20STE MIJNMONUMENTENWANDELING.
W.S.V. WINTERSLAG.
WINTERSLAG.
Boven de horizon van Genk steken twee torens uit. Het zijn de schachtbokken van Winterslag. Hier namen destijds duizenden mijnwerkers de lift naar beneden, om 800 meter onder de grond naar steenkool te graven.




De mijn van Winterslag mag gerust de oudste Limburgse mijn genoemd worden, aangezien deze mijn als eerste van het Kempische bekken de productie begon. Dat was in 1917. Niet minder dan vier productieverdiepingen werden uitgebaat in de mijn van Winterslag: op 600, op 660, op 735 en tenslotte op 850 meter diepte werden er kolen gewonnen. Om de vrij lage productiviteit te verhogen werd schacht I in 1962 omgebouwd voor skips, grote metalen bakken in plaats van liftkooien met verdiepingen, geïnstalleerd zodat de wagentjes met steenkool niet telkens naar boven moesten om te worden uitgekipt en daarna terug naar beneden. Vanaf nu konden 15 ton steenkool in één keer worden bovengehaald. Het jaarproductierecord werd bereikt in 1967 met 1 635 514 ton naar boven gehaalde steenkool. Toen de mijn in 1988 na 71 jaar productie dichtging, waren niet minder dan 66 593 000 ton kolen gedolven. Qua tewerkstelling bereikte Winterslag zijn hoogtepunt in 1953 met 6 250 mijnwerkers. Op 1 april 1988 werd de allerlaatste steenkoolwagen in Winterslag naar bovengehaald. Het was meteen de sluiting van de laatste Genkse mijn, na Zwartberg en Waterschei.




Een opmerkelijk detail is dat een nieuw productierecord van Winterslag werd bereikt in de weken voor 4 december 1987, vier maanden voor de definitieve sluiting. Nog een laatste maal hadden de mijnwerkers van Winterslag willen bewijzen hoe goed ze waren in hun job. Vandaag is “De mijnsite van Winterslag” belangrijk industrieel erfgoed dat moeiteloos kan concurreren met buitenlandse industriële sites. Als bezoeker raak je meteen in de ban van de monumentaliteit van de gebouwen, van de krachtige architectuur en van het resterende unieke interieur.



Wij verlaten de mijnsite om een wandeling te maken door de tuinwijken . Om de mijnwerkers een woning te geven werd het concept van de tuinwijken bedacht. Geïnspireerd door de toen populaire Engelse tuinwijken, werden cités aangelegd dichtbij de mijnzetels en in een groene omgeving. Deze bleven ook na de mijn bewoond en ademen nog steeds een bijzondere charme uit. De Cité van Winterslag werd in 1912 ontworpen door de Brusselse architect Adrien Blomme (1878-1940). Hij werd ingehuurd door mijndirecteur Evence Coppée die comfortabele en hygiënische woningen wilde voor zijn arbeiders, bedienden en ingenieurs. De duidelijke hiërarchie in de mijn moest ook weerspiegeld worden in de huizen.






Architect Blomme legde de wijk aan naar het voorbeeld van de Engelse tuinwijken met veel open ruimte en groen om het grauwe karakter van de industrie te verdoezelen. De mijn voorzag in alle behoeften en richtte ook de openbare voorzieningen op, zoals scholen, de kerk, het ziekenhuis enzovoort. Blomme verdeelde de wijk van Winterslag in een oostelijk en westelijk gedeelte. In het oosten huizen de ingenieurs, bedienden en geschoolde arbeiders, in het westen – verder van de mijnzetel – de arbeiders. De tuinwijk van Winterslag werd in verschillende fases opgebouwd: Vlak voor de Eerste Wereldoorlog schoten de eerste woningen van de Cité I van Winterslag uit de grond. Voor hun tijd boden ze veel en moderne luxe. Cité II werd hoofdzakelijk tussen 1922 en 1926 aangelegd en de bouw van Cité III wordt aangevat in 1930 maar wordt slechts heel gedeeltelijk gerealiseerd. Cite IV, die tussen 1947 en 1950 werd gebouwd is de zogenaamde Kolenslagcité om de vele, veelal Italiaanse migrantenfamilies te huisvesten.






Wij wandelen door de tuinwijken en langs de mijnkathedralen, de school en andere gebouwen die door de mijnen opgericht zijn, na een tijdje komen we aan de grote open vlakte begroeid met heide, wat prachtige beelden oplevert. Wij wandelen door dit natuurgebied gewoon prachtig. Dan komen we aan De terril van Winterslag, deze is momenteel niet vrij toegankelijk voor bezoekers en wandelaars. De voormalige terril van Winterslag krijgt een nieuwe vorm en wordt bezaaid met een lage begroeiing. Hoogte op de top van de terril: 163 meter.





De mijnbouw in Winterslag had heel wat gevolgen voor mens en milieu. Enorme hoeveelheden afval kwamen vrij tijdens het delven en sorteren van de delfstoffen. Zo ontstonden de bergen van mijnsteen (terrils), slibbekkens en vliegas. Bij het delven van steenkool kwam er enorm veel mijnsteen bovengronds. Elke 100 kg ruwe kool die naar de oppervlakte gehaald werd, bevatte 47,5% stenen. Nog even en wij zijn terug aan de mijngebouwen.




Wij wandelen tussen de gerestaureerde gebouwen en kunnen ons een idee geven van wat hier allemaal te zien was. Na we onze wandelboekjes hebben laten afstempelen bezoeken we nog even de gebouwen van binnen. Gebouwen opgetrokken uit bak- en natuursteen, op een breukstenen sokkel. Gevels in neotraditionale en neoclassicistische stijl, met gebruik van de voor deze stijlen typische ornamenten. Blikvangers op deze site zijn de directie- en kaderburelen (1914-1918) en de prestigieuze badzalen in neo-Vlaamse renaissancestijl met bijhorende lampenzaal. De zuidelijke badzaal - op de hoek met de Noordlaan- is pas in de jaren 1930 bijgebouwd.




Opvallend is de onafgewerkte klokkentoren tussen beide badzalen. Schachttorens opgetrokken volgens het bok-type, met liftkoker (boven mijnschacht) tussen beide bokspieren, en twee boksderdebenen. Schachtbok II (hoogte 45 meter) rust in betonnen schoenen. Per schachttoren een ophaalgebouw 1914 en 1916, waarvan dit van schacht II nog grotendeels in originele toestand bewaard bleef. Tussen beide ophaalgebouwen: compressoren- en ventilatorengebouw (1918).





Ontvangstgebouw schacht II, opgetrokken vanaf 1916-17, nog grotendeels in originele toestand, alhoewel verzakt door mijnschade. Hier kunnen we binnen een kijkje gaan nemen, wij nemen ruim de tijd om hier eens rond te kijken.
Voor het fotoalbum de link volgen
|