizen in de Maas en een brug daaroverheen. De stuw is voorzien van een waterkrachtcentrale. De brug vormt de verbinding tussen Flémalle-Haute en Ivoz. Deze steken we over om de wandeling te beginnen. Vanop de brug hebben een prachtig zicht op de Maas en op de rotsen zien we het uitgebrande kasteel van Chokier in Flémalle. We wandelen nu verder en komen in Flémalle. We wandelen het park van het kasteel binnen. Kasteel van Petite-Flémalle, In de 17e eeuw was dit kasteel bezit van de familie De Libert en begin 18e eeuw kwam het in bezit van De Bonhomme. Volgens notities van Remacle Leloup werd het kasteel in die tijd ingrijpend verbouwd. Na in handen van diverse eigenaars te zijn overgegaan kwam het in 1938 in bezit van de toenmalige gemeente Flémalle-Haute. Ooit was het een vierhoekig, omgracht en ommuurd complex. Aan de zuidzijde is de gracht nog aanwezig, met daarover een stenen toegangsbrug. Twee vervallen torentjes van deze ommuring zijn nog zichtbaar. De gevel aan de straatzijde wordt aan beide zijden door vierkante hoektorentjes geflankeerd. De ingang wordt bekroond door een fronton. Het gedeelte rechts van het ingangsportaal werd omstreeks 1700 gebouwd, en het gedeelte rechts daarvan mogelijk eind 18e eeuw, met respect voor het reeds eerder gebouwde deel, zodat een symmetrisch geheel ontstond. Aan de rechterzijde staat nog een vleugel loodrecht op de straatzijde. De dienstgebouwen die ooit het binnenplein omsloten, zijn verdwenen. Het kasteel is tegenwoordig raadhuis van de gemeente Flémalle. Bij het kasteel hoort een park dat gedeeltelijk nog in de oorspronkelijke stijl werd gehandhaafd. Na het kasteel zijn we vlug terug aan ons vertrek. Een mooie wandeling.
46E MARCHES DES FOURONS. / LES MARCHEURS FOURONNAIS. / REMERSDAEL - VOEREN. 15/12/2019
46E MARCHES DES FOURONS.
LES MARCHEURS FOURONNAIS.
REMERSDAEL - VOEREN.
Voeren zal altijd een buitenbeentje blijven in de provincie Limburg. De gemeente grenst in het noorden aan de Nederlandse provincie Limburg en in het zuiden aan de Waalse provincie Luik, maar nergens aan de rest van Vlaanderen, en is daarmee een exclave van de provincie Limburg. Onze wandeling vandaag is in Remersdael. Het is de Waalse club die de wandeling organiseert. Welke zeker geen probleem is. We vertrekken tegenover de Sint-Heribertuskerk. In 1876-1879 wordt de huidige kerk gebouw naar het ontwerp van architect L. Blandot van Huy. We wandelen door het dorp en als eerste komen we langs Het Hoes is het voormalige kasteel van Remersdaal, gelegen tegenover het kerkhof. Het kasteel werd in de 19e eeuw afgebroken, maar er zijn nog overblijfselen aanwezig, en wel de inrijpoort, de muur om het voormalige kasteel, met hoektorens en bedrijfsgebouwen, waarop het jaartal 1652 is te vinden. In dit jaar werd het kasteel herbouwd door Jan Hendrik van Eynatten, heer van Remersdaal. We wandelen nu verder en klimmen het dorp uit. Klimmen zullen we vandaag wel doen; met 287,5 meter hoogte vormen het Strouvenbos en de Reesberg bij Hagelstein niet alleen de hoogste punten van Voeren, maar van heel Vlaanderen. Het landschap behoord tot het Land van Herve, maar hier wel met veel klimmen en dalen. Het golvend landschap is prachtig om in te wandelen. Telkens we boeven op de heuvels zijn zien we en prachtig panorama van het dorp, alles lijkt miniatuur. Remersdaal wordt net als de rest van het Land van Herve gekenmerkt door een zeer verspreide bebouwing. De boerderijen liggen verspreid in het landschap en vallen op in het landschap. Zo komen we op spoorlijn 24 (Tongeren- Montzen - Aken-West) welke vandaag een wandelweg geworden is. We gaan voorbij de stopplaats Merkhof. Vandaag alleen nog een naamplaatje dat eraan herinnert. We blijven de spoorwegzate volgen en komen in Aubel wat verder verlaten we de spoorwegzate en draaien richting Aubel. We komen wel niet in het centrum van Aubel maar wandelen door de directe omgeving