Plezierwandeling 1 - “De gouden rivier” Montenau
Ontdekking van een geheime rivier : de rijkdom zit in het landschap, niet in de zogezegde goudmijn.
Het pad loopt verder tussen dennen en beuken en gaat het « Wolfsbuch » in, het bos van de wolf dat zich tot buiten de Oostkantons uitbreidt en dat zijn territorium was tot in de XIX eeuw. Ook al horen we zijn gehuil de laatste 100 jaar niet meer in de Ardennen, de etymologie van het bos herinnert ons aan zijn aanwezigheid. We volgen de Amblève die dwars door het oude Ardens massief loopt. Langs de oevers is het sereen. Een houten brug en houten vlonders brengen ons naar Thirimont, een gehucht dat geïsoleerd lijkt in een doosje van loof. Een brug en we hebben de rivier weer vlak bij ons. Langs de oevers zien we af en toe sporen van een vroege exploitatie van goudzoekers. Mannen droomden van een rijk leven dankzij deze gouden rivier: we beelden ons in dat ze goud zoeken langs de oevers van de rivier, die nu verlaten zijn. Het geruis van de Amblève wiegt ons bijna in slaap. In de verte horen we het gezang van een koekoek. Wat verder zweeft een koppel buizerds boven onze hoofden: de natuur is vriendelijk voor ons in Montenau.
Vertrek van de wandeling tegenover Het Sint-Rafaëlklooster: Begin 20e eeuw werd door de Antwerpse koopman Grisar een grote villa gebouwd, die in 1928 in gebruik werd genomen door de Missionarissen van Steyl, welke hier een rusthuis voor missionarissen inrichtten. Daartoe werd het gebouw in de jaren '30 van de 20e eeuw nog uitgebreid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de gebouwen gebruikt als veldhospitaal voor Duitse militairen. In 1951 werd in de nabijheid van het klooster, en op initiatief van de paters, een kapel gebouwd, gewijd aan Maria Maagd der Armen. Deze kapel werd opgericht uit dank dat Iveldingen en Montenau gespaard waren gebleven van de verwoestingen tijdens het Ardennenoffensief. Er werd vanuit de omliggende dorpen jaarlijks een lichtjesprocessie naar deze kapel georganiseerd, welke ook na de sluiting van het klooster door zal gaan.
Goudkoorts van Montenau: In 1876 deed de Duitser Julius Jung geologisch onderzoek in de streek rond Sankt Vith. Hij werkte aan een tracé voor een spoorlijn die Aken en Sankt Vith moest verbinden: de Vennbahn. Jung had als ploegbaas gewerkt in Amerikaanse goudmijnen en was geïntrigeerd door goudvondsten bij Amel. Er waren bewijzen van primitieve goudwinning in de Romeinse tijd en ook toponiemen verwijzen naar goud: Goldgrübe, Goldgrof en Goldkuhl bij Montenau en Recht; Goldbach am goldenen Bitgeleisen nabij Faymonville of de Heid de la mine d'Or nabij Quarreux, tussen Aywaille en Stoumont of ander plaatsen in het stroomgebied van de Amel. Jung wist dat in dit gebied 'een grote goudader' moest liggen. Hij mikte op Montenau en kreeg een concessie voor 2 miljoen vierkante meter. Jung ging zoeken en vond goud. Zijn zoon Friedrich pakte de zaak groots aan, naar Amerikaans voorbeeld, en gedurende enkele jaren won Jung met zijn maatschappij 5 gram goud per ton gesteente. Via de pers werden zijn activiteiten bekend en de goudzoekers kwamen naar Montenau, doch alleen Jung vond goud. Montenau paste zich aan aan de goudkoorts. Er kwamen cafés en zelfs bordelen. In 1919 trok de Duitse regering de concessie in op grond van ecologische motieven. De uitgravingen mis maakten het natuurlijke landschap. Montenau vergat al snel de goudkoorts.
|