PAREL VAN DE JEKERVALLEI.
TONGERSE WANDELVRIENDEN.
KANNE-RIEMST.
Kanne ligt aan de Jeker en wordt in tweeën gedeeld door het Albertkanaal. Het gedeelte aan de oostelijke kant van het kanaal, heet Neerkanne, het andere, aan de westelijke kant, heet Opkanne. Kanne ligt in het dal tussen het Plateau van Caestert (de Sint-Pietersberg) en de Muizenberg.
Wij vertrekken aan het Kanaal en wandelen direct het centrum in we komen aan de barokke Heilig-Grafkapel, die volledig uit mergel of kalksteen opgetrokken is. De kapel werd door Herman Jekermans, een timmermanszoon en bezoeker van het heilige land in 1647 gebouwd als kleine kopie van de H. Grafkerk te Jeruzalem om zijn belofte bij behouden terugkeer na te komen. Vooral de gevel van de kapel is sterk geornamenteerd met onder meer Toscaanse pilasters en beeldhouwwerk. De kapel werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. Vandaag een prachtig gebouw.
We wandelen iets verder het dorp uit en komen aan de eerste mergelgroeve. Deze groeves zijn ontstaan door de winning van mergelsteen blokken, die er plaatsvond tot aan het begin van de vorige eeuw. Uit dit gesteente zijn in de wijde omgeving veel huizen en monumentale gebouwen, zoals kerken, opgetrokken. Later werden in de groeves champignons gekweekt, waar de gangen door hun stabiele temperatuur bijzonder geschikt voor zijn. Momenteel worden deze mergelgroeves door plaatselijke boeren als koeienstal en voor opslag gebruikt, terwijl ze ook functioneren als toeristische attractie.
We wandelen nu de Muizenberg op en door het prachtige landschap en prachtige natuur. De mergel is overal aanwezig en de grotten en mergelwanden zijn vandaag een attractie op hun eigen. We komen nu boven het kasteel van Neercanne. Château Neercanne, voorheen Château Agimont geheten, vlakbij het dorp, maar op Nederlands grondgebied in de gemeente Maastricht. Het kasteel is het enige terrassenkasteel van Nederland. Het werd in 1698 op de resten van een oudere burcht gebouwd door de militair gouverneur van Maastricht Daniël Wolf, baron van Dopff. Na de Belgische onafhankelijkheid ijverde de toenmalige eigenaar, Baron van Thier, ervoor dat zijn bezit bij het Koninkrijk bleef. De mergelstenen muren rond de zuidelijke boomgaarden van het kasteel werden zo de landsgrens tussen België en Nederland. Van deze muren staan nog enkele delen overeind. De Heilig-Grafkapel en het voormalige Kanunnikenhuis van de Sepulchrijnen pal naast de boomgaard werden echter Belgisch. Het kasteel en de buitenplaats zijn nu in het bezit van Stichting Het Limburgs Landschap. De binnenplaats, de bossen en enkele delen van de tuinen zijn vrij te bezoeken. Vanboven af is het een prachtig geheel. We dalen af en wandelen langs het kasteel en stekken aan de Jekermolen de Jeker over. Spijtig dat het ijzeren waterrad verdwenen is. Wat verder steken we de taalgrens over en wandelen nu langs de jachthaven en dan draaien we af naar het Fort van Eben Emael.
Een stukje geschiedenis.
Sterker dan de Franse "Maginotlinie" en de Duitse "Westwall": dat was het beeld van het fort Eben-Emael in 1939. Het Belgisch leger plantte deze kolos neer in de periode 1932-1935 om een zwak punt in de Belgische defensie tegenover Duitsland te versterken: de invalswegen in de buurt van Maastricht.Eben-Emael is een reus onder de forten.
Verspreid over een oppervlakte van 75 ha (150 voetbalvelden) liggen 17 bunkers van uiteenlopende types die ondersteund werden door verschillende andere werken. Totale vuurkracht: 2100 kg. per minuut. De bunkers werden ingeplant zoals een slagschip: op het vlakke bovenplateau van de heuvel de lange-afstandartillerie; langs alle zijden onderaan de defensiebunkers, aangevuld met bijkomende versperringen. Een indrukwekkende "natuurlijke" verdediging versterkte het driehoekig fort nog: aan de oostzijde sneed het Albertkanaal door de heuvel, met verticale muren tot 60m. hoog; daarnaast een watergracht in het westen en een droge anti-tankgracht in het zuiden. In de mergelberg, 60m. onder het hoogste punt, werd een ondergrondse kazerne gebouwd. Een ondergrondse stad die het garnizoen een beleg moest laten doorstaan: slaapzalen, keuken, machinekamer, douches, waszalen, hospitaal, waterput, voorraadkamers, enz. Een indrukkwekkend tunnelstelsel van 5.5 km. verbond alle bunkers met elkaar. Een garnizoen van 1.198 militairen diende het fort operationeel te maken.