waar het prachtig is om te wandelen. Langs een heel grote boerderij die er zo alleen in het landschap ligt wel prachtig. Wat verder komen we in het bos terecht Het Veursbos, Roodbos en Vossenaerde. Het Veursbos; Het bos is deels een hellingbos. Het bos ligt op een heuvelrug dat een uitloper is in zuidelijke richting van het Plateau van Margraten. Het bos ligt boven op het plateau en op de hellingen. Aan de oostzijde ligt het bos bovenaan de westelijke dalwand van het Gulpdal dat hier geleidelijk aan afloopt richting het oosten naar de Gulp met daarachter het Beusdalbos. Aan de westzijde van het bos ligt het dal van de Veurs met aan de overzijde van het dal het Vrouwenbos. De heuvelrug vormt de waterscheiding tussen de beken Gulp, Veurs en Noor(beek). Ten noordwesten van het Veursbos ligt het Broekbos op een helling. Het is een loofbos wat het allemaal veel mooier maakt, de hoge bomen en de afgevallen bladeren geven het een speciaal zicht. Als we het bos verlaten komen we langs een weide met longhorn koeien. Indrukwekkende zijn hun lange horens. Nu even de grote weg oversteken en aan de daling beginnen terug naar Remersdaal. Benden ligt de kerk en het dorp voor ons. Nog even en we zijn terug aan de kerk en de zaal. Een mooie wandeling met zon en blauwe luchten.
1ERE MARCHE DE JOUR D’HIVER. / LES MARCHEURS DE LA MAGNE. / SOUMAGNE. 14/12/2019
1ERE MARCHE DE JOUR D’HIVER.
LES MARCHEURS DE LA MAGNE.
SOUMAGNE.
De veehouderij vormde een belangrijk bestaansmiddel, maar ook de steenkoolwinning speelde een rol. Dit leidde in de 19e eeuw tot de activiteit van de Société anonyme des Charbonnages du Hasard, welke in de jaren '70 van de 20e eeuw tot een einde kwam. De aanwezigheid van steenkool leidde ook tot metallurgische activiteiten. Kleine bedrijfjes op het terrein van de spijkersnederij boden in 1840 een bestaan aan vrijwel de helft van de bevolking. In 1914 werd een deel van het dorp in brand gestoken door de Duitse indringers. Dezen vermoordden bovendien 118 personen. We vertrekken met onze tocht in het domein van het Kasteel van Wégimont, voornamelijk gelegen in Ayeneux. Reeds in de 15e eeuw was hier een kasteel aanwezig, dat echter in 1636 verwoest werd door de Grignoux. In de 17e en 18e eeuw werd het kasteel herbouwd en vergroot in Maaslandse renaissancestijl. Het kasteel behoorde tot de familie d'Aspremont Lynden en daarna van de familie D'Oultremont, waarvan ook leden in een familiegraf bij het kasteel werden bijgezet. In 1920 kwam het aan de provincie Luik. In 1964 woedde er een brand, waardoor een deel van het kasteel werd verwoest. Het te midden van een park met vijvers liggende kasteel is omgracht. Via een stenen brug, die de voormalige ophaalbrug vervangt, bereikt men het poortgebouw van 1614. De toegangspoort is 18e eeuws en heeft een timpaan die versierd is met stukwerk. Ook zijn er twee vrouwenhoofden en twee leeuwenkoppen op de gevel van het poortgebouw aangebracht, evenals een gevelsteen met het wapenschild van Charles-Ernest de Lynden et de Froidcourt. Het gebouw fungeert ook als duiventoren. Rechts van het poortgebouw is het woongedeelte, dat uit vier verdiepingen bestaat. Dit is na de brand herbouwd. Links van het poortgebouw is een zijvleugel en zijn er twee torens op vierkant grondplan. De slotkapel is van 1671 en werd door de Karmelieten gebruikt. Deze in de 19e eeuw enige tijd als parochiekerk voor Ayeneux gebruikt, tot in 1876 een parochiekerk werd ingewijd. In latere tijd werd het schip gesloopt en bleef enkel het koor, met de grafkapel van de familie d'Oultremont, gespaard. Tegenwoordig is een gebied van 22 ha om dit kasteel ingericht als provinciaal domein. Het kasteel heeft ook een Naziverleden. Het kasteel is berucht vanwege zijn geschiedenis als Lebensborn-kraamkliniek en tehuis ("Heim Ardennen"), waar de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog buitenechtelijke kinderen, verwekt door Duitse soldaten, lieten opvangen in de aanwezigheid van hun niet-Duitse moeders. We wandelen het domein uit en dan wandelen we het dorp binnen. In het veld zit nog een ooievaar achter voedsel aan zoeken. Ayeneux ligt op het Plateau van Herve, ten noordoosten van de kom stroomt de Ruisseau des Marais in zuidelijke richting naar de Magne. De omgeving van Ayeneux bestaat voornamelijk uit landbouwgebied. We wandelen door de velden en langs weilanden en komen aan het monument van SGt Adams Jay die hier op 28 jarige leeftijd zijn dood vond op 10/01/1945. Toch even blijven staan als teken van eerbied voor deze held. Even verder komen we in Saint-Hadelin ligt boven de vallei van de Magne, op de hellingen liggen stukjes bos, maar de omgeving bestaat vooral uit landbouwgrond. Het is wel een mooi dorp. De hele omgeving met de kerk, het plein, de linde en de pastorie werden in 1962 als site beschermd. We wandelen verder en komen in Olne waar de controle en rustpost is. Het dorp, gelegen aan de Vesder in het Land van Herve, is opgenomen in de lijst van de mooiste plaatsjes in Wallonië (Les Plus Beaux Villages de Wallonie). Het bijzonder goed geconserveerde dorp bestaat uit een honderdtal huizen, gebouwd in kalksteenblokken, die zich bevinden langs twee assen: Aan de Rue Village staan burgerhuizen van kooplieden en kleinere huizen van ambachtslieden, meest in de 16e en 17e eeuw gebouwd, en in de 18e eeuw verbouwd, en goed bewaard. Ook de kerk staat aan deze straat. Halverwege is het Place Léopold Servais, waaraan het gemeentehuis uit 1747 staat. Een tweede as is de voormalige Rue Derrière le Village, tegenwoordig Rue des Combattants genaamd. Hier liggen huizen met een groter perceel, en ook boerderijen. In het noorden ligt de Rue Falise, welke langs de Ry de Rode loopt. Deze waterloop vormt een ravijn en voedde vroeger een brouwerij. Nog even verder wandelen en het kasteel komt terug in het zicht wij wandelen het domein op en zo eindigt onze mooie wandeling.
Vandaag een wandeling in Mol, al lang niet meer geweest en zo een nieuwe kennismaking. We vertrekken met de tocht en komen al direct wat gekende wandelvrienden tegen. Dan komen we langs een prachtige oude boerderij heel typische voor de streek we wandelen erlangs dan een heel eind door de velden mooi. We komen dan in Achterbos, is een van de twaalf gehuchten van de Belgische gemeente Mol. Het gehucht bevindt zich in een bosrijk gebied. Achterbos kende vanouds een kapel die gewijd was aan de Heilige Apollonia. In 1678 was er sprake van bedevaartgangers die naar Achterbos kwamen om van de tandpijn te genezen. In 1862 werd de kapel afgebroken en vervangen door een kerkje. In 1876 werd dit kerkje en een groot aantal boerderijen door brand verwoest. We wandelen verder en komen aan de 15 Kapelletjes. In de bossen van Achterbos bevinden zich de '15 kapelletjes', een uitbeelding van de vijftien staties van de Kruisweg van Jezus. Het betreft 14 kleine kapelletjes op rij, die in 1815 werden gebouwd door pater Helsen van Geel, met medewerking van de bewoners van Achterbos. Het vijftiende kapelletje is al ouder en stamt uit de 18de eeuw. De kapelletjes bevinden zich in een naaldbosgebied van 19 ha dat deel uitmaakt van de Kempense duinengordel. Dit gebied, dat vroeger in particuliere handen was, is tegenwoordig eigendom van de vzw Kempens Landschap. We wandelen door het bos en komen zo in Millegem is een van de 12 gehuchten van de gemeente Mol. Het landelijke kerkje uit 1858 werd in 1961 afgebroken en vervangen door de huidige Sint-Odradakerk, ontworpen door de Brasschaatse architect Jozef Gabriels. Deze kerk bezit nog een 17e-eeuws houten beeld van de heilige Odrada. We wandelen nog een heel eind door het bos en komen tiental verschillende paddenstoelen tegen die nu een kleurrijk geheel geven. Nog wat verder en komen terug aan ons vertrek. een leuke kennismaking met de streek.