Militaire experts van verschillende landen waren het er op het einde van de jaren 1930 over eens. Dit was één van de sterkste forten van Europa. Slechts één woord om het te typeren: onneembaar! Door het verloop van de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 bleven niet alleen de spanningen tussen de beide Europese grootmachten bestaan; de gemeenschappelijke grens tussen Frankrijk en Duitsland werd voorzien van een hele reeks nieuwe forten. Dat maakte dat een doortocht door België in geval van een nieuwe oorlog tussen Frankrijk en Duitsland nog waarschijnlijker werd. Al verschillende eeuwen lang werd dit gebied omschreven als "le boulevard Paris-Berlin", verwijzend naar het geografisch voordelig karakter er van voor een militaire opmars. Met andere woorden: de gemakkelijkste weg van Parijs naar Berlijn, en omgekeerd, verliep via België.
De Belgische legerleiding en de Belgische regering zaten ondertussen niet stil. De vesting Antwerpen werd gemoderniseerd en verder uitgebouwd en er werd beslist fortengordels aan te leggen rond de strategische steden Namen en Luik. Dat leidde er concreet toe dat in de jaren 1888-1892 twaalf forten werden gebouwd rond Luik onder leiding van de bekende genie-officier Henri-Alexis Brialmont. Het gebied tussen Visé en de Nederlandse grens was echter niet goed verdedigd door deze Luikse forten en werd door Generaal Brialmont dan ook omschreven als het "Gat van Visé". Ondanks het advies van Brialmont om ook hier een fort te bouwen ging men hier niet op in. Dat bleek een zware fout want bij de Duitse inval in augustus 1914 kon de rechtervleugel van het Duitse Leger net via dit "Gat van Visé" België binnentrekken ... In 1926 werd een speciale militaire commissie opgericht die moest nagaan of een modernisering van de Luikse forten aangewezen was of niet. Meteen werd beslist om bij Eben-Emael eveneens een nieuw fort te bouwen, om het zwakke punt uit 1914 op te vullen. Het doel er van: de bruggen over de Maas (en later het Albertkanaal) in de omgeving van Maastricht afschermen. Dat moest voorkomen dat een Duits invasieleger de steenwegen zou kunnen gebruiken die toegang gaven tot het westelijk gelegen Haspengouws plateau, een ideaal opmarsgebied naar het Belgisch binnenland en naar Parijs. Het ging om een strategisch zeer belangrijk gebied want één van de twee mogelijke Duitse invalscorridors werd door de Belgische legerleiding net hier verwacht. Vanaf 1930 werd begonnen met de aanschaf van de terreinen en de eerste spade ging in 1932 de grond in. Zeven Belgische firmas werden voor de constructiewerken ingeschakeld.
De zogenaamde constructie van het fort door Duitse firmas is een fabeltje en werd waarschijnlijk ingegeven door de werkzaamheden van deze buitenlandse firmas aan het nabijgelegen Albertkanaal in dezelfde periode. In 1935 was de ruwbouw van het fort al gerealiseerd; van dan af begonnen afwerking- en aanpassingwerken die tot 10 mei 1940 bleven aanslepen. De kostprijs tot 1936: 50 miljoen BEF (toenmalige, lopende prijzen). Het fort is uitgegraven in een mergelheuvel met behulp van ervaring uit de mijnbouw. Grofweg gesteld bestaat het plan van het fort uit een driehoek met een basis van 750 meter en een hoogte van 950 meter. De totale oppervlakte van het militair domein van het fort besloeg 75 ha of 150 voetbalvelden.
Eben-Emael is daarmee het grootste Belgische fort en één van de grootste fortificaties van Europa. Aan de oostzijde van het fort doorsnijdt het Albertkanaal de mergelheuvel waardoor er mergelwanden ontstonden met quasi verticale muren tot 60 meter hoog. Langs deze verticale muren stroomde dus het Albertkanaal en iets verder de Maas. Met andere woorden: een sterke natuurlijke verdediging om een grondaanval vanuit Duitsland af te slaan. In het noordwesten werd deze grondverdediging aangevuld door een watergracht, terwijl het gebied er langs onder water kon gezet worden; in het zuiden werd een droge antitankgracht gegraven. Deze grondverdediging werd verder aangevuld met prikkeldraadversperringen tot 6 meter diep en met antitankobstakels. Op nulniveau waren rondom het fort de verdedigingsbunkers gelegen, blocs genoemd.
Uitgerust met moderne 60mm antitankkanonnen, zware machinegeweren en schijnwerpers dienden ze het fort zelf te verdedigen. 50 meter hoger, op het vlakke bovenplateau van het fort lagen de artilleriebunkers met het langeafstandgeschut, de zogenaamde kazematten en koepels. Twee machinegeweerbunkers (Mi-Noord en Mi-Zuid genoemd) dienden dit vlakke bovenplateau (het dak van het fort) te beschermen terwijl vier machinegeweren, opgesteld in loopgraven op het fort, een luchtaanval dienden af te slaan. De bewapening van het fort werd opgedeeld in twee zogenaamde batterijen. De eerste bestond uit de werken met het lange-afstandgeschut; de tweede uit de verdedigingbunkers.
Nu wandelen we van het fort terug naar ons vertrek in Kanne is een stukje langs de Jeker. En dan terug in Kanne.
Voor het fotoalbum de link volgen
|