MARCHE PROVINCIALE. / COMITE PROVINCIAL DE LIEGE. / VYLE-ET-THAROUL. 08/12/2019.
MARCHE PROVINCIALE.
COMITE PROVINCIAL DE LIEGE.
VYLE-ET-THAROUL.
Vyle-et-Tharoul is een deelgemeente van Marchin. Hier houden de Luikse verenigingen hun jaarlijkse wandeling van het Luikse comité. Wij hadden nog nooit van dit dorp gehoord en we keken al uit naar de wandeling. we wandelen het dorp uit en komen langs een vervallen kasteel. Word door sommige chateau Congo genoemd. Het is een heel groot kasteel maar in een verschrikkelijke staat. Er word een oplossing gezocht voor het kasteel en het domein, er zouden appartementen in komen zodat het gebouw behouden blijft. We wandelen verder en we komen verschillende gebouwen in lokale steen tegen welke wel mooi zijn, spijtig dat het weer vandaag tegen zit regen en nog eens regen. Het dropje ligt in een vallei. Zo mooi. We wandelen door de prachtige natuur en we komen langs een hoge rots en we lopen langs het riviertje en komen zo aan de controlepost. We komen aan de La Limonaderie , gelegen aan Pont de Bonne. Grenzend aan de Hoyoux, kunnen we genieten van het natuurlijke landschap. Prachtig. Nog wat langs mooie oude gebouwen en wat later komen we aan de boerderij van het kasteel, deze ziet er nog behoorlijk uit het is te hopen dat het kasteel ook terug in zijn oude glorie hersteld word en een zinvolle invulling bekomt.
LIER IN HET DONKER. / DE KLEITRAPPERS. / LIER. 07/12/2019
LIER IN HET DONKER.
DE KLEITRAPPERS.
LIER.
Lier ligt aan de samenloop van de Grote Nete en de Kleine Nete. Lier wordt "de poort der Kempen" genoemd en kreeg de bijnaam Lierke Plezierke. Haar patroonheilige is Gummarus en de spotnaam voor een Lierenaar is "schape(n)kop". De geschiedenis van de Stad Lier begint ergens in de tweede helft van de 7de eeuw wanneer de Heilige Gummarus wordt geboren. De stadsrechten werden verkregen in het jaar 1212 door hertog Hendrik I van Brabant. Het wapen van Lier bestaat uit twee leeuwen die een banier vasthouden. Lier kende een grote bloei in de 14de en 15de eeuw dankzij de lakennijverheid, en het privilegie van de veemarkt. In 1496 vond het huwelijk tussen Filips de Schone en Johanna van Castilië plaats in Lier. Dit was een ongezien evenement voor die tijd. Een Spaanse koningin die vanuit Spanje naar de lage Nederlanden kwam om te trouwen. De huwelijksplechtigheid gebeurde in de Sint-Gummaruskerk. Een opmerkelijk gegeven is dat in 1860 een quasi volledig skelet van een mammoet gevonden werd in Lier nabij de Dungelhoefkazerne. Een replica in kunststof is sinds 2018 te bewonderen in Lier in het stadsmuseum. Onze wandeling brengt ons door de stad Lier en zijn omgeving er is veel te zien en te beleven. De Sint-Gummaruskerk is een Brabants-gotische kerk die tussen 1378 en 1540 tot stand kwam. De Sint-Romboutskathedraal van Mechelen gold als voorbeeld waarvan een aantal elementen zijn overgenomen die vooral het priesterkoor en het schip van de kerk hebben beïnvloed. De Zimmertoren is genoemd naar uurwerkmaker Louis Zimmer, en is het resultaat van het verbouwen van de middeleeuwse Corneliustoren, die een deel was van de eerste omwalling rond de stad. Het bouwjaar van de oorspronkelijke toren is niet precies bekend, maar ligt vóór 1425. De toren werd in 1812 door het gemeentebestuur verkocht, maar werd na de Eerste Wereldoorlog weer aangekocht, omdat het stadsbestuur de toren wilde afbreken. In 1928 schonk Zimmer aan de stad Lier een uurwerkmechanisme (de Jubelklok) dat diverse tijden en kosmische en andere periodieke verschijnselen aangeeft. Er werd besloten dit uurwerk onder te brengen in de bouwvallige Corneliustoren, die daartoe werd verbouwd en gerestaureerd en sindsdien Zimmertoren wordt genoemd. De inhuldiging van de Zimmertoren vond plaats op 29 juni 1930. De hele verbouwing werd voor het grootste deel uitgevoerd door vrijwilligers. Het stadhuis van Lier in Brabantse rococostijl opgetrokken raadhuis is een van de zeldzame voorbeelden van openbare gebouwen die in deze bouwstijl vervaardigd zijn. De bloeiende lakenhandel lag in 1367 aan de basis van het bouwen van een lakenhal; hierin werd dan ook het stadsmagistraat ondergebracht. In 1418 werd de lakenhal overgebracht naar het nabijgelegen Vleeshuis en fungeerde het gebouw voortaan uitsluitend als stadhuis. Het torentje waartegen de lakenhal gebouwd is, stond er al eerder als belfort en behoort niet tot het eigenlijke stadhuis. Dit belfort is in 1998 samen met andere Vlaamse en Noord-Franse belforten opgenomen in de UNESCO-Werelderfgoedlijst. Het is 42,5 meter hoog. De Grote Markt is sinds de middeleeuwen een belangrijk centrum van Lier, dat in 1212 tot stad was verheven. Verschillende hoofdstraten komen hier samen vanuit de stadspoorten. In 1367 werd er een lakenhal, die later het stadhuis werd, opgericht. Reeds in 1383 werd het deel van de markt voor deze lakenhal gekasseid. In 1557 werd de hele markt opgehoogd en in kasseien gelegd. Het Vleeshuis is een voormalig gildehuis van de slagers uit 1418. Door de eeuwen heen was het achtereenvolgens een gildehuis, lakenhal (voor de bouw van het huidige stadhuis), gerechtshof en gevangenis. Vandaag de dag is het een tentoonstellingsruimte in afwachting van een nieuwe functie. Het vleeshuis is meerdere malen verbouwd. De huidige gevel werd na de Eerste Wereldoorlog in 1920 gereconstrueerd in neogotische stijl. Voor het Vleeshuis bevindt zich de 'Verloren Kost', een middeleeuwse overwelfde waterput die bij de heraanleg van de Grote Markt in 2012 opnieuw werd blootgelegd. Hierbij bleek ook dat er zich een dichtgemetselde toegang tot de kelders van het Vleeshuis bevond. Sinds 1980 is het Vleeshuis beschermd als monument. De Sint-Jacobskapel op de Grote Markt. Deze gotische kapel is gesticht in 1383. Ze werd in 1479 door brand geteisterd en kort nadien hersteld. Na de Eerste Wereldoorlog werd ze haast volledig herbouwd. Ze is sinds 1939 beschermd. De kapel is ook gekend onder de naam Spaanse kapel, omdat ze in de Spaanse Tijd (1494 - 1714) gebruikt werd als bidplaats voor het Spaanse garnizoen. Op de Markt zijn een paar gevels te zien van de oude gildehuizen, meestal uit de 17e en 18e eeuw. "d'Eycken Boom", met barokgevel uit 1709; "Den Hert" is het geboortehuis van de schilder Raymond de la Haye. Het huis dateert uit 1923; "Brouwershuis" nr. 20 uit 1717.; "De Palmboom", bakkershuis ; Achter het stadhuis in "Het Schaakberd" nr. 57, bevond zich in de 17e eeuw de stedelijke brouwerij. We wandelen nu naar het Lierse begijnhof is een typisch voorbeeld van een stratenbegijnhof. Het begijnhof van Lier ontstond, vermoedelijk, in de eerste helft van de 13e eeuw. Dan gingen spontaan een aantal ongehuwde vrouwen buiten de eerste omwalling samenwonen in de buurt van het huidige begijnhof, waar zich toen een jachtslot van de hertog van Brabant bevond. Aleidis, de echtgenote van Hendrik III, schonk aan de religieuze vrouwen grond voor een kapel. Zo groeide het Lierse begijnhof. In 1258 kregen de begijnen de toelating om over een eigen kerk en pastoor te beschikken. Het begijnhof ontstond in de 13e eeuw, maar de meeste huizen dateren uit de 17e en het begin van de 18e eeuw. In de jaren negentig werden grote delen gerestaureerd. Zo werd de oostelijke "grachtkant" volledig vernieuwd, inbegrepen het interieur van de huisjes. Ze hebben hun voorgevel richting begijnhof, terwijl hun achtergevel (die grenst aan de Kleine Nete) volledig vensterloos is. De laatste begijn vertrok er in 1984 en overleed in 1994.we wandelen door het begijnhof. Samen met twaalf andere Vlaamse begijnhoven werd het op 2 december 1998 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst. We komen nu aan de Lierse stadsvesten, officieel 'stadswandeling' maar simpel 'De vest(en)' in de stadsmond, is een 4,2 km lange groene corridor rondom de Lierse binnenstad. De naam "vesten" refereert aan de oorspronkelijke vestingmuur, de tweede stadsomwalling. Samen met het Stadspark vormen de vesten de groene long van de binnenstad. De vesten zijn onderverdeeld en hebben tussen de invalswegen telkens een andere naam. Spuivest: loopt van de Lisperpoort tot aan het Spuihuis. Sionsvest: grenst aan de Sionswijk, loopt van het Spuihuis tot aan de Leuvensepoort. Leuvensevest: loopt van de Leuvensepoort tot aan de Molpoort. Begijnenvest: grenst aan het begijnhof, loopt van de Molpoort tot de Mechelsepoort. Davidsvest: bevat een standbeeld van Kanunnik J.B. David (historicus en taalkundige) en 'het cadetje', een standbeeldje tegenover de vroegere kadettenschool Dungelhoeff, loopt van de Mechelsepoort tot de Antwerpsepoort. Bergmannvest: loopt parallel met de Anton Bergmannlaan en bevat een standbeeld van Anton Bergmann (advocaat en letterkundige), gemaakt door Frans Joris en met een huldetak gemaakt door Louis Van Boeckel, loopt van de Antwerpsepoort tot de Lisperpoort. Na de wandeling rond de vesten en gaan een eindje buiten de stad en komen zo aan de gebouwen van de voormalige Abdij Hof van Nazereth. Het prachtige domein dateert uit 1247 en het geklasseerde Poortgebouw stamt uit 1616. In 1235 trekt Bartholomeüs van Tienen met zijn zoon Wicbert naar Lier om, na Bloemendaal (omstreeks 1210) en Maagdendaal (1221), een derde cisterciënzerinnenklooster op te richten. In mei 1236 volgen zijn dochters Christina, Sybilla en Beatrijs, die aanvankelijk ook in Bloemendaal waren ingetreden. In 1245 vragen de zusters aan het Generaal Kapittel toelating het klooster te mogen verplaatsen. Twee jaar later is dit ook een feit en betrekken de zusters een nieuw klooster ten noorden van de stad Lier op de locatie gekend als ‘Nazareth’. Wat verder langs de spoorweg tot we aan het station van Lier komen nog even verder en we zijn terug aan ons vertrek. Een mooie wandeling met veel historische gebouwen.